Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bellingwedde

Beleidregels Wmo 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bellingwedde
Officiële naam regelingBeleidregels Wmo 2015
CiteertitelBeleidsregels Wmo gemeente Bellingwedde 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2018Onbekend

23-10-2014

Gemeente berichten Streekblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Burgemeester en wethouders van Bellingwedde

Overwegende dat het gewenst is dat de gemeente beleidsregels vaststelt ter uitvoering van de Verordening Wmo gemeente Bellingwedde 2015 en het Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2015.

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de verordening Wmo gemeente Bellingwedde 2015 en het Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2015.

Besluiten:

Vast te stellen de Beleidsregels Wmo gemeente Bellingwedde 2015.

Inleiding

Wmo 2015

Vanaf 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de ondersteuning aan burgers die zelf onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie. De verantwoordelijkheid van de gemeente wordt uitgebreid met taken vanuit de landelijke Awbz (Algemene wet bijzondere ziektekosten). Daarnaast heeft het rijk voor de uitvoering van deze taken forse bezuinigingen aangekondigd. Om de nieuwe taken met een bezuiniging te kunnen uitvoeren, volstaat het niet om de nieuwe taken in de Wmo 2007 onder te brengen. Het rijk heeft om deze reden een nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gemaakt met andere uitgangspunten. Daarbij hanteert het rijk het adagium dat ‘de voorzieningen terecht moeten komen bij de burgers die het echt niet zelf kunnen regelen en betalen’.

In de voor u liggende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 zijn de uitgangspunten vanuit de nieuwe Wet en de lokale kaders -zoals geformuleerd in onze visie ‘Zo kin t ook’, het Beleidsplan Wmo 2015-2018 gemeente Bellingwedde en de Verordening Wmo gemeente Bellingwedde 2015- vertaald naar regels voor de uitvoering van de Wmo 2015, gemeente Bellingwedde.

Terugblik

Met de invoering van de Wmo in 2007 werd de basis gelegd voor ondersteuning dichtbij inwoners en het versterken van de eigen kracht. Was onder de Wet voorziening gehandicapten (Wvg) sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, de compensatieplicht van de Wmo vroeg om een nieuwe aanpak die werd vertaald in de gekantelde Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bellingwedde 2012, met bijbehorende beleidsregels. Kernbegrippen vormden het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Bij de beoordeling van een aanvraag, of al tijdens het gesprek voorafgaand aan de aanvraag, kwam eerst het resultaat dat bereikt moest worden aan de orde, daarna passeerden de verschillende oplossingen de revue, waaronder mogelijk de individuele voorzieningen.

De belangrijkste wijzigingen van de Wmo 2015 ten opzichte van de Wmo 2007

Maatwerkvoorziening in plaats van compensatieplicht

De eerste verandering is dat de compensatieplicht in de Wmo 2015 niet meer op dezelfde manier terugkomt in de wet. In plaats daarvan wordt de term maatwerkvoorziening geïntroduceerd. Het doel van de maatwerkvoorziening is het leveren van een bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt. Zelfredzaamheid is in de Wmo 2015 gedefinieerd als “in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden”. Participatie als “deelnemen aan het maatschappelijke verkeer”. De burger wordt aangesproken op wat er redelijkerwijs van hemzelf verwacht mag worden en wat de gemeente aanvullend kan doen. Dit is een andere opdracht dan de opdracht van de Wmo 2007 aan de gemeente om burgers te compenseren voor hun beperkingen.

Geen compensatiedomeinen meer

De tweede verandering is het feit dat de domeinen van de Wmo 2007, waarop de gemeente de burger met belemmeringen moest compenseren, in de Wmo 2015 niet meer genoemd worden. Voor de nieuwe taken zijn geen domeinen meer opgenomen. In plaats daarvan wordt gesproken over maatwerkvoorzieningen bieden “ter ondersteuning van zelfredzaamheid en participatie”, “beschermd wonen” en “opvang”. Huishoudelijke hulp wordt in de nieuwe Wmo 2015 ook niet meer genoemd. Dit betekent echter niet dat de gemeente deze hulp niet meer hoeft in te zetten als dit de meest passende oplossing in een individuele situatie is.

Versterking positie cliënt in de toegangsprocedure

Ten derde is de positie van de cliënt in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure. In de procedure wordt onderscheid gemaakt tussen een melding en de aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Na een melding doet de gemeente onderzoek. Voor het onderzoek naar een gemelde hulpvraag geeft de wet een maximale termijn van zes weken en voor het afhandelen van een aanvraag een maximale termijn van twee weken. Na een melding volgt in de regel een gesprek met de cliënt. De cliënt wordt gewezen op de mogelijkheid zich door een cliëntondersteuner te laten bijstaan en op de mogelijkheid om zelf een persoonlijkplan te maken. Uitgangspunt bij het gesprek is de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt om het probleem zelf of met steun van zijn omgeving op te lossen. Vervolgens wordt beoordeeld of een mantelzorger / vrijwilliger of een algemene voorziening een oplossing kan bieden. Pas wanneer dat niet voldoende is, komt de cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Van dit gesprek wordt altijd samen met cliënt een ondersteuningsplan opgemaakt. Dit ondersteuningsplan kan de basis zijn voor een eventuele aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Uiteraard is het ook mogelijk dat de cliënt na een kort gesprek geholpen is met een goede verwijzing en zichzelf verder kan redden. De ondersteuningsplan wordt dan wel samen met de cliënt opgesteld maar er wordt geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening ingediend. Wel dient dit ondersteuningsplan door cliëntadviseur en cliënt ondertekend te worden. Het ondersteuningsplan is de basis van een aanvraag. Is cliënt van mening dat hij wel in aanmerking komt voor een individuele maatwerkvoorziening, dan kan cliënt dit aangeven op het ondersteuningsplan en wordt dan aangemerkt als een aanvraag. Deze aanvraag wordt dan ook gemotiveerd beschikt. Iedere aanvrager heeft het recht als hij het met een beschikking niet eens is, in bezwaar te gaan.

Toegankelijkheid en veiligheid

In de Wmo 2015 is expliciet de bevordering van een inclusieve samenleving en de veiligheid in de leefomgeving toegevoegd. Dus het bevorderen van toegankelijkheid en de veiligheid van voorzieningen en diensten. In de nieuwe wet zijn verder bepalingen opgenomen over geweld in de hulpverlening en in huiselijke kring.

Richtinggevende kaders

Voor de bepaling van de reikwijdte van de gemeentelijke verantwoordelijkheid zijn de volgende kaders richtinggevend:

1. De Wmo 2015 en dan met name het artikel over de maatwerkvoorziening.

2. De visie van de gemeente Bellingwedde ‘Zo kin t ook , het Beleidsplan Wmo 2015- 2018 gemeente Bellingwedde en de Verordening Wmo gemeente Bellingwedde 2015. Voor al het sociaal beleid geldt onze visie ‘Zo kin t ook’ als kader waarbinnen het sociaal beleid in de gemeente Bellingwedde wordt ingericht. De basisprincipes zijn zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid. In aansluiting op deze visie heeft de gemeente Bellingwedde een Beleidsplan Wmo 2015-2018 vastgesteld met als belangrijkste uitgangspunten: keuzevrijheid voor inwoners, financiële beheersbaarheid, eigen kracht, zorg en ondersteuning dichtbij georganiseerd, ondersteuningsaanbod afgestemd op leefgebieden van de inwoner en vergroting van participatiemogelijkheden van de inwoner. In de Verordening Wmo 2015 is opgenomen dat de gemeente op onderdelen nadere regels kan stellen. De nadere regels met betrekking tot maatwerkvoorzieningen zijn uitgewerkt in deze Beleidsregels Wmo 2015.

3. De jurisprudentie met betrekking tot de Wmo 2007. Deze jurisprudentie heeft in de afgelopen jaren richting gegeven aan de reikwijdte van de compensatieplicht. Uit die jurisprudentie zijn bepaalde algemene “grenzen” af te leiden. Bijvoorbeeld het feit dat een gemeente verschillende tarieven voor het persoonsgebonden budget (pgb) ten behoeve van huishoudelijke ondersteuning mag hanteren. Een tarief voor een particulier mag lager zijn dan een tarief voor een medewerker van een thuiszorgorganisatie. Deze jurisprudentie blijft onder de nieuwe Wmo van kracht voor zover nog relevant onder de Wmo 2015 en tenzij uit nieuwe jurisprudentie het tegendeel blijkt.

