Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bodegraven

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bodegraven
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2010
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet milieubeheer, artikel 15.33

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2011Nieuwe regeling

17-12-2009

Bodegraafs Nieuwsblad 23-12-2009

Raadsvergadering 17-12-2009; Raadsvoorstelnr. 82c

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Bodegraven; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2009, nummer 82; gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; b e s l u i t: vast te stellen de: Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2010. Artikel 1. Aard van de belasting en belastbaar feit
1.Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
     
2.De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
     
Artikel 2. Belastingplicht
     
1.De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
     
2.Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:
 a.degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
 b.ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
     
Artikel 3. Maatstaf van heffing en belastingtarief
     
1.De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:
 a.indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon 258,06
 b.indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht aanvangt in de loop van het belastingjaar bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door meer dan één persoon311,12
2.De belasting als bedoeld in lid 1 wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van een extra (= boven hetgeen standaard aan het perceel wordt verstrekt):  
 a.minicontainer bestemd voor restafval per extra container:202,00
 b.minicontainer bestemd voor groen-, fruit-, en tuinafval per extra container:50,50
 c.minicontainer bestemd voor papier per extra container:50,50
       
Artikel 4. Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 5. Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven met dien verstande dat voor elk belastbaar feit een aparte aanslag kan worden opgelegd. Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
     
1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
     
2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
     
3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
     
4.Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
   
     
Artikel 7. Termijnen van betaling
     
1.De aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
     
2.In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00, doch minder is dan € 2.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
     
3.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, eveneens worden betaald in twee gelijke termijnen zoals vermeld in het eerste lid.
   
4.De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
     
Artikel 8. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.
 
Artikel 9. Overgangsrecht
     
De "Verordening afvalstoffenheffing 2009" van 18 december 2008 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2010, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
     
Artikel 10. Inwerkingtreding
   
1.Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
   
2.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
     
Artikel 11. Citeertitel
   
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening afvalstoffenheffing 2010" .

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad d.d. 17 december 2009