Overheidsorganisatie | Gemeente Nieuw-Lekkerland |
---|---|
Officiële naam regeling | Erfgoedverordening 2008 gemeente Nieuw-Lekkerland |
Citeertitel | Erfgoedverordening 2008 gemeente Nieuw-Lekkerland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | 09-1718/NLL Beleidsnotities 2008/2009 |
Geen
Monumentenwet 1988, art. 12, 14, 15 en 38
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 28-06-2011 | Onbekend | 11-09-2008 Onbekend | Onbekend |
De raad der gemeente Nieuw-Lekkerland;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 augustus 2008;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988;
BESLUIT
vast te stellen de volgende
Erfgoedverordening 2008 gemeente Nieuw-Lekkerland
Deze verordening verstaat onder:
monument:
zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;
Gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd
gemeentelijk monument aangewezen zaak;
gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel b;
beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
monumentencommissie: de op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;
beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht: stads- en dorpsgezicht dat door
het college als zodanig ingevolge artikel 13 van deze verordening is aangewezen
lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht aangewezen gebieden;
gemeentelijke archeologische waardekaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;
landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;
provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;
archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardekaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;
hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;
middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;
lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;
plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;
programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.
gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan;
het college: burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuw-Lekkerland.
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
gemeentelijke monumentenlijst.
1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt ze advies aan de monumentencommissie.
3. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening Zuid-Holland
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.
1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na ontvangst van het verzoek van het college
2. Het college beslist binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 12 weken na de adviesaanvraag.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.
1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat het adres, de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en zo mogelijk een beschrijving van het gemeentelijke monument.
1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.
2. Artikel 3, tweede, en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
3. Indien de wijziging naar het oordeel het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.
4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.
2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 4 van de monumentenverordening Zuid-Holland.
3. De inhoud en datum van de intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.
1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder b, te beschadigen of te vernielen.
2. Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder b, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder b, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.
1. Op de voorbereiding van een besluit om de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.
3. Indien het college niet besluit binnen de (in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht) gestelde termijn, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
1. De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:
blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10, tweede lid, niet
naleeft;
de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.
1. Het college kan stads- een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- en dorpsgezicht, welke naar zijn oordeel voor bescherming in aanmerking komt en het college kan een zodanige aanwijzing wijzigen en intrekken.
2. Voordat het college een voorstel doet tot aanwijzing, vragen zij advies aan de monumentencommissie.
1. Stads- en dorpsgezichten welke zijn aangewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 worden niet op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten geplaatst.
2. Stads- en dorpsgezichten welke na plaatsing op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten worden aangewezen overeenkomstig het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 worden geacht niet meer te zijn geplaatst op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten.
1. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd stads- en dorpsgezicht een bestemmingsplan of beheersverordening vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.
2. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht wordt door de gemeenteraad bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen en beheersverordening als beschermd plan in de zin van lid 1 kunnen worden aangemerkt.
3. Alvorens het college de gemeenteraad ter zake een voorstel doen, wordt de monumentencommissie gehoord.
1. Het college registreert het beschermd gemeentelijke stads- en dorpsgezicht op de lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten.
2. De lijst van beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde stads- en dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.
1. In beschermde gemeentelijke stads- en dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken zonder of in afwijking van een vergunning van het college.
2. Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het college.
3. Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn, totdat een beschermend bestemmingsplan of beheersverordening onherroepelijk is geworden, de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.
1. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.
2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht positief geadviseerd te hebben.
(Nader in te vullen)
(Nader in te vullen)
1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kan het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:
de weigering van het college een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;
de voorschriften door het college verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;
de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;
de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 19, tweede lid, onder d;
een aanwijzing als bedoeld in artikel 20, tweede lid, tweede volzin.
2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.
Degene, die handelt in strijd met de artikelen 10, 19 en 20, eerste lid, onder b van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college of de burgemeester aangewezen personen.
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn, bij besluit van het college, met het toezicht op de naleving van deze verordening.
De Verordening “Monumentenverordening 1994” wordt ingetrokken.
(niet van toepassing)
1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van 6 weken na bekendmaking. Als deze dag voor 1 januari 2009 valt dan treedt deze verordening per 1 januari 2009 inwerking.
2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.
Deze verordening wordt aangehaald als “Erfgoedverordening 2008 Gemeente Nieuw-Lekkerland”
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad der gemeente
Nieuw-Lekkerland d.d. 11 september 2008.
De raadsgriffier, De voorzitter,
T.de Wit ir. M. Houtman