4. De huidige Awbz praktijk met betrekking tot de taken die naar de Wmo 2015 gaan (begeleiding,dagbesteding, vervoer en kortdurend verblijf). De grenzen die daarvoor n de Awbz zijn aangegeven kunnen als uitgangspunt worden genomen. Gemeenten hoeven niet meer te doen dan in de Awbz gangbaar was. Uiteraard mag een gemeente wel meer doen, maar het beschikbare budget zal hiervoor weinig ruimte bieden.

5. Voorzieningen en zorg die op grond van andere wetten zoals de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz) worden geleverd, vallen niet onder de Wmo 2015. Overigens wil dit niet zeggen dat voorzieningen die niet onder de Zvw of Wlz worden geleverd automatisch onder de Wmo 2015 vallen. Een voorbeeld is de rollator die uit het basispakket van de Zvw is gehaald. Deze hoeft niet onder de Wmo 2015 vergoed te worden. De rollator is daarmee algemeen gebruikelijk geworden en burgers betalen die zelf.

6. De gemeentelijke budgetten voor de Wmo taken zoals bepaald in het regeerakkoord, de zorgakkoorden van 2013 en 2014, de afspraken met betrekking tot. de rijksbegroting 2014 en de meicirculaire, gemeente Bellingwedde 2015. Zoals bekend gaat de decentralisatie van de Wmo gepaard met behoorlijke kortingen op het budget (ook al zijn deze kortingen met name in het overgangsjaar 2015 verzacht).

7. Het in de Wmo 2015 bepaalde overgangsrecht voor verschillende doelgroepen. Voor burgers met een Wmo-voorziening heeft de gemeente Bellingwedde in de Verordening Wmo 2015 een overgangsrecht opgenomen. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bellingwedde 2012, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken. Voor burgers in een beschermde woonvorm (Awbz) geldt een overgangsrecht van 5 jaar en geen bezuiniging op het budget. De overige Awbz gebruikers krijgen een overgangstermijn van één jaar tot uiterlijk 1 januari 2016.

Ten geleide

De nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de verdere ‘Kanteling’ van de Wmo is geen statisch gebeuren. Onder invloed van de praktijk ontstaat er nieuwe jurisprudentie en die zal weer zijn plaats moeten krijgen in - met name - de beleidsregels. Daardoor winnen deze regels aan invloed. Beleidsregels vinden hun basis in de Algemene

wet bestuursrecht en zijn voor gemeenten evenzeer bindend als de verordening. Bij de beoordeling van geschillen is het de rechter die toetst of de gemeente de eigen regels, zoals neergelegd in de Verordening Wmo 2015 en Beleidsregels Wmo 2015 wel correct heeft gehanteerd.

De voor u liggende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015 bevorderen de taak van de gemeente Bellingwedde bij:

“het ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving”

1. BEGRIPSBEPALINGEN

In de nieuwe Wmo 2015 staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zijn sociale netwerk nadrukkelijk voorop en is de gemeente alleen aan zet voor zover de burger niet zelf of met de hulp van dat netwerk tot participatie kan komen. De gedachte die jaren geleden met ‘De Kanteling’ al is ingezet, wordt nu in de wet verankerd.

1.1. Zelfredzaamheid

Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure in de nieuwe Wmo 2015. Dit betekent dat zelfredzaamheid tijdens het gesprek met de zorgvrager, nog meer dan voorheen, het vertrekpunt is.

De omschrijving van ‘zelfredzaamheid’ bevat twee elementen:

1. het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL);

2. het voeren van een gestructureerd huishouden.

Reikwijdte algemene dagelijkse levensverrichtingen

Algemene dagelijkse levensverrichtingen zijn handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten, met inbegrip van een deel van de persoonlijke verzorging.

De ADL-uitgangspunten worden gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. Iemand die als gevolg van aantoonbare lichamelijke en of geestelijke beperkingen ADLverrichtingen niet zelf kan uitvoeren, zal hulp nodig hebben en, indien hij zoveel hulp nodig heeft dat het niet verantwoord is dat hij zonder enige vorm van (vrijwel) continu toezicht en hulp leeft, zelfs niet langer thuis kunnen blijven wonen.

Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende ADL-verrichtingen van belang:

“ondersteuning bieden bij het in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact”.

Bij de beoordeling in hoeverre iemand zelfredzaam is op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt nadrukkelijk gekeken naar:

“het bieden van ondersteuning bij het laten uitvoeren van deze handelingen door de inwoner zelf” . Bijvoorbeeld; aansporen om uit bed te komen of juist naar bed te gaan, aansporen om te eten en te drinken, aansporen om medicijnen in te nemen etc. Soms bestaat (ook) behoefte aan aanvullende ondersteuning bij de ADL-verrichtingen, zoals aansporing om onder de douche te gaan (lichamelijke hygiëne). Onder de Awbz was deze laatste vorm van ondersteuning onderdeel van de functie persoonlijke verzorging. Na inwerkingtreding van de Wmo 2015 valt deze ondersteuning, die niet ingegeven is door een behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente.

Reikwijdte gestructureerd huishouden

Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken of hulp bij het omgaan met geld.

1.2. Participatie

Op grond van de Wmo 2015 gaat het bij participatie om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste dat hij zich kan verplaatsen.

1.3. Financiële zelfredzaamheid

In de Wet maatschappelijke ondersteuning 2007 is bepaald dat gemeenten rekening houden met de mogelijkheden die iemand heeft om zelf in financiële zin kosten van een voorziening geheel of gedeeltelijk voor eigen rekening te nemen. De discussie loopt of gemeenten ook rekening mogen houden met het vermogen van iemand. Dus niet alleen met het inkomen uit vermogen.

Uit de Wmo 2015 en uit de jurisprudentie kan nog geen heldere lijn worden gehaald. Aan de bene kant heeft de Centrale Raad van Beroep in meerdere uitspraken duidelijk gemaakt dat gemeenten geen absolute inkomensgrenzen mogen hanteren om mensen buiten de Wmo te sluiten. Aan de andere kant is er jurisprudentie waarbij de Raad wel rekening hield met het financiële vermogen van burgers om zelf in een oplossing te voorzien. Enkele voorbeelden zijn:

afbeeldingIn de Wmo 2015 wordt gesteld dat gemeenten burgers niet vanwege hun inkomen en vermogen mogen uitsluiten van de Wmo. Bij het gesprek zal de gemeente nagaan of de aanvrager zelf in een oplossing kan voorzien. Het kan niet anders of de financiële zelfredzaamheid zal daarbij aan de orde komen. Er ligt nu eenmaal een verband tussen de zelfredzaamheid van een persoon en diens financiële omstandigheden. Zoals het er nu uitziet, kan de gemeente daar alleen op vrijwillige basis een beroep op doen. De verwachting is dat ook met de Wmo 2015 de juridische discussie over financiële zelfredzaamheid door zal gaan.

1.4. Gebruikelijke hulp

Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen.

Onder huisgenoot wordt verstaan:

“een persoon die- ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze – één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwoning wordt beoordeeld aan de hand van de concrete en feitelijke situatie. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen en voordeur door elkaar lopen”.

Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdrage leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen en het helpen bij de afwas. Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als

schoonmaken niet kan blijven liggen (bijvoorbeeld door regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor geïndiceerd worden. In situaties korter dan drie maanden moet alle hulp door

de gebruikelijke zorger worden geboden.

Gebruikelijke begeleiding

Voor zorg van ouders ten opzichte van hun kinderen geldt dat gebruikelijke begeleiding onder gebruikelijke hulp valt. Onder gebruikelijke begeleiding behoort:

• het geven van begeleiding op het terrein van de maatschappelijke participatie;

• het geven van begeleiding binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals familiebezoek en huisarts;

• het bieden van hulp of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie;

• het leren omgaan van derden (familie en vrienden) met de cliënt;

• het bieden van een beschermende woonomgeving van ouders aan kinderen is tenminste tot een leeftijd van 17 jaar zowel in kortdurende als langdurige situaties gebruikelijk.

