Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bodegraven

Verordening op de raadscommissies 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bodegraven
Officiële naam regelingVerordening op de raadscommissies 2009
CiteertitelVerordening op de raadscommissies 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum inwerkingtreding is bij benadering bepaald

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 16, 82, 83 en 155a

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-07-200901-01-2011Nieuwe regeling

02-07-2009

Onbekend

Raadsvergadering 02-07-2009; Agendapunt 19; Raadsvoorstelnr. 46

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Bodegraven:

Gelet op het voorstel van het presidium d.d. 27 mei 2009;

Gelet op de artikelen 16, 82, 83 en 155a van de Gemeentewet,

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de raadscommissies 2009

Artikel 1a: Begripsbepalingen

Artikel 1a: Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Raadsadviescommissie: een commissie bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet;

  • b.

    Raadbestuurscommissie of bestuurscommissie: een commissie bedoeld in artikel 83 van de gemeentewet;

  • c.

    Onderzoekscommissie: een commissie bedoeld in artikel 155a, derde lid van de Gemeentewet;

  • d.

    Lid: een lid van de raadscommissie/ bestuurscommissie of diens plaatsvervanger;

  • e.

    Lid van een onderzoekscommissie: een lid van de gemeenteraad zoals aangegeven in artikel 155a derde lid Gemeentewet;

  • f.

    voorzitter: de voorzitter van de commissie

  • g.

    plaatsvervangend voorzitter: een lid van de raadscommissie/ bestuurscommissie, die door de leden van die commissie als plaatsvervangend voorzitter is aangewezen;

  • h.

    plaatsvervangend commissielid: een raadslid niet benoemd als lid van de desbetreffende

  • i.

    raadscommissie/ bestuurscommissie, dan wel een niet raadslid, op voordracht van de desbetreffende fractie door de raad benoemd als plaatsvervanger van een raadslid in de commissie

  • j.

    commissiegriffier: griffier van de raad of diens vervanger, die de commissie ter zijde staat bij de uitoefening van haar werkzaamheden;

  • k.

    vergadering: vergadering van de commissie.

Artikel 1: Instelling en taak

  • 1. De raad kan adviescommissies instellen die tot taak hebben besluitvorming van de raad voor te bereiden ten behoeve van de gemeenteraadsvergaderingen en daarover met het college respectievelijk de burgemeester overleg te voeren.

  • 2. De raad kan bestuurscommissies instellen die tot taak hebben de aan hen ex artikel 83 van de Gemeentewet opgedragen taken en bevoegdheden uit te voeren.

  • 3. De werkgebieden van de onder lid 1 en 2 van dit artikel onderscheiden vaste raadscommissies worden telkenmale ter vaststelling aan de raad voorgelegd en als bijlage aan deze verordening toegevoegd.

  • 4. De raad kan een onderzoekscommissie instellen ex artikel 155a van de Gemeentewet.

  • 5. De raad kan onderwerpen die naar zijn oordeel de werkkring van meer dan één commissie raken, aan meer dan één commissie voorleggen. Zij kan daarbij bepalen of het desbetreffende onderwerp in afzonderlijke vergaderingen van de betrokken commissies, dan wel in een gecombineerde vergadering zal worden behandeld. Indien sprake is van een gecombineerde commissievergadering vervult de voorzitter van de commissie, waarvan het taakveld bij het te behandelen onderwerp in overwegende mate in het geding is, de taken van voorzitter.

  • 6. Indien een commissie dat nodig acht ter behartiging van de haar toegekende taak, kan zij de raad ook ongevraagd advies uitbrengen over onderwerpen die tot haar werkkring behoren.

Artikel 2: Samenstelling

  • 1.

    Elke commissie bestaat uit:

    • a.

      een technisch voorzitter, door de raad uit de raadsleden aan te wijzen;

    • b.

      leden, bepaald overeenkomstig lid 3 van dit artikel;

  • 2.

    De leden worden door de raad uit zijn midden benoemd.

  • 3.

    Uit elke fractie wordt één commissielid benoemd. Een fractie met vier of meer

leden kan zich door ten hoogste twee leden in elke commissie doen

vertegenwoordigen.

Artikel 2a: Voorzitter

  • 1. De voorzitter is geen lid van de raadscommissie.

  • 2. De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 3: Plaatsvervanging

  • 1. Bij verhindering of ontsteltenis wordt de voorzitter vervangen door een daartoe uit het midden van de commissie aan te wijzen plaatsvervanger.

  • 2. De leden kunnen zich desgewenst doen vervangen door een plaatsvervanger, niet zijnde een lid van het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. Als zodanig fungeren de overige leden van de raadsfractie.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in lid 3 van dit artikel kunnen per fractie tevens ten hoogste drie personen, niet zijnde raadslid, als plaatsvervangers worden benoemd.

