Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nederlek

Toeslagen- en verlagingenverordening 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nederlek
Officiële naam regelingToeslagen- en verlagingenverordening 2004
CiteertitelToeslagen- en verlagingenverordening 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 8 van de Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200430-07-2013Onbekend

02-12-2003

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

TOESLAGEN- EN VERLAGINGENVERORDENING 2004

Nr. 0403394

De raad van de gemeente Nederlek,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 8 van de Wet werk en bijstand;

Overwegende dat het gemeentebestuur conform de Wet werk en bijstand onder meer bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verhoogd of verlaagd en welke criteria daaraan ten grondslag liggen;

Besluit vast te stellen de volgende Toeslagen- en verlagingenverordening 2004 tot wijziging van de verordening toeslagen op- en verlagingen van de bijstandsnorm ingevolge de Wet werk en bijstand 2004;

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving
  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a.de wet:de Wet werk en bijstand (Stb. 2003, nr. 375);
    b.alleenstaande:de ongehuwde van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar die geen tot zijn last komende kinderen heeft en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij de bloedverwant in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte en de alleenstaande deze zorg verleent;
    c.alleenstaande ouder:de ongehuwde van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar die de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn laste komende kinderen en geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij de bloedverwant in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte en de alleenstaande ouder deze zorg verleent;
    d.gehuwdentwee personen van 21 jaar of ouder maar jonger dan 65 jaar die het huwelijk zijn aangegaan zoals bedoeld in Boek 1 van het BW;
    e.gelijkstellingmet gehuwden worden gelijk gesteld geregistreerde partners alsmede ongehuwden die een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft bloedverwanten in de eerste graad of bloedverwanten in de tweede graad indien er bij een van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte en deze zorg door de ander wordt verleend;
    f.kind:het in Nederland woonachtige eigen kind of stiefkind;
    g.ten laste komend kind:het kind, jonger dan 18 jaar voor wie de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak op kinderbijslag kan maken;
    h.belanghebbende:degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;
    i.woning:een woning, een woonwagen of een woonschip;
    j.woonkosten:1. indien een huurwoning wordt bewoond: de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als bedoeld in de Huursubsidiewet (Stb.1997, 197); 2. indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten (waarbij onder zakelijke lasten worden verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsaandeel van de onroerendzaakbelastingen, de brandverzekering, de opstalverzekering en het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten) en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud. 3. indien een woonwagen of woonschip wordt bewoond: bijvoorbeeld stageld, liggeld of onroerend-zaakbelastingen, in ieder geval niet zijnde energiekosten.
    k.netto minimumloon:minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimum-vakantiebijslag, verhoogd met de aanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel in de ziekenfondspremie; de loonheffing en premies volksverzekeringen worden berekend overeenkomstig de bepalingen in artikel 37, tweede lid, van de wet.
    l.zorgbehoefte:zodanige behoefte aan zorg dat het zelfstandig wonen van de zorgbehoevende niet mogelijk is voor zover dit door middel van een indicatie tot opname of een andere medische indicatie is vastgesteld.
  • 2. Als ongehuwd wordt mede aangemerkt degene van 21 jaar en ouder maar jonger dan 65 jaar die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

  • 3. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen (jonger dan 65 jaar) hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

  • 4. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

    • a.

      zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van 2 jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;

    • b.

      uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

    • c.

      zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract, of

    • d.

      zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding bedoeld in het derde lid.

Artikel 2 Categorieën
  • 1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorie-aanduiding.

  • 2. De categorieën worden aangeduid als:

    • a.

      alleenstaande;

    • b.

      alleenstaande ouder;

    • c.

      gehuwden.

Afdeling 2 Criteria voor alleenstaanden en alleenstaande ouders

Artikel 3 Toeslagen

De bijstandsnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder wordt conform artikel 25 van de wet verhoogd met een toeslag in de volgende situaties:

  • 1.

    De bijstandsnorm voor de alleenstaande of alleenstaande ouder wordt verhoogd met een toeslag van 20% van het netto minimumloon indien in zijn woning geen anderen hun hoofdverblijf hebben.

