Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Groot Salland

Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland van het Waterschap Groot Salland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Groot Salland
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland van het Waterschap Groot Salland
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van Waterschap Groot Salland 2014
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervallen op grond van het Reglement voor het Waterschap Drents Overijsselse Delta en vervangen door het Reglement van orde voor de vergaderingen en overige werkzaamheden van het algemeen bestuur van Waterschap Drents Overijsselse Delta.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-03-201501-01-2016art. 6, 6a

12-03-2015

Elektronisch Waterschapsblad, 26-03-2015

2015-795
01-01-201527-03-2015nieuwe regeling

18-12-2014

Elektronisch waterschapsblad, 31-12-2014

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland van het Waterschap Groot Salland

Het algemeen bestuur heeft op 18 december 2014 het Reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland vastgesteld. Het gaat om de actualisatie van het reglement  en het doorvoeren van een aantal tekstuele verbeteringen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

voorzitter: de voorzitter van het algemeen bestuur of diens waarnemer;

secretaris: de secretaris-directeur of diens door het dagelijks bestuur op grond van artikel55a Waterschapswet aangewezen vervanger;

amendement: voorstel tot wijziging van een voorstel of verordening, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vormgeschikt om daarin direct te worden opgenomen;

motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel ofverzoek wordt uitgesproken;

voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

initiatiefvoorstel: voorstel, door een lid van het algemeen bestuur, buiten de agenda, datzo spoedig mogelijk aan de orde wordt gesteld in een vergadering van het algemeen bestuur;

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de vergaderorde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit of dit reglement hem verderopdraagt.

Artikel 3 De secretaris

  • 1. De secretaris is in elke vergadering van het algemeen bestuur aanwezig.

  • 2. De secretaris kan deelnemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 4 Commissies

  • 1. Het algemeen bestuur besluit over de instelling van commissies van advies.

  • 2. Het algemeen bestuur kan tijdelijke commissies instellen.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de samenstelling, taak en werkwijze van de commissiesdie het instelt.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden, benoeming dagelijks bestuur, fracties

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven en beëdiging

  • 1. Bij benoeming van nieuwe leden van het algemeen bestuur, stelt de voorzitter een commissie in bestaande uit drie leden uit het algemeen bestuur, die de geloofsbrieven onderzoekt

    De commissie wordt bijgestaan door de secretaris of een door hem aangewezen ambtenaar.

  • 2. De commissie brengt van haar onderzoek verslag uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel voor een besluit. De commissie maakt melding van een eventueel minderheidsstandpunt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist direct over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid ofonduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten.

  • 4. Na een verkiezing als bedoeld in de Kieswet roept de voorzitter de toegelaten leden op om in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid op voor de vergadering van het algemeen bestuur waarin over diens toelating wordt beslist, om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6 Benoeming leden dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van het bepaalde in de Waterschapswet en het Reglement voor het Waterschap Groot Salland, voor de duur van de lopende bestuursperiode het aantal zetels voor het dagelijks bestuur vast.

  • 2. De naam van een kandidaat of namen van kandidaten worden uiterlijk 10 dagen voorafgaand aan de benoemingsvergadering gemeld aan de voorzitter

  • 3. Het zittende dagelijks bestuur blijft aan totdat het algemeen bestuur minstens de helft van hun opvolgers heeft benoemd. Dagelijks bestuursleden die niet in het nieuwe algemeen bestuur zijn gekozen, maken daar ook deel van uit na de verkiezingen.

  • 4. De uiterste datum voor het benoemen van een nieuw dagelijks bestuur bedraagt drie maanden na de start van de zittingsperiode van het nieuwe algemeen bestuur.

  • 5. Indien er binnen die termijn geen nieuw dagelijks bestuur wordt gevormd neemt de voorzitter de taken van het dagelijks bestuur waar.

  • 6. In opdracht van de voorzitter wordt voorafgaand aan de benoemingsvergadering ten behoeve van de leden van het algemeen bestuur een risicoanalyse integriteit uitgevoerd. De voorzitter deelt de namen van de kandidaten en het eindresultaat van de analyse mee aan het algemeen bestuur.

  • 7. Bij de benoeming van een lid van het dagelijks bestuur van buiten de kring van het algemeen bestuur wordt overeenkomstig artikel 5, eerste lid, een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Waterschapswet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstige artikel 5, tweede t/m het vijfde lid.

