Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nederlek

Huisvestingsverordening 1996 van de gemeente Nederlek

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nederlek
Officiële naam regelingHuisvestingsverordening 1996 van de gemeente Nederlek
CiteertitelHuisvestingsverordening 1996 van de gemeente Nederlek
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerphuisvesting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Huisvestingswet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-199601-07-2009Onbekend

28-05-1996

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

DE VERORDENING, HOUDENDE REGELS OMTRENT DE VERDELING VAN WOONRUIMTE

R. 259 NR. 9602546

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

artikel 1 begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • b.

    BL-score: bewoningsduurscore en leeftijdscore: een getal gelijk aan het aantal volledige maanden dat het huishouden ononderbroken (blijkend uit het bevolkingsregister) woonachtig is in de huidige zelfstandige woonruimte, respectievelijk een getal gelijk aan het aantal volledige maanden dat de leeftijd van (de hoofdaanvrager van) het huishouden dat niet (meer) beschikt over zelfstandige woonruimte, de 18 jaar overtreft;

  • c.

    economische binding (aan een gebied): de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit dat gebied;

  • d.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2 van de wet bepaalde;

  • e.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • f.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • g.

    huurprijs: de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand, dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats van een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand (artikel 1, sub 1 .f van de wet);

  • h.

    huurprijsgrens: de grens als bedoeld in artikel 2, sub c. van deze verordening;

  • i.

    ingezetene: degene die in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente/één van de gemeenten in de regio Midden Holland is opgenomen;

  • j.

    inkomen: het daaromtrent in artikel 7, juncto artikel 8, lid 3 en lid 4, van het besluit bepaalde;

  • k.

    inwoning: het bewonen van een ruimte, onderdeel uitmakend van een door een ander huishouden in gebruik genomen woonruimte;

  • l.

    koopprijs: de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald (artikel 1, sub 1 .g van de wet);

  • m.

    koopprijsgrens: de grens als bedoeld in artikel 2, sub d. van deze verordening;

  • n.

    maatschappelijke binding (aan een gebied): de binding van een persoon aan een gebied, daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dat gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste twee jaar onafgebroken ingezetene zijn, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest van dat gebied;

  • o.

    onzelfstandige woonruimte: woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • p.

    regio: regio Midden-Holland: het grondgebied van de gemeenten Bergambacht, Bodegraven, Boskoop, Gouda, Moordrecht, Nederlek, Nieuwerkerk aan den IJssel, Ouderkerk, Reeuwijk, Schoonhoven, Vlist, Waddinxveen en Zevenhuizen-Moerkapelle;

  • q.

    regionale opvanggemeente: een gemeente in de regio met een opvangtaak ten behoeve van woningzoekenden uit andere regio-gemeenten;

  • r.

    standplaats: een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de woonwagenwet (Stb. 1968, 98), of een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Woningwet (Stb. 1991, 439);

  • s.

    urgentieverklaring: de urgentieverklaring als bedoeld in de artikelen 11 en 12 van deze verordening;

  • t.

    vergunningplichtige woonruimte: een woning voor het in gebruik nemen waarvan een huisvestingsvergunning op grond van deze verordening verplicht is gesteld;

  • u.

    wet: de Huisvestingswet;

  • v.

    woningruil: het door twee of meer partijen wederkerig in gebruik nemen van elkaars woonruimte, met het oogmerk van daadwerkelijke permanente bewoning;

  • w.

    woonruimte/woning: een woonruimte met een eigen toegang, geschikt voor bewoning door een huishouden, zonder dat dit huishouden daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • x.

    woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1 van de woonwagenwet.

Hoofdstuk II Verdeling van woonruimte

Paragraaf II.1 Werkingsgebied
artikel 2 aanwijzing van vergunningplichtige woonruimte
  • a. het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, respectievelijk met een koopprijs beneden de koopprijsgrens, in gebruik te nemen voor bewoning;

  • b. het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning;

  • c. de huurprijsgrens, als bedoeld in het eerste lid, is gelijk aan de maximale huurprijs waarbij nog huursubsidie kan worden verkregen op grond van de Wet Individuele Huursubsidie (Stb. 1990, 394);

  • d. de koopprijsgrens, als bedoeld in het eerste lid, bedraagt ƒ 250.000,--.

artikel 3 nadere afperking

Onder woonruimten, als bedoeld in artikel 2, worden niet begrepen woonruimten als vermeld in artikel 6, lid 1, van de wet:

  • a.

    woonruimten, bestemd voor inwoning;

  • b.

    woonwagens als bedoeld in artikel 1 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98);

  • c.

    woonschepen als bedoeld in de Wet op Woonwagens en Woonschepen (Stb. 1918, 492);

  • d.

    de bejaardenoorden waarop paragraaf 4 van de Wet op de bejaardenoorden (Stb. 1990, 468) van toepassing is.

