Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nederlandse Antillen

Landsbesluit van de 5de juli 2010, no. 10/2386, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de geldende tekst van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Overheidsorganisatie Nederlandse Antillen
Officiële naam regelingLandsbesluit van de 5de juli 2010, no. 10/2386, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de geldende tekst van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening
CiteertitelLandsverordening identificatie bij dienstverlening
Vastgesteld doorGouverneur van de Nederlandse Antillen
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Landsverordening van de 26ste oktober 2009 tot wijziging van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-07-2010Nieuwe regeling

05-07-2010

P.B. 2010, no. 40

onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

LANDSBESLUIT van de 5de juli 2010, no. 10/2386, bepalende de opneming in het Publicatieblad van de geldende tekst van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening

Artikel 1

De tekst van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening, zoals deze is komen te luiden nadat de wijzigingen, vastgesteld bij:

de Landsverordening van de 11de september 1997

de Landsverordening van de 27ste november 1997

de Landsverordening van de 26ste oktober 2009

daarin zijn aangebracht, wordt als bijlage behorende bij dit landsbesluit in het Publicatieblad opgenomen.

Artikel 2

Dit landsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na die der uitgifte van het Publicatieblad, waarin het geplaatst is.

Bijlage

Tekst van de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening, zoals gewijzigd bij

de Landsverordening van de 11de september 1997

de Landsverordening van de 27ste november 1997

de Landsverordening van de 26ste oktober 2009

Artikel 1

  • 1.

    In deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      dienstverlener: een ieder die beroeps- of bedrijfsmatig een dienst verricht;

    • b.

      dienst: het door een dienstverlener in of vanuit de Nederlandse Antillen:

  • 1°.

    in bewaring nemen van effecten, bankbiljetten, munten, muntbiljetten, edele metalen en andere waarden;

  • 2°.

    openstellen van een rekening waarop een saldo in geld, effecten, edele metalen of andere waarden kan worden aangehouden;

  • 3°.

    verhuren van een safe-loket;

  • 4°.

    verrichten van een uitbetaling ter zake van het verzilveren van coupons of vergelijkbare stukken van obligaties of vergelijkbare waardepapieren;

  • 5°.

    sluiten of bemiddelen bij het sluiten van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf tegen een premie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf boven een door de Minister te bepalen bedrag;

  • 6°.

    doen van een uitkering uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld onder 5 welke meer bedraagt dan een door de Minister te bepalen bedrag;

  • 7°.

    verlenen van een dienst ter zake van een transactie of van kennelijk met elkaar samenhangende transacties, met een tegenwaarde of gezamenlijke tegenwaarde welke gelijk is aan dan wel meer bedraagt dan een door de Minister te bepalen bedrag, dat voor onderscheiden soorten van transacties verschillend kan zijn;

  • 8°.

    crediteren of debiteren dan wel doen crediteren of debiteren van een rekening waarop een saldo in geld, effecten, edele metalen of andere valuta kan worden aangehouden;

  • 9°.

    aangaan van een verplichting tot betaling ten behoeve van de houder van een creditcard, aan degene die het vertoon van die creditcard bij wijze van betaling heeft aanvaard, voor zover het niet gaat om een creditcard, die alleen gebruikt kan worden bij de onderneming of instelling die deze creditcard uitgeeft of bij een onderneming of instelling die behoort tot dezelfde economische eenheid waarin de rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden;

  • 10°.

    in het kader van een geldelijke overmaking in ontvangst nemen van gelden of geldswaarden, ten einde deze gelden of geldswaarden al dan niet in dezelfde vorm elders betaalbaar te stellen of te doen stellen, dan wel het in het kader van een geldelijke overmaking betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden, nadat deze gelden of geldswaarden elders al dan niet in dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld;

  • 11°.

    aanbieden van prijzen en premies, waarnaar kan worden meegedongen tegen betaling van een waarde welke meer bedraagt dan een door de Minister te bepalen bedrag, in het kader van:

    • a.

      de exploitatie van hazardspelen, speelcasino’s en loterijen;

    • b.

      de exploitatie van buitengaatse hazardspelen.