  • 5. de in lid 4 van dit artikel genoemde personen worden voorgedragen door de desbetreffende fractie, artikel 2, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Overeenkomstig lid 4 en 5 van dit artikel benoemde plaatsvervangers dienen, alvorens daadwerkelijk als zodanig te kunnen fungeren, schriftelijk te verklaren alle verplichtingen en voorschriften te zullen nakomen welke gelden voor de leden van de raad.

Artikel 4: Zittingsduur

  • 1. De voorzitters en de leden van de commissies alsmede hun plaatsvervangers worden telkens benoemd voor de duur van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Die benoeming vindt plaats binnen twee maanden na de wettelijk voorgeschreven datum voor het bijeenkomen van de nieuwe raad in het jaar, waarin de verkiezingen van de leden van de gemeenteraad worden gehouden.

  • 3. Indien een voorzitter of een lid de hoedanigheid verliest, op grond waarvan hij tot voorzitter c.q. lid van de commissie werd benoemd, eindigt zijn voorzitterschap dan wel lidmaatschap van rechtswege.

  • 4. De voorzitter of een lid kan te allen tijde schriftelijk aan de raad om ontslag verzoeken onder opgave van redenen.

  • 5. Het lid dat om ontslag heeft verzocht, blijft zijn functie waarnemen totdat de benoeming van een opvolger onherroepelijk is geworden.

  • 6. In tussentijdse vacatures wordt voorzien binnen twee maanden na het ontstaan ervan.

  • 7. Degene die ter vervulling van een tussentijdse vacature tot voorzitter of lid van een commissie wordt benoemd, heeft zitting voor de resterende zittingsduur van de taad.

  • 8. Het bepaalde in lid 1 tot en met 7 van dit artikel is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.

  • 9. Het plaatsvervangend lidmaatschap van degene die geen deel uitmaakt van de gemeenteraad, eindigt bovendien wanneer de raad onherroepelijk heeft vastgesteld dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de verklaring, als bedoeld in artikel 3, lid 6 van deze verordening; de raad gaat tot die vaststelling niet over dan nadat betrokkene in de gelegenheid is gesteld zich te doen horen door de raad dan wel door een uit hem aangewezen commissie.

Artikel 5: Secretariaat

  • 1. Als secretaris van de commissie treedt op de raadsgriffier dan wel een daartoe op voordracht van de raadsgriffier aangewezen ambtenaar. De commissiegriffier heeft in de vergadering een raadgevende stem. Aan de commissiegriffier wordt een ambtelijk medewerker/ notulist toegevoegd.

  • 2. Bij verhindering wordt de commissiegriffier vervangen door een daartoe door de raadsgriffier na overleg met de voorzitter van de desbetreffende commissie, aan te wijzen ambtenaar.

  • 3. De commissiegriffier verricht zijn taken ingevolge deze verordening onder aansturing en verantwoordelijkheid van de voorzitter.

  • 4. Alle van de commissie uitgaande stukken worden door haar voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 6: Beleggen van vergaderingen

  • 1. Elke commissie vergadert zo dikwijls als dit door de voorzitter nodig wordt geoordeeld of door ten minste twee leden schriftelijk en onder opgaaf van redenen aan de voorzitter wordt gevraagd. In het laatste geval wordt de vergdaging – onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 1 – gehouden binnen tien dagen nadat het verlangen daartoe ter kennis van de voorzitter is gebracht.

  • 2. De oproeping ter vergadering geschiedt door of vanwege de voorzitter, zoveel mogelijk met opgaaf van de te behandelen onderwerpen en – spoedeisende gevallen uitgezonderd – ten minste tien dagen tevoren.

  • 3. De stukken die op de vergadering betrekking hebben liggen – zoveel mogelijk – ten minste tien dagen voor het tijdstip van de vergadering op het gemeentehuis ter inzage voor de raadsleden alsmede voor hen die overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 4, tot vaste plaatsvervangers zijn benoemd.

  • 4. Tegelijk met de oproeping van de leden worden dag, uur en plaats van de vergadering op de gebruikelijke wijze ter openbare kennis gebracht.

  • 5. Het gestelde in lid 4 van dit artikel is niet van toepassing op de commissie(s) ex atikel 1 lid 4 van deze verordening.

Artikel 7: Quorum

  • 1. Een commissie mag niet beraadslagen of besluiten, indien niet ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden of plaatsvervangende leden, de voorzitter daaronder niet begrepen, aanwezig is.

  • 2. Wanneer het vereiste aantal leden c.q. plaatsvervangende leden niet is opgekomen, wordt een nieuwe vergadering belegd. Het bepaalde in artikel 6, lid 2 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat tussen de oproeping en het uur van vergadering slechts vierentwintig uren behoeven te verlopen. Indien ook dan het vereiste aantal leden niet is opgekomen, wordt niettemin vergaderd over de zaken die in de oproeping zijn vermeld.

