Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veghel

Beleidsregel medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veghel
Officiële naam regelingBeleidsregel medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel
CiteertitelBeleidsregel medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

WPO, art. 108; WEC art. 106

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-02-201501-01-2015Nieuwe regeling

03-02-2015

GVOP, 4 februari 2015

56309

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel

Het college van de gemeente Veghel;

gelet op het bepaalde in de beleidsnota ‘Herijking onderwijshuisvestingsbeleid 2012’;

gelet op het bepaalde in de ‘Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs gemeente Veghel’ (hierna: onderwijshuisvestingsverordening);

gelet op artikel 108 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en artikel 106 van de Wet op de Expertisecentra (WEC);

gezien het op 3 oktober 2014 gevoerde op overeenstemming gericht overleg (OOGO) met vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden (speciale) scholen voor basisonderwijs en de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs in de gemeente;

overwegende dat het wenselijk is om in aanvulling op bijlage IV, deel D van de onderwijshuisvestingsverordening nadere regels te stellen met betrekking tot het in medegebruik geven (inclusief het inschikken van lokaalruimte) en verhuren van leegstaande ruimten met een onderwijsbestemming, waaronder ook lokalen bewegingsonderwijs, en het al dan niet afdragen van (een gedeelte van de) huurvergoeding aan de gemeente;

b e s l u i t

  • 1.

    in te trekken de ‘Beleidsregel medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel’ zoals vastgesteld d.d. 06-11-2012;

  • 2.

    vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

  • 1. Deze regeling heeft betrekking op verhuur of medegebruik van delen van een schoolgebouw of –terrein, inclusief een lokaal voor bewegingsonderwijs.

  • 2. De regeling is van kracht voor delen van het schoolgebouw of –terrein waarvan het schoolbestuur juridisch eigenaar is en waarbij permanent, tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag:

  • a. “ruimtelijke leegstand” is geconstateerd op basis van de berekening zoals opgenomen in bijlage III van de onderwijshuisvestingsverordening;

  • b. “volgtijdelijke leegstand” is geconstateerd door het schoolbestuur dan wel

  • c. sprake is van “inschikking van lokaalruimte.

Artikel 2 Verhuur

  • 1. Verhuur is aan de orde bij gebruik tegen betaling van een of meer delen van een schoolgebouw of – terrein (waaronder ook een eventueel lokaal bewegingsonderwijs) door niet uit de openbare kas bekostigde instellingen voor onderwijs dan wel voor instellingen voor culturele, maatschappelijke en/of recreatieve doeleinden.

  • 2. Verhuur is toegestaan voor zover het gehuurde niet bestemd zal zijn als woon- of bedrijfsruimte in de zin van de vijfde en zesde afdeling van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Voor het verhuren van leegstand in de school is telkens toestemming vereist van het college. In het geval de verhuur minder dan 10% van het normatieve onderwijsgebruik (1.040 uur per jaar) betreft is geen toestemming vereist van het college en volstaat melding.

  • 4. Huurovereenkomsten waarvoor het college geen voorafgaande toestemming heeft verleend zijn nietig.

  • 5. Met betrekking tot verhuur van leegstand in permanente huisvesting wordt toestemming verleend voor een periode van maximaal 10 jaar. Na het verstrijken van de huurtermijn dient het college opnieuw toestemming te verlenen. Bij een gewenste voortzetting van de verhuursituatie dient ten minste 6 maanden voorafgaand aan de expiratiedatum een verzoek tot verlenging van de goedkeuring bij het college te worden ingediend.

  • 6. Met betrekking tot verhuur van leegstand in tijdelijke huisvesting wordt telkens toestemming verleend voor maximaal 1 schooljaar.

  • 7. Door de verhuur mogen de belangen van zowel de gemeente als die van de (andere) schoolbesturen niet worden geschaad. Het college kan in verband hiermee voorwaarden verbinden aan de toestemming, waaronder bijvoorbeeld de hoogte van het te vragen huurtarief.

  • 8. In situaties waarin dat wettelijk en volgens jurisprudentie is toegestaan, verleent het college toestemming onder voorwaarde dat het schoolbestuur dát deel van de huurvergoeding afdraagt aan de gemeente, dat dient ter vergoeding van de stichtingskosten en de overige exploitatielasten (die door de gemeente worden gedragen).

  • - Bij volledige verhuur wordt het huurtarief hierbij gebaseerd op het volledige gebruik van ruimte(n) aangezien het verhuurde niet meer voor andere doeleinden kan worden ingezet; de

  • - B Bij volgtijdelijke verhuur wordt het huurtarief hierbij gebaseerd op het werkelijke gebruik van de ruimte(n) aangezien het verhuurde dan nog wel voor andere doeleinden kan worden ingezet.

  • 9. Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van het verzoek of binnen zes weken nadat aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt.

  • 10. Indien het college niet binnen zes weken kan beslissen, stelt het college de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beslissing tegemoet kan worden gezien.

  • 11. De gemeente kan ervoor kiezen om overeenkomstig artikel 5 een overeenkomst te sluiten met het schoolbestuur, waarin de voorwaarden ten aanzien van de verhuur worden aangegeven.

  • 12. Het schoolbestuur gaat een huurovereenkomst aan met de huurder.

  • 13. Het schoolbestuur zendt een afschrift van de ondertekende huurovereenkomst aan de gemeente.

  • 14. In de huurovereenkomst wordt ten minste invulling gegeven aan de artikelen 6 tot en met 9 van deze regeling.

  • 15. Ten aanzien van de verhuur van lokalen bewegingsonderwijs is het gestelde in lid 3 tot en met 10 van dit artikel niet van toepassing. Hiervoor geldt dat de schoolbesturen jaarlijks een overzicht overleggen aan de gemeente, waarin de gemaakte verhuurafspraken (ten minste contractduur en tariefstelling) staan vermeld.

  • 16. Dit artikel is niet van kracht als het schoolbestuur naast juridisch eigenaar ook economisch eigenaar is van het gebouw en terrein (en daarmee de volledige eigendom heeft).

Artikel 3 Inhoud van de aanvraag

  • 1. Het schoolbestuur vermeldt in zijn aanvraag om toestemming in ieder geval:

  • a. de naam van de aanvrager;

  • b. het gebouw waar de ruimte(n) wordt /worden verhuurd;

  • c. het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte die verhuurd gaan worden;

  • d. de NAW-gegevens van de huurder;

  • e. welke activiteit in de verhuurde ruimte gaat plaatsvinden;

  • f. de aanvangsdatum van de verhuur.

  • 2. In aanvulling op de in het vorige lid vermelde gegevens gaat de aanvraag vergezeld van een concept huurovereenkomst waaruit de contractduur blijkt en een plattegrond van het gebouw waarin de desbetreffende ruimte(n) gearceerd is (zijn).