  • 12°.

    als tussenpersoon optreden ter zake van het aan- of verkopen van onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen;

  • 13°.

    handelen in voertuigen, edelstenen, edele metalen, sieraden, juwelen dan wel andere bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen zaken van grote waarde dan wel het bemiddelen daarbij boven een door de Minister te bepalen bedrag, dat voor de onderscheiden soorten van zaken verschillend kan zijn;

  • 14°.

    verlenen van fiduciaire diensten waaronder wordt verstaan: het al dan niet tegen vergoeding verlenen van diensten van beheer in of vanuit de Nederlandse Antillen voor en ten behoeve van buitengaatse ondernemingen, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

    • a.

      het ten behoeve van buitengaatse ondernemingen beschikbaar stellen van natuurlijke of rechtspersonen als directeur, vertegenwoordiger, administrateur of andere functionaris;

    • b.

      het verlenen van domicilie en kantoorfaciliteiten ten behoeve van buitengaatse ondernemingen;

    • c.

      het in opdracht maar voor rekening van derden oprichten of doen oprichten van buitengaatse ondernemingen of het liquideren of doen liquideren daarvan.;

  • 15°.

    geven van advies dan wel het verlenen van bijstand door de natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die als advocaat, notaris of kandidaat-notaris, accountant, belastingadviseur dan wel als deskundige op juridisch, fiscaal of administratief gebied, dan wel in de uitoefening van een gelijksoortig juridisch beroep of bedrijf zelfstandig onafhankelijk beroeps- of bedrijfsmatig werkzaamheden verricht, bij:

    • a.

      het aan- of verkopen van onroerende zaken;

    • b.

      het beheren van geld, effecten, munten, muntbiljetten, edele metalen, edelstenen of andere waarden;

    • c.

      het oprichten of beheren van vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen;

    • d.

      het aan- of verkopen dan wel overnemen van ondernemingen;

  • 16°.

    verlenen van andere bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan te wijzen diensten.

    • c.

      cliënt: een ieder aan wie een dienst wordt verleend, daaronder begrepen in geval van een dienst als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, onder 5 en 6, degene die de premie betaalt alsmede degene aan wie de uitkering wordt gedaan;

    • d.

      de Minister: de minister van Financiën;

    • e.

      kredietinstelling: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994;

    • f.

      verzekeringsbedrijf: een verzekeringsbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf;

    • g.

      Bank: de Bank van de Nederlandse Antillen;

    • h.

      Meldpunt: het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties;

    • i.

      Toezichthouder: de Bank, de door het Bestuurscollege van de betrokken eilandgebieden daartoe ingestelde toezichtorganen of belaste instanties, de Raad voor de kansspelen langs electronische weg, alsmede het Meldpunt, ieder voor wat betreft de onder zijn of haar toezicht onderworpen verleners van diensten, naar de onderscheiding gemaakt in artikel 11, eerste lid;

    • j.

      uiteindelijk belanghebbende: de natuurlijke persoon die een gekwalificeerde deelneming of gekwalificeerd belang heeft of houdt in een rechtspersoon of vennootschap of de natuurlijke persoon die gerechtigd is tot de activa of opbrengsten van een trust of stichting particulier fonds;

    • k.

      gekwalificeerde deelneming of gekwalificeerd belang: een rechtstreeks of middellijk belang van 25% of meer van het nominaal kapitaal of een daarmee vergelijkbaar belang of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van 25% of meer van de stemrechten of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap.

  • 2.

    Met betrekking tot verrichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, sub 10°, wordt als dienst niet aangemerkt:

    • a.

      het in het kader van een premiebetaling uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst in ontvangst nemen van gelden of geldswaarden, ten einde deze gelden of geldswaarden al dan niet in dezelfde vorm elders betaalbaar te stellen of te doen stellen aan een instelling waaraan het op grond van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf is toegestaan het verzekeringsbedrijf in de Nederlandse Antillen uit te oefenen;

    • b.

      het in het kader van een uitkering uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden, nadat deze gelden of geldswaarden elders al dan niet in dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld door een instelling waar aan het op grond van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf is toegestaan het verzekeringsbedrijf in de Nederlandse Antillen uit te oefenen.

  • 3.

    Als dienst wordt niet aangemerkt werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, sub 15°, die verband houden met de bepaling van de rechtspositie van een cliënt, diens vertegenwoordiging in rechte, het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding, of het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding, voor zover verricht door een advocaat, notaris of kandidaat-notaris dan wel een accountant, optredende als onafhankelijk juridisch adviseur.

  • 4.