  • 2.

    De bijstandsnorm als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder eveneens verhoogd met een toeslag van 20% van het netto minimumloon indien:

    • a.

      er uitsluitend sprake is van een medebewoner als gevolg waarvan beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

    • b.

      er uitsluitend sprake is van één of meerdere kinderen jonger dan 21 jaar die hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning;

    • c.

      er uitsluitend sprake is van één of meerdere kinderen van 21 jaar of ouder, die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, zoals bedoeld in de wet;

    • d.

      er uitsluitend sprake is van een inwonende bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad waarbij bij deze bloedverwant sprake is van zorgbehoefte en de alleenstaande of de alleenstaande ouder deze zorg verleent.

  • 3.

    De bijstandsnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder wordt verhoogd met een toeslag van 10% van het netto minimumloon indien sprake is van medebewoning en niet sprake is van één van de situaties van lid 2.

Artikel 4 Ontbreken woonkosten

De bijstandsnorm wordt niet verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of alleenstaande ouder geen woonkosten heeft als gevolg van het bewonen van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden.

Artikel 5 Alleenstaanden van 21 jaar

De toeslag als bedoeld in artikel 3 bedraagt voor een alleenstaande van 21 jaar niet meer dan 10% van het netto minimumloon.

Afdeling 3 Criteria voor (echt)paren

Artikel 6 Medebewoning

De bijstandsnorm voor gehuwden wordt verlaagd met 10% van het netto minimumloon indien sprake is van medebewoning, tenzij:

  • a.

    er uitsluitend sprake is van een medebewoner als gevolg waarvan beroepsmatige verzorging volledig of in belangrijke mate achterwege blijft;

  • b.

    er uitsluitend sprake is van één of meerdere kinderen jonger dan 21 jaar die hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning;

  • c.

    er uitsluitend sprake is van één of meerdere kinderen van 21 jaar of ouder, die onderwijs of een beroepsopleiding volgen en hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, zoals bedoeld in de wet;

  • d.

    er uitsluitend sprake is van een inwonende bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad waarbij bij deze bloedverwant sprake is van zorgbehoefte en de alleenstaande of de alleenstaande ouder deze zorg verleent.

Artikel 7 Ontbreken woonkosten

De bijstandsnorm wordt verlaagd met 10% van het netto minimumloon indien de gehuwden geen woonkosten hebben als gevolg van het bewonen van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden.

Afdeling 4 Cumulatie

Artikel 8 Bijstandsnorm
  • 1. De bijstandsnorm van de alleenstaande of alleenstaande ouder bedraagt:

    • a.

      minimaal respectievelijk 50% en 70% van het netto minimumloon, tenzij sprake is van maatregelen als gevolg van verwijtbaar gedrag;

    • b.

      maximaal respectievelijk 70% en 90% van het netto minimumloon.

  • 2. De bijstandsnorm voor gehuwden bedraagt:

    • a.

      minimaal 80% van het netto minimumloon, tenzij sprake is van maatregelen als gevolg van verwijtbaar gedrag;

    • b.

      maximaal 100% van het netto minimumloon

Artikel 9 Uitvoering
  • 1. Het college is belast met de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 10 van deze verordening.

  • 2. Het college is bevoegd het nemen van beslissingen op aanvragen om bijstand, alsmede de aanpassing van reeds verleende bijstand aan gewijzigde omstandigheden en de nadere uitwerking van een genomen beslissing inzake het verlenen van bijstand op te dragen aan door hen daartoe aangewezen ambtenaren, zulks onder nader door hen te stellen regels en onder behoud van hun verantwoordelijkheid.

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, als de toepassing hiervan leidt tot bijzondere onredelijke gevolgen.In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als : Toeslagen- en verlagingenverordening 2004

Artikel 12 Inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2004.

  • 2. De ‘Verordening toeslagen op- en verlagingen van de norm ingevolge de Wet werk en bijstand 2004’ van december 2003 wordt ingetrokken op het moment van de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nederlek van <datum>

de griffier, de voorzitter

(J.C. Hoftijzer) (ir. C.W. Veerhoek)