Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Reeuwijk

Subsidieverordening erfgoed gemeente Reeuwijk 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Reeuwijk
Officiële naam regelingSubsidieverordening erfgoed gemeente Reeuwijk 2009
CiteertitelSubsidieverordening erfgoed 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpWoningbouw/ ruimtelijke ordening/ milieu

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-200926-07-2012nieuwe regeling

27-04-2009

Kijk op Reeuwijk, 29-07-2009

Agendapunt 14, raadsvergadering 27-04-2009

Tekst van de regeling

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van maart 2009

gelet op het bepaalde in artikel 149 van de Gemeentewet en de Erfgoedverordening 2009 gemeente Reeuwijk;

besluit vast te stellen de

"Subsidieverordening Erfgoed gemeente Reeuwijk 2009"

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Monumenten: beschermde gemeentelijke monumenten waarvan het besluit tot aanwijzing zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009 onherroepelijk is geworden.

  • 2.

    eigenaar eigenaar is diegene, die in de kadastrale registratie als eigenaar en beperkt gerechtigde staat vermeld.

  • 3.

    restauratiewerkzaamheden

    de werkzaamheden aan een beschermd gemeentelijk monument die het normale onderhoud te boven

    gaan en die voor het herstel of conservering van de monumentale waarde zoals bedoeld in artikel 1 lid 5

    van deze verordening noodzakelijk zijn.

  • 4.

    onderhoudswerkzaamheden

    de periodiek noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan onderdelen van het beschermd monument

    die monumentale waarde bezitten.

  • 5.

    monumentale waarde van een beschermd gemeentelijk monument

    De monumentale waarde van een beschermd monument wordt in het geval van een gebouwd monument

    bepaald door de dragende onderdelen, de vloeren en het omhulsel en/of door die onderdelen of objecten die

    blijkens het register, bedoeld in artikel 7 van de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009, dan wel naar

    het oordeel van burgemeester en wethouders van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor

    de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden. Indien uit het register blijkt, dat een monument uitsluitend

    beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, dan wordt de monumenta-

    le waarde uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten. In het geval het monument een (onderdeel

    van een) bijzonder landschapselement is of een ensemble van zaak en terrein of een terrein met een archeo-

    logische verwachting dan oordeelt het college van burgemeester en wethouders na de monumentencommis-

    sie een advies te hebben gevraagd.

  • 6.

    subsidiabele restauratiekosten

    • a.

      De kosten die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn om de onderdelen van een monument die blijkens artikel 1 lid 5 van deze verordening en het register, bedoeld in artikel 7 van de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009 of naar het oordeel van burgemeester en wethouders van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden monumentale waarde bezitten, te herstellen of te conserveren.

    • b.

      Als een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van een restauratie verricht zijn de materiaalkosten subsidiabel.

  • 7.

    subsidiabele onderhoudskosten.

    de kosten van werkzaamheden, die regelmatig moeten worden verricht, om die onderdelen van een monument of beeldbepalende zaak, die overeenkomstig de beschrijving in het monumentenregister,

    monumentale of beeldbepalende waarde bezitten in goede staat te houden en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn.

    Als een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van het onderhoud verricht zijn de materiaalkosten subsidiabel.

  • 8.

    monumentencommissie

    de door de raad ingestelde Commissie of aangewezen instantie, met als taak de werkzaamheden, die be schreven zijn in de "Verordening op de commissies 2009".

  • 9.

    zelfwerkzaamheid

    kosten voor onderhoudswerkzaamheden, die een eigenaar zonder inschakeling van een erkend aannemingsbedrijf en/of eventuele onderaannemers heeft laten verrichten aan een beschermd gemeentelijk monument.

Artikel 2

Het college van Burgemeester en wethouders neemt jaarlijks een besluit waarin het subsidieplafond voor een bepaald jaar voor de uitvoering van de Subsidieverordening Erfgoed 2009 wordt aangegeven.

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op grond van deze regeling niet dan nadat de Monumentencommissie is gehoord.