Artikel 4 Medegebruik

  • 1.

    Medegebruik is aan de orde bij gebruik door met overheidsmiddelen bekostigde instellingen voor onderwijs dan wel voor instellingen voor culturele, maatschappelijke en/of recreatieve doeleinden.

  • 2.

    Voor het in medegebruik geven van een deel van het schoolgebouw (waaronder ook een eventueel lokaal bewegingsonderwijs) is geen toestemming van het college vereist.

  • 3.

    In verband met het vorderingsrecht van het college, dient het schoolbestuur het medegebruik te melden aan de gemeente.

  • 4.

    Het schoolbestuur gaat een medegebruikovereenkomst aan met de medegebruiker.

  • 5.

    In de medegebruikovereenkomst wordt ten minste invulling gegeven aan de artikelen 6 tot en met 9 van deze regeling.

  • 6.

    Het is niet toegestaan om een onderwijsruimte (waaronder ook een eventueel lokaal bewegingsonderwijs) in medegebruik te geven aan een commerciële partij.

  • 7.

    Een medegebruikovereenkomst gesloten tussen een schoolbestuur en een commerciële partij is in strijd met de wet en dus nietig.

Artikel 5 Overeenkomst vastlegging verhuur 

  • 1. Indien het college, overeenkomstig artikel 2, toestemming geeft voor verhuur dan kan de gemeente van het schoolbestuur verlangen dat het schoolbestuur en de gemeente een overeenkomst aangaan waarin de voorwaarden voor verhuur zijn vastgelegd.

  • 2. In de overeenkomst zoals bedoeld in lid 1 worden in ieder geval afspraken gemaakt over:

  • a. medewerking aan verhuur;

  • b. (tijdelijke) onttrekking aan de capaciteit ten behoeve van het onderwijs;

  • c. de hoogte van het te vragen huurtarief;

  • d. het al dan niet afdragen van een (gedeelte van de) huurvergoeding, dat dient ter vergoeding van de stichtingskosten en de overige exploitatielasten (die door de gemeente worden gedragen);

  • e. aansprakelijkheid;

  • f. niet – nakoming;

  • g. overdracht rechten en plichten;

  • h. looptijd;

  • i. tussentijdse wijzigingen.

Artikel 6 Huishoudelijk reglement 

Voor zover van toepassing c.q. voor zover aanwezig, dient het huishoudelijk reglement, waarin bepalingen van praktische aard zijn opgenomen, door het schoolbestuur aan de overeenkomst te worden gehecht.

Artikel 7 Voorkomen van schade aan het gebouw en aansprakelijkheid

  • Het schoolbestuur is als verhuurder c.q. medegebruikgever verplicht om in de overeenkomst in ieder geval bepalingen op te nemen:

  • - w waarmee schade aan het gebouw wordt voorkomen;

  • - waaruit blijkt dat de gevolgen van voortijdige opzeg ing en/of verminderde afname voor rekening van de huurder c.q. medegebruiker zijn.

Artikel 8 Aanpassingen aan het gebouw

  • 1. Voor aanpassingen aan het gebouw heeft de medegebruiker of huurder toestemming nodig van het schoolbestuur.

  • 2. Indien er ten behoeve van het medegebruik of de huur aanpassingen nodig zijn aan het gebouw, zijn de kosten hiervan voor rekening van de huurder of medegebruiker.

  • 3. Bij oplevering na beëindiging van de overeenkomst dienen eventuele aanpassingen, waaronder ook die aanpassingen waarvoor toestemming is verleend door het schoolbestuur, door en voor rekening van de huurder of medegebruiker te worden weggenomen. Het gehuurde of in medegebruik gekregen deel van het gebouw moet in oorspronkelijke staat worden opgeleverd, tenzij door partijen anders wordt overeengekomen.

  • 4. Bij beëindiging van het medegebruik of verhuur worden de door de medegebruiker en de huurder gedane investeringen niet vergoed.

Artikel 9 Tariefstelling verhuur en medegebruik

  • 1. In geval van verhuur van (een gedeelte van) schoolgebouwen wordt de hoogte van het huurtarief door het schoolbestuur vastgesteld. De tariefstelling bevat in ieder geval herkenbare bedragen voor de volgende 2 onderdelen:

  • 2. Vergoeding voor de exploitatiekosten schoolgebouw (voor de kostencomponenten zoals opgenomen in de Programma’s van Eisen die de grondslag vormen voor de bekostiging van de onderwijshuisvestingsvoorzieningen);

  • 3. Huurvergoeding (waaronder in ieder geval een vergoeding voor de kostencomponenten stichtingskosten en de overige exploitatielasten, die door de gemeente worden gedragen).

  • 4. Als artikel 2, lid 7 van toepassing is, wordt de hoogte van het huurtarief in samenspraak tussen het college en het schoolbestuur bepaald.

  • 5. Als artikel 2, lid 8 van toepassing is, wordt de hoogte van het huurtarief eveneens in samenspraak tussen het college en het schoolbestuur bepaald, maar stelt het college daarbij de hoogte van de huurvergoeding vast die het schoolbestuur aan de gemeente moet overdragen als vergoeding voor de stichtingskosten en de overige exploitatielasten (die door de gemeente worden gedragen).

  • 6. Bedoelde vergoeding wordt vastgesteld op een bedrag per m2 bruto vloeroppervlakte op jaarbasis (52 weken).

  • 7. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het indexcijfer prijsmutatie overheidsconsumptie, zoals gepubliceerd in de septembercirculaire. Het gaat hierbij om het samengesteld gewogen gemiddelde indexcijfer, bestaande uit de component materiële consumptie (1/3) en de component lonen en salarissen (2/3).

  • 8. In het geval dat bij volledige verhuur wordt verhuurd voor een periode korter dan 1 jaar, wordt de hoogte van bedoelde vergoeding vastgesteld naar rato van het aantal weken huur.

  • 9. In het geval dat een schoolgebouw(deel) volgtijdelijk wordt verhuurd, wordt de hoogte van bedoelde vergoeding vastgesteld naar rato van het werkelijke gebruik. Hierbij wordt het normatieve onderwijsgebruik op jaarbasis (1.040 uur) als uitgangspunt gehanteerd.

  • 10. Bij volgtijdelijke verhuur wordt bedoelde vergoeding derhalve uitgedrukt in een bedrag per klokuur per m2 bruto vloeroppervlakte.

  • 11. Ook dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het indexcijfer prijsmutatie overheids-consumptie, zoals beschreven in het tweede lid onder a.

