Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nederlek

Geluidshinderverordening Nederlek 1987

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nederlek
Officiële naam regelingGeluidshinderverordening Nederlek 1987
CiteertitelGeluidshinderverordening Nederlek 1987
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpgeluidshinder

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

-

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. de artikelen 11, 12, 175, 177 en 180 van de Wet Geluidhinder en de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 11 van die wet, alsmede artikel 168 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-12-198617-02-2009Onbekend

22-10-1986

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

GELUIDSHINDERVERORDENING NEDERLEK 1987

R. 16

De Raad van de gemeente Nederlek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Nederlek van 17 september 1986;

gelet op het bepaalde in de artikelen 11, 12, 175, 177 en 180 van de Wet Geluidhinder en de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 11 van die wet, alsmede artikel 168 van de gemeentewet;

BE S L U I T:

  • 1.

    vast te stellen de volgende verordening, in het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder, houdende regels:

    • -

      ter zake van het gebruiken van geluidsapparaten in horeca-inrichtingen;

    • -

      met betrekking tot de wijze van inrichten of drijven van bij bovenbedoelde algemene maatregel van bestuur aangewezen recreatie-inrichtingen;

    • -

      omtrent andere vormen van geluidhinder, zoals geluidhinder in de open lucht, geluidhinder van bromfietsen, dieren, muziekinstrumenten enz.

Titel I Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

geluidhinder -geluidhinder in die zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder, te weten gevaar schade of hinder, als gevolg van geluid;

geluidsapparaat -geluidsapparaat in de zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder, te weten een apparaat bestemd of mede bestemd voor het voortbrengen van geluid, zoals bedoeld in artikel 12, lid 1, van de Wet geluidhinder. Aangewezen categorie van geluidsapparatuur, als bedoeld in artikel 12 Wet geluid-hinder:

  • a.

    geluidversterkende apparatuur en luidsprekers;

  • b.

    muziekinstrumenten;

  • c.

    speelautomaten.

toestel -toestel in de zin van artikel 1 van de Wet geluid-hinder, te weten een geluidsapparaat, dan wel een toestel dat bij gebruik anders dan door menselijke energie geluidhinder kan veroorzaken, een luchtvaartuig daaronder niet begrepen;

recreatie-inrichting - een recreatie-inrichting in de zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder te weten een inrichting, bestemd of mede bestemd voor recreatiedoeleinden, ten aanzien waarvan de Hinderwet niet van toepassing is;

Inrichtingenbesluit- het Besluit recreatie-inrichtingen Wet geluid-hinder (Stb. 1981 nr. 687);

horeca-inrichting- een recreatie-inrichting in de zin van de artikelen 1 en 11, onder a, van de Wet geluidhinder, te weten een inrichting waarin een bedrijf of werkzaamheid, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a of c van de Drank-en horecawet wordt uitgeoefend;

houder van een horeca-inrichting- hij die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een horeca-inrichting inricht of drijft;

bestaande recreatie-/horeca-inrichting - recreatie-/horeca-inrichting die op het tijdstip van in werking treden van deze verordening wordt of is ingericht, danwel wordt gedreven en daarna niet wordt gewijzigd of uitgebreid.

Titel II Bestrijding geluidhinder van recreatie-inrichtingen (categorieën g t/m i Inrichtingenbesluit).

Artikel 2 Verbod tot inrichten of drijven.

Het is verboden een recreatie-inrichting, behorende tot een van de categorieën g t/m i van het Inrichtingenbesluit, in te richten of te drijven zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, dan wel in strijd met de aan deze vergunning verbonden voorschriften.

Artikel 3 Vergunningaanvraag.
  • 1. Voor het verkrijgen van de vergunning moet eenaanvraag worden ingediend bij burgemeester en wethouders door degene die voornemens is een recreatie-inrichting in te richten of te drijven.

