Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieSamenwerkingsverband Regio Eindhoven
Officiële naam regelingGemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven
CiteertitelRegeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005
Vastgesteld door
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Inclusief 1e wijziging februari 2005, 2e wijziging januari 2009 en 3e wijziging juli 2010

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201003-04-2015Onbekend

01-07-2010

Onbekend

Onbekend
01-01-200503-04-2015Onbekend

01-01-2005

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Gemeenschappelijke Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

SAMENWERKINGSVERBAND REGIO EINDHOVEN

waaraan deelnemen de gemeenten: Asten, Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Heeze-Leende, Helmond, Laarbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Someren, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre.

Eindhoven, februari 2005.

(inclusief eerste, tweede en derde wijziging).

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1.

    In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Samenwerkingsverband: de plusregio als bedoeld in Hoofdstuk XI van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zijnde het regionaal openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze regeling.

    • b.

      Deelnemende gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten die samen de plusregio vormen.

    • c.

      Colleges: de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten.

    • d.

      Gebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemende gemeenten.

    • e.

      Gedeputeerde Staten: het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

    • f.

      Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen van 20 december 1984, Staatsblad 667, zoals nadien gewijzigd.

    • g.

      Regioraad: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 12 van de Wgr.

    • h.

      Bestuurscommissie: een commissie als bedoeld in artikel 25, lid 1 van de Wgr.

    • i.

      Territoriale commissie: een commissie als bedoeld in artikel 112, lid 1 van de Wgr.

    • j.

      Inwonertal: de laatste door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 2.

    Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk het Samenwerkingsverband, de Regioraad, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

Openbaar lichaam

Artikel 2

  • 1.

    Er is een plusregio, zijnde het regionaal openbaar lichaam, genaamd: ‘Samenwerkingsverband Regio Eindhoven’. Het is gevestigd te Eindhoven.

  • 2.

    Het bestuur van de plusregio bestaat uit het Algemeen Bestuur - genaamd Regioraad -, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 DOEL, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Missie

Artikel 3

    • 1.

      Het Samenwerkingsverband bevordert een evenwichtige en harmonische ontwikkeling van het gebied door het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten, het vergroten van het gemeenschappelijke kennisniveau en het geven van uitvoering aan de regionaal opgedragen taken met als doel: het voorzien in de behoefte aan werken, wonen en recreëren, maatschappelijke participatie en een veilige leefomgeving zonder dat daarmee kansen voor toekomstige generaties verloren gaan.

    • 2.

      Het Samenwerkingsverband behartigt de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten op het gebied van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, verkeer en vervoer, recreatie, toerisme, natuur en landschap, milieu, plattelandsontwikkeling, sociaal-economische aangelegenheden en arbeidsvoorziening, gezondheidszorg, maatschappelijke zorg en welzijn, onderwijs en cultuur, zulks met inachtneming van hetgeen in deze regeling nader is bepaald met betrekking tot de taken en bevoegdheden van het Samenwerkingsverband.

    3.Het Samenwerkingsverband kan daarnaast van één of meer deelnemende gemeenten en in samenhang daarmee van andere gemeenten en organisaties, opdrachten aannemen om belangen te behartigen. Uitgangspunt daarbij is dat de kosten en risico’s van deze specifieke belangenbehartiging worden gedragen door de desbetreffende gemeenten en/of organisaties en dat deze specifieke belangenbehartiging niet ten koste mag gaan van behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten.

Bevoegdheden algemeen

Artikel 4

    • 1.

      De behartiging van de in artikel 3 bedoelde belangen omvat meer algemeen:

      • a.

        De mogelijkheid tot coördinatie, planning, uitvoering, advies en overleg met betrekking tot genoemde beleidsterreinen.

      • b.

        Het bevorderen van verdere bestuurlijke samenwerking.

      • c.

        Het uitbrengen van adviezen aan de Provincie en het ontwerpen van uitwerkingsplannen voor zover de Provincie die vraagt in het kader van haar plantaak.

      • d.

        Het uitvoeren van rijks- en provinciale taken; tenzij de Regioraad bij zijn besluit tot aanvaarding anders beslist geldt als voorwaarde dat voor de uitvoering van de taken een kostendekkende financiële tegemoetkoming wordt verkregen.

    • 2.

      Het Samenwerkingsverband is met betrekking tot de in artikel 3 vermelde belangen en de taken genoemd in artikel 5 voorts bevoegd tot:

      • a.

        Het vaststellen van verordeningen, al dan niet door strafbepaling en/of bestuursdwang te handhaven en al dan niet het gehele gebied betreffend.

      • b.

        Het heffen van de rechten bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet.

      • c.

        Het deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen overeenkomstig het bepaalde in artikelen 93 t/m 98 van de Wgr, aan gemeenschappelijke regelingen als bedoeld in de Benelux-Overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking, alsmede het aangaan van samenwerkingsovereenkomsten met privaatrechtelijke rechtspersonen.

    • 3.

      Het Samenwerkingsverband kan daarnaast van één of meer deelnemende gemeenten, en in samenhang daarmee van andere gemeenten en organisaties, opdrachten aannemen om diensten uit te voeren of taken te verrichten.

Taken en bevoegdheden

Artikel 5

    • 1.

      De behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen omvat, naast hetgeen rechtstreeks door de wet aan het Samenwerkingsverband is opgedragen en met inachtneming van de nadere uitwerking in hoofdstuk 3 de volgende taken en bevoegdheden. Op het gebied van ruimtelijke ordening:

    • a.

      1. Het maken en bewaken voor de regio van een regionale ruimtelijke strategie inclusief uitvoeringsprogramma.

    • 2.

      Het initiëren, faciliteren en/of coördineren van regionale ruimtelijke opgaven, waaronder intergemeentelijke gebiedsopgaven.

    • 3.

      Het behartigen van belangen van de regio op het beleidsterrein van de ruimtelijke ordening.

    • 4.

      Het adviseren en informeren over regionale ruimtelijke thema’s.

    Op het gebied van volkshuisvesting:

    • b.

      1. Het vaststellen van een regionale woonvisie.

    • 2.

      Het periodiek verrichten van woningmarktonderzoek en monitoren van ontwikkelingen op de woningmarkt.

    • 3.

      Het vaststellen van de regionale woningbouwprogrammering, zowel wat kwantiteit als kwaliteit betreft.

    • 4.

      Het zonodig vaststellen van een huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 2, leden 1 en 2 van de Huisvestingswet.

    • 5.

      Het op basis van de Huisvestingswet optreden als toezichthouder ten opzichte van de gemeenten aangaande de huisvesting van statushouders.

    • 6.

      Het beheer van de budgetten van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing.

    • 7.