Het rijk heeft in het kader van de Awbz een richtlijn ontwikkeld voor gebruikelijke hulp voor ouders ten opzichte van hun kinderen. Gekozen is om deze richtlijnen niet op te nemen in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2015, omdat dit niet aansluit bij de Kantelingsgedachte.

1.5. Mantelzorg en bovengebruikelijke zorg

Mantelzorg wordt in de Wmo 2015 gedefinieerd als:

“hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zvw die rechtstreeks voortvloeien uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van hulpverlenend beroep”.

Mantelzorg overstijgt gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt bovengebruikelijke zorg genoemd Tot 2013 was mantelzorg per definitie bovengebruikelijke zorg die voor vergoeding in het kader van de Awbz in aanmerking kwam.

In de Wmo 2015 blijft mantelzorg in principe vrijwillig. Wel krijgt de gemeente de opdracht om eerst na te gaan of het probleem van de cliënt met inzet van eigen netwerk kan worden opgelost. Dat zou kunnen inhouden dat met het eigen sociaal netwerk of de mantelzorger wordt afgesproken dat deze bovengebruikelijke zorg levert3. Bij deze afweging dient de gemeente de belangen en de draagkracht van de mantelzorger mee te wegen. Inzet van respijtzorgvoorzieningen kan de draagkracht van de mantelzorger versterken. Een mantelzorger heeft onder de Wmo 2015 geen zelfstandig recht op een maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening wordt altijd toegekend aan degene met de beperking. Wel krijgt de gemeente de opdracht de mantelzorger(s) te betrekken bij het gesprek en na te gaan of behoefte bestaat aan ondersteuning vanuit algemene voorzieningen.

1.6. Algemeen gebruikelijke voorzieningen (voorliggende voorzieningen)

Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen hoeven niet vanuit de Wmo te worden verstrekt.

Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:

- niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, én;

- in de reguliere handel verkrijgbaar is, én

- in prijs vergelijkbaar is met soortgelijke producten.

Heel duidelijk zijn deze criteria niet. De jurisprudentie verwoordt het zo:

“een voorziening waarvan aannemelijk is te achten dat belanghebbende daarover ook zou hebben beschikt als hij niet gehandicapt was”.

Bovendien blijkt uit jurisprudentie dat een voorziening voor de ene persoon wel algemeen gebruikelijk kan zijn en voor de ander niet. Zo kunnen beugels in het toilet voor een persoon van boven de 70 jaar algemeen gebruikelijk zijn, maar voor een jongere persoon die na een ongeluk gehandicapt is geraakt, niet. Uitzonderingen op deze criteria kunnen zijn situaties waarin:

- de handicap plotseling ontstaat, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal aangeschaft of vervangen moeten worden;

- de aanvrager een inkomen heeft, dat door aantoonbare kosten van de handicap onder de voor hem geldende bijstandsnorm dreigt te komen.

Er is geen complete lijst van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, maar voorbeelden zijn.

afbeelding

1.7. Algemene voorzieningen

De definitie van een algemene voorziening in de Wmo 2015 luidt:

“een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften,persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang”.

Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorzieningen in de markt, waarmee de gemeente geen bemoeienis heeft en voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden bekostigd. Deze voorzieningen zijn voorliggend aan de maatwerkvoorziening. Dit betekent dat de gemeente eerst beoordeelt of het probleem van een persoon met een beperking kan worden opgelost door middel van een algemene voorziening.

De zin ”zonder voorafgaand onderzoek toegankelijk” moet wel in de context worden bekeken. Het betekent in dit verband dat de gemeente voor deze voorziening geen beschikking afgeeft. De voorziening in kwestie zal wel een toegangstoets doen of iemand tot de doelgroep van devoorziening behoort.

Bijvoorbeeld: om gebruik te maken van een passantenverblijf zal de cliënt moeten aantonen dat hij dakloos is.

De Wmo 2015 biedt gemeenten meer mogelijkheden om voor voorzieningen te verwijzennaar gesubsidieerde of commerciële algemene voorzieningen.

Voorbeelden van algemene voorzieningen die (mede) door de gemeente Bellingweddegefinancierd zijn:

afbeelding

1.8. Minimaal adequaat

Dit begrip is ontleend aan de praktijk van de voormalige Wet voorziening gehandicapten en wordt ook in de Awbz en de Wmo toegepast. De gemeente mag de voorziening die het goedkoopst adequaat is inzetten. Dit begrip betekent zoveel als dat de voorziening doelmatig moet zijn. Het begrip heeft zowel betrekking op een voorziening in natura als op een persoonsgebonden budget(pgb). Om tot een budgetbepaling te komen, wordt de hoogte van het pgb gekoppeld aan de tegenwaarde van de in natura te verstrekken goedkoopst adequate voorziening. Een gemeente die door het afsluiten van een contract met een leverancier een inkoopvoordeel heeft behaald, kan bij het bepalen van de hoogte van het pgb rekening houden met dit voordeel. Een cliënt die een duurdere voorziening wenst dan de voorziening die het goedkoopst adequaat is, betaalt de meerkosten zelf. Voor het vervoer van en naar de dagbesteding kan het principe goedkoopst adequaat tot gevolg hebben dat een cliënt die naar een andere dagbestedingslocatie wil dan de voorziening die het dichtst bij zijn woonplaats is gevestigd, de meerkosten van het vervoer zelf moet betalen.

1.9. Voorzienbaarheid

In de jurisprudentie is over dit begrip nog geen duidelijkheid. Het begrip is vooral van toepassing op ouderen die een Wmo-voorziening aanvragen. Een oudere die een aantal jaren ingeschreven staat voor een appartement of serviceflat en op het moment van verhuizing een verhuiskostenvergoeding bij de Wmo aanvraagt, had deze verhuizing kunnen zien aankomen en daarvoor kunnen reserveren. Mogelijk geldt het criterium ook voor de aanvragen voor huishoudelijke ondersteuning en bepaalde woningaanpassingen. Bij het ouder worden mag van mensen gevraagd worden dat zij anticiperen op beperkingen die te maken hebben met ouderdom en daarvoor reserveren.

Voor huishoudelijke ondersteuning vindt de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dat deze bij een zeker inkomen en bij een zekere leeftijd als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Daarnaast wordt verwacht van senioren of personen met een chronisch of zelfs progressief ziektebeeld dat zij anticiperen op de toekomst. Bij de keuze van een nieuw te betrekken woning mag uiteraard verwacht worden dat men rekening houdt met de eigen situatie. Dat betekent ook dat er met bestaande of te verwachten beperkingen rekening wordt gehouden. Kosten hiervoor komen voor eigen rekening. Blijft men wonen in de huidige woning, dan wordt van de burger verwacht te anticiperen op, en te reserveren voor detoekomst voor zover mogelijk.

Er zijn voorzieningen waarvan voorzienbaar is dat deze ooit nodig zullen zijn, en waarvoormen zelf dient te zorgen. Dit zijn ook algemeen gebruikelijke voorzieningen.

Voorbeelden zijn:

afbeelding

2. TOEGANGSPROCEDURE

De positie van de cliënt is in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure. Burgers moeten zich eerst ‘melden’ bij de gemeente met de hulpvraag. Een formele schriftelijke aanvraag mag niet direct worden ingediend. Dan gaat de gemeente onderzoek doen naar wat de aanvrager precies vraagt en nodig heeft. De vorm waarin dit geregeld wordt, is vrij. Dit onderzoek moet echter uiterst zorgvuldig gebeuren. Het

komt er op neer dat het verzoek van de aanvrager al behandeld wordt zonder dat er een formele aanvraag aan ten grondslag ligt. In de praktijk gebeurde dit onder de oude Wmo ook. Dit is een uitvloeisel van het ‘keukentafelgesprek’ en de ‘Kantelingsgedachte’. Nu wordt deze werkwijze in de nieuwe wet expliciet benoemd.

2.1. Procedurele bepalingen

Melding hulpvraag

Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij de gemeente worden gemeld. De gemeente bevestigt de ontvangst van de melding altijd schriftelijk.