Paragraaf II.2 Toelating
artikel 4 algemeen

Huishoudens die niet voldoen aan de in deze paragraaf genoemde voorwaarden komen niet voor een huisvestingsvergunning in aanmerking.

artikel 5 meerderjarigheid

Ten minste één der leden van het huishouden dient meerderjarig te zijn.

artikel 6 binding
  • 1. Tenminste een van de meerderjarige leden van het huishouden:

    • b.

      heeft een economische of maatschappelijke binding aan een gemeente in de regio of b. verkeert in de positie als bedoeld in artikel 5, lid 1 van het besluit.

  • 2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 6 van het besluit, dan wel indien er sprake is van een vruchteloze aanbieding als bedoeld in artikel 21 van deze verordening.

artikel 7 verblijfsstatus

De leden van het huishouden moeten òf de Nederlandse nationaliteit bezitten òf over een geldige verblijfstitel beschikken.

Paragraaf II.3 Passendheid
artikel 8 bezettingsnormen
  • 1. Een vergunningplichtige huurwoning wordt als passend aangemerkt indien de verhouding tussen het aantal personen van het huishouden en het aantal kamers van de woonruimte overeenkomt met de tabel in lid 3.

  • 2. Als kamer wordt aangemerkt de woonkamer en elke afzonderlijke slaapkamer.

  • 3. De tabel als bedoeld in lid 1 luidt als volgt:

    aantal kamersaantal personen
     minimaalmaximaal
    11  
    212
    313
    426
    55  
    66  
  • 4.

    • a.

      een vergunningplichtige 4-kamer nieuwbouw-koopwoning wordt niet passend geacht voor een 1 -persoons huishouden, waarvan de leeftijd van de hoofdbewoner lager is dan 30 jaren;

    • b.

      een vergunningplichtige 5- of meerkamer nieuwbouwkoopwoning wordt niet passend geacht voor 1- of 2-persoonshuishoudens;

    • c.

      in afwijking van het sub a. en b. bepaalde wordt de daarin bedoelde woonruimte wel passend geacht voor de genoemde huishoudens indien het een meergezinswoning betreft.

  • 5. In bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de in de leden 3 en 4, sub a. en b., beschreven bezettingsnormen.

  • 6. Voor de toepassing van dit artikel wordt het hoofd van een éénoudergezin voor twee personen geteld.

  • 7. Verwachte gezinsuitbreiding wordt voor de berekening van het aantal personen in dit artikel meegeteld, als dienaangaande een schriftelijke verklaring van een bevoegd deskundige is overgelegd.

artikel 9 verhouding inkomen - huurkoopprijs
  • 1. Woonruimten met een huurprijs die gelijk is aan of lager dan ƒ 600,-- worden passend geacht voor:

    • a.

      woningzoekende alleenstaanden die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend nog geen 65 jaar zijn en van wie het laatstelijk vóór die vergunningverlening bekende inkomen ten hoogste ƒ 35.000,-- per jaar bedraagt;

    • b.

      woningzoekende alleenstaanden die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie het laatstelijk vóór die vergunningverlening bekende inkomen ten hoogste ƒ 29.000,-- per jaar bedraagt;

    • c.

      woningzoekende meerpersoonshuishoudens waarvan geen van de leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder is en van wie de som van de laatstelijk vóór die vergunningverlening bekende inkomens ten hoogste ƒ 46.000,-- per jaar bedraagt;

    • d.

      woningzoekende meerpersoonshuishoudens waarvan een of meer van de leden op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 65 jaar of ouder zijn en van wie de som van de laatstelijk vóór die vergunningverlening bekende inkomens ten hoogste ƒ 39.000,-- per jaar bedraagt.

  • 2. Woonruimten met een huurprijs hoger dan ƒ 600,-- maar lager dan of gelijk aan ƒ 810,--, worden passend geacht voor huishoudens waarvan het inkomen of de som van de inkomens zodanig is dat het te verwachten huursubsidiebedrag niet boven de fiatteringsgrens als bedoeld in de Wet Individuele Huursubsidie zal liggen en waarvan het inkomen of de som van de inkomens, niet meer bedraagt dan 12 x 7 x ƒ 810,--.

  • 3. Woonruimten met een huurprijs hoger dan ƒ 810,-- maar lager dan de huurprijsgrens, worden passend geacht voor huishoudens waarvan het inkomen of de som van de inkomens zodanig is dat het te verwachten huursubsidie bedrag niet boven de fiatteringsgrens als bedoeld in de Wet Individuele Huursubsidie zal liggen en waarvan het inkomen of de som van de inkomens, niet meer bedraagt dan 12 x 7 x de huurprijsgrens.

