Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Hoogezand-Sappemeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingNadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Hoogezand-Sappemeer
CiteertitelNadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Hoogezand-Sappemeer
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerp
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2, tweede lid van de Algemene subsidieverordening Hoogezand-Sappemeer 2013
  2. Artikel 4, derde lid van de Algemene subsidieverordening Hoogezand-Sappemeer 2013
  3. Artikel 6, eerste en tweede lid van de Algemene subsidieverordening Hoogezand-Sappemeer 2013

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-12-201531-12-201501-10-2017Nieuwe regeling

01-12-2015

Gemeenteblad, 11 december 2015, nr. 119000, jaargang 2015

Onbekend

Tekst van de regeling

Nadere regels Algemene Subsidieverordening Hoogezand-Sappemeer 2013 peuteropvang en voorschoolse educatie

Burgemeester en Wethouders van Hoogezand-Sappemeer;

overwegende dat het gewenst is dat alle kinderen in de gemeente Hoogezand-Sappemeer zonder achterstanden starten op het basisonderwijs

gelet op artikel 2, tweede lid, artikel 4, derde lid en artikel 6, eerste en tweede lid van de Algemene subsidieverordening Hoogezand-Sappemeer 2013besluitenvast te stellen de volgende regeling:

“Nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Hoogezand-Sappemeer”

Artikel 1 Doel en doelgroep

  • 1. Deze regeling heeft ten doel het realiseren van integrale peuteropvang gelieerd aan basisscholen alsmede het waarborgen van de kwaliteit van peuteropvang.

  • 2. Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen geregistreerde houders .

  • 3. Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt aan uitvoeringsorganisaties voor zover die peuteropvang als bedoeld in lid 1 aanbieden in de gemeente Hoogezand-Sappemeer.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    a.Wet en regelgeving: de wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gemeente Hoogezand-Sappemeer 2011;Wet ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie;

  • b.

    Algemene subsidieverordening: de algemene subsidieverordening Hoogezand-Sappemeer 2013;

  • c.

    Subsidie: een jaarlijkse subsidie op grond van de Algemene Subsidieverordening;

  • d.

    Integrale peuteropvang: een aanbod gericht op kinderen van 2,5 tot 4 jaar oud waarin met een VVE programma de ontwikkeling wordt gestimuleerd, aangeboden binnen een groep van 2,5 tot 4 jarigen, waarbij:

    • -

      de als VVE doelgroep geïndiceerde peuters en de overige peuters beide binnen dezelfde groep deelnemen; en

    • -

      de peuteropvang in een basisschool in Hoogezand-Sappemeer is gehuisvest waarmee inhoudelijk wordt samengewerkt zodat er een doorgaande leerlijn is gerealiseerd tussen de voor- en vroegschoolse educatie (VVE).

  • e.

    Uitvoeringsorganisatie: aanbieder van peuteropvang in de gemeente Hoogezand-Sappemeer die geregistreerd staat in het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzaalwerk als aanbieder van kinderopvang;

  • f.

    Doelgroepkinderen voorschoolse educatie: kinderen die in aanmerking komen voor een aanbod voorschoolse educatie op grond van door het college vastgestelde criteria;

  • g.

    Peuterplaats peuteropvang basisaanbod: een aanbod peuteropvang van minimaal 5,5 uur tot maximaal 7 uur per week verdeeld over twee verschillende dagen per week gedurende 40 weken per jaar;

  • h.

    Peuterplaats peuteropvang voorschoolse educatie (VE): een aanbod voorschoolse educatie gericht op een doelgroepkind VE van minimaal 10 en maximaal 12 uur per week op tenminste 3 verschillende dagen per week gedurende maximaal 40 weken per jaar;

  • i.

    VVE programma: een erkend voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut ;

  • j.

    Voorziening: het aanbod integrale peuteropvang zoals een uitvoeringsorganisatie dat op een specifieke locatie aanbiedt;

  • k.