  • 12. In geval de (volgtijdelijke) verhuur minder dan 10% van het normatieve onderwijsgebruik (1.040 uur per jaar) bedraagt, is géén afdracht aan de gemeente van de component zoals bedoeld in lid 1 onder b. vereist.

  • 13. De component van het huurtarief, die betrekking heeft op de stichtingskosten en de overige exploitatielasten (die door de gemeente worden gedragen) zoals bedoeld in het eerste lid onder b., wordt door het schoolbestuur afgedragen aan de gemeente.

  • 14. Een uitzondering hierop betreft de verhuur van de lokalen bewegingsonderwijs. Hiervoor hoeft geen afdracht aan de gemeente plaats te vinden.

  • 15. De afdracht geschiedt achteraf, na facturering door de gemeente aan het schoolbestuur en na afloop van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 16. De gemeente zal in het geval de verhuur minder dan 10% van het normatieve onderwijsgebruik (1.040 uur per jaar) betreft, de component zoals genoemd in het eerste lid onder b., niet verhalen op het schoolbestuur.

  • 17. In geval van medegebruik van (een gedeelte van) schoolgebouwen wordt de hoogte van het medegebruikstarief door het schoolbestuur vastgesteld. In dit geval maakt de huurvergoeding, zoals bedoeld in het eerste lid onder b., geen deel uit van het medegebruikstarief.

  • 18. Voor lokalen bewegingsonderwijs geldt dat de tariefstelling voor de verhuur gelijk moet zijn aan het gemeentelijke tarief voor de huur van gemeentelijke gymnastiekzalen, zijnde € 15,47 per uur (prijspeil 1-1-2015). Dit tarief wordt jaarlijks van gemeentewege bijgesteld naar het prijspeil van het daaropvolgende jaar.

Artikel 10 Vordering door het college 

  • 1.

    In geval het college op grond van de onderwijshuisvestingsverordening gebruik maakt van haar vorderingsrecht, wordt er een medegebruiksovereenkomst gesloten tussen het schoolbestuur en de medegebruiker.

  • 2.

    Het schoolbestuur komt in het geval van lid 1, conform hoofdstuk 4 van de onderwijshuisvestingsverordening, in aanmerking voor een vergoeding voor het medegebruik.

  • 3.

    Dit artikel is niet van kracht als het schoolbestuur economisch eigenaar is van het gebouw en terrein.

Artikel 11 Bijzondere gevallen

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een schoolbestuur afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel indien toepassing van deze beleidsregel leidt tot onbillijke of ongewenste situaties.

  • 2.

    In gevallen, de uitvoering van deze beleidsregel betreffende, waarin deze beleidsregel niet voorziet, beslist het college.

Artikel 12 Citeertitel; inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregel medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 3 februari 2015.

De secretaris,

Drs. M.G.C. Wilms-Wils RA

De burgemeester,

mr. I.R. Adema

Bijlage

Begrippenlijst

behorend bij de Beleidsregel medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel

Economisch eigendom

Het economisch eigendom wil zeggen dat de gemeente als financier van onderwijshuisvesting een aantal rechten toekomt die zijn beschreven in de onderwijswetgeving. Deze (voor het schoolbestuur beperkende) eigendomsrechten zijn:

  • *

    dat onderwijsgebouwen na beëindiging van het onderwijsgebruik van rechtswege vervallen aan de gemeente;

  • *

    de gemeente leegstaande onderwijsruimten voor ander onderwijsgebruik en/of maatschappelijke doeleinden mag vorderen;

  • *

    de gemeente schoolbesturen mag verplichten (als onderdeel van de wettelijke goedkeuring) om (een gedeelte van de) ontvangen huurvergoeding af te dragen ter dekking van de stichtings- en overige exploitatiekosten die door de gemeente worden gedragen. Deze verplichte afdracht kan wettelijk en volgens jurisprudentie alleen plaatsvinden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • -

    het college kan aantonen dat door het niet doorberekenen van de huur de gemeente een financieel nadeel leidt en

  • -

    de huurprijs is gerelateerd aan de extra kosten of het verlies van inkomsten door de gemeente en

  • -

    de ontvangen huurvergoeding komt rechtstreeks ten goede aan de onderwijshuisvesting.

  • *

    dat schoolbesturen niet zonder toestemming van de gemeente hun gebouw mogen bezwaren met een zakelijk recht of mogen vervreemden.

Andere beperkingen zijn er niet aan het eigendomsrecht gesteld.

 

Juridisch eigendom

Op grond van artikel 103 van de WPO en artikel 101 van de WEC verkrijgt een schoolbestuur het eigendom van een onderwijsgebouw omdat

  • -

    dit is gerealiseerd met van de gemeente verkregen middelen en grond, of omdat

  • -

    een gebouw, nadat het door de gemeente is gerealiseerd, aan het schoolbestuur in eigendom is overgedragen.

Om aan te geven dat aan het eigendom beperkingen zijn gesteld, wordt in het spraakgebruik gesproken over juridisch eigendom.

Het is voor het schoolbestuur niet toegestaan om ruimten te verhuren of in medegebruik te geven als de gemeente, een ‘derde partij’ of een mengvorm (Vereniging van Eigenaren) eigenaar is.

 

Ingebruikgeving

Het schoolbestuur verkrijgt het exclusieve gebruiksrecht van een voorziening in de huisvesting

  • *

    via eigendomsverschaffing op grond van artikel 103 van de WPO dan wel artikel 101 van de WEC of

  • *

    via ingebruikgeving door de gemeente (indien de gemeente eigenaar is van het schoolgebouw of na vordering ten behoeve van medegebruik ex artikel 107 WPO c.q. artikel 105 WEC)

De bestuursrechtelijke term ingebruikgeving is civielrechtelijk te kwalificeren als bruikleen. Hiertoe wordt met het schoolbestuur een bruikleenovereenkomst gesloten.

De gebruiker, i.c. het schoolbestuur, is voor het gebruik geen bruikleenvergoeding verschuldigd. De gebruiker betaalt echter wel een bijdrage aan de gemeente ter vergoeding van een deel van de exploitatiekosten. Deze bijdrage is gebaseerd op de rijksvergoeding volgens het bekostigingsstelsel “Programma van Eisen onderhoud en onderhoudsbeheer”.

Bij ingebruikgeving is het voor schoolbesturen niet toegestaan om onderwijsruimten in medegebruik te geven dan wel te verhuren aan derden.

In de gemeente Veghel is de ingebruikgeving van toepassing bij de multifunctionele accommodaties.

 

Ruimtelijke leegstand

Er kan in schoolgebouwen “ruimtelijke leegstand” ontstaan. Deze situatie doet zich bijvoorbeeld voor als het aantal leerlingen terugloopt. Dit betekent dat de capaciteit van het schoolgebouw, op grond van de wettelijke normeringen, groter is dan de genormeerde ruimtebehoefte.