  • 4. Voor de bepaling van de som als bedoeld in de vorige leden wordt uitgegaan van het laatstelijk voor de vergunningverlening bekende inkomen van elk van de leden van het betrokken meerpersoonshuishouden en blijven de negatieve inkomens en de inkomens van inwonende kinderen, pleegkinderen en kleinkinderen van de huurder die op 1 januari van het jaar waarin de vergunning wordt verleend 26 jaar of jonger zijn, buiten beschouwing.

  • 5. Voor de bepaling van het inkomen als bedoeld in de vorige leden, gelden de volgende uitvoeringsregels:

    • a.

      als inkomen wordt het laatst bekende belastbaar jaar inkomen gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;

    • b.

      indien geen aanslag in de inkomstenbelasting is opgelegd, geldt als bewijsstuk de laatste jaaropgave van de werkgever(s) en/of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto inkomen;

    • c.

      indien de woningzoekende kan aantonen dat het inkomen sinds de vaststelling van het laatst bekende inkomen overeenkomstig a en b, is verminderd of spoedig zal verminderen, geldt in afwijking van het sub a en b gestelde dat lagere inkomen;

    • d.

      indien alleen bewijsstukken van het meest recente bruto inkomen worden gehanteerd, gebruiken burgemeester en wethouders voor de omrekening van het bruto inkomen naar belastbaar inkomen de systematiek als bepaald in de Wet Individuele Huursubsidie;

    • e.

      burgemeester en wethouders kunnen de woningzoekende vragen een IB-60 formulier met betrekking tot het meest recente kalenderjaar te overleggen ter verificatie van het opgegeven (huishoudens)inkomen.

  • 6. In afwijking van het in de leden 2 en 3 bepaalde ten aanzien van de fiatteringsgrens, worden de daarin bedoelde woonruimten wel passend geacht indien binnen een redelijke termijn geen andere, beter passende woonruimte voorhanden is, noch dat beter passende woonruimte behouden kan worden.

  • 7. In afwijking van het bepaalde in lid 3 kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte ook passend achten voor woningzoekenden met een hoger inkomen, indien zich geen kandidaten melden met een inkomen tot 12 x 7 x de huurprijsgrens;

  • 8. De in dit artikel genoemde bedragen worden zonder nader besluit aangepast aan de wijzigingen die het Rijk aanbrengt op de wijze als bedoeld in artikel 8, lid 4 van het besluit, dan wel bij ministeriële circulaire in het kader van het EVW-beleid (evenwichtige Verdeling Woonruimte);

  • 9. Een nieuwbouw koopwoning met een koopprijs tot ƒ 167.000,00 wordt passend geacht indien het inkomen van het huishouden niet meer bedraagt dan 12 x 7 x de huurprijsgrens en indien het hoogste persoonlijke inkomen in het huishouden niet meer bedraagt dan ƒ 58.320,00.

artikel 10 bestemmingscriteria
  • 1. Huurwoningen worden onderscheiden in ééngezinswoningen en woningen van het overig type. Binnen deze categorieën worden in ieder geval onderscheiden de aangepaste/aanpasbaar gebouwde woningen.

  • 2. Een ééngezinswoning wordt bij voorrang passend geacht indien:

    • a.

      tot het huishouden één of meer kinderen behoren, of

    • b.

      het huishouden op het moment van de voorgenomen woningtoewijzing in een regiogemeente een vergunningplichtige ééngezinswoning vrijmaakt, of

    • c.

      het huishouden op het moment van de voorgenomen woning toewijzing minimaal 5 jaar zelfstandig en onafgebroken in een meergezinswoning in een regiogemeente woonachtig is en ten minste één der leden van het huishouden 30 jaar of ouder is.

  • 3. Een aangepaste c.q. aanpasbaar gebouwde woning wordt passend geacht voor woningzoekenden die daarop op medische gronden zijn aangewezen.

  • 4. Een specifiek als bejaardenwoning gebouwde woning wordt passend geacht voor woningzoekenden van 65 jaren en ouder.

  • 5. Een woning van het overig type wordt voor alle woningzoekenden passend geacht, voorzover dit niet op medische of sociale gronden is uitgesloten.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen woningen nader onderscheiden en zij kunnen daarop afgestemde bestemmingscriteria, alsmede van deze paragraaf afwijkende passendheidscriteria, vaststellen.

Paragraaf II.4 Registratie van en woningaanbieding aan woningzoekenden met urgentie
artikel 11 registratie

Burgemeester en wethouders houden een register bij van woningzoekenden met een urgentieverklaring.

artikel 12 urgentieverklaring
  • 1. Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 11 te verstrekken.

