Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Menameradiel

Beleidsregels standplaatsvergunningen gemeente Menameradiel 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Menameradiel
Officiële naam regelingBeleidsregels standplaatsvergunningen gemeente Menameradiel 2015
CiteertitelBeleidsregels standplaatsvergunningen gemeente Menameradiel 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene plaatselijke verordening Menameradiel 2012, art. 5:12
  2. Algemene plaatselijke verordening Menameradiel 2012, art. 5:13

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2015nieuwe regeling

01-09-2015

Ynformaasje, 21-09 tot 04-10

Onbekend.

Tekst van de regeling

BELEIDSREGELS STANDPLAATSVERGUNNINGEN GEMEENTE MENAMERADIEL 2015

Hoofdstuk I Begripsomschrijving

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. bestuursorgaan: burgemeester en wethouders van de gemeente Menameradiel;

b. aanvraag: de aanvraag voor een standplaatsvergunning;

c. vergunninghouder: ieder aan wie door het bestuursorgaan een vergunning voor een

standplaats is verleend;

d. gemeente: de gemeente Menameradiel;

e. Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

f. APV: de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Menameradiel;

g. toezichthouder: een voor de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Menameradiel aangewezen toezichthouder;

h. feestdag: de nationale feestdagen en andere dagen door het bestuursorgaan aangewezen

Artikel 2 Bereik van de beleidsregels

1. Standplaatsvergunningen worden uitsluitend verleend ten behoeve van ambulante handel

en dienstverlening.

2. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op het toewijzen en/of innemen van standplaatsen op de weekmarkt.

3. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op standplaatsen die tijdens een evenement op het evenemententerrein worden ingenomen.

4. Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op het innemen van een standplaats met een

kiosk of ander permanent gebouw.

Hoofdstuk II Algemene voorschriften standplaatsen

Artikel 3 Dagen en tijden

1. Het aanbieden van goederen en / of diensten door middel van een standplaats is mogelijk

op maandag tot en met zaterdag tussen 08.00 en 19.00 uur.

2. De standplaats mag niet eerder in gebruik worden genomen dan één uur voordat met de

verkoop mag worden begonnen.

3. De standplaats moet volledig zijn ontruimd binnen één uur nadat de verkoop moet zijn

beëindigd.

4. Op de landelijke en lokale feestdagen is het niet mogelijk om een standplaats in te nemen.

Artikel 4 Afmetingen

1. De frontbreedte van de verkoopgelegenheid mag maximaal 15 meter bedragen.

2. De totale verkoopoppervlakte mag maximaal 40 vierkante meter bedragen.

Artikel 5 Verkeershinder

1. De standplaats wordt dusdanig ingenomen en ingericht dat het verkeer hiervan geen hinder en/ of overlast ondervindt.

2. Bij het innemen van de standplaats wordt tenminste 1,50 meter ruimte gehouden voor

voetgangers.

3. Bij het innemen van een standplaats wordt tenminste 3,50 meter ruimte gehouden voor

(calamiteiten)verkeer.

Artikel 6 Uiterlijk aanzien

1. De standplaats moet altijd een goed verzorgd aanzien bieden.

2. Bij het ontruimen moet de standplaats en de directe omgeving daarvan schoon opgeleverd worden.

Artikel 7 Overige voorwaarden

1. Er mogen maximaal vier standplaatsen per dag, met een maximum van acht standplaatsen per week, in een dorp worden ingericht.

2. Standplaatsen mogen worden ingenomen tussen 08.00 uur en 18.00 uur. Van zojuist genoemde tijden kan het college van burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.

3. Het is de standplaatshouder verboden gebruik te maken van luidsprekers en versterkers.

4. De standplaatshouder moet zich kunnen legitimeren door middel van een door een

officiële instantie afgegeven identiteitsbewijs. Hij moet dit identiteitsbewijs op eerste

aanvraag aan de toezichthouder tonen.