Aandachtspunten:

Een persoon met een hulpvraag die op grond van een andere wet (of voorliggende voorziening) kan worden beantwoord, kan direct en gericht worden doorverwezen. Te denken valt hier bijvoorbeeld aan de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Leerplichtwet, Wet langdurige zorg (Wlz), Participatiewet, Jeugdwet of Wet publieke gezondheid (Wpg). De gemeente moet na de melding van de hulpvraag in het onderzoek dus eerst zorgvuldig nagaan of de melding thuishoort in de Wmo.

Clientondersteuning

De gemeente wijst de cliënt en zijn mantelzorger(s) voorafgaande aan het onderzoek op de mogelijkheid om gebruik te kunnen maken van gratis cliëntondersteuning. Bij deze cliëntondersteuning vormt het belang van de cliënt het uitgangspunt en is onafhankelijk.

Vooronderzoek

• De gemeente onderzoekt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

• Voor het gesprek verschaft de cliënt de gemeente alle overige gegevens die naar het oordeel van de gemeente voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument ter inzage.

• Als de cliënt bekend is bij de gemeente kan de gemeente, in overeenstemming met de cliënt, afzien van een vooronderzoek. Er kunnen immers gewijzigde omstandigheden zijn, die bij een melding nog niet duidelijk zijn.

Aandachtspunten:

De Wmo 2015 kent de term vooronderzoek niet. In de verordening wordt hiermee bedoeld een ambtelijke voorbereiding op het gesprek. Het vooronderzoek dient zo nodig plaats te vinden in samenspraak met de cliënt, omdat de cliënt in deze fase gegevens moet overleggen. Op basis van deze gegevens besluit de gemeente of de melding onder de Wmo valt en er een gesprek zal plaatsvinden voor verder onderzoek.

Gesprek

De gemeente onderzoekt in een gesprek tussen cliëntadviseur en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger(s) en desgewenst familie zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

A. de behoefte en persoonskenmerken van de cliënt;

B. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

C. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren. Daarnaast onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om te voorkomen dat de cliënt een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening en de behoefte van een cliënt aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;

D. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zelfredzaamheid of zijn participatie. Daarnaast onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om te voorkomen dat de cliënt een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening en de behoefte van een cliënt aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;

E. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

F. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van de zelfredzaamheid of zijn participatie. Daarnaast onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om te voorkomen dat een cliënt een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening en de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;

G. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan de verbetering van zijn zelfredzaamheid en zijn participatie of de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of maatschappelijke opvang;

H. de mogelijkheden om een maatwerkvoorziening te verstrekken, waarvoor de cliënt na het voeren van een gesprek een aanvraag kan indienen.

I. welke bijdragen in de kosten de cliënt verschuldigd is.

J. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

Indien de cliënt een persoonlijk ondersteuningsplan aan de gemeente heeft overhandigd, betrekt de gemeente dat plan bij het onderzoek.

De gemeente informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, de rechten en plichten, de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

Aandachtspunten:

De gemeente dient na melding van een inwoner een onderzoek uit te voeren om de leefsituatie van de cliënt zo volledig mogelijk in beeld te brengen. Het na melding verwijzen naar een algemene voorziening volstaat niet, tenzij de inwoner hier zelf expliciet om vraagt. Zie het voorbeeld in het kader. Een goed en gedegen onderzoek is vereist. Dit dient te worden vastgesteld in het ondersteuningsplan.

Het zou best eens kunnen dat als de rechter de Memorie van Toelichting leest dat minder snel zal accorderen en bovendien zal willen zien dat in kaart is gebracht hoe dan op andere wijze het probleem is bestreden op een wijze die bij de persoon past! Daarbij zal het herhaaldelijk in de Kamerstukken gehanteerde begrip ‘voorkeuren van de cliënt’ een behoorlijke importantie hebben. Alleen als er een onderzoek zoals beschreven in de wet is uitgevoerd kan worden vastgesteld dat de behoeften behoorlijk in kaart zijn gebracht. Een snel en eenvoudig onderzoek als methode is gedoemd te mislukken.

• Het gesprek vindt, in principe plaats bij de cliënt thuis, zodat er een totaalbeeld van betrokkene en zijn situatie verkregen kan worden.

• Mantelzorger en hulp vanuit het sociaal netwerk is bovengebruikelijk en vrijwillig van aard en de te verlenen hulp kan niet verplicht worden. Tijdens het gesprek worden ook de mogelijkheden en de grenzen aan de belastbaarheid van mantelzorgers en hun ondersteuningsbehoefte onderzocht.

• Belangrijk is het vermelden van het gewenste resultaat van de maatschappelijke ondersteuning. Het bereiken van dit resultaat staat centraal in de Wmo 2015. Dit resultaat moet worden opgenomen in het ondersteuningsplan en in de beschikking t.b.v. de maatwerkvoorziening en/of algemene voorziening.

• Ook de financiële gevolgen voor de cliënt, zoals eigen bijdragen, moeten in het gesprek aan de orde komen. De Wmo 2015 is voor iedereen toegankelijk, ongeacht inkomen of vermogen De cliënt is niet verplicht gegevens over zijn financiële positie te overleggen.

Het ondersteuningsplan (verslag)

- De gemeente zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek middels een ondersteuningsplan die gezamenlijk met de cliënt wordt opgesteld. Opmerkingen van de cliënt worden als bijlage aan het ondersteuningsplan toegevoegd.

- Binnen vijf werkdagen na het gesprek verstrekt de gemeente aan de cliënt het ondersteuningsplan met daarin de uitkomsten van het onderzoek.

- De cliënt tekent het ondersteuningsplan voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen vijf dagen wordt geretourneerd aan de cliëntadviseur van de gemeente.

- Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

- Als de cliënt en cliëntadviseur van mening zijn dat cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, zal het ondersteuningsplan dienen als aanvraag.

- Wanneer er geen maatwerkvoorziening als ondersteuning wordt aangegeven op het ondersteuningsplan en cliënt vindt dat hij/zij hiervoor wel in aanmerking komt, kan de cliënt dit aangeven op het door hem ondertekende ondersteuningsplan, en zal deze al aanvraag worden behandeld.

Aandachtspunten

• Het feit dat een cliënt geen zaken aan het ondersteuningsplan kan wijzigen, als hij van mening is dat er onjuistheden in staan, is nadelig voor de positie van de cliënt. Het kan zijn dat er zaken gewijzigd dienen te worden omdat ze niet juist genoteerd of geïnterpreteerd zijn. In dat geval tekent de cliënt voor gezien en kan daarbij aangeven waarom hij niet akkoord is.

• Het ondersteuningsplan dient als basis voor de aanvraag. Cliënt en gemeente moeten beide ondertekenen.

Aanvraag maatwerkvoorziening

- Een cliënt of zijn gemachtigde kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij de gemeente door middel van een door de gemeente vastgesteld aanvraagformulier.

- De gemeente kan een ondertekend ondersteuningsplan van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het ondersteuningsplan heeft aangegeven.

- De gemeente neemt het ondersteuningsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Aandachtspunten:

• In de Wmo 2015 wordt op de levensterreinen werk en inkomen,, onderwijs, wonen, mobiliteit, zorg en preventie een integrale aanpak bepleit: samenhang tussen Wlz, Zvw, Wmo, Jeugdwet en Participatiewet.

• Eén coördinerend persoon (de cliëntadviseur van de gemeente Bellingwedde) dient de aanvraag af te stemmen met de cliënt zelf en met andere betrokken partijen en/of andere regelingen. Het resultaat van de ondersteuning wordt in een ondersteuningsdplan van het onderzoek en de aanvraag zelf opgenomen. Hierin wordt dan de samenhang met andere leefgebieden benoemd. In de beschikking dient in elk geval het resultaat van de maatwerkvoorziening te worden opgenomen.

• In artikel 7 van de verordening Wmo 2015, gemeente Bellingwedde (aanvraag) is aangegeven dat naast de cliënt alleen een daartoe door hem gemachtigd persoon een aanvraag kan indienen. Aangezien het hier gaat om de formele aanvraag om een beschikking in de zin van de Awb, is hier de formele eis van machtiging gesteld.

Advisering bij beoordeling aanvraag maatwerkvoorziening

De gemeente kan een aangewezen onafhankelijke adviesinstantie om advies vragen als dit van belang geacht wordt voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. De gemeente betrekt de cliënt en zijn eventuele gemachtigde of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan.