    Ouderbijdragen: de eigen bijdrage die ouders betalen voor peuteropvang;

  • l.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • m.

    College: Het college van burgemeester en wethouders van Hoogezand-Sappemeer.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Op grond van deze regeling kan subsidie worden verleend voor het realiseren van integrale peuteropvang.

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidieverlening kan worden geweigerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:35 Awb en in de artikelen 8 en 9 van de Algemene subsidieverordening.

  • 2. Subsidie wordt geweigerd wanneer het subsidieplafond bereikt is. (Zie ook 4:25.2 Awb)

Artikel 5 Procedurebepalingen

  • 1. De aanvraag voor subsidie wordt ingediend conform de bepalingen in de Algemene subsidieverordening met uitzondering van artikel 6 lid 1 van de algemene subsidieverordening. Subsidieaanvragen worden uiterlijk 31 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar ingediend;

  • 2. In de aanvraag wordt voorts vermeld per voorziening:

    • a.

      Registratienummer, locatienaam, adres en contactgegevens;

    • b.

      Het aantal kinderen voor wie in het kalenderjaar plaatsen peuteropvang basisaanbod wordt aangeboden (zoals bedoeld in artikel 2 onder g) waarbij onderscheid wordt gemaakt in plaatsen waarbij de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag en de ouders die dit niet hebben;

    • c.

      Het aantal kinderen voor wie in het kalenderjaar plaatsen peuteropvang VE wordt aangeboden (zoals bedoeld in artikel 2 onder h) waarbij onderscheid wordt gemaakt in plaatsen waarbij de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag en de ouders die dit niet hebben;

    • d.

      Een opgave van het voor het kalenderjaar geldende uurtarief;

    • e.

      Een opgave van de (verwachte) inkomsten uit ouderbijdragen ;

    • f.

      Een beschrijving van het vve-programma zoals bedoeld in artikel 2 onder i;

    • g.

      Een verklaring dat wordt voldaan aan de bepalingen en verplichtingen van deze subsidieregeling.

  • 3. Het college neemt voor 1 januari van het kalenderjaar een besluit over de subsidieverlening.

  • 4. Het college kan voor het indienen van aanvragen subsidieverlening peuteropvang een model aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 6 Grondslag voor de subsidieberekening, subsidieverlening, ouderbijdragen en bevoorschotting

  • 1.

    De grondslag voor de subsidieverlening is het aantal te realiseren bezette plaatsen peuteropvang basisaanbod en VE;

  • 2.

    Het college verleent per plaats een subsidie voor:

    • a.

      Een peuterplaats peuteropvang basisaanbod voor ouders die aantoonbaar niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt een subsidiabel aantal uren van 220 op jaarbasis; of

    • b.

      Een peuterplaats voorschoolse educatie voor kinderen met een doelgroepsindicatie, voor ouders die aantoonbaar niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Hierbij geldt een subsidiabel aantal uren van 440 op jaarbasis (inclusief het aanbod van artikel 6 lid 2 onder a); of

    • c.

      De aanvullende 220 uren voorschoolse educatie voor kinderen met een doelgroepsindicatie voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Deze ouders dienen kinderopvangtoeslag aan te vragen voor het basisaanbod van 220 uren; en

    • d.

      De meerkosten van peuteropvang basisaanbod voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Deze meerkosten worden als volgt berekend: de door het college vastgestelde uurprijs waarop subsidie wordt verleend (artikel 6 lid 3) minus de door het college vastgestelde uurprijs zoals deze naar ouders wordt gehanteerd (artikel 6 lid 5) X 220 uren.

Bovenstaande is weergegeven in onderstaande tabel:

 Geen doelgroepindicatie Wel doelgroepindicatie
Ouders komen niet in aanmerking voor kinderopvangtoeslag Gemeentelijke subsidie voor 220 uren (a)Gemeentelijke subsidie voor 440 uren (b)
Ouders komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslagOuders vragen kinderopvangtoeslag aan Gemeentelijke subsidie voor meerkosten peuteropvang basisaanbod (d)Ouders vragen kinderopvangtoeslag voor 220 uren basisaanbod aan; Gemeentelijke subsidie voor meerkosten peuteropvang basisaanbod (d) Gemeentelijke subsidie voor aanvullende 220 uren VE (c)
  • 3.