De ruimtelijke leegstand wordt vastgesteld op basis van de normering voor het vaststellen van de minimaal noodzakelijke bruto vloeroppervlakte zoals die is opgenomen in de onderwijshuisvestings-verordening.

 

Volledige verhuur/volledig medegebruik

Als er ruimtelijke leegstand is vastgesteld, dan kan deze leegstand, tijdens de reguliere lestijden - en daarbuiten - in aanmerking komen voor medegebruik of verhuur aan derden.

Een dergelijke verhuur of medegebruik wordt in de onderhavige regeling volledige verhuur” dan wel “volledig medegebruik” genoemd.

 

Volgtijdelijke leegstand

Schoolgebouwen zijn over het algemeen in gebruik op werkdagen tussen 08.30 uur en 15.30 uur. Daarvoor en daarna worden deze ruimten veelal niet voor onderwijsdoeleinden gebruikt. De niet gebruikte ruimten voor en na schooltijd kunnen als “volgtijdelijke leegstand” worden gezien.

 

Volgtijdelijke verhuur/volgtijdelijk medegebruik

De volgtijdelijke leegstand kan volgtijdelijk worden verhuurd c.q. in medegebruik worden gegeven.

Het is aan het schoolbestuur om volgtijdelijke leegstand te constateren. Het is ook aan haar om vervolgens te beoordelen of de meerwaarde van het in medegebruik geven of verhuren van de betreffende ruimtes aan derden buiten de genoemde schooltijden (in financiële en/of inhoudelijke zin) opweegt tegen de mogelijke “overlast” die dit oplevert voor het geven van onderwijs in de betreffende ruimte(s).

 

Inschikking lokaalruimte

Daarnaast kan er nog sprake zijn van inschikking van lokaalruimte. Hieronder wordt verstaan dat scholen vrijwillig meer leerlingen in een groep opnemen met als oogmerk om een klaslokaal tijdelijk in medegebruik te kunnen geven aan een derde, bijvoorbeeld een peuterspeelzaal.

Inschikking van lokaalruimte vindt alleen plaats op vrijwillige basis door het schoolbestuur ten behoeve van een niet commerciële instelling. Bij inschikking van lokaalruimte kan dus alleen sprake zijn van medegebruik.

Formeel is in deze situatie geen sprake van ruimtelijke leegstand, als gevolg waarvan de gemeente de betreffende ruimte dus ook niet kan vorderen ex artikel 107 WPO. In voorkomende situaties dient ingevolge artikel 4 van de onderwijshuisvestingsverordening deze vorm van medegebruik wel aan de gemeente te worden gemeld.

 

Verhuur

Een schoolbestuur kan op grond van artikel 108 van de WPO dan wel artikel 106 van de WEC leegstand, na vooraf verkregen schriftelijke toestemming van de gemeente, verhuren aan derden voor commerciële activiteiten.

Verhuur vindt altijd plaats tegen een commercieel tarief (dat wil zeggen een huurprijs die o.a. ook de stichtings- en exploitatiekosten dekt). Of een activiteit commercieel is, moet worden beoordeeld aan de hand van het doel van de activiteit, de wijze van financiering en of er al dan niet sprake is van een winstoogmerk.

Voor alle instellingen met culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden en voor overige onderwijsinstellingen die met overheidsfinanciering worden bekostigd, is er geen sprake van verhuur maar van medegebruik.

Gelet hierop kunnen onderwijsruimten aan organisaties voor kinderopvang alleen worden verhuurd (en dus niet in medegebruik worden gegeven). Kinderopvang heeft weliswaar een maatschappelijk gewenst effect, maar vindt sinds de inwerkingtreding van de Wet Kinderopvang in januari 2005 op commerciële basis plaats.

 

Verhuur van (delen van) onderwijsgebouwen kan ook plaatsvinden voor andere dan de hierboven genoemde doeleinden, mits de maatschappelijke bestemming zich hiermee verenigt.

 

Toestemming verhuur

Het college verleent toestemming voor verhuur als:

  • *

    de bestemming zich verdraagt met het geven van onderwijs en/of bestemming van het gebouw;

  • *

    het zich verhoudt tot de bestemming die op het perceel rust ingevolge het vigerende bestemmingsplan;

  • *

    er géén sprake is van een bestemming voor woon- of bedrijfsruimte als bedoeld in het Burgerlijk Wetboek;

  • *

    er verzekeringstechnisch géén bezwaren zijn tegen de verhuur;

  • *

    het aannemelijk is, op basis van de leerlingenprognoses van de eigen of andere scho(o)l(en), dat de betreffende leegstand niet binnen afzienbare tijd voor onderwijs (of voor andere doeleinden in de zin van de wet) noodzakelijk is. Is dit laatste het geval dan wordt die toestemming niet gegeven of slechts voor een beperkte periode;

  • *

    door de verhuur elkaars belangen, zowel die van de gemeente als die van de (andere) schoolbesturen, niet worden geschaad.

Voor verhuur van ruimten in tijdelijke huisvesting wordt telkens voor de duur van 1 schooljaar toestemming verleend. Voor overige huisvesting kan er voor een langere periode (maximaal 10 jaar) toestemming worden verleend.

 

Tarief voor verhuur

Indien een schoolbestuur, dat eigenaar is van een onderwijsruimte of lokaal bewegingsonderwijs, een dergelijke ruimte verhuurt aan een commerciële instelling, dan moet zij hiervoor een huurtarief in rekening brengen.

 

Onderwijsruimten

Het huurtarief dient te worden opgebouwd uit een tweetal onderdelen, te weten:

  • -

    een exploitatiekostenvergoeding (zijnde de kostencomponenten zoals opgenomen in de Programma’s van Eisen die de grondslag vormen voor de bekostiging van de onderwijshuisvestingsvoorzieningen) en

  • -

    een huurvergoeding (waarbij inbegrepen een component, voor vergoeding van stichtingskosten en de overige exploitatielasten (die door de gemeente worden gedragen)).

 

In het geval dat, bij volledige verhuur, een ruimte in verhuur wordt gegeven voor een periode korter dan 1 jaar, wordt het verschuldigde huurtarief vastgesteld naar rato van het aantal weken verhuur.

 

In het geval dat een schoolgebouw(deel) volgtijdelijk in verhuur wordt gegeven, dan wel dat er sprake is van inschikking van lokaalruimte, wordt de hoogte van het verschuldigde huurtarief naar rato van de intensiteit van het verhuur vastgesteld. Het verdient aanbeveling hiertoe een bedrag per klokuur per m2 bruto vloeroppervlakte vast te stellen. Dit kan door het huurtarief op jaarbasis te delen door 1.040 (zijnde het normatieve onderwijsgebruik in uren op jaarbasis).