  • 2. Voorts kan het treffen van voorzieningen subsidiabel worden gesteld, als dit verband houdt met de architectuurhistorische, archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke of andere bijzondere waarde van het monument en deze door burgemeester en wethouders noodzakelijk worden geacht. Deze voorzieningen dienen gelijktijdig met de onder in artikel 1 lid 3 bedoelde werkzaamheden te worden uitgevoerd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, gehoord de Monumentencommissie, in het belang van de monumentenzorg en in gevallen waarin deze verordening niet voorziet afwijken van het bepaalde in deze subsidieverordening.

Artikel 4

  • 1. Aanvragen om subsidie worden in volgorde van binnenkomst behandelt met in achtneming van het artikel 2 en 3 lid 1 van deze verordening. Onder subsidie wordt ook verstaan “nadeelcompensatie bestrijden”.

  • 2. Bij de beslissing op aanvragen om geldelijke steun houden burgemeester en wethouders in eik geval rekening met:

    • a.

      de prioriteiten, die in het kader van het gemeentelijk erfgoedbeleid worden gesteld,

    • b.

      de monumentale waarde van het object, de zaak of het terrein,

    • c.

      de bouwtechnische- en uiterlijke staat -van het monument alsmede het gebruik daarvan, mede in relatie tot zijn omgeving,

  • 3. De subsidie kan worden vastgesteld nadat de werkzaamheden conform de subsidieverlening zijn uitgevoerd, gereed gemeld en akkoord zijn bevonden.

  • 4. Indien de voortgang van de werkzaamheden dat rechtvaardigt kan een voorschot op de subsidieverlening worden uitbetaald. Het voorschot kan ten hoogste 60% van de subsidieverlening bedragen.

  • 5. a. Aanvragen om subsidie, waarover in verband met het bepaalde in het eerste lid niet positief kan worden

    beschikt, worden door burgemeester en wethouders voor dat betreffende jaar afgewezen.

    • b.

      Aanvragen als bedoeld in artikel 4 lid 5 sub a behoeven niet opnieuw te worden ingediend. Deze worden

      in het eerst volgend jaar, waarop door de gemeenteraad een subsidieplafond is vastgesteld op de oor-

      spronkelijk ingediende volgorde als eerste in behandeling genomen.

  • 6. In geval van een calamiteit, waarbij de monumentale waarde van een monument in het geding is, kunnen burgemeester en wethouders met in achtneming van artikel 4 lid 1 van deze verordening, afwijken.

  • 7. Met de uitvoering van de werkzaamheden mag niet worden begonnen voordat op de aanvraag om subsidie door burgemeester en wethouders is beslist. Op verzoek van de eigenaar kan desgewenst vooruit lopend op de te nemen beslissing omtrent de subsidieverlening door burgemeester en wethouders met de werkzaamheden worden gestart nadat de subsidiabele restauratiekosten zijn vastgesteld.

  • 8. Indien de aanvraag om subsidie meerdere eigenaren betreft wordt een evenredig deel, afhankelijk van de lengte van het landschapselement, toegekend.

Artikel 5

  • 1. De aanvraag om een subsidie wordt, op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier, bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2. Naast het in het eerste lid genoemde formulier dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten,

    • b.

      een werkomschrijving,

    • c.

      tekeningen, die de bestaande en de te maken toestand van het monument aangeven,

    • d.

      de naam en het adres van de voor de uitvoering verantwoordelijke persoon/bedrijf.

  • 3. Burgemeester en wethouders stellen de aanvrager, waarvan de aanvraag niet aan de in lid 1 en 2 gestelde voorwaarden voldoet, in de gelegenheid zijn aanvraag binnen twee weken aan te vullen.

  • 4. Als een monument of een beeldbepalende zaak of terrein niet door het plegen van onderhoud wordt gewijzigd is daarvoor geen vergunning noodzakelijk op grond van artikel 10 of 13 van de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een ontvankelijke aanvraag om subsidie binnen 13 weken. Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste 13 weken verdagen.

Artikel 7

  • 1. Uitbetaling van de subsidie door burgemeester en wethouders vindt plaats nadat:

    • a.

      de werkzaamheden op grond waarvan de subsidie is verleend schriftelijk gereed zijn gemeld onder overlegging van de daarop betrekking hebbende afrekening met betalingsbewijzen.

    • b.

      de onder a. bedoelde werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden en de subsidietoekenning door burgemeester en wethouders heeft plaatsgehad.

