Overheidsorganisatie | Gemeente Bodegraven |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Bodegraven 2009 |
Citeertitel | Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Bodegraven 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is van rechtswege vervallen op grond van artikel 28 Wet algemene regels herindeling per 1 januari 2013.
Wet geurhinder en veehouderij
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-03-2010 | 01-01-2013 | Van rechtswege vervallen op grond van artikel 28 Wet algemene regels herindeling | 11-02-2010 Bodegraafs Nieuwsblad 04-03-2010 | Raadsvergadering 11-02-2010 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Wet geurhinder en veehouderij;
agrarische inrichting: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;
geurgevoelig object: een geurgevoelig object zoals omschreven in de wet;
vaste afstandsdieren: dieren van diercategorieën waarvoor op grond van de wet geen geuremissiefactor is vastgesteld;
geuremissiefactor: geuremissiefactor zoals omschreven in de wet;
bebouwde kom: de gebieden ‘wonen’, ‘werken 1’, ‘werken 2’ en ‘centrum’ zoals opgenomen op de Gebiedstypekaart Bodegraven 2006.
De afstand, als bedoeld in artikel 4, lid 1, onderdeel a van de wet, tussen een agrarische
inrichting waar vaste afstandsdieren worden gehouden, en een geurgevoelig object
binnen de bebouwde kom, bedraagt tenminste 50 meter vanaf de dichtstbijzijnde gevel
van de stal.
De afstand, als bedoeld in artikel 4, lid 1, onderdeel b van de wet, tussen een agrarische inrichting waar vaste afstandsdieren worden gehouden, en een geurgevoelig object buiten de bebouwde komt, bedraagt tenminste 25 meter vanaf de dichtstbijzijnde gevel van de stal.
In die gevallen waarin het bepaalde in de artikelen 2 en 3 in strijd is met het planologische beleid en/of een planologische beslissing van de gemeente, prevaleert het planologisch beleid en/of planologische beslissing boven het geurbeleid.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening geurhinder en veehouderij, gemeente Bodegaven 2009’.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad d.d.
de raadsgriffier, de voorzitter,
Op 1 januari 2007 is de nieuwe ‘Wet geurhinder en veehouderij’ (Wgv) in werking getreden. De Wgv ziet toe op geurhinder vanuit veehouderijen. De Wgv bevat daartoe onder meer wettelijke geurnormen, waaraan in principe moet worden voldaan, maar de wet biedt aan gemeenten tevens de mogelijkheid om binnen bepaalde grenzen (artikel 6 Wgv) eigen gemeentelijke geurnormen toe te passen, die afwijken van de wettelijke normen en aldus een eigen gemeentelijk geurbeleid met gebiedsgericht maatwerk te gaan voeren. Afwijken van de wettelijke normen is zowel naar boven als naar beneden mogelijk.
De wet kent diercategorieën waarvoor een geuremissie factor is vastgesteld, zoals vleesvee, varkens, schapen en legkippen. Daarnaast kent de wet diercategorieën, zoals melkrundvee en paarden, waarvoor een vaste afstand geldt tussen de gevel van de stal en een geurgevoelig object, zoals een woonhuis.
Het begrip ‘bebouwde kom’ is in de Wet geurhinder en veehouderij niet gedefinieerd. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de Wegenverkeerswetgeving, maar door de aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom wordt beschouwd als op korte afstand van elkaar gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur.
De noodzaak voor lokaal geurbeleid moet worden onderbouwd, waarbij in elk geval aandacht moet worden besteed aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied. Deze onderbouwing wordt gegeven in de ‘Notitie geurhinder en veehouderij, gemeente Bodegraven’ die gelijktijdig met deze verordening is vastgesteld.