 

Het schoolbestuur mag de hoogte van het huurtarief (en de beide onderdelen hiervan) zèlf bepalen/vaststellen.

Ook mag zij het in rekening gebrachte huurtarief zèlf houden.

 

Hierop zijn 2 uitzonderingen:

  • -

    In situaties wanneer, zonder nadere afspraken over de hoogte van het verschuldigde huurtarief, door de verhuur de belangen van de gemeente en/of van de (andere) schoolbesturen zouden worden geschaad, wordt de hoogte van het huurtarief in samenspraak tussen gemeente en schoolbestuur bepaald en vastgesteld. Dit wordt dan als voorwaarde aan de toestemming verbonden.

  • -

    Indien er wettelijk of volgens jurisprudentie voor de gemeente een grondslag is voor doorbelasting van een gedeelte van de huurvergoeding bij het schoolbestuur (zie hiervoor ook artikel 2, lid 8 en 9, lid 3 van deze beleidsregel), wordt de hoogte van het huurtarief eveneens in samenspraak tussen het college en het schoolbestuur bepaald, maar stelt het college daarbij de hoogte van de huurvergoeding vast die het schoolbestuur aan de gemeente moet overdragen als vergoeding voor de stichtingskosten en de overige exploitatielasten (die door de gemeente worden gedragen).

 

Afdracht (gedeelte) huurvergoeding

De af te dragen vergoeding wordt vastgesteld op een bedrag per vierkante meter bruto vloeroppervlakte op jaarbasis (52 weken). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met het indexcijfer prijsmutatie overheidsconsumptie.

 

In het geval dat bij volledige verhuur wordt verhuurd voor een periode korter dan 1 jaar, wordt de hoogte van de af te dragen vergoeding vastgesteld naar rato van het aantal weken huur.

 

In het geval dat een schoolgebouw(deel) volgtijdelijk wordt verhuurd, wordt de hoogte van de af te dragen vergoeding vastgesteld naar rato van het werkelijke gebruik. Hierbij wordt het normatieve onderwijsgebruik op jaarbasis (1.040 uur) als uitgangspunt gehanteerd.

Bij volgtijdelijke verhuur wordt bedoelde vergoeding derhalve uitgedrukt in een bedrag per klokuur per m2 bruto vloeroppervlakte.

 

In het geval dat de (volgtijdelijke) verhuur minder dan 10% van het normatieve onderwijsgebruik (1.040 uur per jaar) bedraagt, is géén afdracht aan de gemeente van de component stichtingskosten en overige exploitatielasten vereist.

 

Lokalen bewegingsonderwijs

Voor een lokaal bewegingsonderwijs geldt dat de tariefstelling voor de verhuur gelijk moet zijn aan het gemeentelijke tarief voor de huur van gemeentelijke gymnastiekzalen, zijnde € 15,47 per klokuur (prijspeil 1-1-2015). 

Dit tarief wordt jaarlijks van gemeentewege bijgesteld naar het prijspeil van het daaropvolgende jaar.

 

In geval van verhuur van een lokaal bewegingsonderwijs hoeft geen afdracht van (een gedeelte van) de huurvergoeding aan de gemeente plaats te vinden.

 

Medegebruik

Bij medegebruik gaat het om niet-commerciële situaties. Er bestaan twee soorten medegebruik:

  • *

    Medegebruik door het vorderen (en de daaruit voortvloeiende ingebruikgeving) door het college. Dit is geregeld in artikel 107 van de WPO en artikel 105 van de WEC. Het college is bevoegd een gedeelte van een schoolgebouw of terrein dat tijdelijk niet nodig is voor het geven van onderwijs, te bestemmen als huisvesting voor:

  • -

    een andere, uit de openbare kas bekostigde school voor PO, VO of (V)SO;

  • -

    educatie als bedoeld in de Wet educatie en Beroepsonderwijs (WEB);

  • -

    andere instellingen voor culturele, maatschappelijke en/of recreatieve doeleinden.

    Zie hiervoor ook de artikelen 22 t/m 28 van de onderwijshuisvestingsverordening.

  • *

    Medegebruik aan niet-derden door het schoolbestuur zèlf (als eigenaar van het schoolgebouw). Dit is de zogenaamde minnelijke ingebruikgeving en is geregeld in artikel 108 van de WPO en artikel 106 van de WEC. Het schoolbestuur kan een gedeelte van een schoolgebouw of terrein dat tijdelijk niet nodig is voor het geven van onderwijs, in medegebruik geven aan:

  • -

    een andere, uit de openbare kas bekostigde school voor PO, VO of (V)SO;

  • -

    educatie als bedoeld in de Wet educatie en Beroepsonderwijs (WEB);

  • -

    andere instellingen voor culturele, maatschappelijke en/of recreatieve doeleinden.

Met andere woorden: voor de beoordeling of een instelling of activiteit niet-commercieel is, moet worden gekeken naar het doel en de status van de activiteit, de wijze van financiering (al dan niet overheidsfinanciering) en of er al dan niet sprake is van een winstoogmerk.

 

Melding medegebruik

Voor dit medegebruik is officieel geen voorafgaande toestemming van het college vereist. Echter in artikel 110 lid 3 en artikel 112 van de WPO, juncto artikel 4, lid 1 van de onderwijshuisvestings-verordening is bepaald dat het bevoegd gezag aan het college alle gegevens moet verstrekken die noodzakelijk zijn om haar zorgplicht ten aanzien van onderwijshuisvesting te kunnen uitvoeren.

Naar analogie van deze artikelen kan dus wél worden betoogd dat het bevoegd gezag des al niettemin verplicht is aan het college mededeling te doen van het beoogde medegebruik. Het is voor het college immers anders niet mogelijk te beoordelen of de activiteiten van de beoogde gebruiker wel te kenschetsen zijn als culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden in de zin van de WPO.

Activiteiten die volledig door de overheid worden gefinancierd én cultureel, maatschappelijk of recreatief van karakter zijn, zijn dat in ieder geval wel.

Voor zover er sprake is van commerciële activiteiten is er sprake van verhuur en gelden er andere regels.

 

De melding aan het college is ook om een andere reden nog noodzakelijk. Het college zal namelijk van dit beoogd medegebruik ook melding moeten maken aan de verzekeringsmaatschappij. Anders loopt de gemeente het risico dat het pand en haar gebruikers voor opstal en/of inboedel onvoldoende verzekerd zijn.

