Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bodegraven

Marktverordening gemeente Bodegraven 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bodegraven
Officiële naam regelingMarktverordening gemeente Bodegraven 2004
CiteertitelMarktverordening gemeente Bodegraven 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 160 lid 1 onder h

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200401-01-2012Nieuwe regeling

24-06-2004

Onbekend

Raadsvergadering 24-06-2004; Agendapunt 17; Raadsvoorstelnr. 41

Tekst van de regeling

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    markt: de door het college ingestelde (waren)markt;

  • 2.

    marktterrein: de openbare gronden die door het college zijn aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • 3.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen aan een bepaalde (rechts-) persoon voor het uitoefenen van de markthandel;

  • 4.

    vergunninghouder: de (rechts-)persoon aan wie door het college van burgemeester en wethouders vergunning is verleend voor het innemen van één of meerdere standplaatsen;

  • 5.

    vaste plaats: de standplaats(en) die op de markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld;

  • 6.

    dagplaats: de standplaats die op de markt per marktdag beschikbaar wordt gesteld;

  • 7.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, over het door hem te verkopen artikel een uiteenzetting houdt en daarbij tracht personen tot aankoop van dat artikel te bewegen;

  • 8.

    standwerkerplaats: de standplaatsen die ter beschikking worden gesteld om te standwerken;

  • 9.

    marktmeester: de persoon die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als coördinator inzake marktaangelegenheden en als zodanig is belast met de bij of krachtens deze verordening vastgestelde taken en bevoegdheden;

  • 10.

    branche-indeling: de indeling in artikelgroepen en het aantal vastgestelde vaste

    plaatsen per artikelgroep;

  • 11.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 12.

    verkoopwagen: een voertuig van waaruit c.q. waarachter goederen direct op de markt verkocht kunnen worden.

Artikel 2 Uitsluiting
  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stellen conform artikel 160 lid 1 onder h Gemeentewet jaarmarkten of gewone marktdagen in, schaffen deze af of veranderen deze.

  • 2. Het is verboden de volgende artikelen op de markt te verhandelen:

  • 1. aanstootgevende artikelen;

  • 2. tweede handsartikelen.

Artikel 3 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen ten aanzien van de navolgende onderwerpen:

  • 1.

    de inrichting en opstelling van de markt;

  • 2.

    de branche-indeling en aantal.

  • 3.

    de afmetingen van de vaste en de dagplaatsen;

  • 4.

    welke standplaatsen worden toegewezen als vaste en welke als dagplaatsen;

  • 5.

    het aantal standplaatsen per vergunninghouder;

  • 6.

    welke vaste of dagplaatsen bestemd zijn voor verkoopwagens;

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen
  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Artikel 5 Toezichthouders

De marktmeester is belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Paragraaf 2 Vergunningen

Artikel 6 Vergunning voor innemen standplaats

Het is verboden een standplaats op de markt in te nemen zonder vergunning van of namens het college.

Artikel 7 De vergunningaanvraag

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelings-bekwaam en handelingsbevoegd natuurlijk persoon die uit eigen hoofde of namens een rechtspersoon een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij respectievelijk het betreffend rechtspersoon voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van de betreffende bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 8 Toewijzing standplaats

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats of als dagplaats.

Artikel 9 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen ten aanzien van de navolgende onderwerpen:

  • 1.

    het toewijzingsbeleid;

  • 2.

    de overschrijving van een krachtens deze verordening verleende vergunning.

  • 3.

    de voor de vergunningaanvraag vereiste bescheiden;

  • 4.

    de inhoud van de krachtens deze verordening verleende vergunningen

    en ontheffingen;

Paragraaf 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats.

Artikel 10 Persoonlijk innemen standplaats
  • 1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in.

  • 2. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 3. De vergunninghouder mag zich alleen doen bijstaan door degene die hij vooraf bij de marktmeester heeft aangemeld.

  • 4. Degene die de vergunninghouder op grond van het onder 3 gestelde bijstaat mag niet op eigen naam meedingen naar een standplaats.

Artikel 11 Legitimatie en identiteit vergunninghouder
  • 1. Degene die een vergunde standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergun-ninghouder, diens bijstandverlener of krachtens ontheffing diens waarnemer is.