    In verband met het verlenen van diensten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, sub 14°, zijn de bepalingen aangaande buitengaatse ondernemingen onverkort van toepassing op ondernemingen die niet naar Nederlands-Antilliaans recht zijn opgericht.

Artikel 2

  • 1.

    De dienstverlener is verplicht de identiteit van een cliënt en de uiteindelijk belanghebbende indien die er is, vast te stellen voordat hij aan die cliënt een dienst verleent. Indien de cliënt een natuurlijke persoon is die onbekwaam is de met de dienst verband houdende rechtshandeling te verrichten, kan de dienstverlener volstaan met het vaststellen van de identiteit van degene die daarbij als de wettelijke vertegenwoordiger optreedt.

  • 2.

    Het eerste lid is bovendien van toepassing indien:

    • a.

      bij het verlenen van de dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 7, niet bekend is welk bedrag daarmee gemoeid zal zijn;

    • b.

      de premie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 5, de uitkering, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 6 of het bedrag van de transactie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 7, kleiner is dan het ingevolge die bepalingen vastgestelde bedrag, maar de dienst betrekking heeft op een transactie die aan de hand van de ingevolge artikel 10 van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties vastgestelde indicatoren als een ongebruikelijke transactie als bedoeld in die landsverordening dient te worden aangemerkt; of

    • c.

      de premie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 5, de uitkering, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 6, of het bedrag van de transactie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 7, kleiner is dan het ingevolge die bepalingen vastgestelde bedrag, maar de dienstverlener weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de transactie waarop de dienst betrekking heeft deel uitmaakt van een geheel van met elkaar samenhangende transacties, waarbij verschillende instellingen zijn betrokken.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing met betrekking tot de dienst bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 5 en 6 voor zover het betreft een door een verzekeringsbedrijf aangeboden pensioenverzekering, tenzij deze wordt afgekocht of als zekerheidsstelling dient.

  • 4.

    Door de Minister kan vrijstelling worden verleend van het bepaalde in het eerste lid indien als cliënt optreedt:

    • a.

      een onderneming of instelling die een vergunning heeft als bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 ofwel een verzekeringsbedrijf die over een vergunning als bedoeld in artikel 9 van de Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf beschikt, ofwel een beleggingsinstelling of een administrateur die over een vergunning als bedoeld in artikel 3 respectievelijk 14 van de Landsverordening toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs beschikt ofwel een trustkantoor dat over een vergunning als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Landsverordening toezicht trustwezen beschikt ofwel een assurantiebemiddelaar die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening assurantiebemiddelingsbedrijf;

    • b.

      een onderneming of instelling die behoort tot een door de Minister aan te wijzen categorie.

  • 5.

    De Toezichthouder kan voorschriften geven aan de dienstverleners in het kader van de toepassing van het eerste lid.

  • 6.

    De Minister kan op verzoek ontheffing verlenen van het eerste lid.

  • 7.

    Aan een vrijstelling als bedoeld in het vierde lid en aan een ontheffing als bedoeld in het vijfde lid kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

Artikel 3

  • 1.

    Indien de cliënt een natuurlijke persoon is, wordt de identiteit vastgesteld met behulp van een van de volgende, in het land van uitgifte, geldige documenten:

    • a.

      een rijbewijs;

    • b.

      een identiteitskaart;

    • c.

      een reisdocument of paspoort;

    • d.

      een ander door de Minister aan te wijzen document.

Indien de natuurlijke persoon in het buitenland woont of verblijft zal volstaan kunnen worden met:

  • a.

    een fotokopie van een van deze genoemde documenten, mits deze vergezeld wordt van een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van de Burgerlijke Stand van de woon- of verblijfplaats van de cliënt; of

  • b.

    de toezending van een van de genoemde documenten via elektronische weg, mits de dienstverlener binnen twee weken na elektronisch ontvangst ervan een gewaarmerkt afschrift van het toegezonden document ontvangt.

  • 2.

    Indien de cliënt een rechtspersoon of vennootschap is, wordt de identiteit vastgesteld met behulp van een gewaarmerkt uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel en Nijverheid, of een soortgelijke instelling, in het land van vestiging, dan wel met behulp van een door de dienstverlener op te maken identificatie-document.

Het uittreksel dan wel het identificatie-document dient tenminste de door de Minister te bepalen gegevens te bevatten.

  • 3.