Artikel 8: Wijze van vergaderen

Aangaande de wijze van vergaderen door de raadscommissies zijn de bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van het Reglement van Orde van de gemeenteraadsvergaderingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9: De advisering

  • 1. Elke commissie met uitzondering van de bestuurscommissie adviseert en legt verantwoording af aan de raad.

  • 2. De voorzitter leidt de vergaderingen.

  • 3. Indien een advies van een commissie niet eensluidend is, wordt zulks in het advies tot uitdrukking gebracht. Van het meerderheidadvies afwijkende meningen worden in het advies vermeld.

  • 4. De leden en hun plaatsvervangers onthouden zich van de beoordeling van aangelegenheden, benoemingen, schorsingen en ontslagen daaronder begrepen welke hen, hun echtgenoten of bloed- of aanverwanten tot inde derde graad, persoonlijk aangaan, dan wel waarin zij als lasthebber zijn betrokken.

  • 5. Het advies wordt door de voorzitter en de commissiegriffier getekend.

Artikel 9a: Besluitvorming door raadsbestuurscommissies

  • 1. Elke bestuurscommissie legt verantwoording af aan de raad.

  • 2. De voorzitter leidt de vergaderingen en heeft geen stemrecht, behoudens in het geval de stemmen staken.

  • 3. Elk lid, alsmede elk plaatsvervangend lid heeft in de vergaderingen één stem. De plaatsvervangend voorzitter blijft lid en behoud zijn stem.

  • 4. Alle besluiten worden bij meerderheid van stemmen genomen.

  • 5. De leden en hun plaatsvervangers onthouden zich van de beoordeling van aangelegenheden, benoemingen, schorsingen en ontslagen daaronder begrepen welke hen, hun echtgenoten of bloed- of aanverwanten tot inde derde graad, persoonlijk aangaan, dan wel waarin zij als lasthebber zijn betrokken.

  • 6. Het besluit wordt door de voorzitter en de commissiegriffier getekend.

Artikel 10: Openbaarheid/Geheimhouding

  • 1. De vergaderingen van de commissies zijn openbaar, tenzij door openbare behandeling een zwaarwegend algemeen of particulier belang zou kunnen worden geschaad, dan wel naar oordeel van de voorzitter de voorbereiding van een bepaalde aangelegenheid openbare behandeling ongewenst maakt.

  • 2. De voorzitter van de commissie bepaalt met in achtneming van het eerste lid welke onderwerpen in een besloten vergadering zullen worden behandeld. Hij doet daarvan mededeling in de oproeping van de leden als bedoeld in artikel 6 lid 2.

  • 3. Indien in een openbare vergadering naar oordeel van de voorzitter of twee der aanwezige leden zich alsnog omstandigheden voordoen als in lid 1 omschreven, worden de deuren gesloten. De commissie beslist vervolgens achter gesloten deuren of besloten verder zal worden vergaderd.

  • 4. Vervallen.

  • 5. de vaststelling van het verslag van een besloten vergadering geschiedt eveneens in beslotenheid.

  • 6. De voorzitter en/of de commissie kan/kunnen omtrent het behandelde in een besloten vergadering en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overlegd ter behandeling in een besloten vergadering, geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding wordt zowel in acht genomen door hen die bij de vergadering tegenwoordig waren, als door hen die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen.

  • 7. De geheimhouding geldt niet ten opzichte van de overige leden van de raad, de raadsgriffier, burgemeester en wethouders en de gemeentesecretaris.

  • 8. De geheimhouding wordt opgeheven door de commissie, zo zij door haar is opgelegd. In de overige gevallen geschiedt opheffing door de voorzitter.

  • 9. De voorzitter kan omtrent de inhoud van de stukken, als bedoelt in lid 1, voorlopige geheimhouding opleggen. Hij geeft hiervan bij de toezending of overlegging van die stukken kennis aan de commissie. De voorlopige oplegging van de geheimhouding vervalt indien zij niet in de eerstvolgende vergadering, waarin meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is vertegenwoordigd, door de commissie wordt bekrachtigd.

Artikel 11: Verstrekken van inlichtingen

De voorzitter kan namens de commissie, de wethouder (= portefeuillehouder), ambtenaren en/of andere deskundigen tot het bijwonen van een vergadering uitnodigen voor het verstrekken van inlichtingen.

Artikel 12: Schriftelijke afdoening

  • 1. In de daarvoor in aanmerking komende gevallen, zulks ter beoordeling van de voorzitter, kunnen de leden van de commissie schriftelijk worden gehoord.