  • 2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 12 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen over de navolgende onderwerpen:

  • 1.

    het aantal keren dat een vergunninghouder van een vaste plaats zijn standplaats(en) in dient te nemen op de markt;

  • 2.

    de afwezigheid van de vergunninghouder van een vaste plaats wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden;

  • 3.

    ontheffing, waarneming en vervanging van de vergunninghouder tijdens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden;

  • 4.

    het tijdstip van innemen van de standplaats en aan – en afvoer van goederen;

  • 5.

    de algemene veiligheidsnormen;

  • 6.

    de verzorging van de standplaats;

  • 7.

    het gebruik van verkoopmaterialen, geluidsapparatuur, elektra, kook-,

    bak- en verwarmingsapparatuur.

Paragraaf 4 Straf- , intrekkings- , overgangs- en slotbepalingen

Artikel 13 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 14 Intrekking vergunning en schorsing
  • 1. Door of namens het college kan een vergunning voor een standplaats worden ingetrokken indien na verstrekking blijkt dat ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt.

  • 2. Door of namens het college wordt de vergunning voor een vaste plaats ingetrokken:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder tenzij de vergunning op grond van door het college krachtens artikel 9 onder 2 te stellen nadere regels is of kan worden overgeschreven;

    • c.

      indien degene op wie een vergunning is overgeschreven reeds vergunning heeft voor een andere vaste plaats op de markt.

  • 3. Door of namens het college kan een vergunning voor een vaste plaats al dan niet voorwaardelijk worden ingetrokken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen worden geschorst indien de vergunninghouder of degene die hem bijstaat of waarneemt:

    • a.

      het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften verbonden aan de vergunning overtreedt;

    • b.

      zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

    • c.

      niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet dat wordt geheven op grond van artikel 229 Gemeentewet.

Artikel 15 Uitsluiting houder van een dagplaats.

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats van de toewijzing van een dagplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het besluit tot uitsluiting indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een aan hem toegewezen standwerkerplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet dat wordt geheven op grond van artikel 229 Gemeentewet.

Artikel 16 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan door of namens het college, indien dit noodzakelijk wordt geacht, een vergunninghouder worden gelast zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften verbonden aan de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats.

Artikel 17 Overgangsbepalingen
  • 1.

    Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de “Marktverordening gemeente Bodegraven 1987” blijven voor zover verleend op dezelfde grondslag als in deze verordening van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 2.

    Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de “Marktverordening gemeente Bodegraven 1987” blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd ook zijn vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3.

    Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 4.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag

om vergunning op grond van de “Marktverordening gemeente Bodegraven 1987”, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Op deze verordening is de Tijdelijke referendumwet van toepassing. De verordening treedt zes weken na datum vaststelling in werking.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Marktverordening gemeente Bodegraven 2004”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven, 29 april 2004

De griffier, De burgemeester,

Drs A.A. Van Alten mr. drs. A.J. Borgdorff MPM

2. De toelichting op de artikelen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd die in de verordening wordt gehanteerd.

De onder sub 11 genoemde branche-indeling kan de markt aantrekkelijker maken voor de consument.

Artikel 2 Uitsluiting

De marktverordening beoogt onder andere de belangen van openbare orde, zedelijk-heid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers-)veiligheid te behartigen binnen de gemeente.

Ter bescherming van de openbare orde en de zedelijkheid is het verboden aanstootgevende artikelen op de markt te verhandelen. Het gaat hierbij om pornobladen en seksartikelen. Eén en ander mede in verband met het open karakter van de markt.

Tevens zijn ter bescherming van het aanzien van de markt en de duidelijkheid van de kwaliteit van de goederen op de markt tweede hands artikelen uitgesloten. Daarbij speelt tevens een rol dat er op grond van de artikelen 5.2.3 en 5.2.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voldoende mogelijkheden voor de ambulante handel in tweede handsartikelen. Onder verhandelen wordt conform artikel 1 lid 1 sub d van de Warenwet verstaan: het te koop aanbieden, uitstallen, tentoonstellen, verkopen, afleveren of voorhanden of in voorraad hebben.

Artikel 3 Nadere regels

De marktverordening is teneinde soepel op maatschappelijke ontwikkelingen in te kunnen spelen in hoofdlijnen opgesteld. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid de genoemde onderwerpen nader uit te werken. Deze nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften die niet vatbaar zijn voor bezwaar- en beroep.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. Niet nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 14 is eveneens van toepassing.

Artikel 5 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. In dit artikel wordt de marktmeester als toezichthouder aangewezen.

Artikel 6 Vergunning voor innemen standplaats

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door of namens het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op de markt is verboden. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen die de kooplieden van koffie, soepen en dergelijke voorzien.