  • 2. Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een door aanvrager op te geven giro- of bankrekening.

Artikel 8

De subsidie wordt geweigerd als de kosten van restauratie, onderhoud, herstel of vernieuwing voor monumenten voortvloeien uit brand- en stormschade, waartegen verzekering mogelijk is, alsmede voor zover de kosten van voorzieningen op andere wijze kunnen worden vergoed.

HOOFDSTUK 2 RESTAURATIE

Artikel 9

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een monument éénmaal per 25 jaar een subsidieverlening doen in restauratiekosten als bedoelt in artikel 1 lid 6.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele restauratie kosten als bedoeld in artikel 1 lid 6 doch ten hoogste € 13.613,41. Voor een beschermd gemeentelijk monument geen gebouw zijnde bedraagt de bijdrage 50% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste € 6.806,70.

  • 3. De subsidiabele restauratiekosten worden bepaald aan de hand van noodzakelijkheid, soberheid, doelmatigheid en de bepalingen in het bouwbesluit en de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009.

Artikel 10

  • 1. De subsidieverlening wordt gedaan onder de voorwaarden dat:

    • a.

      binnen 13 weken, na de toekenning, met de restauratiewerkzaamheden een aanvang is gemaakt.

    • b.

      de restauratiewerkzaamheden zijn uitgevoerd binnen 52 weken na toekenning.

    • c.

      de bescheiden en gegevens, die nodig zijn voor de juiste toepassing van deze regeling, worden verstrekt.

    • d.

      de in artikel 1 van de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009 genoemde monumentale waarden na restauratie in stand zijn gebleven.

    • e.

      de eigenaar het monument na de subsidievaststelling en betaling c.q. terugvordering goed onderhoudt en dit vijf maal in 25 jaar (eenmaal per vijf jaar) aantoont door middel van een rapport van een onafhankelijke deskundige op het gebied van monumenten.

    • f.

      de eigenaar het monument op gebruikelijke wijze verzekert en verzekerd houdt.

    • g.

      de bijdrage ingevolge artikel 9 wordt slechts toegekend wanneer de onroerende zaak, na het treffen van de voorzieningen, in haar geheel beschouwd, geen strijdigheid oplevert met bouw- en/of constructieve eisen die volgens wettelijk voorschriften die aan een onroerende zaak moeten worden gesteld en de in artikel 1 van de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009 beschreven waarden van het monument of de beeldbepalende zaak of terrein instant worden gehouden en/of worden hersteld.

    • h.

      in afwijking van het bepaalde in lid g kunnen burgemeester en wethouders toestaan, dat een monument in ten hoogste twee fasen wordt gerestaureerd, mits in de eerste fase ten minste alle bouwtechnische gebreken van de gehele onroerende zaak worden opgeheven. Een aanvraag voor de tweede fase kan niet eerder worden ingediend, dan nadat is voldaan aan het gestelde in artikel 7 lid 1 sub a en b.

Artikel 11

De subsidie wordt geweigerd indien:

  • 1.

    Voor de te treffen voorzieningen een vergunning op grond van de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009 is vereist en deze is geweigerd.

  • 2.

    Voor zover de kosten van voorzieningen op grond van een verzekering worden gedekt of op andere wijze worden vergoed blijven die kosten voor het bepalen van de subsidiabele restauratiekosten buiten beschouwing.

  • 3.

    Indien de subsidiabele restauratiekosten minder dan € 1.134,45 bedragen.

Artikel 12

  • 1. Onder de subsidiabele restauratiekosten worden die kosten verstaan, die direct samenhangen met de in artikel 1 lid 3 bedoelde restauratiewerkzaamheden en die zijn opgenomen in de meest recente "Leidraad subsidiabele restauratiekosten" en de "Leidraad subsidiabele onderhoudskosten”.

  • 2. Het betreft de volgende kosten:

    • a.

      de aanneemsom, die betrekking heeft op de restauratiewerkzaamheden,

    • b.

      het architectenhonorarium, de constructeur en de kosten van het dagelijks toezicht naar evenredigheid van verhouding tussen de subsidiabele en niet-subsidiabele restauratiekosten, waarbij de berekeningsmethodiek wordt aangehouden, zoals die is opgenomen in de meest recente “Beleidsregels onderhoud en restauratie monumenten”.

