Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bernisse

Financieringsstatuut 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bernisse
Officiële naam regelingFinancieringsstatuut 2009
CiteertitelFinancieringsstatuut 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2009Nieuwe regeling

16-12-2008

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Financieringstatuut

Inleiding

Sinds 1 januari 2001 is de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) van kracht. In deze wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De Wet fido definieert de treasuryfunctie daarbij als:

Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:

de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en

de hieraan verbonden risico’s

De gemeente Bernisse onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten. In dit statuut worden daarvoor de kaders vastgelegd.

In het financieringsstatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het financieringsstatuut opgenomen artikelen toegelicht.

De aanpassingen die in dit statuut (versie 2009) zijn doorgevoerd betreffen:

  • 1.

    Technische aanpassingen in verband met de nieuwe organisatiestructuur;

  • 2.

    Striktere regelgeving omtrent uitzettingen;

  • 3.

    In het kader van de doel- en rechtmatigheid buiten bepaling laten van bepaalde artikelen als het gaat om leningen die in het kader van de overeenkomst overdracht gemeentelijk woningbedrijf 1 op 1 aan woningstichting De Zes Kernen worden doorverstrekt;

  • 4.

    Verwerking van de gewijzigde renterisiconorm conform de aanpassing van de wet financiering decentrale overheden.

Financieringstatuut

Artikel 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

-Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn.

Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Kortlopende leningen: Leningen met een rentetypische looptijd van maximaal één jaar krachtens de Wet fido;

  • -

    Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit (=tekort)

  • -

    Langlopende leningen: Leningen met een rentetypische looptijd van minimaal één jaar krachtens de Wet fido;

  • -

    Liquiditeitenbeheer: Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

  • -

    Rating : De inschatting van de kans op eventuele wanbetaling bij toekomstige rente- en aflossingsverplichtingen op schuldpapier;

  • -

    Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van de lening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de geldverstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie omvat vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het financieringsstatuut;

  • 5.

    Het nastreven van een optimaal debiteuren- en crediteurenbeheer.

Risicobeheer

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de navolgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uitsluitend verstrekken op grond van de “publieke taak”. De gemeenteraad bepaalt de publieke taak.;

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten op grond van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent (= geschiedend met of getuigend van beleid) karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Artikel 4 Renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet structureel overschreden conform de Wet fido;

  • 2. De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3. Nieuwe leningen / uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, aanwezige leningenportefeuille en de liquiditeitenplanning;

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening / uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en rentevisie alsmede bekende toekomstige renterisico’s;

  • 5. De rentevisie van de organisatie wordt gebaseerd op de rentevisie van de huisbankier en wordt minimaal opgesteld op de volgende tijdstippen:

    • a.

      jaarlijks ten behoeve van de ontwerpbegroting;

    • b.

      op moment van en ter voorbereiding op aan te trekken financiering en te verrichten uitzettingen;

  • 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van de uitzettingen.

  • 7. Het gestelde in sub 3, 4 en 5 van dit artikel is niet van toepassing op leningen die worden aangetrokken met als doel deze in het kader van de overeenkomst overdracht gemeentelijke woningbedrijf 1 op 1 door te verstrekken aan woningstichting De Zes Kernen

Artikel 5 Koersrisicobeheer

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen op grond van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, kasgeld, deposito’s, en garantieproducten;

  • 2. Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 VI Kredietrisicobeheer

Bij het uitzetten van middelen op grond van treasury geldt het volgende uitgangspunt:

Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

  • -

    Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%, afgegeven door een bancaire toezichthouder van een EU-lidstaat;

  • -

    Financiële instellingen (kredietinstelling, beleggings- en effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen onder wettelijk Nederlands toezicht) met een rating van één van de erkende ratingbureaus Moody’s, Standard & Poor of Fitch IBCA waarbij de volgende limieten zijn gesteld:

Rating Maximale Looptijd uitzetting Maximbedrag per tegenpartij

AAA 4 jaar € 5.000.000,--

AA 2 jaar € 2.500.000,--

  • -

    Ingeval van een lopende uitzetting wordt jaarlijks getoetst of de kredietwaardigheid van de instelling zoals gold bij aanvang van de uitzetting ongewijzigd is gebleven.

  • -

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak wordt een zekerheid geëist (vestiging hypotheek, borgstelling).

Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van 4 jaar.

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Gemeentefinanciering

Artikel 9 Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken onder de in artikel 3, 4, 7 en 8 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes bij minimaal 3 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken;

  • 5.

    Het college van B&W legt in een procedure vast hoe een offerteaanvraag dient te verlopen.

  • 6.

    Jaarlijks wordt in de financieringsparagraaf bij de begroting het bedrag opgenomen (leningplafond) waartot de treasurer krachtens mandaat financiering kan afsluiten.

