Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schoonhoven

Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Gemeente Schoonhoven

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schoonhoven
Officiële naam regelingVerordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive Gemeente Schoonhoven
CiteertitelVerordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive
Vastgesteld doorGemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpGemeente Schoonhoven

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Wettelijke verplichting tot opnieuw vaststellen van deze verordening.

Grondslagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2017Onbekend

09-12-2014

Onbekend

Verordening Verrekening bestuurlijke boete bij recidive

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Boete bij recidive: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;

  • b.

    Beslagvrije voet: als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • c.

    Bezit: waarde van de bezittingen waarover belanghebbende of diens gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, met uitzondering van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen, bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Participatiewet;

  • d.

    Verrekening: als bedoeld in artikel 60a en 60b van de Participatiewet;

  • e.

    College: burgemeester en wethouders van de gemeente.

Hoofdstuk 2 Bescherming beslagvrije voet

Artikel 2 Verrekening met beslagvrije voet bij voldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van een belanghebbende ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het College de boete bij recidive zonder inachtneming van de beslagvrije voet.

  • 2. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden vanaf de dag waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

Artikel 3 Verrekening bij geen of onvoldoende bezit

  • 1. Indien het bezit van een belanghebbende niet ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt, verrekent het College de boete bij recidive gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf de dag waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. Aansluitend op de verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekent het College de boete bij recidive in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebbende blijft beschikken over een inkomen van 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3. Tot het inkomen, bedoeld in het tweede lid, worden ook de middelen gerekend als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdelen n en r, van de Participatiewet.

Artikel 4 Verrekening met inachtneming beslagvrije voet

In afwijking van de artikelen 2 en 3 kan het College de boete bij recidive verrekenen met inachtneming van de beslagvrije voet, indien:

  • a.

    Aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in artikelen 2 of 3, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin; of

  • b.

    Anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2,3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van een bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de Participatiewet.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 6. Intrekken oude verordening

Op de dag van inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Schoonhoven 2013 ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive Gemeente Schoonhoven.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Schoonhoven, gehouden op 9 december 2014

de griffier,de voorzitter,

Algemene toelichting

Begin 2013 werd in de vijf gemeenten de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive voor het eerst vastgesteld. Aanleiding daarvoor was de aanscherping van het handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving, waardoor gemeenten verplicht werden om de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet daarbij de bescherming van de beslagvrije voet in acht worden genomen, maar als er sprake is van recidive dan kan gedurende maximaal drie maanden verrekening plaatsvinden zonder de bescherming van de beslagvrije voet.

De gemeenteraad is verplicht om in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid om de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de boete bij recidive. Het is aan de gemeenteraad om vast te leggen wanneer de beslagvrije voet bij verrekening van de boete bij recidive al dan niet in acht wordt genomen. Welke afweging maakt de gemeente van de situatie en de omstandigheden van belanghebbende? Wanneer wordt het buiten werking stellen van de beslagvrije voet buiten proporties geacht?

In het kader van de pseudoverrekening kan de gemeente te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten (of de Sociale Verzekeringsbank) om een door hen opgelegde boete wegens recidive te verrekenen. Het College dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen, volgens de regels van de lokale verordening. De gemeente die de uitkering verstrekt moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek. Mocht de beslagvrije voet niet worden gerespecteerd, dan kan belanghebbende het College waarvan hij de uitkering ontvangt verzoekt de beslagvrije voet wel toe te passen. Artikel 60b, tweede lid, van de Participatiewet regelt de bevoegdheid van het College om aan dit verzoek tegemoet te komen. Daarbij ligt het voor de hand dat het College bij dat besluit handelt volgens de regels van de eigen gemeentelijke verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Bezit: Het betreft de waarde van alle bezittingen waarover een belanghebbende of diens gezinsleden beschikken of redelijkerwijs kunnen beschikken. Zij kunnen bestaan uit geld of op geld waardeerbare goederen. Het gaat daarbij niet om vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Dat wil zeggen dat schulden geen rol spelen en niet op het bezit in mindering gebracht. Ook de vrijlatingen van artikel 34, tweede lid, zijn hier niet van toepassing. Een belanghebbende die vanwege volledige verrekening met de beslagvrije voet zonder inkomsten komt te zitten, zal zijn bezittingen volledig moeten aanwenden om in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te kunnen voorzien. Een uitzondering wordt gemaakt voor de door belanghebbende en zijn gezin bewoonde (eigen) woning.

Verrekening: De Participatiewet kent een ruimer begrip van de term verrekening dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Om die reden is een aparte begripsbepaling opgenomen.

Artikel 2 Verrekening met beslagvrije voet bij voldoende bezit

Uitgangspunt van deze verordening is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet plaatsvindt voor de maximale termijn van drie maanden als een belanghebbende over voldoende bezittingen beschikt om dit op te kunnen vangen. Van voldoende bezit is sprake als de waarde van de bezittingen waarover hij beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. Bij aanwending of tegeldemaking van deze bezittingen zou hij een periode van drie maanden kunnen overbruggen.

Artikel 3 Verrekening bij geen of onvoldoende bezit

Met de gekozen opzet wordt uiting gegeven aan het principe dat fraude niet mag lonen. Het betreft hier immers belanghebbenden die herhaaldelijk hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Tegelijkertijd kan het volledig buiten werking stellen van de beslagvrije voet kwalijke maatschappelijke gevolgen hebben. Voorkomen moet worden dat de regeling zijn doel voorbij schiet.

Heeft een belanghebbende niet voldoende bezittingen om een periode van drie maanden te overbruggen, dan verrekent het College slechts één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. Voor de overige twee maanden vindt gedeeltelijke verrekening van de beslagvrije voet plaats, op die wijze waardoor belanghebbende kan blijven beschikken over 80% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Voor dit percentage is aansluiting gezocht bij de invorderingsmogelijkheden van de Belastingdienst bij notoire wanbetalers.

Mogelijk ontvangt belanghebbende inkomsten uit arbeid die op grond van de Participatiewet artikel 31, tweede lid, onderdelen n of r, worden vrijgelaten voor de algemene bijstand. Bij verrekening van een boete bij recidive tot 80% van de bijstandsnorm, telen deze inkomsten echter mee bij de beoordeling of belanghebbende over voldoende inkomen beschikt.

Artikel 4 Verrekening met inachtneming beslagvrije voet

Hoewel het gaat om herhaaldelijke schending van de inlichtingenplicht, zijn er situaties denkbaar waarin volledige verrekening met de beslagvrije voet onaanvaardbare gevolgen zou hebben. Het gaat daarbij altijd om individuele omstandigheden die het College moet toetsen.

In onderdeel a is geregeld dat het College, in afwijking van de artikelen 2 en 3, toch kan besluiten om de beslagvrije voet te respecteren, als volledige verrekening waarschijnlijk leidt tot huisuitzetting van belanghebbende en diens gezin. Dat wordt in deze verordening gezien als een dringende reden om van verrekening met de beslagvrije voet af te zien. Ook bij andere dringende redenen dient het College rekening te houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake Het feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is niet voldoende om spreken van een dringende reden.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

In artikel 60, derde lid, van de Participatiewet, wordt bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet, ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes, voor zover op het moment van verrekening van de boete bij recidive, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het College de openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

De overige artikelen behoeven geen nadere toelichting. Er is geen aparte hardheidsclausule opgenomen omdat artikel 4al de mogelijkheid biedt om bij dringende redenen af te zien van volledige verrekening.