      Het beheer van de budgetten op grond van het Besluit woninggebonden subsidies en het Besluit locatiegebonden subsidies.

    Op het gebied van verkeer en vervoer:

    • c.

      1. Het vaststellen van een regionaal verkeers- en vervoersplan (RVVP)

    • 2.

      Het vaststellen van een voortschrijdend Meerjaren Uitvoerings Programma ter uitvoering van het RVVP, en, jaarlijks, een daarop gebaseerd Bestedingsplan BDU (Brede Doel Uitkering) en het beheer van de betrokken budgetten.

    • 3.

      Het coördineren c.q. faciliteren van de inbreng in regionale verkeers- en vervoerprojecten.

    • 4.

      Het verlenen, wijzigen of intrekken van concessies voor openbaar vervoer op grond van de Wet personenvervoer 2000.

    • 5.

      Het afstemmen van reacties in het kader van de Tracéwet.

    • 6.

      Het instellen van, het beheer van en de vaststelling van de gemeentelijke bijdragen aan een regionaal mobiliteitsfonds.

    Op het gebied van recreatie, toerisme, natuur en landschap:

    • d.

      1. Het vaststellen en uitvoeren van regionale ontwikkelingsplannen op het terrein van recreatie, toerisme, natuur en/of landschap.

    • 2.

      Het regelen van het beheer en/of de exploitatie van de regionale recreatievoorzieningen

    waarvan de grond in eigendom is van het samenwerkingsverband en/of door hem worden gehuurd.

    • 3.

      Het vaststellen van een strategie voor promotie, acquisitie en imagoversterking van de regio op het terrein van toerisme.

    • 4.

      Het beoordelen van het jaarlijkse activiteitenplan en de meerjarenplanning van de regionale VVV en het op basis daarvan subsidiëren van de regionale VVV.

    • 5.

      Het ontwikkelen en zo nodig beheren van regionale toeristische routes (zoals fiets-, ATB-, wandel- en ruiterroutes).

    Op het gebied van milieu:

    • e.

      1. Het opstellen, vaststellen en uitvoeren van een regionaal milieubeleidsplan en een jaarlijks regionaal milieuwerkprogramma.

    • 2.

      Het beheer van de fondsen en voorzieningen, verkregen uit de verkoop van de NV RAZOB ter dekking van de verplichtingen ten aanzien van de eindafwerking en de nazorg van de stortplaats en de ontwikkeling van het Landgoed Gulbergen.

    Op het gebied van plattelandsontwikkeling:

    f.1. Het ondersteunen van de gemeenten bij hun taken in het kader van de reconstructie van

    het landelijke gebied, waarbij uitgangspunten zijn: de verbetering van de economische structuur; het bevorderen van een goede ruimtelijke structuur en het bevorderen van het woon-, werk- en leefklimaat.

    2.Het op verzoek van de gemeenten participeren in de uitvoeringsorganisaties reconstructie

    2. in Zuidoost-Brabant.

    Op het gebied van sociaal-economische aangelegenheden en arbeidsvoorziening:

    g. 1. Het periodiek opstellen van een regionaal-economische ontwikkelingsstrategie en van een meerjarig voortschrijdend programma ter uitvoering daarvan.

    • 2.

      Het verwerken van de regionaal-economische ontwikkelingsstrategie in het beleid op het gebied van de ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer, milieu en het arbeidsmarktbeleid.

    • 3.

      Het aangeven van het regionaal beleid terzake de uitoefening van bevoegdheden met betrekking tot bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandelsvoorzieningen die van regionaal belang zijn, daaronder mede begrepen luchthavens en de daarbij behorende bedrijfslocaties.

    • 4.

      Het bevorderen van regionaal-economisch onderzoek;

    • 5.

      Het vaststellen van de hoofdlijnen van een regionaal promotiebeleid gericht op de internationale positionering van de regio en een regionaal acquisitiebeleid gericht op bedrijfsvestiging.

    • 6.

      Het participeren Brainport Development NV, de economische ontwikkelingsmaatschappij voor de regio Eindhoven.

    • 7.

      Het coördineren en afstemmen van het arbeidsmarktbeleid.

    Op het gebied van gezondheidszorg, maatschappelijke zorg en welzijn:

    • h.

      1. Het bevorderen van de samenwerking en afstemming tussen de deelnemende gemeenten op het terrein van zorg, welzijn en educatie, specifiek op de bovenlokale en gemeenschappelijke aspecten daarvan.

    • 2.

      Het opstellen, vaststellen en uitvoeren van een regionaal plan voor het sociale domein als onderdeel van de regionale agenda.

    • 3.

      Het aanwijzen en begeleiden van de gemeentelijke geleding in de Raad van Advies van het Zorgkantoor Zuidoost-Brabant en het verzorgen van de terugkoppeling naar de gemeenten.

    • 4.

      Het toezicht op en de uitvoering van de registratie van kinderen/jongeren in de leeftijd van 0 tot en met 22 jaar inclusief beide ouders, ter uitvoering van de Leerplichtwet, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra.

    Op het gebied van cultuur:

    • i.

      1. Het initiëren en stimuleren van en participeren in regionale initiatieven op het gebied van cultuurhistorie en erfgoedbeheer.

    • 2.

      De zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden welke krachtens de Archiefwet 1995 naar de archiefbewaarplaats(en) van het Samenwerkingsverband zijn overgebracht.

    • 3.

      Het toezicht op de niet-overgebrachte archiefbescheiden van de gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.

    • 4.

      Het adviseren van de gemeenten en de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden op het gebied van de inrichting van de documentaire informatiehuishouding.

    • 5.

      Zolang de gemeente Gemert-Bakel niet deelneemt aan de taakbehartiging genoemd in de

    leden 1 t/m 4 onthouden de betreffende regioraadsleden zich van stemming bij besluitvorming over zaken dienaangaande. Op een besluit van de gemeente tot deelneming is het bepaalde in artikel 47 lid 1 en 2 van overeenkomstige toepassing.

    6. Het instandhouden van een regionale programmaraad voor de draadomroep.

    En voorts:

    • j.

      Voorzover dat voor de realisering van een uitvoeringsprogramma behorende bij een door de Regioraad vastgesteld beleidsdocument noodzakelijk is, het geven van voorschriften over:

    • a.

      Het door de deelnemende gemeenten verwerven en uitgeven van gronden.

    • b.

      De aanleg van voorzieningen van openbaar nut.

    • c.

      Het verhaal van kosten van de onder b. bedoelde voorzieningen.

    • e.

      De verdeling van de financiële gevolgen over de deelnemende gemeenten.

    • f.

      Het aanwijzen van gebieden ten aanzien waarvan de Regioraad zelf kan bepalen dat

      de verwerving van gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede

      het verhaal van kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege het bestuur van het

      samenwerkingsverband kan plaatsvinden.