    • c.

      bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek, dat noodzakelijk is om inzicht te krijgen in de monumentale waarde, voor zover die niet blijkt uit de uit de beschrijving in de gemeentelijke monumentenlijst.

    • d.

      de leges die evenredig wordt verdeeld tussen de subsidiabele en niet-subsidiabele restauratiekosten.

    • e.

      de verschuldigde omzetbelasting, mits deze niet verrekenbaar is.

    • f.

      installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag voor zover deze door burgemeester en wethouders zijn voorgeschreven.

HOOFDSTUK 3 ONDERHOUD

Artikel 13

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan de eigenaar van een monument een bijdrage toekennen in de subsidiabele onderhoudskosten.

  • 2. De bijdrage in de subsidiabele onderhoudskosten bedraagt 50% van de subsidiabele kosten doch ten hoogste € 2.268,90 éénmaal per vijf jaar.

  • 3. De subsidiabele kosten met betrekking tot de in artikel 1 lid 7 genoemde voorzieningen worden bepaald aan de hand van beoordeling op noodzakelijkheid, soberheid, doelmatigheid en de bepalingen in de bouw- en monumentenverordening.

  • 4. Voor zover de kosten van voorzieningen op grond van een verzekering worden gedekt of op andere wijze worden vergoed blijven die kosten voor het bepalen van de subsidiabele onderhoudskosten buiten beschouwing.

Artikel 14

Tot het plegen van onderhoud worden volgende werkzaamheden aangemerkt:

  • a.

    het dak : reparatie van dakbedekking (vervangen enkele pannen,

    repareren van de dakbedekking, dakbeschot, zink of lood

  • b.

    schoorstenen ; reparaties,

  • c.

    goten of hemel-

waterafvoeren : partieel herstel en reparaties,

  • d.

    gevels : partieel voegen, pleisteren, metselwerk of natuursteen en

    vochtbestrijding met een totaal oppervlak van kleiner dan 20%

    van het geveloppervlak,

  • e.

    vensters : reparaties en herstel van buitenkozijnen, inclusief luiken en

    buitendeuren, ramen en bespanning

  • f.

    buitenschilderwerk : vensters, luiken en muren,

  • g.

    rieten daken : aan- en afvoer en verwerken van riet, bindmateriaal, sporen,

    rietlatten nokvorsten, kantplanken en steigermateriaal waarbij

    het te onderhouden deel maximaal 5 % van het totale

    rietendak mag bedragen.

Artikel 15

De subsidie wordt geweigerd indien

  • 1.

    in de kosten van onderhoud van rijkswege en/of van provinciewegel financiële steun wordt verleend.

  • 2.

    met de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden is begonnen voordat op de aanvraag door burgemeester en wethouders is beslist.

  • 3.

    voor de te treffen voorzieningen een vergunning op grond van de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009 is vereist en deze is geweigerd.

  • 4.

    de subsidiabele onderhoudskosten minder bedragen dan € 113,45.

HOOFDSTUK 4: ZELFWERKZAAMHEID

Artikel 16

  • 1. Indien een eigenaar van een gemeentelijk monument, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, restauratiewerkzaamheden, zoals bedoeld in Hoofdstuk 2, uitvoert in zelfwerkzaamheid of laat uitvoeren door een niet erkent aannemersbedrijf, kan onder overlegging van een beschrijving van de ten genoegen van burgemeester en wethouders uitgevoerde werkzaamheden een bijdrage worden toegekend van € 2.268,90.

  • 2. Indien een eigenaar van een gemeentelijk monument, zoals bedoeld in artikel 1, lid 1, onderhoudswerkzaamheden, zoals bedoeld in Hoofdstuk 3, uitvoert in zelfwerkzaamheid of laat uitvoeren door een niet erkend aannemersbedrijf, kan onder overlegging van een beschrijving van de ten genoegen van burgemeester en wethouders uitgevoerde werkzaamheden een bijdrage worden toegekend van € 226,89.

  • 3. De eigenaar behoudt een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van deze bijdrage en de Inspecteur van Belastingen.