Persoonlijk ondersteuningsplan

- Het format voor het persoonlijk ondersteuningsplan is door cliënten zelf in te vullen. Het is een cliënt georiënteerd hulpmiddel dat in het primaire proces wordt ingezet. ‘Gedeelde besluitvorming’ is de kern van dat proces.

- Het verslag van het onderzoek is gelijk aan het ondersteuningsplan. Het is belangrijk dat dubbelregistratie wordt voorkomen.

- Het persoonlijk ondersteuningsplan is zowel voor de cliënt als voor betrokken hulpverlener toegankelijk.

- Het persoonlijk ondersteuningsplan is bondig, eenvoudig en kort als het kan, complex en uitgebreid als het nodig is.

- Het persoonlijk ondersteuningsplan is afgestemd op eventuele ondersteuningsplannen van andere gezinsleden dan wel afgestemd op mogelijkheden en behoeften van deze gezinsleden.

Beschikking

- In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

- Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    b. daar waar mogelijk, wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    c. hoe de voorziening wordt verstrekt;

    d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

- Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a. voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    e. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

- Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

Aandachtspunten:

• Het verwijzen van cliënten naar een algemene voorziening of het geven van inzicht dat zij bepaalde zaken wellicht ook zelf zouden kunnen doen of regelen, is geen besluit in de zin van de Awb. Van een besluit is pas sprake nadat een aanvraag is ingediend en daarop is beslist.

• Is de cliënt het niet eens met de verwijzing naar een algemene voorziening dan kan hij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening doen. De gemeente moet wel registreren dat een persoon is verwezen naar een algemene voorziening.

• In de praktijk zal er vaak een combinatie van algemene- en maatwerkvoorzieningen zijn. In dit geval dient de gemeente wel een beschikking af te geven.

• De gemeente dient bovendien in de beschikking te motiveren hoe de aanvrager gecompenseerd wordt. De gemeente mag alle voorzieningen die zij als maatwerkvoorziening kan aanbieden ook als algemene voorziening aanbieden m.u.v. beschermd wonen.

• Niet in alle gevallen is het duidelijk wat de ingangsdatum is van een verstrekking, denk hierbij aan scootmobielen en trapliften. In dit geval wordt de datum aangehouden waarop de beschikking wordt afgegeven.

• Duur van de voorziening (tijdelijk of blijvend) is afhankelijk van wat is opgenomen in het ondersteuningsplan.

2.2. Redelijke termijn volgens Algemene wet bestuursrecht

Onder de Wmo 2007 had de gemeente, vanaf de aanvraag, de gehele beslistermijn om een zorgvuldig onderzoek uit te voeren. Dit betekende dat de gemeente in de meeste gevallen minimaal 8 weken de tijd had voor het onderzoek.

Op grond van artikel 2.3.2 lid 1 Wmo 2015 heeft de gemeente maximaal 6 weken de tijd voor een zorgvuldig onderzoek. Daarbij wordt in artikel 2.3.2 lid 2 Wmo 2015 aangegeven op welke punten onderzoek moet plaatsvinden. Dit is uitgebreider dan onder de oude Wmo waar een dergelijke verplichting niet gold. De gemeente krijgt dus minder tijd voor een veel uitgebreider zorgvuldig onderzoek.

Een termijn van maximaal zes weken wordt in de Wmo 2015 dus redelijk geacht om de melding te onderzoeken. Mocht langer nodig zijn, dan wordt de cliënt op de hoogte gesteld. Wanneer de uitkomsten van het onderzoek uitblijven en/of de cliënt is het hier niet mee eens, staat het de cliënt vrij na zes weken een formele aanvraag in te dienen. Op die aanvraag dient de gemeente dan vervolgens binnen de gestelde termijn van twee weken te beslissen. In totaal duurt de procedure dan 8 wekenconform de Awb.

3. CRITERIA VOOR EEN MAATWERKVOORZIENING

Het verschil tussen maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen wordt als volgt uitgelegd in de Wmo 2015: “het begrip ‘maatwerkvoorziening’ duidt beter dan het voorheen gebruikelijke begrip ‘individuele voorziening’ aan dat het niet gaat om één of meer concrete en herhaalbaar in te zetten aanbod van activiteiten en voorzieningen, maar op een op maat van de persoon gesneden afgestemd geheel van maatregelen”.

3.1. Resultaat maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening is dus een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen ten behoeve van:

A. zelfredzaamheid en participatie

B. beschermd wonen en opvang.

Zelfredzaamheid en participatie

De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening om de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

Te bereiken resultaat

De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven.

Opvang en beschermd wonen

De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten (al dan niet in verband met risico’s voor veiligheid) voor zover de cliënt deze problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

Te bereiken resultaat

De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Resultaatverplichting

Toch hebben gemeenten ook in de Wmo 2015 een resultaatverplichting. Het uitgangspunt is dat zelfredzaamheid en meedoen de verantwoordelijkheid is van mensen zelf. Maar gemeenten zijn gehouden om beleid te maken ter ondersteuning van mensen die niet volledig zelf kunnen voorzien in hun zelfredzaamheid en participatie, of behoefte hebben aan beschermd wonen of opvang.

3.2. Afwegings- en afwijzingsgronden maatwerkvoorziening

Afwegingsgronden

De maatwerkvoorziening dient te zijn afgestemd op:

a. de leefomstandigheden en mogelijkheden van de cliënt;

b. zorg en overige diensten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet;

c. jeugdhulp, als bedoeld in de jeugdwet, die de cliënt ontvangt of kan ontvangen;

d. onderwijs dat de cliënt volgt dan wel zou kunnen volgen;

e. betaalde werkzaamheden;

f. scholing die de cliënt volgt of kan volgen;

g. ondersteuning inzake de Wet werk en bijstand;

f. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de cliënt.

Afwijzingsgronden

De gemeente kan een maatwerkvoorziening weigeren indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Awbz, of als er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarop aanspraak kan maken en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover.

3.3. Regels voor maatwerkvoorzieningen

Financiële tegemoetkoming

In de Wmo 2007 en in het Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2012 was opgenomen dat voor verschillende voorzieningen een vast of gemaximeerd bedrag als financiële tegemoetkoming werd verstrekt. De mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken bestaat in de Wmo 2015 echter niet meer. De Wmo 2015 kent alleen nog de termen: Algemene voorziening (zie begripsbepalingen) en maatwerkvoorziening (in de vorm van een zorg in natura of een persoonsgebondenbudget).

In onderstaande subparagraaf 3.3.1 worden die regels met betrekking tot het persoonsgebonden budget benoemd die specifiek betrekking hebben op de Wet maatschappelijke ondersteuning.

3.3.1. Regels voor het persoonsgebonden budget

In de Wmo 2015 worden drie voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget. Een gemeentelijk persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien:

- de cliënt naar oordeel van de gemeente op eigen kracht, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn aangewezen vertegenwoordiger, voldoende in staat is om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

- de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb wenst geleverd te krijgen;

- naar het oordeel van de gemeente is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de individuele voorziening behoren en die de cliënt van het budget wil betrekken, van goede kwaliteit zijn.

Afwijzingsgronden persoonsgebonden budget

De gemeente mag het persoonsgebonden budget weigeren wanneer:

- blijkt dat de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

- de cliënt niet voldoet aan de aan het pgb verbonden voorwaarden;

- de cliënt het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

- de cliënt deelneemt aan een schuldhulpverleningstraject;

- de cliënt handelingsonbekwaam is verklaard;

- de cliënt niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats;

- de cliënt niet beschikt over een bank- of girorekening;

- er op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de maatwerkvoorziening zo snel weer door een andere voorziening vervangen dient te worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een pgb;

- de cliënt een kind in de groei is, waardoor de maatwerkvoorziening zo snel weer door een andere voorziening vervangen dient te worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een pgb.

Schriftelijke toestemming

Er mag niet reeds voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden c.q. tot aanschaf van de voorziening worden overgegaan c.q. gestart worden met de uitvoering van de ondersteuning waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente.

Persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen

Bij toekenning van een pgb voor woningaanpassingen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

- de hoogte van een persoonsgebonden budget voor een bouwkundige of technische woonvoorziening voor het geschikt maken van de woning van de aanvrager bedraagt 100 % van het bedrag zoals vermeld in de door de gemeente geaccepteerde offerte of van het bedrag dat vastgesteld is met behulp van een bouwkundig calculatiebureau;

- aan door de gemeente aangewezen personen wordt door de eigenaar of huurder toegang verleend tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt aangebracht;

- aan door de gemeente aangewezen personen wordt gelegenheid geboden tot het controleren van de woningaanpassing; - terstond na de voltooiing van de in dit artikel bedoelde werkzaamheden, doch uiterlijk binnen 12 maanden na het toekennen van het persoonsgebonden budget, verklaart de gerechtigde aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid conform het programma van eisen zoals opgesteld door de gemeente (PvE); - op het moment dat de werkzaamheden gereed zijn wordt het pgb vastgesteld en uitbetaald.

- In het Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2015 zijn nadere regels opgenomen over terugvordering, afschrijvingstermijnen en de berekening van de kosten van woningaanpassingen.

Persoonsgebonden budget voor verhuiskosten en herinrichtingskosten

- Verhuiskosten en herinrichtingskosten worden uitsluitend in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt.

- In het Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2015 is een maximum bedrag opgenomen.

Bij toekenning van een pgb voor het bezoekbaar maken van een woning of woonruimte zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

- een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

- in afwijking van het gestelde hierboven kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een Awbzinstelling. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

- onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken.

- in het Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2015 is een maximum bedrag opgenomen.

Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen

- Auto aanpassingen worden uitsluitend in de vorm van een pgb verstrekt.

- Overige vervoersvoorzieningen worden in de vorm van zorg in natura verstrekt (indien maatwerk niet mogelijk is op basis van zorg in natura, dan wordt een persoonsgebonden budget verstrekt).

- In het Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2015 is een ritbijdrage per zone opgenomen voor het gebruik van het collectief vervoer met een Wmo-pas.

Persoonsgebonden budget voor sportvoorzieningen

- Sportvoorzieningen worden uitsluitend in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt.

- In het Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2015 is een maximum bedrag en periode opgenomen.

Persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel)voorzieningen

Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel)voorzieningen zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

- het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel)voorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie en indien van toepassing een WA-verzekering;

- de bedragen voor onderhoud en reparatie zijn gelijk aan de bedragen zoals die door de gecontracteerde leverancier in rekening worden gebracht bij de gemeente Bellingwedde voor voorzieningen die in bruikleen worden verstrekt; Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en (rolstoel)voorzieningen kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

- het toegekende bedrag mag alleen worden aangewend voor de aanschaf van een adequate voorziening, al dan niet op basis van een door of namens de gemeente vastgesteld pakket van eisen;

- de gebruiksduur van de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen voorziening kan door de gemeente worden vastgesteld op een met een met een natura voorziening vergelijkbare gebruikstermijn;

- in bijzondere gevallen kan met het persoonsgebonden budget alleen een nieuwe voorziening worden aangeschaft;

- bij gebruikmaking van het persoonsgebonden budget dient een onderhouds- en servicecontract afgesloten te worden met een leverancier voor minimaal de in het beschikking genoemde periode;

- bij aanschaf van een elektrisch verplaatsings- of vervoermiddel geldt de verplichting om een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten voor de gebruiksperiode van het hulpmiddel;

- bij gebruikmaking langer dan de termijn, waarvoor het persoonsgebonden budget is toegekend, dient het onderhouds- en servicecontract, en de eventuele WA-verzekering voor de verplaatsings of vervoersvoorziening, te worden verlengd met de feitelijke gebruiksperiode van de voorziening;

- de met het persoonsgebonden budget aan te schaffen hulpmiddelen dienen het GO-en CEkwaliteitskeurmerk te hebben;

- na aanschaf van de voorziening met het persoonsgebonden budget dient een kopie van de aankoopnota en het betalingsbewijs te worden overlegd;

- in geval van overlijden van degene aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend en uitbetaald, dienen de erven het bedrag van dit persoonsgebonden budget naar rato terug te betalen of het met het persoonsgebonden budget aangeschafte hulpmiddel in eigendom over te dragen aan de gemeente Bellingwedde.

De gemeente wil op de volgende wijze het oneigenlijk gebruik en misbruik van pgb’s tegengaan: In de Notitie: ‘Het persoonsgebonden budget voor Wmo en Jeugd 2015’ zijn hiervoor nadere regels opgenomen, zodat één lijn is getrokken tussen de Wmo 2015 en de nieuwe Jeugdwet.

3.3.2. Regels voor hulpmiddelen en (rolstoel) voorzieningen in natura

Bij de verstrekking van hulpmiddelen en (rolstoel) voorzieningen in bruikleen of in eigendom kunnen, voor zover van toepassing in de individuele situatie, de volgende voorwaarden worden opgelegd:

- de aanvrager dient de voorschriften zoals deze door de fabrikant of leverancier zijn bijgeleverd met betrekking tot het gebruik, de bediening en het onderhoud van het hulpmiddel stipt na te komen;

- de aanvrager dient een door gemeente aangewezen (rechts)persoon in de gelegenheid te stellen de voorziening tijdig te controleren, onderhouden, keuren en te repareren;

- de aanvrager dient de gemeente direct te informeren als het hulpmiddel niet meer wordt gebruikt;

- de aanvrager dient de gemeente dan wel de leverancier onmiddellijk te informeren over schade aan het hulpmiddel alsmede over aan anderen toegebrachte schade door gebruik van het hulpmiddel;

- de aanvrager dient goed voor het hulpmiddel te zorgen en er voor te zorgen dat de normale levensduur gewaarborgd wordt;

- de aanvrager mag het hulpmiddel niet aan derden in gebruik geven of verhuren;

- de aanvrager mag het hulpmiddel alleen gebruiken voor het doel waarvoor het verstrekt is;

- de aanvrager dient het hulpmiddel na beëindiging van het recht op verzoek van de gemeente in dezelfde staat terug te geven als waarin het hulpmiddel aan hem verstrekt is. Bij beoordeling van de staat van het hulpmiddel na inlevering blijven normale slijtage en veroudering buiten beschouwing.

3.4. Regels voor bijdragen in de kosten

- De gemeente mag burgers vanwege hun inkomen en vermogen niet uitsluiten. Bij het onderzoek zal de gemeente toch willen nagaan hoe het met de financiële zelfredzaamheid van de aanvrager is gesteld, hier mag de gemeente alleen op vrijwillige basis een beroep op doen.

- Voor cliëntondersteuning mag geen bijdrage gevraagd worden.

- De gemeente kan wel een eigen bijdrage vragen ter hoogte van de kostprijs. Aangezien de duur van de eigen bijdrage van maximaal 3 jaar is losgelaten, kunnen mensen besluiten om zelf een goedkopere variant aan te schaffen. Bepalend voor de hoogte en duur van de eigen bijdrage zijn de kostprijs van de maatwerkvoorziening en pgb’s, de levensduur van de voorziening en het inkomen en vermogen van de cliënt. In het gesprek zal dit aan de cliënt duidelijk moeten worden gemaakt.

- Voor de maatwerkvoorziening blijft een landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrage regeling van toepassing. Dit wordt geregeld in het Uitvoeringbesluit Wmo. De parameters van de eigen bijdrage regeling zullen per 2015 niet worden aangepast. De eigen bijdragen worden door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) geïnd en vallen onder een anticumulatie bepaling.

- Behalve een eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening kan de gemeente ook een eigen bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening vragen. De landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrageregeling is niet van toepassing op algemene voorzieningen. De gebruiker betaalt of de marktprijs of een al dan niet kostendekkend tarief waar het een door de gemeente gesubsidieerde voorziening betreft.

- De maximale eigen bijdrage wordt door het rijk vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. In de gemeente Bellingwedde wordt de maximum gestelde eigen bijdrage gehanteerd. Voor meer informatie over de eigen bijdragen zie Besluit Wmo gemeente Bellingwedde 2015.