    • g.

      Het onderhoud en het beheer van de gronden als bedoeld onder a. en f.

    • k.

      Het instellen van, het beheer van en de vaststelling van de gemeentelijke bijdragen aan een regionaal stimuleringsfonds.

    • l.

      De uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden, die voortvloeien uit het Convenant stedelijk gebied Eindhoven, zoals vastgesteld en eventueel nader gewijzigd door de raden van de gemeenten Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen c.a., Son en Breugel, Veldhoven en Waalre, welk convenant als bijlage is opgenomen bij deze regeling.

    • 2.

      Aan deze regeling is een bijlage gehecht, waarin zijn opgenomen de taken die door het Rijk of door de Provincie aan het Samenwerkingsverband zijn opgedragen of overgedragen.

HOOFDSTUK 3 NADERE UITWERKING TAKEN

Beleidskader cafetariamodel

Artikel 6

  • 1.

    De Regioraad stelt een beleidskader cafetariamodel vast aan de hand waarvan kan worden getoetst of taken voor alle gemeenten dienen te worden verricht dan wel voor een deel van de gemeenten.

  • 2.

    Indien taken voor een deel van de gemeenten worden uitgevoerd, gelden daarvoor de uitgangspunten als aangegeven in artikel 3, lid 3.

  • 3.

    Het beleidskader cafetariamodel wordt ter kennis gebracht van de gemeenten.

Regionale projecten

Artikel 7

  • 1.

    De Regioraad bepaalt bij de vaststelling van beleidsdocumenten met een daarbij behorend (meerjarig) uitvoeringsprogramma, welke onderdelen van het uitvoeringsprogramma als regionaal project worden aangemerkt.

  • 2.

    Bij het aanwijzen van een regionaal project geeft de Regioraad aan:

    • a.

      Voorzover sprake is van een gemeentelijke verantwoordelijkheid, welke gemeente(n) verantwoordelijk is (zijn) voor het realiseren van het regionale project.

    • b.

      Voorzover sprake is van gemeenten die meer in het bijzonder gebaat zijn bij het realiseren van regionale projecten, welke gemeente(n) meer in het bijzonder baat heeft (hebben) bij de realisering van het regionale project en in welke mate dat het geval is.

  • 3.

    Voorzover sprake is van een (gedeelte van het) uitvoeringsprogramma waarvan de meer concrete projecten nog niet zijn aan te wijzen bij de vaststelling van het beleidsdocument, geeft de Regioraad bij de vaststelling van het beleidsdocument de wijze aan waarop:

  • a.

    bepaald wordt welke gemeenten overeenkomstig het bepaalde onder lid 2 sub a eventueel verantwoordelijk zijn voor het realiseren van de nog nader aan te wijzen projecten, dan wel

  • b.

    welke gemeenten overeenkomstig het bepaalde in lid 2 onder b meer in het bijzonder gebaat

zijn bij de nog nader aan te wijzen projecten en in welke mate dat het geval is.

4.Indien de verantwoordelijke gemeente(n) een regionaal project niet kan (kunnen) of wenst

4. (wensen) te realiseren, kan het samenwerkingsverband daarin voorzien.

Regionaal stimuleringsfonds

Artikel 8

  • 1.

    Het regionaal stimuleringsfonds strekt tot programmafinanciering en aanvullende financiering van regionale projecten als bedoeld in artikel 7 en zal in beginsel alleen in de vorm van co-financiering worden ingezet.

  • 2.

    De Regioraad kan in uitzonderingsgevallen de bijdragen voor regionale projecten, ook inzetten voor projecten die niet uit een uitvoeringsprogramma van de Regioraad zelf zijn te herleiden, maar betrekking hebben op projecten die alleen voortvloeien uit een nader uitvoeringsprogramma van de Bestuurscommissie Stedelijk Gebied Eindhoven als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a.

  • 3.

    Voor een besluit als bedoeld in lid 2, is een gekwalificeerde meerderheid nodig van drie/vierde van het aantal gewogen en aanwezige stemmen in de Regioraad.

  • 4.

    Het regionale stimuleringsfonds strekt niet tot aanvullende financiering van regionale projecten die als zodanig zijn aangewezen in het regionaal verkeers- en vervoerplan.

  • 5.

    Het regionale stimuleringsfonds wordt gevoed door een verplichte gemeentelijke bijdrage op basis van het inwonertal van de gemeenten.

  • 6.

    De bijdrage wordt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting voor het daaropvolgende begrotingsjaar vastgesteld door de Regioraad op basis van een meerjarenraming, die gebaseerd is op de meerjarige uitvoeringsprogramma’s behorende bij de door de Regioraad vastgestelde beleidsdocumenten.

  • 7.

    Het portefeuillehoudersoverleg Financiën wordt gehoord over voorstellen van het Dagelijks Bestuur aan de Regioraad over de hoogte van de jaarlijkse gemeentelijke bijdrage.

  • 8.

    Voor het besluit tot vaststelling van de bijdrage is een gekwalificeerde meerderheid nodig van

drie / vierde van het aantal gewogen en aanwezige stemmen in de Regioraad.

  • 9.

    Het bedrag per inwoner is voor iedere gemeente gelijk.

  • 10.

    Indien de Regioraad bij het aanwijzen van een regionaal project een of meer gemeenten heeft aangewezen die meer in het bijzonder baat heeft of hebben bij de realisering van dat regionale project, wordt een bijdrage uit het regionale stimuleringsfonds alleen beschikbaar gesteld indien

de aldus aangewezen gemeente(n) overeenkomstig de mate van het gebaat zijn, zoals door de Regioraad aangegeven, eveneens een bijdrage verleent / verlenen aan het regionale project.

  • 11.

    Het portefeuillehoudersoverleg Sociaal-Economische Zaken (SEZ) wordt voorafgaand aan het uitschrijven van een tender in de gelegenheid gesteld een advies uit te brengen over de toepassing van de selectie- en prioriteitscriteria en de regionale spreiding.

  • 12.

    Het portefeuillehoudersoverleg Sociaal-Economische Zaken wordt eveneens in kennis gesteld van voorgenomen besluiten van het Dagelijks Bestuur over bestedingen uit het fonds voor zover betrekking hebbend op individuele projecten.

Regionaal mobiliteitsfonds

Artikel 9

  • 1.

    Het regionale mobiliteitsfonds strekt tot aanvullende financiering van regionale projecten als bedoeld in artikel 7 en zal in beginsel alleen in de vorm van co-financiering worden ingezet.

  • 2.

    Het regionale mobiliteitsfonds strekt tot aanvullende financiering van regionale projecten die als zodanig zijn aangewezen in het regionaal verkeers- en vervoersplan.