    Het college stelt jaarlijks de maximale uurprijs vast op basis waarvan subsidie wordt verleend voor de peuterplaats peuteropvang basisaanbod en de peuteropvang VE;

  • 4.

    De subsidie per uur is nooit hoger dan de door uitvoeringsorganisaties bij de aanvraag opgegeven uurprijs;

  • 5.

    Het college stelt jaarlijks voorafgaande aan het kalenderjaar de inkomensafhankelijke ouderbijdragetabel vast. Ook stelt het college de uurprijs vast die gehanteerd wordt richting ouders, zowel naar de ouders die gebruik maken van een gesubsidieerde plaats als naar ouders die gebruik maken van de kinderopvangtoeslag.

  • 6.

    Ouders betalen voor kinderen met een doelgroepsindicatie alleen een ouderbijdrage voor het basisaanbod.

  • 7.

    De uitvoeringsorganisatie ontvangt de ouderbijdragen, vastgesteld op grond van lid 5 uit dit artikel. Zij is verantwoordelijk voor het uitvoeren van een inkomenstoets, het innen van de betalingen en het bijbehorende risico van dubieuze debiteuren.

  • 8.

    De te verlenen subsidie per peuterplaats peuteropvang basisaanbod (lid 2 onder a) wordt bepaald op de hoogte van het door de uitvoeringsorganisatie bij aanvraag opgegeven uurtarief met dien verstande dat het op basis van lid 3 door het college vastgestelde uurtarief de hoogte bepaalt als dit lager is dan het opgegeven uurtarief vermenigvuldigd met 220 en verminderd met de ouderbijdrage conform lid 5 en 7 uit dit artikel.

  • 9.

    De te verlenen subsidie per peuterplaats VE (lid 2 onder b) wordt bepaald op de hoogte van het door de uitvoeringsorganisatie bij aanvraag opgegeven uurtarief voor peuteropvang VE met dien verstande dat het op basis van lid 3 door het college vastgestelde uurtarief de hoogte bepaalt als dit lager is dan het opgegeven uurtarief, vermenigvuldigd met 440 en verminderd met de ouderbijdrage conform lid 5, 6 en 7 uit dit artikel.

  • 10.

    De te verlenen subsidie voor aanvullende uren voorschoolse educatie voor ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag (lid 2 onder c) wordt bepaald op de hoogte van het door de uitvoeringsorganisatie bij aanvraag opgegeven uurtarief voor peuteropvang VE met dien verstande dat het op basis van lid 3 door het college vastgestelde uurtarief de hoogte bepaalt als dit lager is dan het opgegeven uurtarief, vermenigvuldigd met 220, verminderd met de ouderbijdrage conform lid 5, 6 en 7 uit dit artikel.

  • 11.

    De subsidie wordt per kwartaal bevoorschot. De hoogte van het voorschot bedraagt ten hoogste 90 % van het verleende bedrag.

Artikel 7 Subsidieplafond

  • 1. Het college bepaalt jaarlijks met inachtneming van de in de (concept) gemeentebegroting vastgestelde budgetten voorafgaand aan het kalenderjaar welk bedrag als subsidieplafond beschikbaar is voor peuteropvang basisaanbod en welk bedrag voor peuteropvang VE;

  • 2. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar de maximale uurprijs vast op basis waarvan subsidie wordt verleend voor de peuterplaats peuteropvang basisaanbod en de peuteropvang VE (conform artikel 6 lid 3);

  • 3. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar vast de inkomensafhankelijke ouderbijdragetabel en de maximale uurprijs die naar ouders toe wordt gehanteerd (conform artikel 6 lid 5);

  • 4. Het college stelt jaarlijks voor 1 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar vast de hoogte van de subsidie voor de meerkosten voor de plaatsen die worden afgenomen door ouders die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag (conform artikel 6 lid 2 onder d);

  • 5. Het college verdeelt de op grond van lid 1 van dit artikel vastgestelde bedragen voor peuteropvang basisaanbod als volgt:

    • i.