5. De standplaatshouder moet voldoende verzekerd zijn tegen vorderingen tot

schadevergoeding waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting krachtens wettelijke

aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden

toegebrachte schade.

Hoofdstuk III Vergunning

Artikel 8 Aanvraag vergunning

1. Voor het innemen van een standplaats moet schriftelijk een vergunning worden aangevraagd.

2. In de aanvraag wordt in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

a. Naam, adres, postcode, woonplaats van de aanvrager;

b. Omschrijving van de goederen/ diensten welke worden aangeboden;

c. Gewenste locatie;

d. Gewenst dagdeel en/ of periode;

e. Handtekening van de aanvrager en datum van de ondertekening.

3. Een aanvraag gaat vergezeld van een bewijs van registratie, afgegeven door de Kamer van Koophandel.

4. Aan het indienen van een aanvraag om een standplaatsvergunning zijn leges verbonden.

5. Indien de standplaats wordt ingenomen op particulier terrein is een verklaring van de eigenaar van het terrein vereist bij het aanvragen van een vergunning.

Artikel 9 Aanvrager

Om voor een vergunning in aanmerking te komen moet de aanvrager:

a. Handelingsbekwaam zijn;

b. Voldoen aan alle wettelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en

bedrijfsorganisatie.

Artikel 10 Locaties

1. De volgende locaties kunnen in ieder geval worden gebruikt als standplaatslocatie:

a. Berltsum: It Skil

b. Dronryp: Brêgebuorren/ Dûbelestreek

c. Dronryp: Hobbemasingel (parkeerplaats bij de bibliotheek)

d. Marsum: Skoallestrjitte

e. Marsum: Uniastrjitte

f. Menaam: Dyksterbuorren

g. Menaam: Greatebuorren

2. Het college van burgemeester en wethouders heeft de mogelijkheid om bepaalde locaties uit te sluiten.

Artikel 11 Beslistermijn

1. Het bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

2. Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 12 Indiening aanvraag

Indien een aanvraag voor een vergunning wordt ingediend minder dan acht weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 13 Voorschriften en beperkingen

1. Aan een verleende vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

2. Degene aan wie een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden

voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 14 Intrekking of wijziging

De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van omstandigheden of inzichten opgetreden na het

verlenen van de vergunning moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt

gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is

vereist;

c. indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden angekomen;

d. indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn

dan wel binnen een redelijke termijn;

e. indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.

Artikel 15 Weigering

De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde en/ of veiligheid;

b. het voorkomen of beperken van overlast;

c. de (volks)gezondheid of zedelijkheid;

d. de bescherming van het milieu;

e. de verkeersveiligheid;

f. het uiterlijk aanzien van de omgeving.

Artikel 16 Inhoud vergunning

In een vergunning wordt tenminste vermeld:

a. een duidelijke omschrijving van de locatie van de toegewezen standplaats;

b. een omschrijving van de verkoopinrichting;

c. de artikelen of de groep van artikelen die door de vergunninghouder op de hem

toegewezen standplaats mogen worden verkocht

d. de dag en het tijdvak waarop van de standplaats gebruik mag worden gemaakt.

Artikel 17 Innemen standplaats vergunninghouder

1. Een standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen.

2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

3. In bijzondere gevallen, waaronder begrepen (langdurige) ziekte of afwezigheid wegens

vakantie, kan na het schriftelijk indienen van een verzoek daartoe aan de

vergunninghouder door of namens het college ontheffing worden verleend van het

bepaalde in het eerste lid.

Hoofdstuk IV Bijzondere situaties

Artikel 18 Tijdelijke wijziging situering vaste standplaats

Als tijdelijke omstandigheden het noodzakelijk maken, kan het college – na overleg met de

vergunninghouder(s) – wijziging aanbrengen in de situering van de standplaatsen en elders in de gemeente een andere locatie aanwijzen.

Artikel 19 Overlijden vergunninghouder

Bij overlijden van de vergunninghouder wordt de vergunning overgeschreven op de overblijvende echtgenoot, samenwonende partner of één van de meewerkende kinderen, als een daartoe strekkende aanvraag binnen vier weken na overlijden bij het bestuursorgaan wordt ingediend.