  • 3.

    Het regionale mobiliteitsfonds wordt gevoed door een verplichte gemeentelijke bijdrage op basis van het inwonertal van de gemeenten en door middelen die het Rijk beschikbaar stelt.

  • 4.

    De bijdrage wordt jaarlijks bij de vaststelling van de begroting voor het daaropvolgende begrotingsjaar vastgesteld door de Regioraad op basis van een meerjarenraming, die gebaseerd is op het meerjarige uitvoeringsprogramma behorende bij het door de Regioraad vastgestelde regionaal verkeers- en vervoersplan.

  • 5.

    Voor het besluit tot vaststelling van de bijdrage is een gekwalificeerde meerderheid nodig van

    drie/vierde van het aantal gewogen en aanwezige stemmen in de Regioraad.

  • 6.

    Het bedrag per inwoner is voor iedere gemeente gelijk.

  • 7.

    Indien de Regioraad bij het aanwijzen van een regionaal project een of meer gemeenten heeft aangewezen die meer in het bijzonder baat heeft of hebben bij de realisering van dat regionale project, wordt een bijdrage uit het regionale mobiliteitsfonds alleen beschikbaar gesteld indien de aldus aangewezen gemeente(n) overeenkomstig de mate van het gebaat zijn, zoals door de Regioraad aangegeven, eveneens een bijdrage verleent aan het regionale project.

Regionaal ISV-fonds

Artikel 10

  • 1.

    Het regionale ISV-fonds strekt tot aanvullende financiering van projecten op het gebied van stedelijke vernieuwing, zoals bedoeld in artikel 1.1.a van de Wet stedelijke vernieuwing.

  • 2.

    Het regionale ISV-fonds wordt gevoed door de bij de provincie beschikbare ISV-middelen voor de 19 SRE-programmagemeenten aangevuld met 5% van de beschikbare middelen van de rechtstreekse gemeenten Eindhoven en Helmond.

  • 3.

    De Regioraad stelt een Regionaal ISV-beleidskader vast.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur stelt op basis van het ISV-beleidskader en in samenwerking met de gemeenten een Regionaal Meerjaren-ontwikkelingsprogramma op.

  • 5.

    Op basis van het Regionaal Meerjaren-ontwikkelingsprogramma stelt het Rijk investeringsbudget beschikbaar.

  • 6.

    Het Dagelijks Bestuur bewaakt de voortgang van de projecten uit het Regionaal Meerjaren-ontwikkelingsprogramma.

Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe)

Artikel 11

Ter uitvoering van de Archiefwet 1995:

  • 1.

    Is het Dagelijks Bestuur belast met de zorg voor de archiefbescheiden, overeenkomstig een door de Regioraad vast te stellen regeling, welke ter kennis wordt gebracht van Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Is de Regioraad belast met het aanwijzen van de regionale archiefbewaarplaats(en).

  • 3.

    Oefent de directeur van het RHCe, onder gezag van het Dagelijks Bestuur, overeenkomstig een door de Regioraad vast te stellen en aan gedeputeerde staten mede te delen regeling, toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de deelnemende gemeenten, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

Convenant stedelijk gebied Eindhoven

Artikel 12

  • 1.

    Voor de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden, die voortvloeien uit het in artikel 5 lid 1 onder l genoemde convenant, wordt door de Regioraad ingesteld een bestuurscommissie stedelijk gebied Eindhoven.

  • 2.

    De bevoegdheden van deze bestuurscommissie zijn:

  • a.

    Het vaststellen, monitoren en periodiek actualiseren van een nader uitvoeringsprogramma van

    de door de Regioraad vastgestelde Regionale Ruimtelijke Strategie en de Regionale Woonvisie en de Regionale Bedrijventerreinenvisie voor het stedelijk gebied, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de afspraken van het convenant stedelijk gebied Eindhoven.

  • b.

    Het opstellen van een jaarlijkse kostenraming inclusief het daartoe in ontwerp vaststellen van

    een bijdrageregeling ter realisering van het uitvoeringsprogramma, welke bijdragen worden

gestort in een door de Regioraad in te stellen financieringsfonds. Vaststelling van de definitieve bijdrage geschiedt door de Regioraad bij vaststelling van de jaarlijkse SRE-begroting. De Regioraad wordt geacht overeenkomstig het ontwerp-besluit van de Bestuurscommissie te besluiten.

  • c.

    Het verstrekken van bijdragen uit het financieringsfonds en het opleggen van sancties,

    overeenkomstig hetgeen is bepaald in het convenant stedelijk gebied Eindhoven. Voor de

    uitoefening van deze bevoegdheden stelt de bestuurscommissie voorschriften op.

  • 3.

    Het uitvoeringsprogramma van de Bestuurscommissie als bedoeld in het tweede lid, onder a, geldt als aanvullend op het door de Regioraad vast te stellen regionaal uitvoeringsprogramma en is toegespitst op uitvoering van de BOR-afspraken.

De Regioraad kan een regeling vaststellen die de verhouding tussen de fondsen in de regio en de programmatische grondslag van het Financieringsfonds verduidelijkt.

4.De risico’s, baten en lasten verbonden aan de taakuitoefening door de bestuurscommissie

4. komen voor rekening van de deelnemers aan het convenant.

Programmaraad Draadomroep

Artikel 13

  • 1.

    De Regioraad is belast met de instelling van een regionale programmaraad voor de draadomroep en de benoeming van zijn leden overeenkomstig artikel 82k, eerste en vijfde lid, van de Mediawet.

  • 2.

    De regionale programmaraad is een commissie als bedoeld in artikel 25 van de Wgr.

HOOFDSTUK 4 DE REGIORAAD

Samenstelling

Artikel 14

  • 1.

    De leden van de Regioraad en hun plaatsvervangers worden aangewezen door de raden van de deelnemende gemeenten:

    • a.

      uit hun midden,

    • b.

      uit burgemeester en wethouders,

  • 2.

    Iedere deelnemende gemeente wijst 1 lid en 1 plaatsvervangend lid aan.

  • 3.

    Indien een lid van de Regioraad wordt aangewezen als lid van het Dagelijks Bestuur, wijst de raad van die gemeente nog een lid aan als lid van de Regioraad. Indien ook het extra lid wordt aangewezen als lid van het Dagelijks Bestuur, wijst de raad van die gemeente vervolgens nog een lid aan voor de Regioraad.

  • 4.

    Ook voor het extra-lid kan een plaatsvervanger worden aangewezen.

  • 5.

    Het lidmaatschap van de Regioraad is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, aangesteld door of vanwege het samenwerkingsverband. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn.

Zittingsduur

Artikel 15

  • 1.