  • 2.

    • a.

      Een urgentieverklaring kan door burgemeester en wethouders slechts worden verstrekt aan:

      • 1.

        woningzoekenden die voldoen aan de criteria die gehanteerd worden bij de beoordeling van verzoeken tot afgifte van een urgentieverklaring. Deze criteria zijn opgenomen in Bijlage A van deze verordening;

      • 2.

        woningzoekenden die een economische of maatschappelijke binding hebben met de gemeente;

      • 3.

        woningzoekenden die voldoen aan de toelatingseisen als bedoeld in paragraaf II.2 en die voor het voorzien in de dringend noodzakelijke behoefte aan woonruimte uitsluitend aangewezen kunnen worden geacht op de gemeente waarin de urgentieverklaring wordt aangevraagd;

    • b.

      De urgentieverklaring geldt slechts in de gemeente waar zij is verstrekt en houdt in:

      de erkenning dat voorrang voor verhuizing van de woningzoekende dringend noodzakelijk is en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig lid 3, sub a, (andere) woonruimte toewijzen.

  • 3. Indien lid 2 van toepassing is, houdt de urgentieverklaring tevens in:

    • a.

      de toezegging dat zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een termijn van 12 maanden één passende aanbieding van woonruimte zal worden gedaan met inachtneming van het bepaalde in paragraaf II.3, tenzij dit gelet op het beschikbare woningaanbod feitelijk onmogelijk is en als dan zodra dit wel mogelijk is;

    • b.

      de mededeling dat de inschrijving in het register van woningzoekenden als bedoeld in lid 1 wordt doorgehaald, indien van de in dit lid sub a. bedoelde aanbieding geen gebruik wordt gemaakt.

artikel 13 indicatie

De urgentieverklaring wordt verstrekt indien er sprake is van:

  • a.

    een sociale indicatie, die wordt bepaald met inachtneming van de sociale normering, zoals

    vastgesteld door burgemeester en wethouders;

  • b.

    een medische indicatie, die wordt bepaald met inachtneming van de medische normering, zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders.

artikel 14 adviesorganen

Burgemeester en wethouders kunnen beslissen zich te laten adviseren omtrent de indicaties als bedoeld in het vorige artikel.

artikel 15 bewijs van registratie

Op het bewijs van registratie als woningzoekende met een urgentieverklaring worden ten minste de volgende gegevens vermeld:

  • a.

    de datum van afgifte van het bewijs van registratie. Vanaf die datum loopt de in artikel 12, lid 3, sub a. bedoelde termijn;

  • b.

    de reden waarom de woningzoekende als woningzoekende met urgentieverklaring wordt aangemerkt;

  • c.

    de passendheidscriteria die bij aanbieding van woonruimte in acht genomen worden;

  • d.

    de gevallen waarin het bewijs van registratie zijn geldigheid verliest.

artikel 16 vervallenverklaring registratie

Het bewijs van registratie als woningzoekende met urgentieverklaring verliest zijn geldigheid, indien:

  • a.

    een aanbieding van woonruimte is geaccepteerd;

  • b.

    één passende aanbieding is geweigerd;

  • c.

    blijkt dat de woningzoekende niet (meer) voldoet aan de toelatingscriteria als bedoeld in paragraaf II.2;

  • d.

    blijkt dat de woningzoekende niet (meer) voldoet aan de criteria voor een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 11.

Paragraaf II.5 Wijze van aanbieding/toewijzing
artikel 17 lokale volgordebepaling
  • 1. Gedurende een periode van maximaal 4 weken vanaf de datum waarop de woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, is voor regiogemeenten zonder regionale opvangtaak, in afwijking van het bepaalde in artikel 18, het onderstaande van toepassing.

    Voor alle ter beschikking gekomen vergunningplichtige huurwoningen, die niet worden bestemd voor woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 11, vindt de kandidaatselectie plaats op de in de leden 2 en 3 beschreven wijze.

    Voor alle ter beschikking gekomen vergunningplichtige nieuwbouwkoopwoningen vindt de kandidaatselectie plaats op de in lid 4 beschreven wijze.

  • 2. Wijze van aanbieding

    De toewijzing van de ter beschikking gekomen vergunningplichtige huurwoningen vindt plaats overeenkomstig de in artikel 18, 2e lid vermelde wijze.

  • 3. Volgordebepaling huurwoningen

    • a.

      een huurwoning wordt toegewezen aan de woningzoekende, die aan de gestelde toelatings en passendheidscriteria voldoet en die de hoogste B.L. score heeft. Degene die een woning heeft aangeboden gekregen, wordt in de gelegenheid gesteld binnen een week na ontvangst van het formulier als bedoeld in artikel 19, lid 1 een aanvraag voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in paragraaf II.6, in te dienen.