  • 2. Bij de vergunningaanvraag moeten de ter beoordeling daarvan benodigde tekeningen en overige bescheiden worden overgelegd, waaronder een beschrijving van de te verwachten geluidproduktie van de recreatie-inrichting en van de maatregelen die de aanvrager zal nemen ter beperking of voorkoming van geluidhinder.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de inhoud, de inrichting, de uitvoering, de vorm, het aantal en de wijze van indiening van de vergunningaanvraag en de in het tweede lid bedoelde bescheiden.

Artikel 4 Ongenoegzaamheid van ingediende bescheiden.
  • 1. Indien de vergunningaanvraag, de tekeningen en overige bescheiden niet voldoen aan de in of krachtens artikel 3 gestelde eisen of nadere regelen, wordt de aanvrager van de vergunning in de gelegenheid gesteld binnen twee weken, nadat hem dit is meegedeeld, de aanvraag aan te vullen of te verbeteren.

  • 2. Indien de vergunningaanvrager van de in het voorgaande lid bedoelde gelegenheid geen gebruik maakt, kunnen burgemeester en wethouders aanvrager in zijn aanvraag niet ontvankelijk verklaren. Van hun desbetreffende besluit zenden burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk een afschrift aan de aanvrager, onder terugzending van de ingediende bescheiden.

Artikel 5 Bezwaren.
  • VERVALLEN

Artikel 6 Beslissingstermijn.
  • VERVALLEN

Artikel 7 Vergunningvoorschriften, weigeringsgronden, tijdelijke vergunning.
  • 1. Ter voorkoming of beperking van geluidhinder kan de vergunning onder voor-schriften worden verleend dan wel worden geweigerd.

  • 2. De vergunning wordt in elk geval geweigerd, indien te duchten geluidhinder niet op een redelijke wijze valt te voorkomen of te beperken door het verbinden van voorschriften aan de vergunning.

  • 3. Tot de voorschriften, verbonden aan de vergunning, kunnen onder meer behoren voorschriften:

    • a.

      bepalende de ten hoogste toegelaten geluidproduktie van de in de inrichting gebruikte geluidsapparaten;

    • b.

      bepalende het ten hoogste toegelaten niveau van voor omwonenden waarneem-baar geluid, van de inrichting afkomstig;

    • c.

      houdende de verplichting bij het voorschrift aangegeven geluidwerende maatregelen te treffen;

    • d.

      bepalende de tijden gedurende welke de geluidsapparaten in werking mogen zijn.

  • 4. De vergunning kan ook voor een bepaalde termijn worden verleend, met name indien niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld over de van de recreatie-inrichting te duchten geluidhinder.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen de termijn, als bedoeld in het vierde lid, verlengen. De termijn kan, al dan niet verlengd, de duur van twee jaar niet te boven gaan. Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Bij de verleende vergunning wordt een gewaarmerkt afschrift van de vergunningaanvraag en van de daarbij overgelegde tekeningen en overige bescheiden gevoegd.

Artikel 8 Beëindiging en wijziging van het drijven van een recreatie-inrichting.
  • 1. De vergunning geldt zowel voor de aanvrager als voor zijn rechtverkrijgenden.

  • 2. De houder van de vergunning is verplicht van het beëindigen van het drijven en van iedere overgang in het drijven van de recreatie-inrichting zo spoedig mogelijk kennis te geven aan burgemeester en wethouders, met in geval van overgang vermelding van de naam en het adres van de nieuwe vergunninghouder.

Artikel 9 Intrekking of wijziging van de vergunning,
  • 1. De vergunning kan worden gewijzigd. De vergunning kan worden ingetrokken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan verstrekte gegevens zodanig onjuist of anders blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de behandeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      indien van de recreatie-inrichting gedurende langer dan een jaar geen gebruik is gemaakt;

    • c.

      indien de recreatie-inrichting niet in gebruik wordt gehouden overeenkomstig de bij de vergunningaanvraag vermelde gegevens;

    • d.

      indien de voorschriften, verbonden aan de vergunning, niet in acht worden genomen;

    • e.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat het van kracht blijven van de vergunning in strijd zou komen met de belangen ter bescherming waarvan het vereiste van de vergunning is gesteld.