  • 8. De verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats na het afleggen van de eed of de verklaring en belofte bedoeld in artikel 5, vierde lid.

Artikel 6a Stemming en verkozenverklaring

  • 1. Indien er meer kandidaten zijn dan te vervullen plaatsen vindt stemming plaats.

  • 2. Bij de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt eerst de stemming plaats voor de in de wet vastgestelde zetel ten behoeve van de categorieën ongebouwd, natuurterreinen en bedrijven gezamenlijk, en vervolgens voor de overige zetels.

  • 3. Indien er evenveel kandidaten zijn als te vervullen plaatsen verklaart de voorzitter, als daarmee voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 40 Waterschapswet, de desbetreffende kandidaat of kandidaten verkozen.

Artikel 7 Fracties

  • 1. Het lid c.q. de leden van het algemeen bestuur die door het stembureau op dezelfdekandidatenlijst zijn geplaatst, alsmede het lid c.q. de leden die zijn benoemd overeenkomstig artikel 14, eerste t/m derde lid van de Waterschapswet, worden bij aanvang van de zitting van het algemeen bestuur als één fractie beschouwd.

  • 2. De fractie voert in het algemeen bestuur als naam de aanduiding die boven dekandidatenlijst was geplaatst, respectievelijk de naam "ongebouwd", "bedrijfsgebouwd" of "natuur".

  • 3. De fractie doet mededeling aan de voorzitter wie als fractievoorzitter is aangewezen.Zolang er geen voorzitter is benoemd, worden de lijsttrekkers geacht voorzitter te zijn, en voor de categorieën ongebouwd, bedrijfsgebouwd en natuur de oudste in leeftijd.

  • 4a Indien binnen de categorie Ingezetenen:

    • -

      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • -

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    • -

      één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 4b Met de onder 4a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de mededeling daarvan.

  • 5. Het algemeen bestuur kan regels stellen over de wijze waarop het waterschap defracties ondersteunt.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijd van vergaderingen, voorbereiding

Artikel 8 Vergaderfrequentie, tijdstip en plaats
  • 1. Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als het daartoe besloten heeft.

  • 2. De vergaderingen vinden plaats overeenkomstig een jaarlijks op te stellen vergaderschema, en worden gehouden in het kantoorgebouw van het waterschap in Zwolle.

  • 3. De voorzitter kan een andere dag bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

  • 4. Indien de voorzitter, het dagelijks bestuur of tenminste vijf leden van het algemeen bestuur, schriftelijk en met opgave van redenen, om een vergadering verzoekt/verzoeken wordt deze binnen 14 dagen belegd.

Artikel 9 Oproep, agenda en voorstellen
  • 1. De voorzitter zendt, spoedeisende gevallen uitgezonderd, zoveel mogelijk tien dagenvoor de vergadering de leden een oproep met datum, tijd en plaats van de vergadering en de onderwerpen in de volgorde zoals deze behandeld zullen worden.

  • 2. Met de oproep worden ook de bij de onderwerpen behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 37, eerste en tweede lid van de Waterschapswet bedoelde stukken, aan de leden verzonden.

  • 3. De voorzitter kan, na het verzenden van de oproep, zonodig een aanvullende agenda doen uitgaan. De daarop vermelde voorstellen worden zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee dagen voor aanvang van de vergadering aan de leden toegezonden.

  • 4. Bij aanvang van de vergadering, stelt het algemeen bestuur de agenda vast. Het algemeen bestuur danwel de voorzitter kunnen/kan onderwerpen aan de agenda toevoegen of daarvan afvoeren, danwel de volgorde van de te behandelen onderwerpen wijzigen.

Artikel 10 Ter inzage leggen van stukken
  • 1. Eventuele stukken die dienen ter toelichting van de voorstellen, kunnen gelijktijdig met het verzenden van de voorstellen voor de leden ter inzage worden gelegd in het waterschapskantoor in Zwolle. Indien na dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk mag niet buiten het waterschapskantoor worden gebracht. Kopieën van deze stukken mogen slechts voor eigen gebruik buitenhet waterschapshuis worden gebracht.

  • 3. In afwijking van het eerste lid blijven stukken waarvoor geheimhouding is opgelegd opgrond van artikel 37, eerste of tweede lid van de Waterschapswet, onder berustingvan de secretaris. Deze verleent de leden van het algemeen bestuur inzage.