Artikel 10 Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen op grond van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5, 6, 7 en 8 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 3 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

  • 3.

    Het college van B&W legt in een procedure vast hoe een offerteaanvraag dient te verlopen.

Artikel 11 Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 4 jaar beoordeeld;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minstens te voldoen aan de eisen gesteld in artikel 6;

  • 3.

    Financiële instellingen dienen onder Nederlands toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank of de Verzekeringskamer;

  • 4.

    Partijen die optreden als tussenpersoon dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel als mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank;

  • 3.

    Het aantal bankrekeningen zoveel als mogelijk beperkt;

  • 4.

    De contante geldstroom zo veel als mogelijk beperkt.

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldo en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt –conform artikel 4 lid 1- de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

Werkkapitaalbeheer

Artikel 14 Debiteurenbeheer

Teneinde de gemiddelde debiteurentermijn te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Invordering van publiekrechtelijke vorderingen uitgevoerd conform de “Leidraad invordering gemeentelijke belastingen en retributies Bernisse” en de “Legesverordening Bernisse”;

  • 2.

    Voor privaatrechtelijke vorderingen een betalingstermijn van 30 dagen gehanteerd;

  • 3.

    De debiteurenbewaking centraal uitgevoerd;

  • 4.

    Het college van B&W legt in een procedure vast hoe en met welke frequentie invordering plaatsvindt.

Artikel 15 Crediteurenbeheer

  • 1.

    De gemiddelde crediteurentermijn wordt geoptimaliseerd

  • 2.

    Het college van B&W legt in een procedure vast welke maatregelen worden getroffen om aan het gestelde in lid 1. te voldoen.

Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 16 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de navolgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op éénduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen principe);

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • d.

      de autorisatie van een betalingsopdracht uit hoofde van de treasury wordt niet verricht door diegene die de transactie heeft afgesloten.

  • 4.

    Het college van B&W draagt zorg voor een adequate procesbeschrijving waarmee het gestelde in lid 1 t/m 3 is geborgd

  • 5.

    Bij de afweging van welke offerte gebruik wordt gemaakt wordt, uitgaande van identieke voorwaarden, gekozen voor de offerte met het meest gunstige tarief. Hierbij geldt de uitzondering zoals opgenomen in de raamovereenkomst financiële dienstverlening die is afgesloten met de huisbankier.

Artikel 17 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfuncties van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

FunctieVerantwoordelijkheden
De Gemeenteraad·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten, middels de financiële verordening en het treasurystatuut; ·Het vaststellen van de financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening; ·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan; ·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;
Het college van B&W·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) ·Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties; ·Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid; ·Het voorstellen aan de gemeenteraad van het financieringsstatuut of wijzigingen daarop.
Portefeuillehouder Financiën·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid)
Concerncontroller·De zorg voor c.q. de coördinatie van de opzet, werking, doelmatigheid en doelgerichtheid van de administratieve richtlijnen op het gebied van treasury, e.e.a. met inachtname van de verantwoordelijkheden van het afdelingshoofd; ·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.
Adjunct-directeur·Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de treasurer; ·Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasury activiteiten
Administrateur gemeentefinanciën ·Het uitvoeren van de aan hem/haar gemandateerde treasury-activiteiten conform het financieringsstatuut en financieringsparagraaf; ·Het zorgdragen voor een juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten; ·Het rapporteren aan het college van B&W over de uitvoering van het treasurybeheer; ·Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.
Budgetbeheerder Treasury·Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury; ·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;
Overige budgetbeheerders·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun bureaus aanleveren aan de cluster Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten; ·Het zorgdragen voor het tijdig aandragen van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de cluster Financiën; ·Het fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste cq ten gunste van hun budgetten.
Treasurer·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit financieringsstatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door de administrateur; ·Het opstellen van een rentevisie; ·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen; ·Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties; ·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de beheerder gemeentefinanciën; ·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied; ·Het adviseren van de afdelingen over de gevolgen voor de treasuryfunctie van hun activiteiten en projecten; ·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie; ·Het afleggen van verantwoording aan de administrateur over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.
Beheerder gemeentefinanciën·Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen; ·Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer; ·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het liquiditeitenbeheer; ·Het beheren van geldstromen ·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie; ·Het rapporteren aan de administrateur belast met de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.
Concernstaf, cluster financiën·Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen en financiële administratie; ·Zorgdragen voor een actieve invordering.
Externe accountant·Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het financieringsstatuut