      Per uitvoeringsorganisatie wordt conform de berekening van artikel 6 de kosten van het aangevraagde aantal peuterplaatsen peuteropvang basisaanbod per voorziening berekend;

    • ii.

      Wanneer het totaal van alle subsidiabele aanvragen van alle voorzieningen het op grond van lid 1 vastgestelde bedrag voor peuteropvang basisaanbod voor het kalenderjaar niet overschrijdt wordt op grond hiervan het aantal subsidiabele peuterplaatsen peuteropvang basisaanbod voor het kalenderjaar per voorziening vastgesteld;

    • iii.

      Indien het totaal van de aangevraagde subsidie het op grond van lid 1 vastgestelde bedrag overschrijdt, vindt een herverdeling van de te verlenen subsidie peuteropvang per aanvrager plaats, bij deze herverdeling wordt het bedrag verdeeld op basis van de per 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar bezette peuterplaatsen peuteropvang;

    • iv.

      Wanneer er daarna nog een bedrag resteert ten opzichte van het op grond van lid 1 vastgestelde bedrag , wordt dit restant gelijkelijk verdeeld over de aanvragers.

  • 6. Het college verdeelt de op grond van lid 1 van dit artikel vastgestelde bedragen voor peuteropvang voorschoolse educatie als volgt:

    • i.

      Per uitvoeringsorganisatie wordt conform de berekening van artikel 6 de kosten van het aangevraagde aantal peuterplaatsen peuteropvang voorschoolse educatie per voorziening berekend;

    • ii.

      Wanneer het totaal van alle subsidiabele aanvragen van alle voorzieningen het op grond van lid 1 vastgestelde bedrag voor peuteropvang VE voor het kalenderjaar niet overschrijdt wordt op grond hiervan het aantal subsidiabele peuterplaatsen peuteropvang VE voor het kalenderjaar per voorziening vastgesteld ;

    • iii.

      Indien het totaal van de aangevraagde subsidie het op grond van lid 1 vastgestelde bedrag overschrijdt vindt een herverdeling van de te verlenen subsidie peuteropvang VE per aanvrager plaats, bij deze herverdeling wordt het bedrag verdeeld op basis van de per 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar bezette peuterplaatsen peuteropvang VE;

    • iv.

      Wanneer er daarna nog een bedrag resteert ten opzichte van het op grond van lid 1 vastgestelde bedrag , wordt dit restant gelijkelijk verdeeld over de aanvragers.

Artikel 8 Subsidievaststelling

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend voor 1 april volgend op het kalenderjaar;

  • 2. Bij deze aanvraag wordt een verslag gevoegd waarin is opgenomen:

  • a. Het aantal peuterplaatsen peuteropvang dat is afgenomen door ouders die gebruik maken van kinderopvangtoeslag;

  • b. Het aantal peuterplaatsen peuteropvang dat is afgenomen door ouders die in gebruik maken van een gesubsidieerde plaats;

  • c. Het aantal peuterplaatsen voorschoolse educatie dat is afgenomen door ouders die in gebruik maken van kinderopvangtoeslag;

  • d. Het aantal peuterplaatsen voorschoolse educatie dat is afgenomen door ouders die in gebruik maken van een gesubsidieerde plaats;

  • e. De over het kalenderjaar ontvangen inkomsten uit ouderbijdragen;

  • f. Informatie over de wijze waarop invulling is gegeven aan artikel 9 lid 2 en 3.

  • 3. Het college stelt de subsidie vast op basis van het gedurende het kalenderjaar daadwerkelijke bezette aantal peuterplaatsen peuteropvang en peuteropvang voorschoolse educatie waarbij de ontvangen ouderbijdragen in mindering worden gebracht.