Aandachtspunten:

• Voor cliënten kan het gebruik maken van een algemene voorziening het nadeel hebben dat de kosten die ze daarvoor maken niet betrokken worden in het anticumulatiebeding voor de eigen bijdrage die wordt vastgesteld en geïnd door het CAK. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om de kosten die cliënten maken voor algemene voorzieningen, die voorheen als individuele voorziening werden aangeboden, bij het CAK aan te melden. De gemeente Bellingwedde kiest ervoor om de kosten die cliënten maken voor een algemene voorziening niet bij het CAK aan te melden om zo onnodige administratiedruk te voorkomen. Verder onderzoekt de gemeente in hoeverre cliënten op een andere wijze kunnen worden gecompenseerd voor de meerkosten die zij maken ten compensatie van een chronische beperking of handicap.

3.5. Aandachtspunten

• Een ingezetene van Nederland kan in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening (artikel 1.2.1 Wmo 2015) en de gemeente beslist op een aanvraag van een ingezetene van de gemeente om een maatwerkvoorziening (artikel 2.3.5).

• De aanvraag voor opvang / beschermd wonen, kan door iedere ingezetene van Nederland worden gedaan.

Het begrip "ingezetene" is echter niet gedefinieerd in artikel 1.1.1 Wmo 2015. Het is niet geheel duidelijk wanneer een cliënt een ingezetene is. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat een ingezetene zich, voor een maatwerkvoorziening, moet wenden tot de gemeente waar hij woont. De term 'wonen' is echter niet verder uitgelegd. De VNG geeft aan dat een ingezetene iemand is die in de Basisregistratie personen (BRP, voorheen: Gemeentelijks Basis Administratie (GBA)) is ingeschreven. Als er twijfel bestaat over de vraag of iemand wel het hele jaar woont op een bepaald adres, dan kan het feitelijk woonadres elders zijn, in een andere gemeente. Als iemand dan een beroep doet op de gemeente waar hij is ingeschreven, kan die gemeente stellen dat het hoofdverblijf elders is en dat de cliënt zich dan daar zou moeten inschrijven. Een persoon kan maar op één adres ingeschreven staan (artikel 2.66, tweedelid, Wet BRP).

4. BEOORDELING VAN DE TE BEREIKEN RESULTATEN

De compensatieplicht in de Wmo 2007 is vervangen door de breder geformuleerde resultaatverplichting. Hierdoor wordt in de Wmo 2015 benadrukt dat de gemeente en burger de ruimte hebben om te komen tot oplossingen die zijn toegesneden op individuele en lokale omstandigheden (samenhangend maatwerk).

4.1. Hoofddoelen maatschappelijke ondersteuning

In de Wmo 2015 omvat het begrip ‘maatschappelijke ondersteuning’ drie hoofddoelen:

1. bevorderen van de sociale samenhang, mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld;

2. zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen;

3. bieden van beschermd wonen en opvang.

4.2. De te bereiken resultaten Bovenstaande hoofddoelen zijn vertaald in de volgende resultaten:

1. Doelmatigheid en efficiëntie

2. Integraliteit en sociale samenhang

3. Zelfredzaamheid en participatie

4.2.1. Doelmatigheid en efficiëntie

Uitgangspunt in de Wmo 2015 is dat maatwerk nodig is bij de integrale ondersteuning van inwoners en dat onnodige bureaucratie, waar mogelijk, vermeden moet worden. In Bellingwedde wordt bij het uitvoeren van de nieuwe taken binnen de Wmo ingezet op het leveren van adequate zorg aan een ieder om in de zelfredzaamheid en participatie zoveel mogelijk te ondersteunen, de financiële beheersbaarheid, maar ook op keuzevrijheid voor de inwoners. Aansluiting bij de leefwereld en omgeving van de inwoner is hierbij het doel waarbij de gemeente sterk inzet op preventieve maatregelen, om duurdere curatieve maatregelen te voorkomen. De inwoner is meer gebaat bij een springplank dan bij een vangnet, zodat mensen weer snel voldoende eigen kracht hebben.

Kernwoorden:

• Stimuleert zelfredzaamheid en samen redzaamheid

• Voorkomen van onnodige bureaucratie

• Vraaggestuurd

• Dichterbij

• Zo snel mogelijk

• Creativiteit, flexibiliteit, innovatie

• Aansluiten bij bestaande voorzieningen

• Preventie

• Goede sturing, kwaliteitsbewaking en monitoring

• Financiële beheersbaarheid,kostenbesparing, goedkoopst adequaat

4.2.2. Integraliteit en sociale samenhang

Door de verschillende leefgebieden zoals wonen, werken, leren, gezin, financiën en vrije tijd in samenhang te brengen, worden de participatiemogelijkheden van inwoners vergroot. Verbindingen tussen verschillende wetten en regelingen (zowel binnen de Wmo- Wlz en Zvw als tussen de Participatiewet, Jeugdwet en Wmo) worden gelegd vanuit het principe één gezin, één plan en één regisseur. Wanneer een maatwerkwerkvoorziening wordt toegekend moet deze afgestemd zijn op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt, maar ook op de zorg en overige diensten die geleverd worden. Naast het aansluiten op de leefwereld van de cliënt en zijn netwerk wordt nadrukkelijk ook het maatschappelijk belang afgewogen.

Kernwoorden:

• Ontschotting

• Samenhangend maatwerk (formele, informele hulp, maatwerkvoorziening,algemene voorziening)

• Verbindingen met Participatiewet, Wlz, Zvw, Jeugdwet, Leerplichtwet

• Individueel maatwerk – maatschappelijk belang

4.2.3. Zelfredzaamheid en participatie

Ondersteuning vanuit de gemeente is altijd gericht op het hervinden en versterken van de eigen kracht zodat mensen het uiteindelijk weer zelf kunnen (uiteraard binnen de grenzen van wat mogelijk is). Bij het centraal stellen van de eigen kracht en zelfredzaamheid van inwoners past het uitgangspunt van ‘regie in eigen hand’. Participatie draagt bij aan het individuele welbevinden door het gevoel van eigenwaarde en zelfontplooiing dat hiermee verkregen wordt. Daarvoor is het van belang dat mensen met beperkingen zoveel mogelijk in staat worden gesteld op gelijke voet te participeren en deel te nemen aan het dagelijks leven: een inclusieve samenleving, waarin iedereen mee doet en gezien wordt.

Kernwoorden:

• Eigen kracht, regie in eigen hand

• Sociale netwerk

• Algemeen gebruikelijke voorzieningen (voorliggende voorzieningen)

• Algemene en collectieve voorzieningen

• Maatwerkvoorzieningen

• Inclusieve samenleving

4.3. Langer thuis blijven wonen

De Wmo 2015 legt veel nadruk op het mogelijk maken dat mensen langer thuis kunnen blijven wonen. In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is onderzocht wat het verschil is tussen mensen die wel en mensen die niet thuis wonen. Mensen die thuis wonen voldoen aan de volgende randvoorwaarden:

- hij is geen gevaar voor zichzelf of zijn omgeving;

- hij heeft een zinvolle dagbesteding;

- hij heeft ziekte-inzicht, weet hulp en ondersteuning te vinden en maakt hier indien nodig gebruik van;

- voor somatische cliënten is het van belang dat ze zelf kunnen alarmeren en enige tijd (30 minuten) kunnen wachten op hulp;

- hij is zelf in staat contacten aan te gaan en deze te onderhouden;

- hij beschikt over enige mate van assertiviteit en is in staat om grenzen aan te geven en voor zichzelf op te komen;

- hij kan met geld omgaan, weet zijn vaste lasten tijdig te voldoen en verdeelt zijn inkomen zorgvuldig over alle kostenposten, hij weet schulden te voorkomen. Als mensen dit niet zelf kunnen en wel thuis wonen, dan beschikken zij over een stabiele steunstructuur –vaak in de vorm van mantelzorg- die de noodzakelijke randvoorwaarden schept en toezicht biedt. Ten aanzien van de fysieke omgeving zijn de volgende randvoorwaarden van belang: - bekende omgeving;

- veilige omgeving: afsluiting van gas, mogelijkheid tot sluiten van deuren;

- toepassing van technologie om toezicht te creëren; - een veilig en leefbaar huis.

Deze omschrijving van VWS bevat ook de twee elementen van ‘zelfredzaamheid’ zoals genoemd in de inleiding:

1. het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL);

2. het voeren van een gestructureerd huishouden.