HOOFDSTUK 5 OUKOOPSE MOLEN

Artikel 17

  • 1. In de jaarlijkse werkelijke gemaakte onderhoudskosten van de Oukoopse molen wordt een subsidie verleend van 25% tot een maximum van € 1.270,- met dien verstande, dat geen subsidie wordt toegekend in de onderhoudskosten, indien de molen tot woning of café is ingericht of door verbouwing niet maalvaardig is.

  • 2. Deze subsidieregeling is niet van toepassing indien de subsidiabele onderhoudskosten € 113,45 of minder bedragen.

  • 3. De eigenaar dient jaarlijks door een verantwoording achteraf over de gemaakte kosten een beroep te doen op deze subsidie.

HOOFDSTUK 6 SLOT en OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 18

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders aangewezen personen.

  • 2. Aan de toezichthouders bedoeld in lid 1 komen slechts de bevoegdheden toe als genoemd in de artikelen 5:15 tot en met 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 19

De werking van deze verordening wordt in het eerste kwartaal van 2011 geëvalueerd.

Artikel 20

Aanvragen, die zijn ingediend, voordat deze verordening in werking treedt en waarop nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld met in acht neming van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 21

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als "Subsidieverordening Erfgoed 2009".

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2009.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Reeuwijk van april 2009

Artikel gewijze toelichting

Artikel 1:

In dit artikel zijn de definities opgenomen van begrippen die in de verordening worden gehanteerd.

Lid 3

Restauratiewerkzaamheden hebben betrekking op die werkzaamheden aan onderdelen van het monument die monumentale waarde bezitten. Deze waarde wordt bepaald door de dragende onderdelen, de vloeren, het omhulsel alsmede die onderdelen of objecten, die blijkens de gemeentelijke monumentenlijst als bedoeld in de Erfgoedverordening gemeente Reeuwijk 2009, dan wel naar het oordeel van burgemeester. en wethouders van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden.

Indien uit de gemeentelijke monumentenlijst blijkt, dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, worden de restauratiewerkzaamheden uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten.

Lid 4

De periodiek te verrichten onderhoudswerkzaamheden, die voor subsidie in aanmerking kunnen worden genomen zijn genoemd in artikel 14 van deze verordening. Het betreft geen limitatieve opsomming, doch een aantal periodiek voorkomende onderhoudswerkzaamheden die er op gericht zijn de bouwkundige staat van een monument in stand te houden.

Lid 5

De monumentale waarde, die in stand dient te worden gehouden en waarop deze verordening van toepassing is wordt enerzijds expliciet beschreven in de omschrijving van het monument (het registerblad) en anderzijds bepaald door in de toekomst te verkrijgen aanvullende informatie over waarden die zich aan of in het monument bevinden. Het vaststellen van de monumentale waarde van deze nader verkregen informatie geschied door burgemeester en wethouders, nadat de monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

Lid 6

Door burgemeester en wethouders zijn beleidsregels vastgesteld waardoor de subsidiabele restauratiekosten objectief kunnen worden berekend. Onder deze kosten kunnen die kosten worden verstaan, die direct samenhangen met de in artikel 1 lid 3 bedoelde restauratiewerkzaamheden. Een gerichte opsomming van kosten en te subsidiëren onderdelen zijn opgenomen in de meest recente "Leidraad subsidiabele restauratiekosten en de "Leidraad subsidiabele onderhoudskosten".

Lid 7 Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Lid 8 en 9 Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 2:

Om de verordening te kunnen toepassen zijn financiële middelen noodzakelijk, die het college van burgemeester en wethouders jaarlijks beschikbaar kan stellen. Bij het besluit tot verdeling van de financiële middelen is het noodzakelijk dat de ervaringen van het afgelopen jaar worden ingebracht en knelpunten ten aanzien van de subsidiebehoefte versus de beschikbare gestelde of gevraagde financiële middelen wordt aangegeven.

Artikel 3:

De z.g. hardheidsclausule (artikel 3, lid 3: afwijken van de bepalingen van deze verordening) kan worden toegepast in het belang van de zorg voor het erfgoed. De monumentencommissie is de adviseur van burgemeester en wethouders als het gaat om de belangen van de zorg voor het erfgoed. De monumentencommissie als onafhankelijk deskundige heeft een rol gekregen in de advisering over de toepassing van deze verordening.