Artikel 11 Openbare kennisgeving
  • 1. De vergaderingen worden door aankondiging op de voor het waterschap gebruikelijkewijze en door plaatsing op de website van het waterschap openbaar gemaakt.

  • 2. De agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van het waterschap geplaatst.

Paragraaf 2 Vergaderorde

Artikel 12 Vervallen

.

Artikel 13 Vergaderquorum
  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde tijdstip, indien meer dan dehelft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde vergadertijdstip niet meer dan de helft vanhet aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is, belegt de voorzitter binnen uiterlijk twee weken een nieuwe vergadering.

Artikel 14 Besluitenlijst
  • 1. De secretaris draagt zorg voor het opmaken van een besluitenlijst van de vergadering.

  • 2. De concept-besluitenlijst van de vergadering wordt, zo mogelijk, gelijktijdig met de oproep en de voorstellen toegezonden aan de leden.

  • 3. De voorzitter, de leden en de secretaris hebben het recht een voorstel tot veranderingte doen indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen gezegd of besloten is.

  • 4. De besluitenlijst bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de secretaris en de aanwezige leden, alsmede de leden die afwezig waren;

    • b.

      dag, uur en plaats van de vergadering;

    • c.

      een vermelding van zaken die aan de orde zijn geweest;

    • d.

      de belangrijkste argumenten die tijdens een agendapunt gewisseld zijn;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming inclusief de uitslag, met vermelding bij hoofdelijke stemming van degene die voor en tegen hebben gestemd, onder aantekening van de leden die zich overeenkomstig de Waterschapswet hebben onthouden van stemming of hebben aangegeven zich bij het uitbrengen van hun stem te hebben vergist;

    • f.

      de tekst van ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties en (sub)amendementen

    • g.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en hoedanigheid van personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 21 is toegestaan deel te nemen aan de beraadslaging.

  • 5. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

  • 6. Al hetgeen ter vergadering wordt besproken, kan worden vastgelegd met behulp vanbeeld- en geluidsdragers, mede als hulpmiddel voor het opmaken van de besluitenlijst

Artikel 15 Ingekomen stukken en mededelingen
  • 1. Bij het algemeen bestuur ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingenvan het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur, worden op een overzicht geplaatst. Dit overzicht wordt met de oproep voor de vergadering toegezonden aan het algemeen bestuur.

  • 2. Stukken voor het algemeen bestuur die worden ontvangen na verzending van devergaderstukken maar voor het tijdstip van vergadering, kunnen zonodig in de betreffende vergadering worden uitgereikt.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt, op voorstel van het dagelijks bestuur, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 16 Spreekregels
  • 1. Een lid of de secretaris voert slechts het woord na dit van de voorzitter gekregen te hebben.

  • 2. De leden spreken vanaf hun plaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 3. De voorzitter kan bepalen dat leden vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 17 Aantal spreektermijnen
  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste tweetermijnen, tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt afgesloten door de voorzitter.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfdeonderwerp of voorstel, voorstellen van orde daarbij niet meegerekend.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • -

      het lid van het dagelijks bestuur dat portefeuillehouder is voor het onderwerp dat aan de orde is;

    • -

      de rapporteur van een commissie;

    • -

      het lid dat een (sub)amendement, motie of initiatiefvoorstel heeft ingediend voor zover dat (sub)amendement, die motie of dat initiatiefvoorstel aan de orde is.

Artikel 18 Handhaving orde; schorsing
  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement teherinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonderverdere interrupties zijn betoog mag afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijktvan het in behandeling zijnde onderwerp, herhaaldelijk andere sprekers interrumpeertdan wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indienspreker daaraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergaderingover het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde, de vergadering voor een door hem tebepalen tijd schorsen en, indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord,de vergadering sluiten.

Artikel 19 Beraadslaging en schorsing
  • 1. Het algemeen bestuur kan beslissen over één of meer onderdelen van een voorstelafzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de voorzitter of één van de leden beslissende beraadslaging voor bepaalde tijd te schorsen om het dagelijks bestuur degelegenheid te geven voor onderling nader beraad. De beraadslaging wordt na deschorsing hervat.