    Indien de cliënt een Nederlands-Antilliaanse publiekrechtelijke rechtspersoon is, kan de identiteit, onverminderd het tweede lid, tevens worden vastgesteld door een verklaring van de directie. Indien het een buitenlandse publiekrechtelijke rechtspersoon betreft, kan onverminderd het tweede lid volstaan worden met een verklaring van het bevoegde gezag.

Deze verklaringen dienen tenminste de door de Minister te bepalen gegevens te bevatten.

  • 4.

    Indien er een uiteindelijk belanghebbende is dan dient deze op dezelfde wijze geïdentificeerd te worden als aangegeven in het eerste, tweede of derde lid.

  • 5.

    De dienstverlener is verplicht de identiteit van de cliënt en de uiteindelijk belanghebbende te verifiëren met gebruikmaking van betrouwbare en onafhankelijke bronnen.

  • 6.

    De dienstverlener draagt zorg voor de juiste identiteitsgegevens. Wanneer blijkt dat deze gegevens niet meer overeenstemmen met de werkelijkheid, is de dienstverlener verplicht deze gewijzigde identiteitsgegevens aan te passen.

Artikel 4

  • 1.

    In afwijking van artikel 3 is aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 2 voldaan, indien de dienstverlener voor de vaststelling van de identiteit van een cliënt gebruik maakt van de gegevens die hij bij een eerder aan die cliënt verleende dienst overeenkomstig de bepalingen van deze landsverordening heeft vastgesteld.

  • 2.

    Aan de verplichting, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is met betrekking tot de dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 5 en 6 voldaan indien de eerste premiebetaling wordt gedaan ten laste van, dan wel de uitkering uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst wordt betaald ten gunste van een rekening van de cliënt bij een kredietinstelling die geregistreerd is ingevolge artikel 11 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 of een verzekeringsbedrijf als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b van de Landsverordening toezicht Verzekeringsbedrijf of een kredietinstelling of verzekeringsbedrijf met zetel in een staat door de Minister aan te wijzen,.

  • 3.

    Aan de verplichting, bedoeld in artikel 2, eerste lid, is met betrekking tot de dienst, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1, 2, 4 en 7, voor zover verband houdend met de handel in effecten, voldaan indien de eerste betaling die met de dienst verband houdt door de cliënt wordt gedaan of indien een betaling aan de cliënt wordt gedaan ten laste of ten gunste van een rekening van die cliënt bij een kredietinstelling die geregistreerd is ingevolge artikel 11 van de Landsverordening toezicht bank- en kredietwezen 1994 of een kredietinstelling met zetel in een staat die door de Minister is aangewezen.

  • 4.

    Het derde lid is van overeenkomstige toepassing in door de Minister aan te wijzen gevallen.

  • 5.

    De leden twee tot en met vier zijn niet van toepassing indien de dienst betrekking heeft op een transactie die als een ongebruikelijke transactie in de zin van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties dient te worden aangemerkt, of als artikel 5, vierde lid, van toepassing is.

Artikel 5

  • 1.

    De dienstverlener is verplicht de identiteit van de natuurlijke persoon die namens een cliënt of namens een vertegenwoordiger van een cliënt bij hem verschijnt overeenkomstig de artikelen 3 en 4 vast te stellen voordat hij de dienst verleent.

  • 2.

    De dienstverlener is verplicht na te gaan of de natuurlijke persoon die voor hem verschijnt voor zichzelf optreedt dan wel voor een derde.

  • 3.

    Indien de natuurlijke persoon optreedt voor een derde is de dienstverlener verplicht de identiteit van die derde vast te stellen met behulp van door de natuurlijke persoon over te leggen documenten, bedoeld in artikel 3, tenzij artikel 2, eerste lid, tweede volzin, van toepassing is. Indien de derde optreedt voor een andere derde, is de dienstverlener verplicht de identiteit van die andere derde op dezelfde wijze vast te stellen, tenzij artikel 2, eerste lid, tweede volzin, van toepassing is.

  • 4.

    Indien de dienstverlener weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de natuurlijke persoon die voor hem verschijnt niet voor zichzelf optreedt, dient hij redelijke maatregelen te treffen teneinde de identiteit van de cliënt voor wie hij optreedt en, ingeval van vertegenwoordiging van een cliënt door een derde van die vertegenwoordiger te achterhalen.