 

De gemeente kan een pand dus slechts in verhuur dan wel (mede)gebruik geven als zij daarover kan beschikken. De gemeente beschikt over een pand als:

  • *

    het eigendom en daarmee het gebruiksrecht bij de gemeente is (gebleven). Een en ander zoals bij de multifunctionele accommodaties het geval is of

  • *

    als het college voornemens is te vorderen bij een schoolbestuur.

 

Vorderingsrecht door het college

De stichtingskosten en bepaalde overige exploitatielasten van een onderwijsgebouw worden gedragen door de overheid. Daarom mag de overheid ten behoeve van efficiënt gebruik van overheidsmiddelen, leegstand vorderen. Het vorderingsrecht van de gemeente heeft betrekking op leegstand zoals gedefinieerd in de onderwijshuisvestingsverordening en kan ook betrekking hebben op tijden buiten de lestijden.

Het vorderingsrecht is beperkt tot de doeleinden in de zin van de onderwijswetgeving en voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.

Het college kan dus niet vorderen voor doeleinden als (commerciële) kinderopvang. De gemeente kan de gevorderde ruimte ook niet verhuren.

Punt van aandacht bij medegebruik is dat de in medegebruik gegeven ruimten altijd beschikbaar moeten zijn voor het huisvesten van een school als de gemeente een aanvraag voor het bekostigen van een voorziening huisvesting onderwijs heeft ontvangen.

Is de leegstand al in medegebruik gegeven aan een andere school dan heeft dit geen gevolgen. Is de leegstand echter in medegebruik gegeven aan een organisatie met een cultureel, maatschappelijk of recreatief doeleinde dan vervalt dit medegebruik: het huisvesten van een school gaat voor medegebruik door een niet-school.

 

Punt van aandacht bij verhuur is dat het in sommige verhuursituaties wenselijk kan zijn om in de huurovereenkomst op te nemen dat de huur van het gebouw(deel) eindigt zodra:

  • -

    de school de ruimte zelf weer nodig heeft;

  • -

    het college gebruik maakt van een wettelijk vorderingsrecht ten behoeve van het medegebruik van onderwijs, educatie of andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;

  • -

    het college de goedkeuring voor de commerciële verhuur niet wenst te verlengen.

 

Tarief voor medegebruik

Voor medegebruik mag geen huurprijs in rekening worden gebracht. Wel moet er voor het gebruik van de ruimte door de medegebruiker een vergoeding worden betaald aan het schoolbestuur. Daarbij gaat het om een vergoeding voor de exploitatiekosten zoals gas, water, elektra, onderhoud en service- en schoonmaakkosten.

De tarieven voor medegebruik worden vastgesteld door het schoolbestuur. Het schoolbestuur mag een reële, niet te hoge, vergoeding vragen. De vergoeding moet in ieder geval kostendekkend zijn.

 

Onderwijsruimten

In het geval dat, bij volledig medegebruik, een ruimte in medegebruik wordt gegeven voor een periode korter dan 1 jaar, wordt het verschuldigde medegebruikstarief vastgesteld naar rato van het aantal weken medegebruik.

 

In het geval dat een schoolgebouw(deel) volgtijdelijk in medegebruik wordt gegeven, dan wel dat er sprake is van inschikking van lokaalruimte, wordt de hoogte van het verschuldigde medegebruikstarief naar rato van de intensiteit van het medegebruik vastgesteld. Het verdient aanbeveling hiertoe een bedrag per klokuur per m2 bruto vloeroppervlakte vast te stellen. Dit kan door de medegebruiksvergoeding op jaarbasis te delen door 1.040 (zijnde het normatieve onderwijsgebruik in uren op jaarbasis).

 

Lokalen bewegingsonderwijs

Voor de tarifering ten behoeve van het medegebruik van een inpandig lokaal bewegingsonderwijs verdient het aanbeveling aan te sluiten bij de klokuurvergoeding lokaal bewegingsonderwijs zoals is opgenomen in de ‘Beleidsregel bekostiging lokalen bewegingsonderwijs voor (s)bo en (v)so)'.

 

Overig gebruik

  • 1.

    Gebruik ex artikel 108 WPO door (andere) scholen, niet-scholen en derden van een gehuurd, c.q. gepacht schoolgebouw, ex. artikel 99 WPO

Voor de volledigheid zij nog het volgende opgemerkt.

Indien een school is gehuisvest in een gehuurd of gepacht gebouw (ex artikel 99, lid 2 van de WPO en bekostigd door de gemeente), is het voor het bevoegd gezag, strikt genomen, niet mogelijk om een ruimte hiervan in medegebruik (bruikleen) te geven. Onder andere niet omdat ingevolge artikel 7A:1778 BW uitlening slechts mogelijk is door een eigenaar van een gebouw.

Bovendien is de school die huurt/pacht civielrechtelijk de school met het zogenaamde “exclusieve gebruiksrecht” en daarmee aansprakelijk jegens de eigenaar/verhuurder van het schoolgebouw voor het medegebruik van andere scholen en niet-scholen.

Om meerdere redenen is het in medegebruik geven van een door een school gehuurde of gepachte ruimte, juridisch dus niet aan te raden.

 

Het door een school gehuurde of gepachte schoolgebouw zou wel deels aan derden onderverhuurd kunnen worden (ex artikel 108 WPO). Voorwaarde hiervoor is wel dat:

  • 1.

    de eigenaar/verhuurder van het schoolgebouw deze bevoegdheid in de huurovereenkomst heeft geboden én

  • 2.

    het college expliciet met deze voorgenomen onderverhuring expliciet heeft ingestemd (artikel 108 WPO blijft immers onverkort van kracht).

 

Overigens doet zich een dergelijke situatie in het Veghelse zich thans (nog) niet voor. Wij huren op dit moment geen schoolgebouwen voor de huisvesting van onze scholen. Mogelijk dat hierin in de toekomst verandering optreedt.

 

  • 2.

    Gebruik door derden van een gedeelte van een schoolgebouw dat niet tot de capaciteit van een schoolgebouw behoort.

Hetgeen is opgenomen in deze beleidsregel geldt voor (tijdelijk) - ruimtelijke dan wel volgtijdelijke - leegstaande onderwijsruimten. Hierop is ook het gestelde in de artikelen 106 t/m 108 van de WPO juncto hoofdstuk 4 van de onderwijshuisvestingsverordening van toepassing.

 

Er doet zich op één van de de Veghelse scholen (Petrus en Paulusschool) thans echter ook de situatie voor dat er sprake is van “permanente inwoning” door een commerciële instelling in een onderwijsgebouw.

In dit geval is er sprake van een ruimte in een onderwijsgebouw die niet tot de capaciteit van een schoolgebouw behoort. In de jaarlijks door het college vast te stellen “Inventarisatie schoolgebouwen” wordt dit ook als zodanig vastgelegd. Er is in dit geval dus géén sprake van leegstand van onderwijsruimten.