  • 2. Een beschikking tot intrekking of wijziging van de vergunning is met redenen omkleed; zij wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning in de gelegenheid is gesteld zijn oordeel daaromtrent kenbaar te maken.

Artikel 10, Sluiting van een recreatie-inrichting.
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ter bestrijding van geluidhinder een recreatie-inrichting, als bedoeld in artikel 2, geheel of gedeeltelijk gesloten verklaren, indien degene die de inrichting inricht of drijft, in strijd handelt met het bepaalde in artikel 2.De sluiting wordt in het openbaar bekendgemaakt en wordt van kracht, zodra een afschrift van het besluit op of nabij de toegang of toegangen van de recreatie-inrichting is aangebracht.

  • 2. De sluiting geldt voor bepaalde of onbepaalde tijd; in het laatste geval wordt opheffing van de sluiting wederom openbaar bekendgemaakt.

  • 3. Een ieder is verplicht toe te laten dat het in het eerste lid bedoelde afschrift wordt aangebracht.

  • 4. Het is degene die de recreatie-inrichting inricht of drijft, verboden na de sluiting, als bedoeld in het eerste lid, bezoekers tot de inrichting toe te laten of daarin te laten verblijven.

  • 5. Het is een ieder verboden in een bij besluit van burgemeester en wethouders gesloten recreatie-inrichting als bezoeker te verblijven.

  • b. Onder bezoekers worden ten aanzien van de toepassing van het vierde en vijfde lid niet verstaan:

    • a.

      de gezinsleden van degene die de recreatie-inrichting inricht of drijft, zomede diens buitenshuis wonende bloed- en aanverwanten;

    • b.

      de personen wier tegenwoordigheid in de recreatie-inrichting wegens dringende omstandigheden wordt vereist.

  • 7. Een beschikking tot sluiting is met redenen omkleed; zij wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning in de gelegenheid is gesteld, zijn oor-deel daaromtrent kenbaar te maken.

Artikel 11 Bestaande recreatie-inrichtingen.
  • 1. Op het inrichten of drijven van een bestaande recreatie-inrichting is het in artikel 2 gestelde verbod niet van toepassing:

    • a.

      gedurende drie maanden na het in werking treden van artikel 2;

    • b.

      ook na de onder a. bedoelde termijn, voor zover degene die de recreatie-inrichting inricht of drijft, binnen deze termijn een vergunningaanvraag als bedoeld in artikel 3, heeft ingediend, totdat onherroepelijk op de vergunningaanvraag is beslist.

  • 2. In het geval bedoeld onder lid 1, sub b, zijn op de vergunningaanvraag de artikelen 3 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien de gevraagde vergunning wordt geweigerd, stellen burgemeester en wet-houders de aanvrager een redelijke termijn om het inrichten of drijven van de recreatie-inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd, te beëindigen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen gedurende de periode, als bedoeld in het eerste lid, onder a. of b., dan wel als bedoeld in het derde lid, degene die een recreatie-inrichting inricht of drijft, aanschrijven de door hen in die 1 aanschrijving vermelde voorzieningen te treffen, indien de toestand van de inrichting, in verband met de belangen die deze verordening beoogt te behartigen, dat noodzakelijk maakt.

    Degene tot wie de aanschrijving is gericht, is verplicht deze op te volgen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen een bestaande recreatie-inrichting geheel of gedeeltelijk gesloten verklaren, indien degenen die de inrichting inricht of drijft, geen vergunningaanvraag heeft ingediend binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van drie maanden of niet heeft voldaan aan de aanschrijving, als bedoeld in het vierde lid.

Titel III Bestrijding geluidhinder van recreatie-inrichtingen (categoriën a t/m f Inrichtingenbesluit).