Artikel 20 Deelname aan de beraadslaging door anderen
  • 1. Het algemeen bestuur kan bepalen dat anderen dan de voorzitter, secretaris ofaanwezige leden van het algemeen bestuur deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing als bedoeld in lid 1 kan voor of tijdens de beraadslagingen wordengenomen.

  • 3. Op degene die het op grond van dit artikel is toegestaan deel te nemen aan deberaadslagingen, zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing.

Artikel 21 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat het algemeen bestuur tot stemmingovergaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

Artikel 22 Beslissing

Na de beraadslaging en beslissing over eventuele amendementen, wordt over hetvoorstel in zijn geheel een eindbeslissing genomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 23 Begin bij hoofdelijke stemming

Indien over enig onderwerp hoofdelijk moet worden gestemd, deelt de voorzitter mee bijwelk lid van het algemeen bestuur de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe worden de leden op een genummerde lijst geplaatst in alfabetische volgorde. Bij loting wordt een volgnummer van deze lijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de stemming Deze geschiedt vervolgens naar de volgorde van de alfabetische lijst. Indien het lid dat bij het gelote volgnummer staat niet aanwezig is, begint de stemming bij het daaropvolgende lid dat wel aanwezig is. Deze volgorde blijft de gehele vergadering gehandhaafd.

Artikel 24 Algemene bepalingen over stemming
  • 1. Na het sluiten van de beraadslaging vraagt de voorzitter of stemming wordt verlangd.Indien geen stemming wordt gevraagd, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonderstemming is aangenomen.

  • 2. De aanwezige leden kunnen aantekening vragen in de besluitenlijst dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 38a van de Waterschapswet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Stemming vindt plaats bij handopsteking, tenzij de voorzitter of tenminste één lidhoofdelijke stemming verlangt.

  • 4. De voorzitter verzoekt eerst de leden die vóór zijn een hand op te steken. Daarna verzoekt hij de leden die tegen zijn een hand op te steken. Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of tenminste één lid niet duidelijk is, volgt hoofdelijke stemming.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter of de secretaris de leden van het algemeen bestuur bij hun naam op om hun stem uit te brengen. De stemming verloopt volgens de volgorde die overeenkomstig artikel 23 is bepaald.

  • 6. Bij hoofdelijke stemming zijn alle aanwezige leden verplicht hun stem uit te brengen, met uitzondering van hen die zich op grond van de Waterschapswet van stemming moeten onthouden.

  • 7. De leden brengen hun stem uit door enkel het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken.

  • 8. Indien een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan hij deze vergissing herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd. Bemerkt het lid zijn vergissing later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekening vragen dat hij zich heeft vergist. Dit heeft geen gevolgen voor de uitslag van de stemming.

  • 9. Indien de stemmen staken in een vergadering die niet voltallig is, wordt het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen worden heropend.

  • 10. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een volgende vergadering als bedoeld in het vorige lid, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

  • 11. Voor de toepassing van lid 9 en 10 wordt onder een voltallige vergadering verstaaneen vergadering waarin alle leden van het algemeen bestuur een stem hebben uitgebracht, met uitzondering van de leden die zich op grond de Waterschapswet van stemming hebben onthouden.

  • 12. De voorzitter deelt na afloop van de stemming de uitslag mee, met vermelding van het aantal stemmen voor en tegen. Hij doet vervolgens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 25 Stemming over amendementen en moties
  • 1. Indien op een voorstel een amendement is ingediend, wordt eerst over het amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over hetsubamendement gestemd en daarna over het amendement zoals dat dan luidt.

  • 3. Indien meer amendementen of subamendementen op het voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde van stemming hierover, waarbij de regel geldt dat het meest verstrekkende subamendement of amendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien op een voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel en vervolgens over de motie gestemd.

Artikel 26 Stemming over personen
  • 1. In geval van een stemming over personen voor het doen van een benoeming, het opstellen van een voordracht of het doen van een aanbeveling, benoemt de voorzitterdrie leden van het algemeen bestuur tot stemcommissie.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Waterschapswet vanstemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes zijn identiek.

  • 3. Er vinden zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Het algemeen bestuur kan beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. De stemcommissie onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan hetaantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren.Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en vindt een nieuwe stemming plaats.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 38c van de Waterschapswet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geenbehoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuldstembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een stembriefje dat is ondertekend of anderszins niet anoniem is;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij het bestuur overeenkomstig lid drie heeft bepaald dat de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. De stemcommissie beoordeelt of een stembriefje behoorlijk is ingevuld. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het algemeen bestuur op voorstel van de stemcommissie.