 

Om pragmatische redenen is er voor gekozen om deze ruimte, net zoals de rest van het schoolgebouw, in eigendom te laten bij het bevoegd gezag. Als gevolg hiervan treedt het schoolbestuur (en dus niet de gemeente) op als verhuurder van deze ruimte en brengt zij ook de huur bij de “inwoner” in rekening. In deze situatie is er dus sprake van verhuur, waarop ook artikel 29 van de onderwijshuisvestingsverordening van toepassing is.

 

Ook hier bestaat het in rekening te brengen verhuurtarief uit een tweetal onderdelen, te weten een vergoeding van de exploitatiekosten en een huurvergoeding (inclusief een vergoeding voor de stichtingskosten en overige exploitatielasten (die door de gemeente worden gedragen)).

In de lijn van de onderhavige beleidsregel mag het schoolbestuur de hoogte van het huurtarief voortaan zelf vaststellen en ook zelf houden. Er hoeft geen afdracht meer plaats te vinden aan de gemeente.

 

Omdat de aldus verhuurde ruimte niet tot de onderwijscapaciteit behoort, is er in geval van groei van de school in deze situatie aanvullende huisvesting nodig. De gemeente zou in dit geval een nieuwe onderwijsruimte moeten realiseren. Ofwel zij moet de betreffende ruimte weer in de onderwijscapaciteit brengen. Op dat moment heeft de gemeente dan wel inspanningsverplichting om met en voor de bestaande huurder een alternatieve ruimte te vinden.

 

  • 3.

    Medegebruik door peuterspeelzalen

Medegebruik

Op een aantal scholen is er sprake van “permanente inwoning” door een peuterspeelzaal.

Voor obs De Uilenbrink en bs Petrus en Paulus zijn de betreffende ruimten destijds specifiek voor de inpandige peuterspeelzaal gerealiseerd en bekostigd door de gemeente. Om pragmatische redenen is er voor gekozen om deze ruimten, net zoals de rest van het schoolgebouw, in eigendom te laten bij het bevoegd gezag.

 

Om genoemde redenen is er destijds voor gekozen om de betreffende ruimten in deze 2 scholen niet tot de capaciteit van het schoolgebouw te rekenen. In de jaarlijks door het college vast te stellen “Inventarisatie schoolgebouwen” werd dit ook als zodanig vastgelegd. Er was in dit geval dus géén sprake van leegstand van onderwijsruimten.

Voorheen trad het schoolbestuur (en dus niet de gemeente) op als verhuurder van deze ruimten en zij bracht ook de huur bij de peuterspeelzaal in rekening. Een gedeelte van de huurvergoeding werd vervolgens door het schoolbestuur weer doorbetaald aan de gemeente (ter vergoeding van de stichtings- en overige exploitatiekosten, die door de gemeente worden gedragen).

 

Met ingang van 6 november 2012 (datum vaststelling eerste Beleidsregel medegebruik en verhuur) wordt inwoning van een peuterspeelzaal in een schoolgebouw voortaan aangemerkt als medegebruik.

Dit betekent wel dat de betreffende ruimte voortaan weer tot de capaciteit van de schoolgebouwen wordt gerekend. In de jaarlijks door het college vast te stellen “Inventarisatie schoolgebouwen” is dit sindsdien gewijzigd vastgelegd.

 

Bedoelde wijziging heeft de volgende consequenties:

  • 1.

    In geval een school groeit, kan de gemeente de ruimte die in medegebruik is gegeven aan de peuterspeelzaal vorderen voor het geven van onderwijs. De gemeente hoeft in dit geval dus geen nieuwe onderwijsruimte te realiseren. De peuterspeelzaal zal eigenstandig op zoek moeten naar alternatieve huisvesting. Op grond van de onderhavige regeling heeft de gemeente hierbij geen enkele (inspannings)verplichting.

  • 2.

    Het schoolbestuur brengt voortaan bij de peuterspeelzaal een medegebruiksvergoeding in rekening. Er hoeft geen afdracht meer aan de gemeente plaats te vinden.

  • 3.

    De vergoeding voor de stichtings- en overige exploitatielasten wordt van gemeentewege intern verrekend.

  • 4.

    Voor het peuterspeelzaalwerk leidt een en ander tot een correctie op zowel het reguliere subsidie als het aanvullende accommodatiesubsidie. Het hoge huurtarief wordt immers vervangen door een lager medegebruikstarief.

 

Inschikken van lokaalruimte

In deze beleidsregel wordt het begrip ‘inschikken van lokaalruimte’ genoemd. Deze vorm van medegebruik wordt alleen voor het peuterspeelzaalwerk toegepast en vooralsnog alleen bij de Nicolaasschool en de Antoniusschool.

In deze gevallen kan het schoolbestuur voortaan, naar rato van het werkelijke medegebruik, bij de peuterspeelzaal een medegebruiksvergoeding in rekening brengen.

 

Voor het peuterspeelzaalwerk betekent een en ander dat zowel voor de 2 bestaande situaties, als voor eventuele toekomstige situaties, op basis van de werkelijke huisvestingslasten een correctie op het reguliere subsidie (en het eventuele aanvullende accommodatiesubsidie) zal worden doorgevoerd.

 

Bijlagen

 

Diagram

In het bijgevoegde diagram is de onderhavige beleidsregel schematisch samengevat.

 

Overzichtstabel

In de bijgevoegde overzichtstabel zijn de diverse mogelijke situaties ten aanzien van verhuur van (gedeelten) van schoolgebouwen schematisch weergegeven.

Bijlage

Toelichting

TOELICHTING

behorend bij de Beleidsregel medegebruik en verhuur schoolgebouwen gemeente Veghel

 

Inleiding / Aanleiding

Artikel 108 van de WPO en artikel 106 van de WEC regelen het in gebruik geven door het schoolbestuur van een gedeelte van een schoolgebouw en/of het terrein aan derden. De wet maakt daarbij onderscheid tussen medegebruik en verhuur. In de onderwijshuisvestingsverordening is een en ander verder uitgewerkt.

Medegebruik

Wanneer een deel van een schoolgebouw leegstand kent kan een schoolbestuur besluiten dit gebouwgedeelte in medegebruik te geven aan derden. Voorwaarde hierbij is dat het gaat om gebruik voor uit de openbare kas bekostigd onderwijs of voor instellingen voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden.

Hiervoor is geen toestemming nodig van het college. Wel moet het medegebruik worden gemeld.

Verhuur

Het schoolbestuur kan in geval van leegstand ook besluiten om het gebouwgedeelte te verhuren aan derden. Verhuur geschiedt tegen een commercieel tarief. Bij verhuur is, in tegenstelling tot medegebruik, wel toestemming van het college vereist.