Artikel 18 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 Bevoegd functionaris (eerste handtekening)Autorisatie door (tweede handtekening)
Saldo, liquiditeiten- en geldstromenbeheer
1.Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekeningBeheerderGemeentefinanciën Administrateur
2.Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeldBeheerderGemeentefinanciën Administrateur
3.Betalingsopdrachten autoriserenBeheerder GemeentefinanciënAdministrateur
Bankrelatiebeheer
4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigenAdministrateurCollege van B&W
5.Bankcondities en tarieven afsprekenAdministrateurCollege van B&W
Risicobeheer
6.Het afsluiten van niet in dit statuut genoemde transactiesAdministrateurCollege van B&W
Financiering en uitzetting
7.Het afsluiten van kredietfaciliteitenTreasurerAdministrateur
8.Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen tot de limiet zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf en het financieringsstatuutTreasurerAdministrateur
9.Het uitzetten van gelden via onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf en het financieringsstatuutTreasurerAdministrateur
10.Het beleggen in garantieproductenAdministrateurCollege van B&W
11.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taakAdministrateurCollege van B&W
12.Het garanderen van gelden uit hoofde van de publieke taakAdministrateurCollege van B&W

Artikel 19 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen.

InformatieFrequentieInformatie VerstrekkerInformatie ontvanger
1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanningKwartaalBudgetbeheerdersTreasurer
2.LiquiditeitenplanningKwartaalBeheerder gemeentefinancienAdministrateur
3.Beleidsplannen treasury in financieringsparagraaf van de begrotingJaarlijksAdministrateurGemeenteraad
4.Voortgang onderdelen financieringsparagraaf via managementrapportage1 X per jaarAdministrateurGemeenteraad
5.Evaluatie / verantwoording treasuryactiviteiten in financieringsparagraaf in jaarstukkenJaarlijksAdministrateurGemeenteraad
6.Lenings-/uitzettings-/garantiebesluitenBinnen 14 dagen na besluitCollege van B&WProvincie

Artikel 20 In werking treding

Dit financieringsstatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2009

Memorie van toelichting

In dit financieringsstatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden, een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido.

Door middel van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeente- financiering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettings- portefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het financieringsstatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, deze doelstellingen worden onderstaand afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken dan wel haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijvoorbeeld bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke conditites, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s:

renterisico's, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasury is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan onder andere uit de rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasury- functie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”).

Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit financieringsstatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen uit hoofde van “de publieke taak” en het uitzetten van middelen uit hoofde van “de treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak”. De begroting en begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire karakter voor de uitoefening van de publieke taak”.

De afdeling concernstaf adviseert over bijvoorbeeld financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de betreffende aanvraag wordt opgenomen in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury”(zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten –het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen- zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

De gemeente heeft besloten om wegens onvoldoende specialistische kennis van dit soort instrumenten, geen gebruik van derivaten te maken.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het verminderen van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen.

Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten.

De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (ten tijde van het opstellen van dit statuut 8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (ten tijde van het opstellen van dit statuut 20%) te vermenigvuldigen met de omvang van de begroting.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 4

Een rentevisie is een toekomst verwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie wordt gebaseerd op de rentevisie van de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 5

Ten tijde van het opstellen van dit statuut treedt de nv Bank Nederlandse Gemeenten op als huisbankier. Deze bank maakt haar rentevisie wekelijks bekend.

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van de treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij spaarrekening). Obligaties zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd.

Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index).

Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. Ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit financieringsstatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzetting in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoort.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar –wegens wijziging in de liquiditeitenplanning- voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en de resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1a

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA (triple A), gevolgd door AA (double A) en A (single A). Moody’s kwalificeert van hoog naar laag met Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (oftewel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door de bancaire toezichthouders in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan een papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering.

Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken bij de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling cooncernstaf juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook de memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijvoorbeeld te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 9 lid 5

Bij het opstellen van de ontwerpbegroting zal op basis van de financieringspositie, (meerjarige)investerings- en liquiditeitenplanning het maximale bedrag van de in het begrotingsjaar aan te trekken langlopende leningen worden vastgesteld waartoe de treasurer krachtens mandaat bevoegd is. Dit bedrag zal vervolgens worden opgenomen in de treasuryparagraaf van de begroting.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van Haar uitzettingen waarborgt.

In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijvoorbeeld het ontvangen rentepercentage, de hoogte van de transactiekosten etc.

Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van het relatiebeheer beoogt treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voorde door haar af te nemen diensten.

Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing.

Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid

1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (dan wel middelen aan haar uitzettingsportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 12 lid 4

Beperking van de contante geldstroom kan worden bereikt door actief gebruik te maken van elektronische betaalwijzen. Het aanbieden van pin en

Chip- faciliteiten is hierin een belangrijk middel.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op rekening courant.

Artikel 16

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben.

Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen administratie en controle op de financiële transacties.

Artikel 17

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 en 16 beschreven.

De toekenning van genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 18

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 19

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 20 pnt 1

Afdelingen dienen incidenteel informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijvoorbeeld bij uitstel van een grote investering)

Artikel 20 pnt 2

Op verzoek van de administrateur wordt de liquiditeitenplanning zonodig meer frequent opgesteld.