Artikel 20 Ontruiming standplaats

De standplaatshouder die in strijd handelt met het bij of krachtens deze beleidsregels bepaalde of zich aan wangedrag of bedrog op/bij de standplaats schuldig maakt, de toezichthouder in de uitoefening van zijn taak belemmert, dan wel direct of indirect de orde verstoort of in gevaar brengt, kan door het bestuursorgaan mondeling worden gelast zijn standplaats direct te ontruimen.

Hoofdstuk V Slotbepalingen

Artikel 21 Afwijking beleidsregels

In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan van deze beleidsregels afwijken.

Artikel 22 Citeertitel

1. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels standplaatsvergunningen gemeente Menameradiel 2015”.

2. Alle eerder vastgestelde beleidsregels komen hierbij te vervallen.

Artikel 23 Overgangsrecht

1. Vergunningen verstrekt onder de eerder vastgestelde beleidsregels zijn geldig tot de in de desbetreffende vergunning opgenomen einddatum.

2. Standhouders die ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregels al hun standplaats innamen op particulier terrein dienen voor 31 december 2015 een vergunning aan te vragen.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 oktober 2015.

Toelichting op de beleidsregels

Hoofdstuk I Begripsomschrijving

Artikel 2 Bereik van de beleidsregels

Mocht de gemeente besluiten om een weekmarkt in te stellen, dan is een marktverordening en (eventuele) bijbehorende beleidsregels de aangewezen plaats om de markt te reguleren.

Wanneer op een evenemententerrein een standplaats wordt ingenomen, is dit de verantwoordelijkheid van de organisatie van het evenement. Dit valt niet onder het begrip standplaats waardoor de beleidsregels niet van toepassing zijn.

Het aanbieden van goederen of diensten middels een kiosk of een ander permanent gebouw valt ook niet onder het begrip standplaats. Voor deze situaties geldt dat de verkoop op de desbetreffende locatie middels een bouwvergunning en het bestemmingsplan geregeld moet worden.

Hoofdstuk II

Algemene voorschriften standplaatsen

Een standplaats kan worden ingenomen op particulier terrein of op een terrein wat in eigendom is van de gemeente. De algemene voorschriften in dit hoofdstuk gelden voor beide situaties.

Artikel 3 Dagen en tijden

Maximaal een uur nadat de verkoop moet zijn beëindigd, moet de standplaats schoon zijn opgeleverd. Het is daardoor niet mogelijk om de standplaats gedurende het hele jaar op dezelfde locatie te laten staan.

Tijdens de volgende feestdagen is het in ieder geval niet mogelijk om een standplaats in te nemen:

  • Nieuwjaarsdag

  • Goede vrijdag

  • Pasen

  • Koningsdag

  • Bevrijdingsdag

  • Hemelvaartsdag

  • Pinksteren

  • Kerst

  • Plaatselijke kermissen en feesten

    Artikel 4 Afmetingen

    Als totale verkoopoppervlakte wordt de ruimte gerekend die voor het aanbieden van de goederen of diensten wordt gebruikt. Daarbij geldt ook de ruimte voor het creëren van bijvoorbeeld een terras.

    Artikel 5 Verkeershinder

    De gemeente oordeelt of er sprake is van hinder en/of overlast van het verkeer. Dit is per situatie verschillend, waardoor telkens individuele afwegingen gemaakt moeten worden. De richtlijnen genoemd in het tweede en derde lid zijn de uitgangspunten.

    Artikel 6 Uiterlijk aanzien

    Met het uiterlijk aanzien wordt gekeken naar de totale presentatie van de standplaats.