  • 7. De stemcommissie telt de correct uitgebrachte voor- en tegenstemmen en bepaalt deuitslag van de stemming. De voorzitter maakt de uitslag van de stemming bekend.

  • 8. Onder de zorg van de secretaris worden de stembriefjes onmiddellijk na de vergadering vernietigd.

Artikel 27 Herstemming over personen en loting
  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen,volgt een tweede stemming.

  • 2. Wanneer ook bij de tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen de twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt in een tussenstemming bepaald tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij de tussenstemming of de derde stemming de stemmen staken, beslist directhet lot.

  • 4. De voorzitter schrijft de namen van hen tussen wie wordt geloot op identieke briefjes.

    Deze worden door hem op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud. De voorzitter neemt één van de briefjes uit de stembokaal en degene wiens naam op het briefje staat, is verkozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 28 Amendementen

  • 1. Ieder in de vergadering aanwezig lid kan, tot het sluiten van de beraadslaging, amendementen indienen op het voorstel dat aan de orde is.

  • 2. Ieder in de vergadering aanwezig lid kan op een ingediend (sub)amendement eensubamendement indienen.

  • 3. Elk (sub)amendement moet, om in behandeling te worden genomen, schriftelijk bij devoorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter oordeelt dat, gezien het eenvoudige karakter van het voorgestelde, met mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. De behandeling van een amendement op een voorstel heeft tegelijk met de beraadslaging daarover plaats.

  • 5. Intrekking van een (sub)amendement is mogelijk tot de besluitvorming door het algemeen bestuur heeft plaatsgevonden.

Artikel 29 Moties

  • 1. Ieder in de vergadering aanwezig lid, kan schriftelijk een motie indienen bij de voorzitter. Deze moet door tenminste twee andere leden worden ondersteund om in behandeling te kunnen worden genomen.

  • 2. De behandeling van een motie over een onderwerp c.q. voorstel dat op de agenda voorkomt, vindt plaats tegelijkertijd met de beraadslaging over dat onderwerp c.q. voorstel.

  • 3. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp, vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld, tenzij de voorzitter of het algemeen bestuur anders besluit.

  • 4. Intrekking van de motie is mogelijk tot de besluitvorming door het algemeen bestuurheeft plaatsgevonden.

Artikel 30 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter, de secretaris en de leden van het algemeen bestuur kunnen tijdens devergadering mondeling een voorstel van orde doen.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist het algemeen bestuur onmiddellijk.

Artikel 31 Initiatiefvoorstellen

  • 1. Ieder lid van het algemeen bestuur kan een initiatiefvoorstel indienen.

  • 2. Een initiatiefvoorstel moet, om in behandeling te kunnen worden genomen, schriftelijkworden ingediend bij de voorzitter.

  • 3. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda voor de eerstvolgende vergadering,tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds is verzonden.

  • 4. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een lid van hetdagelijks bestuur, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing. Een dergelijkvoorstel kan het algemeen bestuur direct aan de agenda toevoegen.

Artikel 32 Schriftelijke vragen

  • 1. Ieder lid kan aan de voorzitter of het dagelijks bestuur schriftelijk vragen stellen.

  • 2. De vragen worden ingediend bij de secretaris die ze zo spoedig mogelijk ter kennis brengt van de voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur.

  • 3. Beantwoording vindt plaats bij voorkeur voor of in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur. Indien dat niet mogelijk is, wordt de vragensteller hiervan in kennis gesteld, waarbij de termijn wordt aangegeven waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden.

  • 4. De antwoorden worden, indien beantwoording buiten de vergadering gebeurt, doortussenkomst van de secretaris toegezonden aan de leden van het algemeen bestuur.

Artikel 33 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikel 89 en 97 van de Waterschapswet verlangt, moet hij via de secretaris een schriftelijk verzoek indienen bij de voorzitter of het dagelijks bestuur.

  • 2. De secretaris draagt er zorg voor dat de overige leden van het algemeen bestuur eenafschrift krijgen van dit verzoek.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of de daarop volgende vergadering gegeven door de vragen en antwoorden op te voeren als agendapunt.