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de natuurlijke persoon een dienstverlener is dan wel optreedt namens een dienstverlener waarop een vrijstelling als bedoeld in artikel 2, vierde lid, of een ontheffing als bedoeld in artikel 2, zesde lid, van toepassing is, mits die dienstverlener de identiteit van de derde voor wie zij optreedt overeenkomstig deze landsverordening dan wel overeenkomstig de wetgeving van een door de Minister aangewezen staat.

  • 6.

    Door de Minister kan vrijstelling en, op verzoek, ontheffing worden verleend van het derde en vierde lid. Aan een vrijstelling en aan een ontheffing kunnen beperkingen worden gesteld en voorschriften worden verbonden.

Artikel 6

De dienstverlener is verplicht de volgende gegevens vast te leggen op een zodanige wijze dat deze toegankelijk zijn:

  • a.

    de naam, het adres en de woonplaats dan wel plaats van vestiging van de cliënt en de uiteindelijk belanghebbende indien die er is en van degene te wiens name het depot of de rekening wordt gesteld, van degene die toegang tot het safe-loket zal hebben of degene te wiens name een uitbetaling of transactie wordt verricht, alsmede van hun vertegenwoordigers;

  • b.

    de aard, het nummer en de datum en plaats van uitgifte van het document met behulp waarvan de identiteitsvaststelling heeft plaatsgevonden, behoudens indien artikel 4 van toepassing is;

  • c.

    de aard van de dienst; en

  • d.

  • 1°.

    in het geval van het in bewaring nemen van de in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1, genoemde waarden: het desbetreffende depotnummer en de marktwaarde die deze waarden vertegenwoordigen op het tijdstip van de inbewaringneming, of bij ontstentenis van een marktwaarde het bedrag dat deze waarden vertegenwoordigen, berekend volgens andere in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke waarderingsgrondslagen, of indien het bedrag dat deze waarden vertegenwoordigen in redelijkheid niet kan worden vastgesteld, een nauwkeurige omschrijving van die waarden;

  • 2°.

    in het geval van het openstellen van een rekening: een duidelijke omschrijving van de soort rekening en het aan die rekening toegekende nummer;

  • 3°.

    in het geval van verhuur van een safe-loket: het nummer of een andere onderscheidende aanduiding van het desbetreffende safe-loket;

  • 4°.

    in het geval van het verrichten van uitbetalingen ter zake van het verzilveren van coupons of vergelijkbare stukken van obligaties of vergelijkbare waardepapieren: het bedrag dat met de transactie is gemoeid en het desbetreffende rekeningnummer;

  • 5°.

    in het geval van het sluiten van een verzekeringsovereenkomst: het nummer van de rekening ten laste waarvan de premiebetaling wordt gedaan;

  • 6.

    in het geval van het doen van een uitkering uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst: het nummer van de rekening ten gunste waarvan de uitkering wordt gedaan;

  • 7°.

    in het geval van een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 7: het bedrag dat met de transactie is gemoeid en het desbetreffende rekeningnummer;

  • 8°.

    in het geval van een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 9° en 10°: het creditcard of debitcard nummer met vervaldatum, dan wel het chequenummer tezamen met het corresponderende bankrekeningnummer;

  • 9°.

    in het geval van een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 12° en 15° sub a: de aard en andere unieke kenmerken van de betrokken onroerende zaken alsmede het met de transactie gemoeide bedrag;

  • 10°.

    in het geval van een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 11°, 13° en 15° sub b: de aard, herkomst, bestemming, omvang en andere unieke kenmerken van de betrokken waarden of zaken;

  • 11°.

    in het geval van een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 14°, 15° sub c en d: de identiteit van de betrokken vennootschappen, rechtspersonen of soortgelijke lichamen;

  • 12°.

    in het geval van een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 16: de op die dienst betrekking hebbende gegevens die bij landsbesluit houdende algemene maatregelen zijn aangewezen.

Artikel 7

De dienstverlener is verplicht de in artikel 6 bedoelde gegevens op toegankelijke wijze te bewaren tot vijf jaar na het beëindigen van de overeenkomst op grond waarvan de dienst is verleend of tot vijf jaar na het uitvoeren van een dienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 2° t/m 7° en 9° t/m 16°.

Artikel 8

Het is de dienstverlener verboden een dienst te verlenen indien de identiteit van de cliënt niet op de bij deze landsverordening voorgeschreven wijze is vastgesteld.

Artikel 9

  • 1.