    Artikel 7 Overige voorwaarden

    Zodra er meer dan vier standplaatsen in de directe omgeving van elkaar worden ingenomen, is er volgens jurisprudentie sprake van een markt. Hiervoor gelden de vastgestelde regels vanuit de marktverordening. Om ervoor te zorgen dat er geen marktwerking ontstaat, is de bepaling opgenomen dat er niet meer dan vier standplaatsen per dag, met een maximum van acht per week in een dorp mogen worden ingenomen.

    Hoofdstuk III Vergunning

    Een standplaats kan worden ingenomen op particulier terrein of op een terrein wat in eigendom is van de gemeente. De algemene voorschriften in dit hoofdstuk gelden voor beide situaties.

    Artikel 8 Aanvraag vergunning

    Het aanvragen van een standplaatsvergunning is nodig voor alle terreinen, zowel in eigendom van de gemeente als particulier. De aanvraag moet schriftelijk worden ingediend bij het college. Bij voorkeur wordt er gebruik gemaakt van de aanvraagformulieren welke door de gemeente beschikbaar zijn gesteld.

    Artikel 9 Aanvrager

    De aanvrager moet een handelsbekwaam natuurlijk persoon zijn. Daarnaast moet de aanvrager voldoen aan alle voorgeschreven publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie. Hierbij valt te denken aan de bepalingen op basis van de Handelsregisterwet 2007, Warenwet en de Wet op de Bedrijfsorganisaties.

    Artikel 10 Locaties

    De locaties zijn in overleg met de afdeling Ruimte vastgesteld. Naast deze locaties is het mogelijk dat een aanvrager zelf met een voorstel voor een nieuwe locatie komt. Dit zal in overleg met de behandelde ambtenaren moeten worden bekeken.

    Artikel 11 Beslistermijn

    Het college beslist op de aanvraag binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is. Indien er gegronde redenen zijn waardoor het niet haalbaar is om binnen de aangegeven acht weken de aanvraag af te handelen, is het mogelijk om de termijn met acht weken te verdagen. Dit moet schriftelijk aan de aanvrager worden medegedeeld. In deze brief moet ook worden aangegeven wat de argumenten zijn om de termijn te verdagen.

    Artikel 12 Indiening aanvraag

    Zowel in dit artikel als in artikel 1.3 APV wordt aangegeven dat de aanvraag voor een vergunning tenminste acht weken voor het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning nodig heeft, moet zijn ontvangen. Indien dit niet tijdig is gedaan kan het college besluiten de aanvraag buiten behandeling te laten. Slechts indien er bijzondere omstandigheden zich voordoen, zal een uitzondering worden gemaakt van de termijn van indiening.

    Artikel 13 Voorschriften en beperkingen

    Bij het verstrekken van een vergunning zullen er voorschriften en beperkingen worden opgelegd. Deze vloeien voornamelijk voort uit de APV en deze beleidsregels, maar daarnaast wordt ook naar de individuele situatie gekeken. Voor bijvoorbeeld een snackwagen worden voorwaarden en omschrijvingen voor bakapparatuur opgenomen. Voor een koek en zopie kraam dient er rekening te worden gehouden met de ijsdikte. Een voorbeeld van verschillende voorschriften en beperkingen zijn als bijlage opgenomen.

    Artikel 14 Intrekking of wijziging

    De redelijke termijn (sub d) is afhankelijk van de inhoud van de vergunning. Voor het wekelijks innemen van een standplaats is een andere termijn redelijk als voor het dagelijks innemen van een standplaats. Het uitgangspunt is een termijn waarna het college mag aannemen dat de vergunninghouder geen gebruik meer zal maken van de standplaats.

    Voordat wordt overgegaan tot het intrekken van de vergunning, zal de vergunninghouder op de hoogte worden gebracht van dit voornemen. Ook zal er een termijn worden gesteld waarbinnen de vergunninghouder de mogelijkheid krijgt om zienswijze in te dienen. Naar aanleiding van dit traject zal een besluit worden genomen om de vergunning wel of niet in te trekken.