Hoofdstuk 5 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 34 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid, de voorzitter of de secretaris die door het algemeen bestuur is aangewezentot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of van andere organisaties of instituties, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het bedoelde algemeen bestuur aan de orde zijn.

  • 2. Ieder lid van het algemeen bestuur kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid,schriftelijk vragen stellen over zaken als bedoeld in het eerste lid, waarbij artikel 33van dit reglement van toepassing is.

  • 3. Wanneer een lid van het algemeen bestuur een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over diens functioneren, besluit het algemeen bestuur over het toestaan daarvan. Artikel 34 is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Besloten vergadering

Artikel 35

  • 1. De vergadering van het algemeen bestuur wordt in het openbaar gehouden.

  • 2. De deuren worden gesloten, wanneer tenminste een vijfde van de aanwezige leden heeft ondertekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij het algemeen bestuur anders beslist.

Artikel 36 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing voorzover deze niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 37 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 37, derde en vierde lid van de Waterschapswet, of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De geheimhouding wordt zowel door hen die bij de behandeling tegenwoordig waren, als door hen die op andere wijze van het behandelde of de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.

Artikel 38 Opheffing geheimhouding

Het algemeen bestuur kan besluiten de geheimhouding op te heffen in een vergadering die blijkens de besluitenlijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Hoofdstuk 6a Geheimhouding buiten een besloten vergadering

Artikel 39

  • 1. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan geheimhouding worden opgelegd door het dagelijks bestuur, de voorzitter en een commissie van het waterschap, ieder ten aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van dit bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

  • 2. De krachtens het eerste lid aan het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de besluitenlijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

  • 3. De krachtens het eerste lid aan de leden van het algemeen bestuur opgelegde verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de besluitenlijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Hoofdstuk 7 Spreekrecht burgers

Artikel 40

  • 1. De voorzitter stelt burgers in de gelegenheid tijdens een openbare vergadering het woord te voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet worden gevoerd over:

    • a.

      de besluitenlijst;

    • b.

      benoemingen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit voor aanvang van de vergadering bij de secretaris, onder vermelding van zijn naam en het punt waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. Elke spreker krijgt maximaal 5 minuten het woord. De totale maximale spreektijd bedraagt 20 minuten. Indien zich meer dan 4 insprekers melden, wordt de beschikbare tijd evenredig over hen verdeeld. De voorzitter kan afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 5. De voorzitter bepaalt de volgorde van de sprekers en wijst hen de plek toe waar vanaf kan worden gesproken.

  • 6. Een spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de leden van het algemeen bestuur toestaan vragen te stellen aan de spreker.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 41 Toehoorders en pers

  • 1. Toehoorders en pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde publieke tribuneplaatsnemen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren vande orde is verboden.

Artikel 42 Geluid en beeldregistraties

Degenen die tijdens de openbare vergadering beeld- of geluidregistraties willen maken,doen hiervan voorafgaand aan de vergadering mededeling aan de voorzitter en gedragenzich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 43 Uitleg reglement

In de gevallen waarin het reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing vanhet reglement, beslist het algemeen bestuur op voorstel van de voorzitter.

Artikel 44 Inwerkingtreding

  • 1. Dit reglement treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van hetalgemeen bestuur van het Waterschap Groot Salland zoals vastgesteld op 17 december 2009.

Artikel 45 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement van orde voor de vergaderingen vanhet algemeen bestuur van Waterschap Groot Salland 2014.

Ondertekening

Zwolle, 18 december 2014,

Het algemeen bestuur

voornoemd,

voorzitter, secretaris,

TOELICHTING BIJ HET REGLEMENT VAN ORDE VOOR HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 4

De Waterschapswet voorziet niet in het instellen van commissies, daarom is dit artikel opgenomen. De bevoegdheid voor het instellen van vaste commissies van advies en bijstand en ad-hoc commissies voor specifieke situaties is bij het AB gelegd. Voor de vaste commissies is hierin voorzien in de commissieverordening.