    De raden van de deelnemende gemeenten beslissen zo mogelijk in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van de Regioraad en hun plaatsvervangers.

  • 2.

    De zittingsperiode van de leden van de Regioraad en hun plaatsvervangers eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraden afloopt.

  • 3.

    Het lidmaatschap van de Regioraad eindigt van rechtswege zodra men de kwaliteit verliest zoals vermeld in artikel 14, lid 1.

  • 4.

    Een lid van de Regioraad en zijn plaatsvervanger kunnen te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de Regioraad en aan de raad, die hem heeft aangewezen. Hij blijft niettemin in functie totdat in zijn opvolging is voorzien.

  • 5.

    De voorziening in een tussentijdse vacature geschiedt zo spoedig mogelijk. Van elke aanwijzing tot lid van de Regioraad of tot plaatsvervangend lid geeft het betrokken college van burgemeester en wethouders binnen acht dagen kennis aan de Regioraad.

Werkwijze

Artikel 16

1. De Regioraad vergadert jaarlijks tenminste vier maal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het Dagelijks Bestuur dit nodig oordeelt, of tenminste een vijfde van het aantal leden van de Regioraad dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

2. De leden van de Regioraad die een deelnemende gemeente vertegenwoordigen met minder dan 20.000 inwoners, hebben in de vergadering van de Regioraad een enkelvoudig stemrecht. Zij die zijn aangewezen door de raad van een gemeente met 20.000 inwoners of meer, hebben een meervoudig stemrecht. Het gewicht van het stemrecht van deze leden is 2 en neemt nog eens met 1 toe, per 15.000 inwoners waarmee het aantal van 20.000 wordt overschreden.

3. In geval een gemeente één of meer extra leden heeft aangewezen op grond van het bepaalde in artikel 14, lid 3, rust het stemgewicht als bedoeld in het vorige lid volledig bij het regioraadslid dat niet tevens is aangewezen als lid van het Dagelijks Bestuur.

4. Onder het aantal inwoners van een gemeente wordt verstaan het aantal inwoners dat gold per 1 januari van het jaar waarin de jongste verkiezing van de leden van een gemeenteraad plaatsvond.

5. De vergaderingen en de agenda’s van de vergaderingen van de Regioraad worden op basis van het bepaalde in de Wgr en de Gemeentewet openbaar bekend gemaakt.

Artikel 17

De Regioraad stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt medegedeeld aan de deelnemende gemeenten.

HOOFSTUK 5 HET DAGELIJKS BESTUUR

Samenstelling

Artikel 18

Het Dagelijks Bestuur bestaat uit:

  • a.

    de voorzitter;

  • b.

    vijf door de Regioraad uit zijn midden aangewezen leden.

Zittingsduur

Artikel 19

  • 1.

    De Regioraad wijst in de eerste vergadering van elke zittingsperiode de leden van het Dagelijks Bestuur aan.

  • 2.

    De artikelen 40 en 45 t/m 47 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De leden van het Dagelijks Bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag, waarop de zittingsperiode van de leden van de Regioraad afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4.

    Indien tussentijds een plaats in het Dagelijks Bestuur vacant komt, wijst de Regioraad een nieuw lid aan.

Werkwijze

Artikel 20

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee leden van het Dagelijks Bestuur dit nodig oordelen.

  • 2.

    De artikelen 28, 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan de Regioraad wordt medegedeeld.

  • 4.

    In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het Dagelijks Bestuur onderling de werkzaamheden.

Bevoegdheden

Artikel 21

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met de dagelijkse leiding van het Samenwerkingsverband. Hiertoe behoort onder meer:

    • a.

      De voorbereiding van al hetgeen aan de Regioraad ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd.

    • b.

      De uitvoering van de besluiten van de Regioraad.

    • c.

      Het beheer van de activa en de passiva van het Samenwerkingsverband.

    • d.

      De zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijke beheer en boekhouding.

    • e.

      Het nemen van alle maatregelen, zowel in als buiten rechte, ter voorkoming van verjaringen en verlies van recht of bezit.

    • f.

      De benoeming, schorsing en ontslag van personeel, al dan niet op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, voorzover dat niet krachtens deze regeling aan de Regioraad is voorbehouden.

    • g.

      Gedurig toezicht op al wat het Samenwerkingsverband aangaat.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur oefent, indien de Regioraad daartoe besluit en naar door deze te stellen regelen, de aan de Regioraad toekomende bevoegdheden uit.

HOOFDSTUK 6 VOORZITTER

Aanwijzing

Artikel 22
  • 1.

    De voorzitter wordt door de Regioraad in de eerste vergadering van elke zittingsperiode aangewezen.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis wordt hij vervangen door een lid van het Dagelijks Bestuur, door dit bestuur uit zijn midden aan te wijzen.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 19, lid 2 tot en met 4 is op de voorzitter van overeenkomstige toepassing.

Bezoldiging en rechtspositie

Artikel 23

Indien de voorzitter wordt aangewezen van buiten de kring van de Regioraad, regelt de Regioraad zijn bezoldiging en zonodig andere aangelegenheden, zijn rechtspositie betreffende.

Bevoegdheden

Artikel 24
  • 1

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van de Regioraad en het Dagelijks Bestuur.

  • 2

    Hij draagt zorg voor een spoedige afdoening van zaken. Alle stukken, die van de Regioraad en van het Dagelijks Bestuur uitgaan worden door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 3

    De voorzitter vertegenwoordigt het Samenwerkingsverband in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde opdragen. In rechtsgedingen tussen het samenwerkingsverband en de gemeente, waarvan de voorzitter lid van het bestuur is, wordt hij vervangen door een lid van het Dagelijks Bestuur dat geen lid van het bestuur van de betreffende gemeente is.

HOOFDSTUK 7 ADVIESCOMMISSIES, BESTUURSCOMMISSIES, OVERLEG PORTEFEUILLEHOUDERS

Adviescommissies

Artikel 25

  • 1.

    De Regioraad, het Dagelijks Bestuur en de voorzitter kunnen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 24 van de Wgr, commissies van advies instellen.

  • 2.

    Vaste commissies van advies aan het Dagelijks Bestuur worden door de Regioraad op voorstel van het Dagelijks Bestuur ingesteld. De Regioraad regelt de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze.

  • 3.

    De vaste commissies van advies als bedoeld in lid 2 hebben tot taak het Dagelijks Bestuur van advies te dienen over voorstellen van dit bestuur aan de Regioraad.

  • 4.

    Het voorzitterschap van de vaste commissies van advies berust bij leden van het Dagelijks Bestuur.

  • 5.