  • 2. Het bepaalde in artikel 7, lid 1, vindt daarbij zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien een of meer leden bezwaar maken tegen de in het eerste lid beschreven werkwijze, wordt het desbetreffende punt in een reguliere vergadering behandeld.

Artikel 13: Spreekgelegenheid publiek

  • 1. Onmiddellijk na opening van de vergadering stelt de voorzitter de toehoorders die een daartoe strekkend verzoek hebben ingediend; in de gelegenheid eenmaal het woord te voeren over een of meer agendapunten.

  • 2. Het in lid 1 bedoeld verzoek dient voor aanvang van de vergadering bij de griffier van de commissie te worden ingediend, onder opgaaf van het agendapunt of agendapunten waarover men het woord wil voeren.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde van de insprekers met in achtneming van de volgorde op de agenda.

  • 4. De spreektijd bedraagt ten hoogste vijf minuten per persoon en in totaal voor alle sprekers tezamen ten hoogste 30 minuten. Zo nodig verdeelt de voorzitter de totale spreektijd evenredig over allen die van het spreekrecht gebruik wensen te maken.

  • 5. De voorzitter kan, de commissie gehoord, van het bepaalde in het voorgaande lid afwijken.

  • 6. De voorzitter kan insprekers die de hem toegekende spreektijd overschrijden of zich onbetamelijk of op beledigende wijze uitdrukken, het woord ontnemen.

  • 7. Bij herhaalde ordeverstoringen, kan de voorzitter de veroorzaker ervan de toegang verder weigeren, en hem of haar desnoods laten verwijderen.

  • 8. Na afloop van een openbare vergadering wordt aan de toehoorders de gelegenheid gegeven tot het stellen van vragen over aangelegenheden die raakvlak hebben met de plaatselijke gemeenschap en tot de werkkring van de desbetreffende commissie behoren.

  • 9. Van het bepaalde in het voorgaande lid zijn uitgezonderd aangelegenhedenheden:

    • a.

      die zijn behandeld in de voorafgaande commissievergadering;

    • b.

      ten aanzien waarvan bezwaar is of kan worden aangetekend, dan wel administratief beroep is of kan worden ingesteld;

    • c.

      waar op grond van artikel 9:2 Algemene Wet bestuursrecht een klacht over kan worden ingediend;

    • d.

      Met betrekking tot benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen;

    • e.

      Waarvan bespreking een opnebaar dabn wel particulier belang zou kunnen schaden;

  • 10. Tussen commissieleden en toehoorders die van het spreekrecht gebruik maken vindt

    geen discussie plaats. Wel kunnen de commissieleden nadere vragen stellen.

Artikel 14: Rondvraag

  • 1. Aan het slot van elke vergadering kunnen de leden tijdens de rondvraag vragen stellen of indienen over aangelegenheden die tot de werkkring van de desbetreffende commissie behoren.

  • 2. Voor zover de gestelde vragen niet ter stond kunnen worden beantwoord geeft de voorzitter, na de commissiegriffier daartoe de gelegenheid te hebben gegeven overleg te voeren binnen welke termijn en op welke wijze alsnog beantwoording zal plaatsvinden.

Artikel 15: Verslaglegging

  • 1. Van het ter vergadering besprokene wordt een samenvattend verslag gemaakt. Dit verslag vermeldt de namen der aan- en afwezigen leden, de behandelde onderwerpen, alsmede een beknopte weergave van het advies van de commissie ten aanzien van de onderwerpen. Voorts bevat het verslag de namen van degenen die een van het advies der meerderheid afwijkend standpunt innamen alsmede een beknopte weergave van de inhoud van dat standpunt. Het verslag bevat tevens de namen van degene die overeenkomstig artikel 12 van deze verordening ter vergadering inspraken, alsmede een beknopte weergave van hetgeen zij naar voren brachten.

  • 2. Het verslag wordt in beginsel de volgende vergadering ter vaststelling aan de commissie aangeboden.

Artikel 16: Extra bevoegdheden van de onderzoekscommissie

  • 1. De raad stelt aan de commissie ex artikel 1 lid 4 van deze verordening een budget ter beschikking ten behoeve van het te verrichten onderzoek.

  • 2. De voorzitter van de commissie is in verband met de voorbereiding van de behandeling van het onderzoek bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen.

  • 3. De voorzitter kan op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en deze zo nodig uitnodigen daartoe in een zitting te verschijnen.

  • 4. Indien aanvullend onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter op verlangen van de commissie dit onderzoek houden.

  • 5. De uit het onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift bij het advies gevoegd.

Artikel 17: Vervallen

Artikel 18: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening op de raadscommissies 2009”

Artikel 19: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking daags na bekendmaking.

Alsdan vervalt de “verordening op de raadscommissies 2002, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 april 2002.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bodegraven

d.d. 2 juli 2009.