  • 4. Het college kan formulieren vaststellen voor het indienen van aanvragen tot subsidievaststelling.

  • 5. Het college kan nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren.

Artikel 9 Verplichtingen integrale peuteropvang algemeen

  • 1. De uitvoeringsorganisatie voldoet aan wet- en regelgeving zoals bedoeld in artikel 2 onder a.

  • 2. De uitvoeringsorganisatie van de integrale peuteropvang streeft aantoonbaar naar een zo hoog mogelijke kwaliteit en naar beoordelingen van de Inspectie van het Onderwijs en de GGD die minimaal gelden als voldoende of beter.

  • 3. De uitvoeringsorganisatie van de peuteropvang en het schoolbestuur van de bijbehorende basisschool hebben per locatie een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Hierin zijn minimaal vastgelegd de afspraken over de gehanteerde gezamenlijke of aansluitende VVE methodiek en de wijze waarop ouders worden betrokken.

  • 4. De uitvoeringsorganisatie streeft naar een samenwerking tussen de peuteropvang en de bijbehorende basisschool die de kwaliteit van de VVE en de doorgaande leerlijn ten goede komt.

  • 5. De uitvoeringsorganisatie werkt met een kind- of ontwikkelvolgsysteem.

  • 6. De uitvoeringsorganisatie zorgt voor overdracht van gegevens over de ontwikkeling van het kind bij de doorstroom aar de basisschool.

  • 7. De uitvoeringsorganisatie werkt samen met de jeugdgezondheidszorg (JGZ).

  • 8. De uitvoeringsorganisatie werkt mee aan taalstimuleringsprojecten binnen de gemeente Hoogezand-Sappemeer.

  • 9. De uitvoeringsorganisatie levert overzichten van deelnemende peuters aan de gemeente Hoogezand-Sappemeer ten behoeve van monitoringsactiviteiten.

  • 10. De uitvoeringsorganisatie voert een inzichtelijke administratie ten behoeve van artikel 8 lid 4 specifiek informatie waaruit blijkt dat ouders niet toeslaggerechtigd zijn en inkomensgegevens van ouders. Bij gebruik van voorschoolse educatie beschikt de uitvoeringsorganisatie over een kopie van de indicatie van de JGZ.

Artikel 10 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op de eerste dag na algemene bekendmaking.

  • 2. De nadere regels voor regulier peuterspeelzaalwerk, vastgesteld op 18-12-2012, worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid vermelde datum.

  • 3. Artikel 3, lid 1,2 en 5 van de nadere regels voor onderwijsachterstandenbeleid, vastgesteld op 18-12-2012 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid vermelde datum.

Artikel 11 Overgangsbepaling

  • 1. De vaststelling van de subsidie over kalenderjaar 2015 vindt plaats op grond van de ten tijde van subsidieverlening van toepassing zijnde regelgeving.

  • 2. Aanvragen voor kalenderjaar 2016 worden afgehandeld op grond van de nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie.

  • 3. Aanvragen voor subsidie voor kalenderjaar 2016 worden, in afwijking van artikel 5 lid 1, tot uiterlijk 31 december 2015 ingediend.

  • 4. In afwijking van artikel 7 lid 2, 3 en 4 worden de maximale uurprijs op basis waarvan subsidie wordt verleend voor de peuterplaats peuteropvang basisaanbod en de peuteropvang VE; de inkomensafhankelijke ouderbijdragetabel; de maximale uurprijs die naar ouders toe wordt gehanteerd en de hoogte van de subsidie voor de meerkosten voor de plaatsen die worden afgenomen door ouders die in aanmerkingkomen voor kinderopvangtoeslag, voor 15 december 2015 vastgesteld.

Artikel 12 Citeerartikel

Deze subsidieregeling kan worden aangehaald als “nadere regels peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Hoogezand-Sappemeer”.