 

Artikel 5

. De bevoegdheid voor de toelating ligt bij het algemeen bestuur. Uit praktische overwegingen is ervoor gekozen de bevoegdheid tot het instellen van de commissie te laten bij de voorzitter en niet bij het algemeen bestuur te leggen. Bij de samenstelling van de commissie zal er, bij tussentijdse vacaturevervulling, rekening mee worden gehouden dat geen leden worden benoemd uit de fractie(s) waartoe de toe te laten lid/leden behoort/behoren. De commissie brengt advies uit aan het algemeen bestuur en doet daarbij een voorstel. Het algemeen bestuur besluit. Omdat de beroepsmogelijkheid bij de wijziging van de Waterschapswet in 2008 is vervallen, kan een lid dat wordt toegelaten bij een tussentijdse vacature in dezelfde vergadering als hij wordt toegelaten worden beëdigd. Bij verkiezingen kan dit uiteraard niet en vindt beëdiging plaats in de eerste vergadering waarin het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling vergadert.

 

Artikel 6

In het reglement is een procedure opgenomen voor de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur. Op grond van het Reglement voor het Waterschap Groot Salland, bepaalt het algemeen bestuur de omvang van het dagelijks bestuur, met een minimum van twee en een maximum van vier, exclusief de voorzitter. Dat besluit moet eerst worden genomen, alvorens tot verkiezing wordt overgegaan. Indien er meer kandidaten zijn dan vacatures, wordt er gestemd. Daarbij wordt eerst gestemd over een vertegenwoordiger van de geborgde zetels. Reden hiervoor is dat is voorgeschreven dat tenminste één zetel aan deze gezamenlijke categorieën toekomt. Indien er vanuit de geborgde zetels meer kandidaten zijn, kan de kandidaat die in de eerste ronde niet is verkozen zich kandidaat stellen voor de resterende DB-zetels.

Het zesde lid van dit artikel voorziet in een procedure voor de benoeming van DB-leden die geen lid zijn van het AB. De wetgeving geeft deze mogelijkheid voor het geval er geen (geschikte) kandidaten aanwezig zijn binnen het AB. Deze DB-leden worden geen lid van het algemeen bestuur, maar moeten uiteraard wel voldoen aan de eisen die worden gesteld aan toelating.

 

Artikel 7

De Waterschapswet kent het begrip 'fractie' niet, maar spreekt in artikel 14 over 'categorieën van belanghebbenden'. In dit reglement is aangesloten bij de terminologie die gebruikelijk is in de algemene democratie.

Het lid/de leden die op dezelfde lijst zijn verkozen, worden beschouwd als één fractie, evenals de leden die zijn benoemd door LTO, respectievelijk Kamer van Koophandel, respectievelijk Het Bosschap.

De aanwijzing van een fractievoorzitter is wenselijk uit praktisch oogpunt en ook nodig vanwege de bepalingen in artikel 6, 3e lid.

De leden van het bestuur zijn benoemd op persoonlijke titel. Een gekozen bestuurslid kan tussentijds veranderen van fractie of zelfstandig een nieuwe fractie vormen. Dit geldt niet voor de benoemde bestuursleden omdat het aantal zetels voor ongebouwd, bedrijfsgebouwd en natuur reglementair zijn vastgesteld. Een wijziging binnen een fractie, zonder dat er een nieuwe bestuurder wordt aangesteld, wordt door de persoon/personen die dit aangaat gemeld bij de voorzitter. De nieuwe situatie is van kracht met ingang van de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur na de wijziging.

Voor de toetreding van een nieuw bestuurslid binnen een fractie gelden de regels van de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit en artikel 5 van dit reglement.

 

Artikel 9

Toezending van stukken gebeurt in beginsel digitaal. Bij geheime stukken als bedoeld in artikel 37 Waterschapswet kan er voor worden gekozen deze niet te verspreiden maar alleen op het waterschapskantoor ter inzage te leggen. Ook als geheime stukken worden toegezonden, zijn hierop de bepalingen ten aanzien van geheimhouding (zie ook artikel 39 van dit reglement) van kracht.

 

Artikel 10

Bij uitzondering kunnen stukken niet worden meegezonden, maar ten kantore ter inzage worden gelegd. Hiervoor kan worden gekozen bij stukken die vanwege de omvang of formaat lastig langs de reguliere weg kunnen worden toegezonden.

Ook vertrouwelijkheid van stukken kan een reden zijn om stukken niet toe te zenden maar ter inzage te leggen. In dat laatste geval is het derde lid van toepassing.