    • b.

      in afwijking van het gestelde onder a. wordt bijzondere voorrang toegekend aan:

      • 1.

        de woningzoekende die een vergunningplichtige huurwoning in de gemeente vrijmaakt met een huurprijs die tenminste ƒ 150,-- lager is dan de huurprijs van aangeboden woning, onder voorwaarde dat als gevolg daarvan geen recht op individuele huursubsidie ontstaat;

      • 2.

        de woningzoekende die een vergunningplichtige huurwoning met 5 of meer kamers vrijmaakt in de gemeente en reageert op de aanbieding van een woning met maximaal 4 kamers;

      • 3.

        de woningzoekende die een vergunningplichtige aangepaste of aanpasbaar gebouwde woning huurwoning in de gemeente vrijmaakt en reageert op de aanbieding van een niet aangepaste of niet aanpasbaar gebouwde woning.

  • 4. Volgorde bepaling nieuwbouw- koopwoningen

    • a.

      Voor vergunningplichtige nieuwbouwkoopwoningen geldt met inachtneming van de toelatingscriteria dat bijzondere voorrang wordt toegekend aan woningzoekenden die in de gemeente een vergunningplichtige huurwoning vrijmaken. Daarna komen de overige woningzoekenden die aan de criteria voor toelating en passendheid voldoen, in aanmerking. De onderlinge volgorde wordt vastgesteld aan de hand van bewoningsdatum en leeftijdsscore.

    • b.

      Burgemeester en wethouders kunne per project nieuwbouw-koopwoningen bepalen dat een minimum aantal woningen beschikbaar dient te zijn voor de "overige woningzoekenden" als bedoeld onder a. woningzoekenden als bedoeld onder a;

    • c.

      Voor de overige (niet-nieuwbouw) koopwoningen zijn alleen de toelatingscriteria uit paragraaf II.2 van toepassing.

artikel 18 regionale volgordebepaling
  • 1. Algemeen

    Voor alle ter beschikking gekomen vergunningplichtige huurwoningen, die niet worden bestemd voor woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 11 en die niet (meer) worden aangeboden op de wijze als bedoeld in artikel 17, vindt de kandidaatselectie plaats op de in de volgende leden beschreven wijze.

  • 2. Publicatie woningaanbod

    • a.

      ter beschikking gekomen vergunningplichtige huurwoningen als bedoeld in het vorige lid, alsmede vergunningplichtige koopwoningen als bedoeld in lid 4, worden door de eigenaren van deze woningen publiekelijk bekendgemaakt;

    • b.

      woningzoekenden worden tevens in de gelegenheid gesteld op hun verzoek, om niet of tegen een redelijke vergoeding, op andere wijze kennis te nemen van het beschikbare woningaanbod;

    • c.

      woningzoekenden worden in de gelegenheid gesteld binnen een redelijke termijn op een redelijk aantal aanbiedingen van woningen te reageren. Daarbij dienen de voor de beoordeling van de toelating, passendheid en volgorde (als bedoeld in het volgende lid) noodzakelijke gegevens door de woningzoekende te worden verstrekt.

  • 3. volgordebepaling huurwoningen

    • a.

      een woningzoekende die op de publicatie als bedoeld in het vorige lid heeft gereageerd, die voldoet aan de gestelde toelatings- en passendheidscriteria en die van de reagerende woningzoekenden de hoogste BL-score heeft, wordt in de gelegenheid gesteld binnen één week na ontvangst van het formulier als bedoeld in artikel 19, lid 1, een aanvraag voor een huisvestingsvergunning als bedoeld in paragraaf II.6, in te dienen;

    • b.

      In afwijking van het gestelde sub a., wordt bijzondere voorrang toegekend aan:

      • 1.

        de woningzoekende die een vergunningplichtige eengezinshuurwoning in de opvanggemeente vrijmaakt en reageert op de aanbieding van een meergezinshuurwoning;

      • 2.

        de woningzoekende die een vergunningplichtige huurwoning in de § opvanggemeente vrijmaakt met een huurprijs die ten minste ƒ 150,-- lager is dan de huurprijs van de aangeboden woning, onder voorwaarde dat als gevolg daarvan geen recht op individuele huursubsidie bestaat;

      • 3.

        de woningzoekende die een vergunningplichtige huurwoning met 5 of meer kamers vrijmaakt in de opvanggemeente en reageert op de aanbieding van een woning met maximaal 4 kamers;

      • 4.

        de woningzoekende die een vergunningplichtige aangepaste of aanpasbaar gebouwde huurwoning in een regio-gemeente vrijmaakt en reageert op de aanbieding van een niet aangepaste of niet aanpasbaar gebouwde woning.