Op dit moment neemt het gebruik van schoolgebouwen met een commerciële achtergrond steeds meer toe; sterker nog er zijn voorbeelden te noemen waarbij de lokale overheid investeert in de vorm van het realiseren van extra ruimten in onderwijsaccommodaties.

Deze ontwikkeling is in een versnelling gekomen met het feit dat schoolbesturen voor Primair onderwijs sinds 1 augustus 2007 wettelijk verplicht zijn zelf de vóór- en naschoolse opvang te verzorgen op schooldagen tussen 07.30 uur en 18.30 uur.

Ook met de komst van de diverse multifunctionele accommodaties is het, al dan niet volgtijdelijk, gebruik van onderwijsruimten door commerciële instellingen toegenomen.

Ook krijgen de scholen als gevolg van de vergrijzing en de ‘ontgroening’ steeds meer te maken met (dure) leegstand. Medegebruik en verhuur kunnen in deze gevallen mogelijke oplossingen zijn om deze leegstand te bekostigen.

Waarom beleidsregel?

In bijlage IV, deel D van de onderwijshuisvestingsverordening heeft de gemeente Veghel bepaald dat het college in een beleidsregel nadere regels stelt aan medegebruik en verhuur en nadere invulling geeft aan de hoogte en wijze van vaststelling van de huurprijs en een eventuele (gedeeltelijke) afdracht hiervan aan de gemeente.

Deze beleidsregel is bedoeld om een helder en bruikbaar inzicht te geven in de diverse mogelijkheden van gebruik, medegebruik, ingebruikgeving en huur en verhuur van onderwijsgebouwen.

Volgens de Algemene Wet Bestuursrecht wordt onder een beleidsregel verstaan: een bij besluit vastgestelde algemene regel omtrent:

  • -

    de afweging van belangen;

  • -

    de vaststelling van feiten;

  • -

    de uitleg van wettelijke voorschriften.

Een beleidsregel is geen algemeen verbindend voorschrift zoals de verordening en het besluit. Een bestuursorgaan kàn beleidsregels vaststellen, het is dus niet verplicht.

 

Voordelen van beleidsregels zijn:

  • -

    Door het neerschrijven van het beleid wordt voorkomen dat afwegingen die in eerdere soortgelijke individuele gevallen werden genomen, in de toekomst steeds opnieuw moeten worden overgedaan.

    Het uitschrijven van het beleid dat wordt gehanteerd maakt het ook gemakkelijker een goed oog te houden voor eerder genomen beslissingen in gelijke gevallen: aan de verlangens van het gelijkheidsbeginsel kan daardoor eerder en eenvoudiger worden tegemoetgekomen.

  • -

    Door het neerschrijven en bekendmaken van beleid hoeft niet iedere individuele beslissing apart individueel te worden gemotiveerd. Een verwijzing naar een beleidsregel, waarin voor bepaalde soorten gevallen het beleid en de motivering wordt weergegeven, kan volstaan.

  • -

    Door het vaststellen en bekendmaken van beleidsregels worden belanghebbenden geïnformeerd over de manier waarop het bestuursorgaan in de toekomst om zal gaan met zijn bestuursbevoegdheid. Dit inzicht vooraf in het beleid van het bestuursorgaan bedient de rechtszekerheid.

 

Beoogd maatschappelijk resultaat

 

Met de voorliggende beleidsregel wordt beoogd om te komen tot een uniform beleid rond het medegebruik en verhuur van schoolgebouwen in de gemeente Veghel.

 

Het is geenszins de bedoeling om medegebruik en verhuur van schoolgebouwen hiermee te ontmoedigen; het maatschappelijk belang van inzetten van schoolgebouwen, naast de primaire onderwijsfunctie, wordt juist ten volle onderschreven door het college.

 

  • -

    Eén transparante en consequente (richt)lijn met betrekking tot het beschikbaar stellen van onderwijsruimten voor kinderopvang of andere commerciële activiteiten.

    De beleidsregel laat, zo nodig, lokaal maatwerk toe.

  • -

    Rechtszekerheid en uniforme besluitvorming door het college op verzoeken van schoolbesturen voor verhuur van delen van schoolgebouwen.

    In de beleidsregel zijn de weigeringsgronden en voorwaarden waaronder verhuur wordt toegestaan eenduidig vastgelegd.

  • -

    De mogelijkheid van volgtijdelijke leegstand beter laten benutten.

    Bij incidentele verhuur, dat wil zeggen minder dan 10% van het normatieve onderwijsgebruik op jaarbasis (1.040 uur), is geen toestemming van het college vereist en volstaat melding.

  • -

    Met de uitspraken van de Raad van State van 21 oktober 2009 en 4 juni 2014 is vast te komen staan dat de gemeente alleen een financiële voorwaarde mag verbinden aan de toestemming voor verhuur van (delen) van schoolgebouwen als:

  • *

    het college kan aantonen dat door het niet doorberekenen van de huur de gemeente een financieel nadeel leidt en

  • *

    de huurprijs is gerelateerd aan de extra kosten of het verlies van inkomsten door de gemeente en

  • *

    de ontvangen huurvergoeding komt rechtstreeks ten goede aan de onderwijshuisvesting.

    De onderwijswetgeving verzet zich daar niet tegen.

    Het bij de schoolbesturen in voorkomende situaties in rekening brengen van de stichtingskosten en overige exploitatielasten (die door de gemeente worden gedragen) is in de onderhavige beleidsregel geregeld. Er is hierbij sprake van een financieel belang; niet winstgevend, maar verantwoord en noodzakelijk.

  • -

    Geen wettelijke ongewenste situaties (bijvoorbeeld nietige huurovereenkomsten).

    Met de beleidsregel wordt nog eens expliciet geregeld dat voor alle verhuursituaties toestemming moet worden gevraagd aan de gemeente. Het zonder toestemming verhuren van onderwijsruimten heeft namelijk tot gevolg dat de huurovereenkomst nietig is.

  • -

    Doordat de gemeente voortaan op de hoogte is van al het medegebruik en verhuur van schoolgebouwen, kan er beter uitvoering worden gegeven aan de (onderwijs)huisvestingstaken en andere taken op het gebied van overig gemeentelijk vastgoed en maatschappelijke accommodaties.

  • -

    De beleidsregel vult de leemtes in de huidige regeling op.

    De beleidsregel regelt niet alleen de verhuur aan kinderopvangorganisaties maar vormt tevens een grondslag voor verhuur aan andere commerciële exploitanten.

  • -

    Voorts zijn er ook bepalingen opgenomen voor het medegebruik.