Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Muiden

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelasting gemeente Muiden 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Muiden
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van parkeerbelasting gemeente Muiden 2015
CiteertitelVerordening parkeerbelasting 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 225 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-2014Onbekend

18-12-2014

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Muiden;

gezien de vastgestelde programmabegroting 2015;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelasting gemeente Muiden 2015.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990  ;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van de degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • i.

        als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • ii.

        als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van diegene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7 Termijnen van betaling en restitutie

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Indien de belastingplicht, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, in de loop van het tijdvak waarvoor de vergunning is verleend, eindigt, bestaat er geen aanspraak op restitutie.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, zijn gelijk aan het wettelijk vastgestelde maximum tarief.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 12 Overgangsrecht

De “Verordening parkeerbelasting 2014", vastgesteld bij raadsbesluit van 21 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, lid twee genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelasting 2015".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van 18 december 2014,

M.L. de Pater – van der Meer

voorzitter

A.J.M. Anthonissen

griffier

Tarieventabel

als bedoeld in artikel 4 van de “Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2015

1.Tarieven bij parkeerapparatuur

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a bedraagt:

 

Gebied

Bedrag

Per tijds-eenheid van

Tarief per uur

Tarief dagkaart

Tarief weekkaart

1

Alle openbare parkeerplaatsen vanaf de oostzijde van de Sluisbrug in noordelijke en oostelijke richting tot de Naarderpoortbrug, de Noordpolderbrug en het Muiderslot met uitzondering van de Kazernestraat en de Kloosterstraat;

€ 0,20

5 minuten

€ 2,40

€ 21,60

NVT

2

Alle ‘visgraat’parkeerplaatsen aan de westzijde van de Herengracht tussen huisnummer 87 en de Sluisbrug;

€ 0,20

5 minuten

€ 2,40

€ 21,60

NVT

3

Parkeerterrein Weesperweg

€ 0,20

5 minuten

€ 2,40

€ 21,60

NVT

4

P2 Mariahoeveweg

€ 0,10

6 minuten

€ 1,00

€ 7,20

€ 50,00

2.Tarieven voor parkeervergunningen

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, sub b bedraagt:

  • 1.

    Voor een vergunning 1 als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub a, van de “Parkeerverordening 2015”:

  • -

    € 75,- voor de eerste vergunning 1 op het betreffende adres,

voor de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

  • 2.

    Voor een vergunning 2 als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub b van de “Parkeerverordening 2015”:

  • -

    € 50,- voor de eerste vergunning 2 op het betreffende adres;

  • -

    € 100,- voor de tweede vergunning 2 op het betreffende adres;

voor de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

  • 3.

    Voor een vergunning 3 als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub c, van de “Parkeerverordening 2015”:

  • -

    € 120,- voor de eerste vergunning 3 van het betreffende bedrijf of de betreffende instelling

  • -

    € 150,- voor de tweede vergunning 3 van het betreffende bedrijf of de betreffende instelling

  • -

    € 180,- voor de derde vergunning 3 van het betreffende bedrijf of de betreffende instelling

  • -

    € 210,- voor de vierde vergunning 3 van het betreffende bedrijf of de betreffende instelling

  • -

    € 240,- voor de vijfde vergunning 3 van het betreffende bedrijf of de betreffende instelling

voor de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

  • 4.

    Voor een vergunning 4 als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub d, van de “Parkeerverordening 2015”:

  • -

    € 30,- voor de eerste vergunning 4 van het betreffende bedrijf of de betreffende instelling

  • -

    € 60,- voor de tweede en volgende vergunning 4 van het betreffende bedrijf of de betreffende instelling

voor de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

  • 5.

    Voor een vergunning 5 als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub e, van de “Parkeerverordening 2015”:

  • -

    € 15,- per dag

  • -

    € 60,- per week

  • -

    € 120,- per maand

in de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

  • 6.

    Voor een vergunning 6 als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub f, van de “Parkeerverordening 2015”:

  • -

    € 180,- voor de eerste en volgende vergunning 6 van het betreffende bedrijf of de betreffende instelling

voor de periode vanaf 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015.

3.Tarieven voor diefstal en mutatie niet-tijdelijke vergunningen

Indien een verleende vergunning als bedoeld bij de onderdelen 2.1 tot en met 2.4 van deze tarieventabel, als gevolg van diefstal, in het betreffende tijdvak vervangen dient te worden, is hiervoor het volgende tarief verschuldigd:

  • 2.

    1: € 75 (aangifte politie benodigd)

  • 2.

    2: NVT

  • 2.

    3: € 30 (aangifte politie benodigd, oude vergunning dient als gestolen gerapporteerd te worden)

  • 2.

    4: € 30 (aangifte politie benodigd, oude vergunning dient als gestolen gerapporteerd te worden)

Indien een verleende vergunning als bedoeld bij de onderdelen 2.1 en 2.2 van deze tarieventabel, als gevolg van mutatie in de kenteken-of zonegegevens, in het betreffende tijdvak vervangen dient te worden, is hiervoor het volgende tarief verschuldigd:

  • 2.

    1: € 15 in het geval van mutatie van de zone. Voorwaarde: inlevering oude vergunning 1

  • 2.

    2: € 15. Geldt ook in het geval van onklaar gemaakte vergunning, bijvoorbeeld door autoschade

  • 4.

    Gedeeld jaartarief voor nieuwe bewoners- of voertuigen

Voor nieuwe bewoners of voor huidige bewoners die tot de aanschaf van een nieuw dan wel ander, parkeerbelastingplichtig voertuig overgaan en voorheen in plaats van deze geen ander parkeerbelastingplichtig voertuig bezaten, kan de parkeerbelasting per lopend kwartaal voor de rest van het kalenderjaar voldaan worden, met een minimum van € 15,-.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 december 2014,

M.L. de Pater – van der Meer

voorzitter

A.J.M. Anthonissen

griffier