    De Toezichthouder kan de dienstverlener die niet of niet tijdig voldoet aan de verplichtingen

opgelegd bij of krachtens de artikelen 2, eerste, tweede en vijfde lid, 3, eerste tot en met zesde lid, 5, eerste tot en met vierde lid, 6, 7, 8 en 11, derde lid, van deze landsverordening een last onder dwangsom opleggen.

  • 2.

    De hoogte van de dwangsom voor de verscheidene overtredingen wordt bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3.

    In de beschikking tot oplegging van een last onder dwangsom wordt een termijn gesteld gedurende welke de overtreder een last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

  • 4.

    De Toezichthouder kan bij dwangbevel het verschuldigde bedrag, verhoogd met de op de invordering vallende kosten, invorderen.

  • 5.

    Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op.

  • 6.

    De bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart door verloop van een jaar na de dag waarop zij zijn verbeurd.

Artikel 9a

  • 1.

    De Toezichthouder kan de dienstverlener die niet of niet tijdig voldoet aan de verplichtingen

opgelegd bij of krachtens de artikelen 2, eerste, tweede en vijfde lid, 3, eerste tot en met zesde lid, 5, eerste tot en met vierde lid, 6, 7, 8 en 11, derde lid, deze landsverordening een boete opleggen voor elke dag die hij nalatig is geweest.

  • 2.

    De hoogte van de boete voor de verscheidene overtredingen alsmede aan wie deze boete toekomt wordt bepaald bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

  • 3.

    Alvorens over te gaan tot het opleggen van een boete, stelt de Toezichthouder de betrokken dienstverlener schriftelijk op de hoogte van het voornemen een boete op te leggen onder vermelding van de gronden waarop het voornemen berust en stelt hem in de gelegenheid de nalatigheid binnen een redelijke termijn te herstellen.

Artikel 9b

  • 1.

    De boete wordt betaald binnen vier weken na dagtekening van de beschikking waarbij het is opgelegd.

  • 2.

    e boete wordt vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de in het eerste lid bedoelde termijn is verstreken.

  • 3.

    Indien de boete niet binnen de gestelde termijn is betaald, stuurt de Toezichthouder een schriftelijke aanmaning om binnen tien dagen na dagtekening van de aanmaning de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning, alsnog te betalen. De aanmaning bevat de aanzegging dat de boete, voor zover deze niet binnen de gestelde termijn wordt betaald, overeenkomstig het vierde lid zal worden ingevorderd.

  • 4.

    Bij gebreke van tijdige betaling kan de Toezichthouder de boete, verhoogd met de kosten van de aanmaning en van de invordering, bij dwangbevel invorderen.

  • 5.

    Het dwangbevel wordt op kosten van de overtreder bij deurwaardersexploit betekend en levert een executoriale titel op.

Artikel 9c

  • 1.

    De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt indien ter zake van de overtreding op

grond waarvan de boete kan worden opgelegd, tegen de overtreder een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.

  • 2.

    Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een overtreding van de artikelen, genoemd in artikel 9a, eerste lid, vervalt, indien de Toezichthouder ter zake van die overtreding reeds een boete heeft opgelegd.

  • 3.

    De bevoegdheid tot het opleggen van een boete vervalt een jaar na de dag waarop de overtreding is begaan.

  • 4.

    De termijn, bedoeld in het derde lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij een boete wordt opgelegd.

Artikel 9d

  • 1.

    De Toezichthouder kan, teneinde de naleving van deze landsverordening te bevorderen, ter

openbare kennis brengen, het feit ter zake waarvan een last onder dwangsom of een boete is opgelegd, het overtreden voorschrift, alsmede de naam, het adres en de woonplaats van degene aan wie de last onder dwangsom of de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2.

    De bevoegdheid om een feit ter openbare kennis te brengen vervalt indien ter zake van het feit een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen, dan wel het recht tot strafvordering is vervallen ingevolge artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen.

  • 3.

    Het recht tot strafvervolging met betrekking tot een feit als bedoeld in het eerste lid vervalt, indien de Toezichthouder het feit reeds ter openbare kennis heeft gebracht.

  • 4.

    De bevoegdheid om een feit ter openbare kennis te brengen vervalt een jaar na de dag waarop het feit heeft plaats gehad.

  • 5.

    De termijn, bedoeld in het vierde lid, wordt gestuit door de bekendmaking van de beschikking waarbij het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel 9e

  • 1.