Artikel 12 Regels voor het inrichten of drijven.
  • 1. Het inrichten of drijven van een recreatie-inrichting, behorende tot een van de categorieën a t/m f van het Inrichtingenbesluit, moet zodanig gebeuren dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geen geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2. Indien het inrichten of drijven gebeurt in strijd met het bepaalde in het eerste lid, zijn burgemeester en wethouders bevoegd degene die de inrichting inricht of drijft, aan te schrijven tot het treffen van maatregelen ter voorkoming of ter beperking van deze geluidhinder. Degene tot wie de aanschrijving is gericht, is verplicht deze op te volgen.

  • 3. Voor de toepassing van de aanschrijvingsbevoegdheid geldt in het algemeen voor nieuwe recreatie-inrichtingen het volgende:

    • a.

      Het equivalente geluidsniveau (LAeq) vanwege de recreatie-inrichting mag 1 ter plaatse van woningen van derden en andere geluidsgevoelige bestemmingen niet meer bedragen dan het heersende referentieniveau van het omgevingsgeluid op diezelfde plaats gedurende de openstellingstijd van de recreatie-inrichting.

      Controle op de niveaus van het verspreide geluid, alsmede beoordeling van 1 de meetresultaten moet gebeuren overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01, uitgave 1981 (wanneer het muziekgeluid betreft volgens methode B). Alvorens de gemeten of berekende equivalente geluidsniveaus van muziekgeluid aan het referentieniveau worden getoetst, moet bij deze niveaus 10 dB(A) worden opgeteld. In afwijking van voornoemde handleiding mag in geval van muziekgeluid de bedrijfscorrectie niet worden toegepast.

      In geval van muziekgeluid mag in plaats van methode B worden volstaan met één meting of berekening volgens methode A van voornoemde handleiding indien aan de vereisten hierna onder 1 en 2 wordt voldaan.

      • 1.
        • -

          het geluid, afkomstig uit de inrichting, moet op de aangegeven beoordelingsplaatsen als muziekgeluid herkenbaar zijn, of

        • -

          het geluidsniveaus van het muziekgeluid moet ten minste 5 dB(A) hoger dan het achtergrondniveau (L95) zijn.

      • 2.

        de afstand tussen de inrichting en de beoordelingsplaats moet minder zijn dan 50 meter.

    • b.

      Onverminderd het onder a gestelde mag het equivalente geluidniveau (LAeq) veroorzaakt door de recreatie-inrichting in geluidsgevoelige ruimten van geheel of gedeeltelijk in- of aanpandige woningen van derden niet meer bedragen dan:

      35 dB(A) in de periode van 07.00 tot 19.00 uur (dagperiode);

      30 dB(A) in de periode van 19.00 tot 23.00 uur (avondperiode);

      25 dB(A) in de periode van 23.00 tot 07.00 uur (nachtperiode).

      Metingen ter controle op de veroorzaakte niveaus moeten zo mogelijk worden verricht op een afstand van ten minste 1 meter van de muren, 1,5 meter boven de vloer en 1,5 meter van de ramen. Ten einde verstoringen door staande golven te verminderen is het noodzakelijk op ten minste 3 punten te meten. In geval van laagfrequent geluid moet zo nodig op meer dan 3 punten worden gemeten.

      De gemeten waarden moeten energetisch worden gemiddeld.

      Metingen moeten worden uitgevoerd met gesloten ramen en buitendeuren. De beoordeling van de meetresultaten moet, voor zover van toepassing, geschieden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai, IL-HR-13-01, uitgave 1981.

      Alvorens de gemeten equivalente geluidsniveaus van muziekgeluid aan de grenswaarden worden getoetst, moet bij deze niveaus 10 dB(A) worden opgeteld. In afwijking van voornoemde handleiding mag in geval van muziekgeluid de bedrijfsduurcorrectie niet worden toegepast.

  • 4. Voor de toepassing van de aanschrijvingsbevoegdheid gelden in het algemeen voor bestaande recreatie-inrichtingen waarden die maximaal 5 dB hoger mogen zijn dan de waarden in het derde lid onder a., zulks gedurende een termijn van ten hoogste 5 jaar na het tijdstip van inwerkingtreden van dit artikel.