5. PROCEDURELE BEPALINGEN

5.1. Advies

Artikel 9 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 biedt de basis waarin de gemeente een adviesinstantie om advies kan vragen als de gemeente dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. De gemeente betrekt de cliënt en zijn eventuele gemachtigde of mantelzorger bij de adviesaanvraag en informeert hem over de uitkomsten daarvan. De cliënt is verplicht aan de gemeente desgevraagd de medewerking te verlenen die hiervoor redelijkerwijs nodig is.

Uit de jurisprudentie blijkt dat indien een aanvrager geen medewerking verleent de aanvraag buiten behandeling gelaten mag worden op grond van de onmogelijkheid voldoende onderzoek te doen, mits het inderdaad zo is dat zonder dit onderzoek de medische noodzaak niet vast te stellen is. Er zal dus altijd beoordeeld moeten worden of op een andere wijze de medische noodzaak vastgesteld kan worden.

Het belang van medisch advies is dat er voor de gemeente een uitgangssituatie geschapen wordt, waarin medisch geobjectiveerd is vastgesteld wat er met de aanvrager (medisch) aan de hand is, welke problemen ervaren worden en wat de prognose is. Daarnaast wordt steeds als te verwachten is dat een aanvraag om medische reden zal worden afgewezen de medisch adviseur om een advies gevraagd. Zonder een medisch advies is in deze situatie het besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechter kan een dergelijk besluit vernietigen als zijnde onvoldoende gemotiveerd. Tot slot kan de gemeente aanleiding zien om medisch advies te vragen bij - bijvoorbeeld- een progressief ziektebeeld, maar zeker ook bij medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen. Per situatie zal dit beoordeeld worden. Bij twijfel wordt altijd een medisch advies gevraagd.

5.2. Nieuwe feiten en omstandigheden, intrekking en terugvordering

- Een cliënt doet op verzoek van de gemeente of uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing tot verstrekking van een maatwerkvoorziening of een pgb.

- De gemeente kan een beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening of pgb herzien of intrekken als de gemeente vaststelt dat:

a. de cliënt onjuiste gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

b. de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

c. de maatwerkvoorziening of pgb niet langer meer toereikend is (te achten);

e. de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

- Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaats gevonden.

- Als de gemeente een beslissing heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk door de cliënt heeft plaatsgevonden, kan de gemeente van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of ten onrechte genoten pgb.

- In geval het recht op een bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

5.3. Overgangsrecht

Met de invoering van de Wmo 2015 verandert voor de huidige cliënten de toegang tot en de aanspraak op maatschappelijke ondersteuning. Hierbij dient uiteraard zorgvuldig te worden omgegaan met de belangen van de huidige cliënten. Om deze reden is voor deze cliënten het overgangsrecht van toepassing.

Geldigheid van huidige Awbz-indicaties

Voor de huidige Awbz-cliënten (zorg in natura en persoonsgebonden budget) geldt dat zij de Awbz indicatie behouden als deze in 2015 doorloopt tot uiterlijk 1 januari 2016, tenzij de indicatie eerder afloopt. Een benodigde herindicatie wordt als een nieuwe aanvraag beschouwd.

Voor alle Cliënten die op 1 januari 2015 AWBZ zorg ontvangen geldt een overgangsregime. Het overgangsregime betreft een zorgvuldige transitie van Cliënten van de huidige AWBZ naar de Wmo. Deze Cliënten behouden gedurende een jaar (tenzij de indicatie eerder afloopt) de rechten die verbonden zijn aan het indicatiebesluit. De zorg en ondersteuning worden onder dezelfde condities geleverd als in de AWBZ, wat betekent dat de Cliënt een vergelijkbaar aanbod krijgt. Dit betekent niet per definitie dat de zorg of ondersteuning door dezelfde Aanbieder of op dezelfde wijze geleverd wordt (…). Na afloop van het overgangsrecht eindigen alle oude AWBZ-aanspraken van rechtswege”.

Overgangsrecht pgb-gebruikers

De rechten vanuit het oude pgb worden tot uiterlijk 1 januari 2016 geëerbiedigd, maar gemeenten kunnen wel eerder dan dat moment met pgb-houders met ‘oude’ pgb-rechten in gesprek gaan om te komen tot een nieuw aanbod op grond van de Wmo 2015. Tot het moment dat de cliënt een nieuw aanbod, al dan niet in de vorm van een pgb, onder de nieuwe voorwaarden heeft aanvaard, blijven de condities van het bestaande pgb gelden tot uiterlijk 1 januari 2016.

Aanpassing hoogte pgb in 2015

In de periode van het overgangsrecht staat centraal dat de cliënt zijn of haar huidige indicatie met het budget moet kunnen verzilveren. In het geval dat de gemeente de geldende indicatie kan eerbiedigen met een lager budget, dan is dit toegestaan. Echter, wanneer de cliënt aantoont dat hij/zij hetzelfde zorgaanbod (binnen de bandbreedte van de CIZ indicatie) niet met een lager budget kan inkopen, dan dient de gemeente een toereikend budget beschikbaar te stellen. Dit geldt uiteraard alleen voor de periode dat de indicatie nog geldig is en uiterlijk tot 1-1-2016. Indien een gemeente niet voldoende budget beschikbaar stelt om de indicatie te verzilveren, dan kan de cliënt bezwaar aantekenen tegen de beschikking.

Veranderingen voor gebruikers huishoudelijke ondersteuning

In de Wmo 2015 is geen overgangsrecht opgenomen voor cliënten die op dit moment hulp bij het huishouden ontvangen vanuit de Wmo. Gemeenten hebben echter wel overgangsverplichtingen ten opzichte van deze cliënten. De gemeente heeft in haar verordening, artikel 26 lid 2 zelf een overgangsregeling voor de huidige cliënten opgenomen. Hierbij is de gemeente gehouden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur: het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Dit betekent dat de gemeente de huidige cliënten met huishoudelijke ondersteuning een redelijke overgangstermijn dient te bieden voordat hun voorziening wordt beëindigd, veranderd of versoberd. De gemeente Bellingwedde hanteert een overgangstermijn van 3 maanden.

5.4. Heroverweging

De gemeente onderzoekt periodiek of er aanleiding is om de beslissing tot een maatwerkvoorziening te heroverwegen. Bij de heroverweging wordt een onderscheid gemaakt tussen twee aspecten: passendheid en handhaving.

Passendheid

De gemeente kan de beschikking inhoudelijk opnieuw bekijken om te bepalen of de gegeven ondersteuning (nog steeds) goed aansluit bij de behoefte van de cliënt, en of deze ondersteuning efficiënt is. De gemeente kan dit doen door geen langlopende indicaties af te geven. Hiermee wordt periodiek bezien of de indicatie die iemand heeft -en daarmee zijn pgb- nog past bij zijn individuele situatie;

Handhaving (persoonsgebonden budget)

In de Verordening Wmo gemeente Bellingwedde 2015 (artikel 15, lid 7) is bepaald dat de gemeente uit oogpunt van kwaliteit van geleverde zorg (al dan niet steekproefsgewijs) de bestedingen van pgb’s onderzoekt. Het periodiek heroverwegen van de beschikking is een middel om fraude en oneigenlijk gebruik tegen te gaan. Zie voor meer informatie over heroverweging van het pgb, de Notitie: ‘Het persoonsgebonden budget in de Jeugdwet en de Wmo 2015’, in de bijlage.

5.5. Alternatieven voor bezwaar

- Iedere aanvrager heeft het recht als hij het met een beschikking niet eens is, in bezwaar te gaan.

- De gemeente Bellingwedde streeft ernaar, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, betrokkene in de gelegenheid te stellen hierop te reageren, zodat eventueel door de gemeente gemaakte fouten hersteld kunnen worden. Bij een negatieve of afwijkende beschikking geeft de gemeente de mogelijkheid om samen nog eens naar het probleem te kijken, bijvoorbeeld door de beschikking langs te brengen en uitleg te geven tijdens een extra contactmoment. Tot slot bestaat nog de mogelijkheid van mediation, indien het college dit zinvol acht.

6. SLOTBEPALINGEN

Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels Wmo gemeente Bellingwedde 2015 treden in werking op 1 januari 2015.

Met de inwerkingtreding worden de Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Bellingwedde 2012 ingetrokken.

Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels Wmo gemeente Bellingwedde 2015”

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bellingwedde,

A. Doornbos, J.F. Snijder-Hazelhoff

Secretaris, Burgemeester