    De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden

verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding of het daaraan voorafgegane onderzoek.

  • 2.

    De werkzaamheden in verband met het ter openbare kennis brengen van een feit worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het feit of het daaraan voorafgegane onderzoek.

Artikel 9f

Door de Minister kunnen regels worden gesteld ter zake van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, 9a, eerste lid, en 9d, eerste lid.

Artikel 10

  • 1.

    Overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste, tweede, vijfde en

zevende lid, 3, vijfde en zesde lid, 5, 6, 7, 8 en 11, derde en achtste, lid van deze landsverordening is, voor zover zulks opzettelijk geschied, een misdrijf en wordt gestraft met hetzij gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren, hetzij met geldboete van ten hoogste vijfhonderdduizend gulden, hetzij met beide straffen.

  • 2.

    Overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 2, eerste, tweede, vijfde en zevende lid, 3, vijfde en zesde lid, 5, 6, 7, 8 en 11, derde en achtste, lid van deze landsverordening is, voorzover zulks niet opzettelijk geschied, een overtreding en wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste een jaar, hetzij met geldboete van ten hoogste tweehonderdvijftigduizend gulden, hetzij met beide straffen.

Artikel 11

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze landsverordening bepaalde zijn belast:

    • a.

      de door de President van de Bank daartoe aangewezen functionarissen van de Bank, voor zover betreft verleners van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, sub 1° t/m 10° en 14°;

    • b.

      de door het bestuurscollege van de onderscheiden eilandgebieden aangewezen functionarissen van daartoe ingestelde toezichtorganen of belaste instanties, voor zover betreft verleners van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, sub 11° onder a;

    • c.

      de Raad voor de kansspelen langs electronische weg, voor zover betreft verleners van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, sub 11° onder b;

    • d.

      het hoofd van het Meldpunt alsmede de door deze daartoe aangewezen functionarissen van het Meldpunt, voor zover betreft verleners van diensten als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, sub 12°, 13° en 15°.

Zodanige aanwijzingen worden bekendgemaakt in de Curaçaosche Courant.

  • 2.

    Indien met toepasssing van artikel 1, eerste lid, onderdeel b, sub 16°, bij landsbesluit,

houdende algemene maatregelen, andere diensten worden aangewezen, wordt bij dat landsbesluit tevens voorzien in het toezicht.

  • 3.

    De Toezichthouder is bevoegd met het oog op de bevordering van de naleving van deze landsverordening richtlijnen te geven aan de onder zijn toezicht onderworpen dienstverleners, bedoeld in het eerste lid.

  • 4.

    De in het eerste lid bedoelde functionarissen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      alle inlichtingen te vragen;

    • b.

      inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers, zoals electronische bestanden en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c.

      goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen, deze daartoe tijdelijk mee te nemen en daarvan monsters te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen;

    • e.

      vaartuigen, stilstaande voertuigen en de lading daarvan te onderzoeken;

    • f.

      woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner te betreden.

  • 5.

    Zo nodig wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het vierde lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 6.

    Op het binnentreden van woningen of van tot woning gestemde gedeelten van vaartuigen als bedoeld in het vierde lid, onderdeel f, is Titel X van het Derde Boek van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 155, vierde lid, 156, tweede lid, 157, tweede en derde lid, 158, eerste lid, laatste zinsnede, en 160, eerste lid, en met dien verstande dat de machtiging wordt verleend door de procureur-generaal.

  • 7.

    Bij landsbesluit, houdende maatregelen, kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van taakuitoefening van de krachtens het eerste lid aangewezen personen.

  • 8.

    Een ieder is verplicht aan de krachtens het eerste en het tweede lid aangewezen personen alle medewerking te verlenen, die op grond van het vierde lid wordt gevorderd.

Artikel 12

  • 1.

    Met de opsporing van de bij artikel 10 strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde ambtenaren, belast de daartoe bij landsbesluit aangewezen personen. Een zodanige aanwijzing wordt bekendgemaakt in De Curaçaosche Courant.

  • 2.

    Bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen regels worden gesteld omtrent de vereisten waaraan de krachtens het eerste lid aangewezen personen dienen te voldoen.

Artikel 13

Deze Landsverordening treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14

Deze Landsverordening kan worden aangehaald als: Landsverordening identificatie bij dienstverlening.