    Artikel 15 Weigering

    Over de weigeringsgronden is in jurisprudentie van alles geschreven. Er zijn een aantal belangrijke punten:

    Openbare orde en openbare veiligheid

    Het is mogelijk om een vergunning te weigeren indien het soort goederen of diensten of de wijze waarop deze aangeboden worden, ertoe kan leiden dat de openbare orde wordt verstoord.

    Bij het innemen van een standplaats mag de verkeersveiligheid niet in gevaar worden gebracht. Het is dan ook niet mogelijk om een standplaats in te nemen waardoor het verkeer wordt geblokkeerd, de verkeerstekens niet meer zichtbaar zijn of bijvoorbeeld op de hoek van een straat, een kruispunt of een ander onoverzichtelijke locatie. Een veel voorkomende locatie voor het innemen van een standplaats is een parkeerterrein. Hierbij moet worden gekeken naar de parkeermogelijkheden ter plaatse en de verkeersaantrekkende werking die het innemen van een standplaats oplevert.

    Bescherming milieu

    Wanneer men verwacht dat het milieu wordt aangetast door het innemen van een standplaats, is het mogelijk om de aanvraag voor een standplaatsvergunning te weigeren. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarbij een standplaats het broedseizoen zal verstoren, dan wel wanneer de milieunormen (geluid of stank) worden overtreden.

    Voordat een aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze (mondeling of schriftelijk) naar voren te brengen. De aanvrager krijgt een redelijke termijn om de zienswijze in te dienen. Wat redelijk is, is afhankelijk van de situatie en daarvoor zal dan ook een individuele afweging gemaakt worden.

    Nadat de termijn voor het indienen van de zienswijze is verlopen, wordt er een afweging gemaakt of het weigeren van de aanvraag nog steeds aan de orde is. Vervolgens wordt het definitieve besluit verzonden naar de aanvrager.

    Artikel 4:11 Awb geeft aan dat het vragen om zienswijze achterwege blijven indien:

    a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    b. de belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan, of

    c. het met de beschikking beoogde doel slechts kan worden bereikt indien de belanghebbende daarvan niet reeds tevoren in kennis is gesteld.

    Artikel 17 Innemen standplaats vergunninghouder

    Door de voorwaarde te stellen dat de standplaats persoonlijk moet worden ingenomen proberen we te voorkomen dat één bedrijfsnaam meerdere standplaatsen op een dag kan innemen. Om te kunnen afwijken van deze verplichting is het derde lid opgenomen. In bijzondere situaties kan er daardoor worden afgeweken van deze verplichting.

    Hoofdstuk IV Bijzondere situaties

    Artikel 18 Tijdelijke wijziging situering vaste standplaats

    Het is mogelijk dat een straat wordt opengebroken of er herindeling van een gebied plaatsvindt. Met behulp van dit artikel kan de standplaatshouder worden verzocht om (tijdelijk dan wel definitief) een andere standplaats in te nemen.

    Bijlage 1

    VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

    ALGEMEEN

    1. Het aanbieden van goederen en/ of diensten door middel van een standplaats is mogelijk op maandag tot en met zaterdag tussen 08.00 en 19.00 uur.

    2. De standplaats mag niet eerder in gebruik worden genomen dan één uur voordat met de verkoop mag worden begonnen.

    3. De standplaats moet volledig ontruimd zijn binnen één uur nadar de verkoop moet zijn beëindigd.

    4. De frontbreedte van de verkoopgelegenheid mag maximaal 15 meter bedragen.

    5. De totale verkoopoppervlakte mag maximaal 40 vierkante meter bedragen.

    6. De standplaats wordt dusdanig ingenomen en ingericht dat het verkeer hiervan geen hinder en overlast ondervindt.

    7. Bij het innemen van de standplaats wordt tenminste 1,50 meter ruimte gehouden voor voetgangers.

    8. Bij het innemen van een standplaats wordt tenminste 3,50 meter ruimte gehouden voor (calimiteiten)verkeer.

    9. De standplaats moet altijd een goed verzorgd aanzien bieden.

    10. Bij het ontruimen moet de standplaats en de directe omgeving daarvan schoon opgeleverd worden.

    11. Er mogen maximaal vier standplaatsen per dag, met een maximum van acht per week in een dorp worden ingericht.

    12. Het is de standplaatshouder verboden gebruik te maken van luidsprekers en versterkers.

    13. De standplaatshouder moet zich kunnen legitimeren door middel van een door een officiële instantie afgegeven identiteitsbewijs. Hij moet dit identiteitsbewijs op eerste aanvraag aan de toezichthouder tonen.