    De vergaderingen van de vaste commissies zijn openbaar, behoudens de mogelijkheid tot het vergaderen achter gesloten deuren, een en ander volgens nader door de Regioraad vast te stellen regels.

Bestuurscommissies

Artikel 26

  • 1.

    De Regioraad is bevoegd bestuurscommissies, al dan niet voor een deel van het gebied, in te stellen als bedoeld in artikel 25, lid 1 c.q. artikel 112 lid 1 van de Wgr. De Regioraad regelt de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze.

  • 2.

    Het voorzitterschap van de commissies berust bij leden van het Dagelijks Bestuur met uitzondering van de regionale programmaraad en de bestuurscommissie stedelijk gebied Eindhoven.

Overleg portefeuillehouders

Artikel 27

  • 1.

    Overeenkomstig de verdeling van de werkzaamheden in het Dagelijks Bestuur bestaat een overleg van portefeuillehouders van de deelnemende gemeenten. Daarenboven bestaat een overleg van portefeuillehouders aangaande Statushouders/asielzoekers.

  • 2.

    Leden van het portefeuillehoudersoverleg zijn de leden van de Colleges van Burgemeester en Wethouders, tot wiens portefeuille de belangen behoren, waartoe het overleg is ingesteld en hun plaatsvervangers.

  • 3.

    Voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het lid van het Dagelijks Bestuur dat het werkterrein van dat portefeuillehoudersoverleg in dat bestuur behartigt. Voorzitter van het Portefeuillehoudersoverleg Statushouders/asielzoekers is de portefeuillehouder Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting van het Dagelijks Bestuur. Plaatsvervangend voorzitter van dit overleg is de vaste vervanger van de voorzitter van het Portefeuillehoudersoverleg Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting.

  • 4.

    Een portefeuillehoudersoverleg bespreekt in een zo vroeg mogelijk stadium van beleidsontwikkeling de ontwikkelingen op zijn beleidsterrein. Het portefeuillehoudersoverleg kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het Dagelijks Bestuur. In elk geval adviseert zij over voorstellen van dit bestuur aan de Regioraad.

Een tijdige raadpleging van het portefeuillehoudersoverleg is in ieder geval bereikt indien de gemeentelijke portefeuillehouder in voorkomende gevallen ontwerp-besluiten van het Dagelijks Bestuur nog kan voorleggen aan het eigen college en eventueel gemeenteraad, voordat daarover in definitieve vorm besloten wordt door de Regioraad.

Agenda en daarbij horende stukken dienen in ieder geval ten minste twee weken voor de datum van het portefeuillehoudersoverleg te zijn ontvangen door de gemeenten.

  • 5.a.

    Een vergadering van een portefeuillehoudersoverleg is openbaar, evenals de daarbij horende agenda, agendastukken en het verslag dat van de vergadering wordt opgemaakt.

  • b.

    Van de agenda en agendastukken wordt ten minste twee weken voor aanvang van de vergadering van het portefeuillehoudersoverleg openbare kennisgeving gedaan door publicatie op de website van het SRE. Van het verslag van de vergadering wordt uiterlijk twee weken na vaststelling daarvan door het portefeuillehoudersoverleg, op dezelfde wijze openbare kennisgeving gedaan.

  • c.

    De deuren van een vergadering van een portefeuillehoudersoverleg worden gesloten indien ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft ondertekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt

  • d.

    Het portefeuillehoudersoverleg beslist vervolgens bij gewone meerderheid of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • e.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het portefeuillehoudersoverleg anders beslist.

  • f.

    De voorzitter kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het portefeuillehoudersoverleg worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandeld wordt tijdens die vergadering opgelegd.

  • g.

    De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken ter kennis dragen, in acht genomen totdat de voorzitter haar opheft.

  • 6.a.

    Een ieder heeft het recht in te spreken in een vergadering van het portefeuillehoudersoverleg over aangelegenheden die hem aangaan of ten aanzien waarvan hij het nodig oordeelt daarover zijn zienswijze aan het portefeuillehoudersoverleg kenbaar te maken.

  • b.

    De wens daartoe dient ten minste één week voor de datum van de betreffende vergadering, schriftelijk aan de voorzitter van het bewuste portefeuillehoudersoverleg kenbaar te worden gemaakt.

  • c.

    Het Dagelijks Bestuur is bevoegd nadere regels te stellen over het uitoefenen van het spreekrecht.

  • 7.

    Tijdens het portefeuillehoudersoverleg worden zo nodig en gewenst afspraken gemaakt over de onderwerpen die wel openbaar zijn en de wijze waarop daar openbaarheid aan wordt gegeven.

  • 8.

    De Regioraad kan nader regels stellen met betrekking tot het portefeuillehoudersoverleg.

HOOFDSTUK 8 OVERLEG MET DEELNEMENDE GEMEENTEN

Besluitvormingsprocedure majeure onderwerpen

Artikel 28

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in bijzondere wetten draagt het Dagelijks Bestuur zorg voor een optimale informatieverschaffing aan de deelnemende gemeenten over de majeure dossiers, door nog voor de gemeentelijke standbepaling, een consultatieronde en desgevraagd een informatiebijeenkomst voor hen te organiseren over het aan de orde zijnde ‘majeure’ onderwerp.

  • 2.

    De consultatieronde bedraagt ten minste drie maanden, waarbij de laatste drie weken van juli, de eerste drie weken van augustus, de laatste week van december, de eerste week van januari en de carnavalsweek niet meetellen.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur kan, gehoord het portefeuillehoudersoverleg Algemene en Bestuurlijke Zaken, in voorkomende gevallen bepalen dat de consultatieronde- en eventuele informatiebijeenkomst wordt uitgebreid naar relevante instellingen, diensten en personen.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur biedt een majeur dossier gelijktijdig aan alle deelnemende gemeenten aan, vergezeld van een begeleidende brief met daarin tenminste: de reden van toezending, de procedure, de reactie-termijn, het voorgenomen DB-standpunt en de naam en contactgegevens van de behandelend ambtenaar.

  • 5.

    Het Dagelijks Bestuur maakt in zijn uiteindelijke voorstel aan de Regioraad melding van de ontvangen reacties en zijn visie daarop.

  • 6.

    Het benoemen van ‘majeure’ onderwerpen geschiedt door het Dagelijks Bestuur, gehoord het portefeuillehoudersoverleg Algemene en Bestuurlijke Zaken, middels vaststelling van de lijst met onderwerpen waarover in een bepaald jaar door de Regioraad besloten dient te worden en die de secretaris van het samenwerkingsverband aan het begin van ieder jaar ter beschikking stelt aan de secretarissen en griffiers van de deelnemende gemeenten.

  • 7.