Titel IV Bestrijding geluidhinder van horeca-inrichtingen.

Artikel 13 Het maken van muziek. Het gebruiken van geluidsapparaten.
  • 1. Het is de houder van een horeca-inrichting verboden daarin of in de aanhorigheid ervan zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders ten behoeve van het publiek:

    • a.

      muziek of zang anders dan voortgebracht met behulp van een geluidsapparaat ten gehore te brengen, of toe te laten dat daarin muziek of zang ten gehore wordt gebracht;

    • b.

      een geluidsapparaat in werking te hebben, of toe te laten dat daarin een geluidsapparaat in werking is gebracht (muziekvergunning).

  • 2. Het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 10 is van overeenkomstige toe-passing.

Titel V Overige geluidhinder.

Artikel 14
  • 1. Zonder af te doen aan het bepaalde in de vorige artikelen is het verboden met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen te verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluid-hinder wordt veroorzaakt, of toe te laten dat deze handelingen worden verricht.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het voorgaande lid ontheffing verlenen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing voorschriften verbinden ter voorkoming of beperking van (geluid)hinder.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde voorschriften kunnen onder meer betreffen:

    • -

      het maximale geluidsniveau;

    • -

      de situering van geluidsbronnen;

    • -

      de frequentie en tijden van gebruik.

  • 5. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet, voor zover van toepassing is de Hinderwet, de Wet geluidhinder, de Wegenverkeerswet, het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens, de Zondagswet, het Wetboek van Strafrecht of de Luchtvaartwet.

Artikel 15 Overgangsbepalingen

Voor zover dit niet in deze verordening nader is geregeld, wordt een ontheffing vergunning of toestemming anderszins, betrekking hebbende op de geluidhinder, van de burgemeester dan wel van burgemeester en wethouders, die is verleend op grond van enig voorschrift van de Algemene politieverordening, voor zover dit voorschrift is vervallen of 1 februari 1982, geacht opnieuw te zijn verleend krachtens deze verordening vanaf het tijdstip van in werking treden van deze verordening.

Titel VI Straf- en slotbepalingen.

Artikel 16

Overtreding van het bij of krachtens deze het betreft artikel 13, lid 1, onder a en van ten hoogste twee maanden of geldboete Overtreding van het bij of krachtens deze worden gestraft met openbaarmaking van de verordening bepaalde wordt -voor zover artikel 14- gestraft met hechtenis van de tweede categorie.

artikelen bepaalde kan bovendien rechterlijke uitspraak.

Artikel 17
  • 1. Naast degenen aan wie ingevolge artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering opsporingsbevoegdheid toekomt, zijn met het opsporen van de in artikel 16 van deze verordening strafbaar gestelde overtredingen belast de door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren, ieder voor zover het zaken betreft die aan zijn toezicht zijn toevertrouwd.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt hierbij aan hen die met zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt al dan niet afgesloten ruimten of plaatsen -woningen en schepen daaronder begrepen- te betreden of binnen te gaan, desnoods tegen de wil van de recht-hebbende, zulks voor zover het woningen betreft met inachtneming van het bepaalde bij de Wet van 31 augustus 1853, Stb. 83.

  • 3. Het in het tweede lid bepaalde geldt niet, voor zover van toepassing is:

    • -

      artikel 149 Wet geluidhinder;

    • -

      artikel 20 Wet economische delicten.

Artikel 18

Op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening vervalt het raadsbesluit van 28 januari 1985 van Nederlek tot vaststelling van de geluidhinderverordening;

Artikel 19
  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "geluidhinderverordening Nederlek 1987".

  • 2.

    De verordening treedt in werking drie dagen na afkondiging.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Nederlek in zijn openbare vergadering gehouden op 22 oktober 1986.

De secretaris, De voorzitter,

(Mr. G.Heeringa) (mr. A. van 't Laar)