    14. De standplaatshouder moet voldoende verzekerd zijn tegen vorderingen tot schadevergoeding waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

    15. Aanwijzingen van politie en andere hulpdiensten moeten stipt en direct worden opgevolgd.

    KOOK-, BAK- EN BRAADAPPARATUUR

    1. Algemeen

    a. Toestellen voor kook- of bakdoeleinden moeten in de kramen worden geplaatst conform de daarvoorgeldende gebruikseisen.

    b. De verwarmingsapparatuur moet worden opgesteld op onbrandbaar en de warmte slecht geleidend materiaal en moet tenminste 30 cm verwijderd staan van brandbare verticale afscheidingen of wanden.

    c. Het hebben van open vuur ter bereiding van gerechten of voor andere verwarmingsdoeleinden, anders dan in speciaal daarvoor ingerichte en vervaardigde apparatuur, is niet toegestaan.

    d. Indien met de verwarmingsapparatuur olie of vet wordt verwarmd, dan moeten in de directe nabijheid van de verwarmingsapparatuur goed passende en hanteerbare deksels aanwezig zijn om pannen of vaatwerk met oververhit of brandend vet of olie af te dekken.

    e. In bedrijf zijnde verwarmingsapparaten mogen niet verplaatst worden.

    2. Opstelling

    a. De opstelling van de betreffende kramen en vrij opgestelde apparatuur mag niet onder permanent opgestelde luifels behorende bij de bebouwing geschieden, noch binnen een afstand van 2 meter van deze gevels.

    b. Rondom de vrij opgestelde apparatuur moet een ruimte van tenminste 2 meter worden vrij gehouden door middel van dranghekken of een touwafzetting.

    c. Boven kramen waarin toestellen voor bak- of kookdoeleinden staan opgesteld mogen geen luifels of daken worden aangebracht.

    3. Gebruik van flessengas

    a. De verwarming mag geschieden door middel van flessengas De kramen waarin flessengas als brandstof worden gebruikt moeten tegen de buitenwand worden geplaatst. Het is niet toegestaan om de gasflessen in de zaal op te stellen. De gasflessen moeten buiten het gebouw worden opgesteld. De gasslangen moeten door openingen in de buitenwand naar binnen worden gebracht. Er mogen per kraam niet meer dan twee volle of lege gasflessen tegelijkertijd aanwezig zijn.

    b. De gasslangen moeten van een voor het betreffende gas geschikte soort zijn en zowel aan de gasflessen als aan de verwarmingsapparatuur worden bevestigd door middel van slangklemmen.

    4. Andere energievormen

    a. Indien de apparatuur gevoed wordt door een door het Energie- en Waterbedrijf te leveren energievorm, dan moet aan de voorwaarden van dit bedrijf worden voldaan.

    b. Brandbare vloeistoffen en samengeperste, tot vloeistof verdichte gassen zijn als brandstof niet toegestaan en mogen niet in de betreffende zaal aanwezig zijn (ook niet in de tanks van verbrandingsmotoren).

    5. Blusmiddelen

    a. In elke kraam waarin verwarmingsapparatuur staat opgesteld, moet onder handbereik een blusapparaat met een inhoud van 7 kg poeder, geschikt voor het blussen van branden van het type A,B en C aanwezig zijn. Het blustoestel moet van een rijkskeurmerk zijn voorzien.

    b. De blusapparaten moeten jaarlijks gekeurd worden, ten bewijze waarvan een keuringsbewijs aanwezig moet zijn.