De vergunning geeft het recht om een standplaats of standwerkerplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden. De vergunning is persoonlijk en niet overdraag-baar (zie ook artikel 10). Het college kan de bevoegdheid tot vergunningverlening mandateren aan een ambtenaar en/of de marktmeester. In verband met een efficiënte en adequate werkwijze is mandatering gewenst. Ten aanzien van de vergunningver-lening voor dagplaatsen is mandatering aan de marktmeester noodzakelijk.

Artikel 7 De vergunningaanvraag

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen kan dit reden zijn de vergunning te weigeren of in te trekken. De vergunning is in beginsel aan een natuurlijk persoon gekoppeld.

Uiteraard kan het zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen. Een standaardaanvraagformulier is als bijlage bij deze verordening gevoegd. Het aanvraagformulier dient als overzicht om een zo volledig mogelijk beeld van de vergunningaanvrager te krijgen. Op de in dit formulier verstrekte gegevens is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) van toepassing.

Artikel 8 Toewijzing standplaats

Een standplaats wordt toegewezen als vaste plaats of dagplaats.

Artikel 9 Nadere regels

Artikel 9 geeft het college onder andere de bevoegdheid om de manier van toewijzing nader te regelen.

Artikel 10 Persoonlijk innemen standplaats

In dit artikel is bepaald dat de vergunninghouder verplicht is zelf op zijn standplaats(en) aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 7 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn betekent dit dat de standplaats(en) niet door een ander persoon dan een aangewezen als zodanig door of namens het college aanvaarde waarnemer kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het derde en vierde lid.

Artikel 11 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Het bepaalde in het eerste lid brengt met zich mee dat de vergunninghouder op aanvraag van de marktmeester zijn vergunning en een geldig legitimatiebewijs dient te kunnen tonen. De vervanger van de vergunninghouder dient de vergunning van de vergunninghouder, de vergunning tot vervanging en een geldig legitimatiebewijs te kunnen tonen. Het bepaalde in het tweede lid speelt in op de behoefte die bestaat bij de kopers om te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. Dit moet eveneens door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor bovendien worden bevorderd.

Artikel 12 Nadere regels

Dit artikel geeft het college de bevoegdheid de in dit artikel genoemde onderwerpen ten aanzien van het gebruik van de standplaatsen nader uit te werken.

Artikel 13 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 14 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat hiervan een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 14 Intrekking vergunning en schorsing

In dit artikel worden de gronden gegeven waarop een vergunning wordt of kan worden ingetrokken. Het college kan deze bevoegdheid mandateren aan een ambtenaar of de marktmeester. Het eerste lid heeft betrekking op vergunningen in het algemeen en geldt dus ten aanzien van de vaste plaats en de dagplaats. Het tweede en derde lid betreft uitsluitend de vaste plaatsen. Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij dagplaatsen maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dagplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot handhaving anderszins of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 17 van de marktverordening. De in het tweede lid genoemde gronden leiden altijd tot intrekking van de vergunning. Het derde lid heeft een facultatief karakter. Het hangt bij de in dit lid genoemde gevallen van de omstandigheden af of tot (voorwaardelijke) intrekking of schorsing wordt overgegaan. In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een verleende vergunning voor de markt. Een vergunning voor een vaste plaats kan ingevolge een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 (JG 99.0184) worden ingetrokken wegens het niet voldoen aan verplichtingen die voor de vergunninghouder voortvloeien uit de voor die markt geldende heffingsverordening. Hiervoor is wel vereist dat vaststaat dat reeds gedurende lange tijd niet aan de betalingsverplichting is voldaan. Het moge duidelijk zijn dat deze grondslag voor intrekking of schrosing niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’. Deze uitspraak strekt zich alleen uit tot betalingsverplichtingen op basis van publiekrechtelijke regelingen.

Artikel 15 Uitsluiting houder van een dagplaats.

In de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 17) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een houder van een dagplaats op de vuist gaat.

In dit artikel is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats. Deze vier dagen moeten zijn gelegen binnen een periode van twee jaar na de bekendmaking van het uitsluitingbesluit. Deze termijn is gekoppeld aan de bekendmaking aangezien in artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt.

De maximale termijn van twee jaar is gekozen om te voorkomen dat de uitsluiting voor onbepaalde tijd voortduurt. Indien de houder van een dagplaats na afloop van deze twee jaar weer op de markt komt kan hij weer in aanmerking komen voor een plaats op de markt.

Artikel 16 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 4.4 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24 zesde lid van de Awb wordt verondersteld.

Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 4.4 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.

Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Hiermee kunnen de ‘verkapte stille kramers’ worden aangepakt.

Artikel 17 Overgangsbepalingen

Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen is noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen.

De artikelen 18 en 19 behoeven geen toelichting.