        Indien meerdere woningzoekenden voldoen aan één of meer van de hierboven genoemde criteria voor voorrang, is de BL-score bepalend voor de volgorde waarop zij in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning.

    • c.

      indien bij de volgordebepaling sub a. blijkt dat bepaalde (doel)groepen van woningzoekenden in onvoldoende mate voor een huisvestingsvergunning in aanmerking komen en/of de doorstroming als bedoeld sub b. in onvoldoende mate wordt gerealiseerd, kunnen door burgemeester en wethouders bij de per publicatie aangeboden woningen, aanvullende en zonodig aangepaste criteria worden gesteld;

    • d.

      per woning wordt achteraf het aantal ontvangen reacties periodiek en publiekelijk bekendgemaakt, alsmede de BL- score van degene aan wie een huisvestingsvergunning voor de betreffende woning is verstrekt. Indien er sprake is van "doorstromingsvoorrang" als bedoeld sub b., wordt dit in de publicatie vermeld.

  • 4. volgordebepaling koopwoningen

    • a.

      Voor nieuwbouw-koopwoningen is de onderstaande volgordebepaling van toepassing. Voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die een vergunningplichtige huurwoning met een huurprijs tot ƒ 810,00 per maand in de opvanggemeente vrijmaken. Daarna komen de overige woningzoekenden die aan de criteria voor toelating en passendheid voldoen, in aanmerking. De onderlinge volgorde wordt vastgesteld aan de hand van bewoningsduur- of leeftijdscore;

    • b.

      Burgemeester en wethouders kunnen per project nieuwbouw-koopwoningen bepalen dat een minimum aantal woningen beschikbaar dient te zijn voor de "overige woningzoekenden" als bedoeld onder a.;

    • c.

      Voor de overige (niet-nieuwbouw) koopwoningen zijn alleen de toelatingscriteria uit paragraaf II.2 van toepassing.

Paragraaf II.6 Huisvestingsvergunning
artikel 19 aanvragen van een huisvestingsvergunning
  • 1. De aanvraag van een huisvestingsvergunning geschiedt middels het indienen van een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen, door de aanvrager in te vullen en binnen één week na de datum van ontvangst te retourneren formulier.

  • 2. De aanvraag van een huisvestingsvergunning bevat ten minste:

    • a.

      voor een vergunningplichtige huurwoning:

      • 1.

        gegevens over de woonruimte en (het huishouden van) de aanvrager;

      • 2.

        bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van de aanvrager (en, indien van toepassing, het inkomen van de partner) kan worden vastgesteld;

      • 3.

        behoudens de gevallen als bedoeld in artikel 23, lid 3, van de wet (medehuurderschap): een verklaring van de verhuurder, waaruit blijkt dat deze bereid is de woning aan de aanvrager te verhuren;

    • b.

      voor een nieuw te bouwen sociale koopwoning:

      • 1.

        gegevens over de woonruimte en (het huishouden van) de aanvrager;

      • 2.

        bescheiden aan de hand waarvan het inkomen van de aanvrager (en, indien van toepassing, het inkomen van de partner) kan worden vastgesteld;

      • 3.

        een afschrift van de koopovereenkomst, danwel een daarmee gelijk te stellen verklaring;

    • c.

      voor overige vergunningplichtige koopwoningen:

      • 1.

        gegevens over de woonruimte en (het huishouden van de aanvrager);

      • 2.

        een afschrift van de koopovereenkomst, dan wel een daarmee gelijk te stellen verklaring.

      Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders bescheiden verlangen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de aanvrager voldoet aan de criteria als bedoeld in de paragrafen II.2. (toelating) en II.3 (passendheid) en criteria als bedoeld in artikel 17, lid 3 sub b en artikel 18, lid 3, sub b. (voorrang voor doorstromers).

  • 3. Indien de aanvraag op één of meerdere punten onvolledig is, wordt de aanvraag geretourneerd en stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid binnen één week na de verzenddatum van de retourzending een volledige aanvraag in te dienen.

  • 4. Burgemeester en wethouders beslissen uiterlijk binnen 2 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning weigeren, indien niet voldaan wordt aan de gestelde bepalingen ten aanzien van het tijdig indienen van de gegevens als bepaald in de leden 1 en/of 3.

  • 6. De beslissing op de aanvraag wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de aanvrager. Een weigering wordt met redenen omkleed.

  • 7. Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders:

    • a.

      aan wie de vergunning wordt verleend, alsmede het aantal personen dat de betreffende woonruimte zal betrekken;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de termijn waarbinnen van de vergunning gebruik moet zijn gemaakt.

artikel 20 criteria voor vergunningverlening
  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf II.3 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

    • c.

      het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt voldoet aan de urgentiecriteria als bedoeld in de paragrafen II.4 of II.5.