In "Hoofdstuk 2: Restauratie" is opgenomen, dat een monumentenvergunning wordt geëist als de restauratiewerkzaamheden daartoe aanleiding geven. Dit kan het geval zijn als er gelijktijdig met het opheffen van (monumentale) technische gebreken, wijzigingen aan het monument worden uitgevoerd.

'Terugrestaureren" (van onderdelen) van monumenten wordt in beginsel niet gesubsidieerd. Als een eigenaar dat op eigen initiatief wil doen, is dat toegestaan, mits daarvoor een monumentenvergunning wordt verleend. Als uit een bouwhistorischs danwel architectuurhistorisch onderzoek blijkt dat het essentieel is, voor het behoud of de herkenbaarheid van een monument om een deel van het bouwwerk te reconstrueren, en dit door burgemeester en wethouders in het belang van de monumentenzorg noodzakelijk wordt geacht, kan dit subsidiabel worden gesteld, mits is voldaan aan artikel 3 lid 1 van deze verordening.

Artikel 4:

Dit artikel regelt de procedures, die moeten worden gevolgd. Hierbij is aangesloten bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Voor de duidelijkheid naar eigenaren is opgenomen dat als de gemeenteraad onvoldoende financiële middelen beschikbaar stelt, kunnen aanvragen op grond hiervan worden afgewezen. De eigenaar ontvangt van een afwijzing bericht.

Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst behandeld, waarbij enerzijds de monumentencommissie dient te adviseren en anderzijds de aanvraag moet worden getoetst aan het gemeentelijk monumentenbeleid, de monumentale waarde van het object, de bouwtechnische en uiterlijke staat en het gebruik van het monument.

Gekozen is om de begrippen uit de Awb aan te houden. Nadrukkelijk zijn voorwaarden opgenomen om prioriteiten te kunnen stellen. Hiermee kan de kwaliteit van de uit te voeren restauratie- en onderhoudswerkzaamheden worden gecontroleerd en worden beïnvloed.

Omdat eigenaren veelal grote investeringen moeten doen is de mogelijkheid in de verordening aanwezig om indien de uitgevoerde werkzaamheden dat rechtvaardigen, een voorschot uit te betalen tot ten hoogste 60% van de subsidietoezegging.

Ingeval zich een calamiteit voordoet, waarbij gedacht kan worden aan schade die aan een monument of een belangrijk monumentaal onderdeel van het monument wordt veroorzaakt, die niet door een verzekering wordt gedekt kan met behulp van een subsidietoezegging herstel plaatshebben. Nadrukkelijk zal hierbij moeten worden afgewogen of de monumentale waarde in het geding is en deze zonder subsidie niet zal worden hersteld.

Artikel 5:

Nadat de subsidieverordening is vastgesteld kunnen eigenaren met behulp van een formulier een aanvraag indienen. Het formulier is een leidraad voor zowel de gemeente als de eigenaar voor de bescheiden die moeten worden ingediend om de aanvraag te kunnen behandelen. De eigenaar stemt door ondertekening van dit formulier in met de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de subsidieverordening.

Artikel 6:

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7:

Dit artikel regelt de uitbetaling en de voorwaarden waaronder de uitbetaling plaatsheeft.

Artikel 8:

Op grond van dit artikel kan een aanvraag om subsidie worden geweigerd, indien een eigenaar verzuimt heeft een monument te verzekeren tegen brand- of stormschade. Het eigen risico, dat een eigenaar loopt bij een verzekering, wordt zoals bij andere gebouwen ten laste van het eigenaarrisico gebracht en wordt niet betrokken bij de subsidieverlening.

Artikel 9

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 10

Dit artikel regelt de voorwaarden, waaronder een subsidieverlening wordt gedaan.