    De lijst wordt nadien op ad hoc basis nog aangevuld indien de raden van ten minste vijf deelnemende gemeenten van mening zijn dat een bepaald dossier het predikaat ‘majeur’ verdient. Ook de raden van de gemeenten Eindhoven en Helmond hebben in gezamenlijkheid deze aanwijzingsbevoegdheid evenals het Dagelijks Bestuur, gehoord het portefeuillehoudersoverleg Algemene en Bestuurlijke Zaken.

  • 8.

    Tot de majeure dossiers behoren in ieder geval de meerjarige strategische plannen voor de beleidsterreinen als bedoeld in artikel 5.

Overleg met de deelnemende gemeenten

Artikel 29

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 28 worden de besturen van de deelnemende gemeenten met inachtneming van een redelijke termijn gehoord over alle belangrijke aangelegenheden, voordat de Regioraad daarover beslist.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur draagt zorg voor een zodanige tijdige toezending van stukken dat de bestuursorganen van de gemeenten binnen die termijn hun standpunt kunnen bepalen.

HOOFDSTUK 9 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

Dagelijks Bestuur / Regioraad

Artikel 30

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur of een of meer leden daarvan verstrekken aan de Regioraad de door een of meer leden daarvan in een vergadering van de Regioraad of schriftelijk gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van de Regioraad of schriftelijk verstrekt.

  • 2.

    Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan de Regioraad het Dagelijks Bestuur of een of meer leden daarvan ter verantwoording roepen.

  • 3.

    De Regioraad kan een lid van het Dagelijks Bestuur, indien dit lid het vertrouwen van de Regioraad niet meer bezit, ontslag verlenen. Artikel 50 van de Gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.

Samenwerkingsverband / gemeenteraden

Artikel 31

  • 1.

    Het bestuur van het Samenwerkingsverband verstrekt aan de leden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen schriftelijk en zo spoedig mogelijk, voor zover dat niet strijdig is met het openbaar belang.

  • 2.

    De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden schriftelijk verstrekt en wel door het Dagelijks Bestuur, tenzij de inlichtingen uitdrukkelijk van de Regioraad of de voorzitter worden verlangd.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1, informeert het Dagelijks Bestuur de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk over onderwerpen van strategisch belang, waaronder in ieder geval is begrepen de nadere uitwerking van de genomen besluiten over de majeure onderwerpen als bedoeld in artikel 28, lid 1.

Lid Regioraad / gemeenteraad

Artikel 32

  • 1.

    Een lid van de Regioraad verstrekt aan de raad die hem heeft aangewezen de door een of meer leden van die raad in een vergadering van die raad of schriftelijke gevraagde inlichtingen, voor zover zulks niet strijdig is met het openbaar belang. De inlichtingen worden zo spoedig mogelijk doch in ieder geval binnen twee maanden in een vergadering van die raad of schriftelijk verstrekt.

  • 2.

    Nadat de inlichtingen zijn verstrekt of dienden te zijn verstrekt, kan de raad het lid ter verantwoording roepen voor het door hem in de Regioraad gevoerde beleid.

  • 3.

    De raad kan een door hem aangewezen lid van de Regioraad, indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit, als zodanig ontslag verlenen. Artikel 50 van de Gemeentewet is daarop van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 10 PERSONEEL EN ORGANISATIE

Ambtelijke organisatie

Artikel 33

  • 1.

    Het Samenwerkingsverband heeft voor de uitvoering van de hem opgedragen taken een ambtelijk apparaat, aan het hoofd waarvan de secretaris staat.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur regelt de organisatie en de werkwijze van het ambtelijk apparaat.

Secretaris

Artikel 34

  • 1.

    De Regioraad beslist over benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris.

  • 2.

    Voor een benoeming wordt door het Dagelijks Bestuur een aanbeveling gedaan.

  • 3.

    Het Dagelijks Bestuur kan in spoedeisende gevallen tot schorsing overgaan.

  • 4.

    Het Dagelijks Bestuur doet van een besluit als bedoeld in het vorige lid onmiddellijk mededeling aan de Regioraad.

  • 5.

    Het besluit tot schorsing vervalt wanneer de Regioraad het niet in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigt.

  • 6.

    De Regioraad stelt voor de secretaris een instructie vast.

  • 7.

    Het Dagelijks Bestuur regelt de vervanging van de secretaris bij zijn verhindering of ontstentenis.

  • 8.

    Op de secretaris en zijn plaatsvervanger(s) is artikel 102 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Taak

Artikel 35

  • 1.

    De secretaris staat de Regioraad, het Dagelijks Bestuur, de voorzitter en de commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van de Regioraad en van het Dagelijks Bestuur aanwezig; in de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur heeft hij een adviserende stem.

  • 2.

    Alle stukken, die van de Regioraad en van het Dagelijks Bestuur uitgaan, worden door hem mede ondertekend.

Bezoldiging

Artikel 36

De Regioraad regelt de bezoldiging van de secretaris.

Rechtspositie

Artikel 37

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 34 besluit het Dagelijks Bestuur over de benoeming, de schorsing en het ontslag van de overige ambtenaren en personeel werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan de uitoefening van zijn bevoegdheid, zowel geheel als gedeeltelijk, mandateren.

Artikel 38

Op het personeel zijn van overeenkomstige toepassing de Collectieve Arbeidsvoorwaarden (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO) en de ter uitvoering daarvan door de gemeente Eindhoven vastgestelde regelingen, zoals deze thans luiden en in de toekomst na wijziging zullen luiden, een en ander voorzover het bevoegde gezag van het samenwerkingsverband geen andersluidende regelingen vaststelt.

HOOFSTUK 11 FINANCIËLE BEPALINGEN

Vergoedingen

Artikel 39

  • 1.

    De leden van de Regioraad, het Dagelijks Bestuur en de commissies kunnen op basis van het bepaalde in de Wgr een door de Regioraad vast te stellen tegemoetkoming in de kosten en, voorzover zij niet de functie van wethouder of burgemeester vervullen, een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen.

  • 2.

    De Regioraad kan in overeenstemming met het bepaalde in de Wgr een tegemoetkoming in of vergoeding van bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen vaststellen die verband houden met de vervulling van het lidmaatschap van het Dagelijks Bestuur van het Samenwerkingsverband.

  • 3.

    Besluiten van de Regioraad, als bedoeld in de leden 1 en 2, worden toegezonden aan Gedeputeerde Staten en de raden van de deelnemende gemeenten.

Begroting

Artikel 40

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur maakt elk jaar voor 1 april de ontwerp-begroting op voor het volgende dienstjaar en zendt deze, vergezeld van een toelichting, onverwijld toe aan de leden van de Regioraad en aan de raden van de deelnemende gemeenten met het verzoek aan de raden hun zienswijze over de ontwerp-begroting naar voren te brengen.