  • 2. Het in het vorige lid sub c. bepaalde blijft buiten toepassing indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 9 van het besluit (o.a. medehuurderschap en voorgenomen woningruil).

artikel 21 vruchteloze aanbieding
  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 20 verlenen burgemeester en wethouders de huisvestingsvergunning altijd, indien de woonruimte door de eigenaar, overeenkomstig de in de leden 2 en 3 weergegeven procedure, gedurende maximaal 13 weken vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 20, lid 1, voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2. De eigenaar dient de vergunningplichtige woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn ten minste éénmaal door middel van publicatie als bedoeld in artikel 18 (regionale aanbieding) te hebben aangeboden.

  • 3. De publicatie als bedoeld in lid 2 bevat in ieder geval:

    • a.

      het adres van de woonruimte, met vermelding van woningtype, aantal kamers en ligging;

    • b.

      de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;

    • c.

      de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 20, voorrang genieten; De in lid 1 genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste publicatie die voldoet aan het hier bepaalde, dan wel op de datum van de eerste aanbieding van de woonruimte als bedoeld in de paragrafen II.4 of II.5.

artikel 22 intrekking huisvestingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf II.7 Leegmelding en voordracht

Deze paragraaf is facultatief

artikel 23 algemeen

Het bepaalde in deze paragraaf is alleen van toepassing op eigenaren van woonruimte, waarmee burgemeester en wethouders geen overeenkomst als bedoeld in artikel 32 hebben gesloten.

artikel 24 melding van ter beschikking komen
  • 1. De eigenaar van een woonruimte aangewezen in artikel 2, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:

    • a.

      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik daarvan heeft opgezegd;

    • b.

      de woonruimte is ontruimd;

    • c.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts voor korte tijd het geval is;

    • d.

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur is.

artikel 25 voordracht
  • 1. Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van ter beschikking gekomen vergunningplichtige woonruimte, een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven woningzoekende doen.

  • 2. Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen in aanmerking de woningzoekenden die zijn opgenomen in het register van woningzoekenden met een urgentieverklaring als bedoeld in artikel 11.

  • 3

    • a.

      binnen één week nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de woonruimte heeft gemeld, zenden burgemeester en wethouders aan de eigenaar een voordracht van ten hoogste vier woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht zal worden gedaan.

      Burgemeester en wethouders stellen de betreffende woningzoekende(n) schriftelijk van de voordracht in kennis;

    • b.

      binnen vier weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de woningzoekende(n) te benaderen in de volgorde waarin deze op de voordracht zijn geplaatst en burgemeester en wethouders schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen woningzoekende(n) een huurovereenkomst is afgesloten.

Paragraaf II.8 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen
artikel 26 toelating woonwagenstandplaatsen

In afwijking van het bepaalde in artikel 20 wordt de huisvestingsvergunning voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    de standplaatszoekende behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

  • b.

    de standplaatszoekende kan aantonen dat hij is gerechtigd om volgens de Woonwagenwet in een woonwagen te wonen;

  • c.

    de standplaatszoekende beschikt over een voor de betreffende standplaats geschikte woonwagen;

  • d.

    de standplaatszoekende komt voor een standplaats in aanmerking overeenkomstig de in artikel 28 opgenomen volgordebepaling.

artikel 27 wijze van aanbieding woonwagenstandplaatsen
  • 1. Burgemeester en wethouders maken het beschikbaar zijn of komen van een standplaats bekend door middel van publicatie als bedoeld in artikel 17. (of op andere wijze, lokaal te bepalen).

  • 2. Standplaatszoekenden worden tevens in de gelegenheid gesteld om op hun verzoek, om niet of tegen een redelijke vergoeding van de kosten, op andere wijze kennis te nemen van het beschikbaar zijn of komen van standplaatsen.

artikel 28 volgordebepaling voor een woonwagenstandplaats
  • 1. Indien meerdere standplaatszoekenden reageren op de bekendmaking als bedoeld in artikel 27 en voldoen aan het bepaalde in artikel 26, komen zij volgens de onderstaande volgorde in aanmerking voor een door burgemeester en wethouders te verstrekken huisvestingsvergunning. Indien er meerdere gegadigden binnen dezelfde prioriteit zijn, krijgt van hen de oudste in leeftijd voorrang.