Gebleken is dat het om financiële redenen wenselijk kan zijn, dat een eigenaar de restauratie van een monument in twee fasen uitvoert (dus twee maal de maximale subsidie kan krijgen). De verordening maakt dit mogelijk. In de eerste fase dient bij een maximale subsidieverlening in ieder geval het casco in een goede bouwtechnische en/of constructieve staat te worden gebracht. Dit is dan ook als voorwaarde gesteld. In een tweede fase zouden, dan andere belangrijke monumentale onderdelen zoals plafonds, schouwen, wanden, deuren e.d. kunnen worden gerestaureerd.

Artikel 11:

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 12:

Deze artikelen behoeven geen verdere toelichting.

Artikel 13:

Volgens dit artikel kan 1 x per vijf jaar in de kosten, zoals genoemd in artikel 14 een beperkte bijdrage in de onderhoudskosten worden toegekend. Vooralsnog wordt uitgegaan van het plegen van onderhoud aan de buiten zijde van een monument, omdat in de omschrijvingen van de monumenten in de meeste gevallen geen inwendige monumentale waarden zijn beschreven. Indien zich gevallen voordoen, zoals beschilderde plafonds of wandbespanningen, schouwen, trappen e.d. kan nadat over de monumentale waarden de Monumentencommissie positief heeft geadviseerd een bijdrage worden toegekend. De omschrijving van het monument dient te worden aangevuld met de nader bepaalde monumentale waarden.

Artikel 14 en 15:

Deze artikelen- behoeven geen toelichting.

Artikel 16:

Omdat andere dan financiële inspanningen van eigenaren ons zeer ter harte gaan hebben wij de mogelijkheid geïntroduceerd om hen achteraf een bijdrage toe te kennen als de werkzaamheden op een juiste wijze zijn uitgevoerd. Indien zij geen beroep doen op een bijdrage voor de restauratie of het plegen van onderhoud zal hen worden geadviseerd om vooraf te melden dat zij een beroep willen doen op deze regeling. Zij kunnen dan geadviseerd worden hoe zij in hun belang en in dat van het monument de werkzaamheden moeten uitvoeren.

Artikel 17

Voor de Oukoopse molen, de laatste molen in de gemeente Reeuwijk, is een apart hoofdstuk opgenomen om het mogelijk te maken een bijdrage in de onderhoudskosten te geven. Volgens de strekking van dit artikel behoeft geen procedure vooraf aan de uitvoering van de werkzaamheden te worden gevoerd. Als de eigenaar achteraf middels rekeningen kan aantonen dat de kosten daadwerkelijke gemaakt zijn, kan tot uitbetaling worden overgegaan. Hiervoor behoeft de monumentencommissie geen advies te geven.

Artikel 18:

In hoofdstuk 5 van de Awb is in afdeling 5.2 een aparte regeling opgenomen over het toezicht op de naleving. Aangezien de aangewezen toezichthouders voor de uitoefening van hun taken niet over alle in de Awb genoemde bevoegdheden behoeve te beschikken, zijn deze in lid 2 beperkt tot de strikt noodzakelijke (inzage van gegevens en bescheiden, vorderen van inlichtingen, betreden van plaatsen anders dan woningen) zijn in die afdeling opgenomen.

De strafrechtelijke handhaving van subsidiebesluiten ligt niet voor de hand zodat een opsporingsbepaling niet noodzakelijk is.

Voorts zijn er binnen het subsidiëringproces voldoende handhavingmiddelend aanwezig (intrekking, lagere vaststelling) om het geen medewerking verleent aan de toezichthouders te sanctioneren. Daarom heeft ook afgezien van een afzonderlijke op artikel 149a Gemeentewet gebaseerde binnentredingsbepaling.

Artikel 19:

Nadat enige tijd met deze verordening is gewerkt is een evaluatie hiervan noodzakelijk. In de eerste plaats gaat het daarbij om de ervaringen van de eigenaren en het gemeentelijk apparaat. In de tweede plaats gaat het om de effecten en de resultaten van de verordening en het gereserveerde budget. Op basis van globale uitgangspunten wordt nu een subsidieplafond voor de toepassing van deze verordening vastgesteld. Gekozen is voor het eerste kwartaal 2011, omdat bij het opstellen en de behandeling van de gemeentebegroting 2012 met de ervaringen rekening kan worden gehouden.

Artikel 20:

Behoeft geen toelichting.

Artikel 21:

Dit artikel regelt de naam van de verordening en de inwerkingtreding.