  • 2.

    In de begroting wordt aangegeven de door elke deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage.

  • 3.

    Voor de berekening van de in het tweede lid bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers. In afwijking daarvan is de Regioraad bevoegd voor bepaalde taken een andere verdeelsleutel toe te passen.

  • 4.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen het Dagelijks Bestuur voor 1 juni van hun zienswijze omtrent de ontwerp-begroting doen blijken.

  • 5.

    De Regioraad stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli van het jaar, voorafgaand aan dat waarvoor de begroting moet dienen. Het Dagelijks Bestuur zendt de begroting vervolgens binnen twee weken na de vaststelling aan Gedeputeerde Staten.

  • 6.

    Terstond na de vaststelling wordt daarvan mededeling gedaan aan de raden van de deelnemende gemeenten. Indien de vastgestelde begroting afwijkt van de ontwerp-begroting wordt deze eveneens ter kennis van de raden gebracht, die het in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van het Samenwerkingsverband geraamde bedrag in de gemeentebegroting opnemen.

  • 7.

    Voorzover van toepassing doet het Dagelijks Bestuur van de goedkeuring mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Begrotingswijziging

Artikel 41

  • 1.

    Met betrekking tot wijzigingen van de begroting is het bepaalde in artikel 40 uitgezonderd lid 4 voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Voor wijzigingen van de begroting, die door hun karakter niet leiden tot een wijziging van de bijdrage van de deelnemende gemeenten, alsmede geen afwijking inhouden van het door de Regioraad vastgestelde financiële beleid is artikel 40 niet van toepassing.

Voorschotbetaling

Artikel 42

De deelnemende gemeenten betalen jaarlijks voor 1 februari en voor 1 augustus van het betreffende jaar telkens de helft van de verschuldigde bijdrage. Bij niet tijdige betaling is de wettelijke interest verschuldigd.

Rekening

Artikel 43

De Regioraad stelt de rekening voorlopig vast uiterlijk 1 juli, volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft. Van de vaststelling doet het Dagelijks Bestuur mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK 12 ARCHIEF

Artikel 44

  • 1.

    Het Dagelijks Bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van het Samenwerkingsverband en zijn organen, overeenkomstig de door de Regioraad met inachtneming van de Archiefwet 1995 vast te stellen regelen.

  • 2.

    De archiefbescheiden welke ingevolge de Archiefwet 1995 moeten worden overgebracht, komen te berusten in de archiefbewaarplaats van het RHCe.

HOOFDSTUK 13 INFORMATIEPLICHT

Artikel 45

De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten en van het Samenwerkingsverband verstrekken elkaar desgevraagd inlichtingen en gegevens welke zij nodig achten voor de uitoefening van hun taak, voor zoveel zij daarover beschikken en belangen van derden zich daartegen niet verzetten.

Artikel 46

  • 1.

    De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten doen het Dagelijks Bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen die voor de behartiging van de belangen als bedoeld in artikel 3 voor het Samenwerkingsverband van belang zijn.

  • 2.

    De bestuursorganen van de deelnemende gemeenten kunnen bij de in het eerste lid bedoelde mededeling het gevoelen vragen van het Dagelijks Bestuur. Ook ongevraagd kan het Dagelijks Bestuur zijn zienswijze daaromtrent aan een gemeentebestuur kenbaar maken.

HOOFDSTUK 14 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Toetreding

Artikel 47

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wgr beslist de Regioraad over toetreding van een gemeente tot deze regeling. Toetreding kan plaatsvinden op verzoek daartoe bij besluiten van de bestuursorganen van die gemeente.

  • 2.

    De Regioraad kan aan de toetreding nadere voorwaarden verbinden.

  • 3.

    De toetreding gaat in op de eerste dag na het opnemen van het besluit in het register van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties als bedoeld in artikel 109, derde lid van de Wgr, tenzij in het besluit van de Regioraad anders is bepaald.

  • 4.

    De raad van de toegetreden gemeente gaat zo spoedig mogelijk over tot het aanwijzen van (plaatsvervangende) vertegenwoordigers in de Regioraad.

Uittreding

Artikel 48

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wgr kan een deelnemende gemeente uittreden uit de regeling door toezending aan de Regioraad van daartoe strekkende besluiten van haar bestuursorganen.

  • 2.

    De Regioraad regelt na overleg met de betrokken gemeente, onder mededeling aan Gedeputeerde Staten, de financiële verplichtingen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 3.

    De uittreding kan niet eerder plaatsvinden dan op 1 januari van het tweede jaar volgend op dat waarin de in lid 1 bedoelde besluiten zijn opgenomen in het register van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties als bedoeld in artikel 109, derde lid van de Wgr, tenzij in het besluit van de Regioraad anders is bepaald.

Wijziging

Artikel 49

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wgr kan de regeling worden gewijzigd bij eensluidende besluiten van de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De wijziging treedt in werking op de eerste dag nadat de besluiten daartoe, zijn opgenomen in het register van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties als bedoeld in artikel 109, derde lid van de Wgr, tenzij in de besluiten van de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten anders is bepaald.

Opheffing

Artikel 50

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 110 van de Wgr kan de regeling worden opgeheven bij eensluidende besluiten van de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Ingeval van opheffing van de regeling stelt de Regioraad, de raden van deelnemende gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast.

Het liquidatieplan voorziet in ieder geval in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing, alsmede in een regeling ten aanzien van het personeel.

  • 3.

    De liquidatie heeft plaats door het als dan fungerende Dagelijks Bestuur, dat, zo nodig, na het tijdstip van de opheffing van de regeling in functie blijft, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 4.

    De opheffing gaat in op de eerste dag, nadat de besluiten daartoe zijn opgenomen in het register

van de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties als bedoeld in artikel 109, derde lid van de Wgr, tenzij in de besluiten van de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten anders is bepaald.

HOOFDSTUK 15 GESCHILLENBESLECHTING

Artikel 51

Geschillen omtrent de toepassing van de regeling, in de ruimste zin, tussen besturen van de deelnemende gemeenten of tussen besturen van een of meer gemeenten en het bestuur van het Samenwerkingsverband worden, overeenkomstig artikel 28 van de Wgr, beslist door gedeputeerde staten.

HOOFDSTUK 16 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Inwerkingtreding

Artikel 52

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking per 1 januari 2005of, als de wijzigingswet Wgr-plus later in het Staatsblad verschijnt, op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de publicatie ervan heeft plaatsgevonden.

De regeling treedt in de plaats van de gemeenschappelijke regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, laatstelijk gewijzigd en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Noord-Brabant bij besluit d.d. 16 december 1998.

Citeertitel

Artikel 53

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 2005’.