    De standplaatszoekende:

    • a.

      woont op een woonwagenlocatie in de gemeente Nederlek die dient te worden opgeheven of verkleind en is in het bezit van een ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet;

    • b.

      is ingezetene van de gemeente Nederlek en heeft familie in de eerste of tweede graad die woonachtig is op de woonwagenlocatie;

      woont op een woonwagenlocatie in een andere regiogemeente die dient te worden opgeheven of verkleind en is in het bezit van een ontheffing als bedoeld in artikel 10 van de Woonwagenwet;

    • c.

      is ingezetene van de gemeente Nederlek;

    • d.

      is ingezetene van een andere regiogemeente en heeft familie in de eerste of de tweede graad die woonachtig is op de woonwagenlocatie;

    • e.

      is ingezetene van een andere regio-gemeente;

    • e.

      heeft een economische binding aan de gemeente Nederlek;

    • f.

      heeft een economische binding aan een andere regiogemeente;

    • g.

      heeft een maatschappelijke binding aan de gemeente Nederlek;

    • h.

      heeft een maatschappelijke binding aan een andere regiogemeente;

    • i.

      heeft een aantoonbaar belang zich in de regio te vestigen;

    • j.

      heeft geen aantoonbaar belang zich in de regio te vestigen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, in gevallen waarin de toepassing van het bepaalde in lid 1 naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt of uit het oogpunt van medische of sociale indicatie, ten gunste van de belanghebbende standplaatszoekende van deze volgordebepaling afwijken.

artikel 29 vervallenverklaring huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats

De huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats vervalt:

  • a.

    één maand nadat de vergunninghouder schriftelijk te kennen heeft gegeven van de vergunning geen gebruik meer te willen maken;

  • b.

    onmiddellijk nadat de huurovereenkomst voor de standplaats is beëindigd en de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten;

  • c.

    onmiddellijk nadat de vergunninghouder de standplaats heeft verlaten, voor zover de betreffende standplaats niet ingevolge een huurovereenkomst door de vergunninghouder werd ingenomen.

artikel 30 intrekking huisvestingsvergunning voor een woonwagenstandplaats

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning voor het innemen van een standplaats intrekken indien:

  • a.

    de vergunninghouder niet binnen twee weken na afgifte van de vergunning de standplaats inneemt;

  • b.

    de vergunninghouder handelt in strijd met het bepaalde bij of krachtens deze verordening, de voor de standplaats verstrekte huisvestingsvergunning en/of de daaraan verbonden voorschriften.

artikel 31 ligplaatsen voor woonschepen
  • 1. Burgemeester en wethouders houden een register bij van ligplaatszoekenden, waarop zij in volgorde van inschrijvingsdatum worden genoteerd.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 20 wordt de huisvestingsvergunning voor een ligplaats voor een woonschip verleend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de ligplaats is op grond van de Wet op de Woonschepen als zodanig aangewezen;

      de ligplaatszoekende behoort tot de ingevolge paragraaf II.2 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

    • b.

      de ligplaatszoekende neemt op de in het vorige lid bedoelde lijst de bovenste plaats in, of de boven hem staande ligplaatszoekenden willen niet in aanmerking komen.

  • 3. De paragrafen II.3 (passendheid) en II.4 (urgentie) blijven met betrekking tot ligplaatszoekenden buiten beschouwing.

Paragraaf II.9 Organisatie en bevoegdheden
artikel 32 overeenkomsten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten (convenanten) sluiten ter uitvoering van (benoemde delen van) deze verordening.

De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De inhoud van de overeenkomsten wordt in voldoende mate bekend gemaakt aan de ingezetenen van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

Hoofdstuk III Verdere bepalingen

artikel 33 hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

artikel 34 strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in de artikelen 2, sub a. en b. en 24, lid 1, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

artikel 35 handhaving
  • 1. Met het toezicht op naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2. Met de opsporing van de bij artikel 34 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid bedoelde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in de artikelen 76, 77 en 78 van de wet.

artikel 36 restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend laten leiden door overwegingen betrekking hebbend op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.

artikel 37 overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

artikel 38 verslaglegging
  • 1. Toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet en eigenaren van meer dan 10 woonruimten zijn verplicht jaarlijks aan de gemeenteraad verslag uit te brengen over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de bepalingen in deze verordening.

    Onderdeel van deze verslaglegging kan uitmaken de wijze waarop zorggedragen is voor de huisvesting van de categorieën woningzoekenden vermeld in artikel 9, leden a tot en met c.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop het in het eerste lid genoemde verslag moet zijn ingedeeld.

Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen

artikel 39 citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Huisvestingsverordening 1996 van de gemeente Nederlek

artikel 40 inwerkingtreding
  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 1996 onder gelijktijdige intrekking van de Huisvestingsverordening 1994, vastgesteld op 28 juni 1994.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nederlek van 28 mei 1996. In werking getreden op 1 juli 1996.