Artikel 12

Vervallen

 

Artikel 13

Voor de vergadering moet het vereiste quorum van minimaal de helft plus één aanwezig zijn. Wanneer dat niet het geval is, kan de vergadering niet worden geopend. Ingevolge artikel 38b, tweede lid onder b van de Waterschapswet kan in zo'n geval in een volgende vergadering besluitvorming plaatsvinden zonder quorum. Deze vergadering kan uiteraard niet op dezelfde dag worden belegd, maar het ligt voor de hand dat voorzitter in zo'n geval binnen afzienbare tijd een nieuwe vergadering belegt

 

Artikel 15

Ingekomen stukken zijn in ieder geval alle schriftelijke of digitale documenten die zijn geadresseerd aan het algemeen bestuur. Stukken waarvan niet duidelijk is aan welk bestuur deze zijn gericht, worden afgedaan door het dagelijks bestuur, tenzij het dagelijks bestuur besluit deze voor te leggen aan het algemeen bestuur.

 

Artikel 24

Stemming vindt alleen plaats indien de voorzitter of tenminste één lid daarom verzoekt. Ook zonder stemming hebben leden het recht een stemverklaring af te leggen of aantekening te vragen dat zij geacht worden tegen te hebben gestemd.

In geval van hoofdelijke stemming moeten alle leden hun stem uitbrengen, tenzij zich op grond van artikel 38a Waterschapswet van stemming moeten onthouden. Een lid van het algemeen bestuur dient in zijn vertegenwoordigende rol duidelijk te zijn voor de burger en kan zich dus niet zonder reden van stemming onthouden.

 

Artikel 26

Stemming over personen geschiedt altijd schriftelijk. Een aanbeveling betreft een voor het algemeen bestuur vrije stemming. Het algemeen bestuur mag afwijken en een andere dan het aanbevolen lid toevoegen aan het stembriefje. In geval van voordracht is de stemming beperkt tot de voorgestelde kandidaten en kan het algemeen bestuur door middel van de toevoeging 'voor' of 'tegen' achter de kandidaat zijn stem uitbrengen. Toevoegen van een andere kandidaat leidt in dat geval tot een niet behoorlijk ingevuld stembriefje.

Artikel 38a, derde lid van de Waterschapswet bepaalt wanneer een lid zich moet onthouden van stemming omdat een benoeming hem persoonlijk aangaat. Hiervan is sprake wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door voordracht of stemming is beperkt. In het geval van de verkiezing van leden van het dagelijks bestuur is er dus geen sprake van een aanbeveling, en is de stemming niet beperkt. Een kandidaat DB-lid mag dus stemmen over zijn eigen kandidatuur voor het DB.

 

Artikel 28

Het begrip amendement is gedefinieerd in artikel 1. Door het recht van amendement kan het algemeen bestuur inhoud geven aan zijn sturende en regelgevende bevoegdheden. Het indienen van een amendement gebeurt in beginsel schriftelijk, wat onverlet laat dat ook mondeling aanpassingen voorgesteld kunnen worden. Dit betreft dan veelal kleinere

tekstsuggesties die zich naar hun aard eenvoudig mondeling laten behandelen.

 

Artikel 29

Een motie is, anders dan het (sub)amendement zoals geregeld in artikel 28, niet direct gericht op rechtsgevolg. Het dagelijks bestuur kan een motie naast zich neerleggen. Een

motie kan een beladen karakter hebben draagvlak is dus gewenst. Er is voor gekozen al

bij het indienen blijk te geven van enig draagvlak. Daarom geldt voor het indienen van een

motie als 'drempel' dat deze moet worden ondersteund door tenminste twee andere leden. Aangezien bestuursleden op persoonlijke titel zitting hebben in het algemeen bestuur, mogen dit leden zijn uit dezelfde fractie.

 

Artikel 30

Over het voorstel van een orde beslist het algemeen bestuur onmiddellijk. Bij het staken

van de stemmen is het voorstel niet aangenomen.

 

Artikel 33

Dit artikel is een uitwerking van artikel 97, 2e lid en 89, 2e lid van de Waterschapswet waarin de inlichtingenplicht van de voorzitter respectievelijk het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur is geregeld. Dit betreft het recht van interpellatie.

 

Artikel 34

De voorzitter, secretaris of leden van dagelijks of algemeen bestuur die door het algemeen bestuur zijn benoemd in het bestuur van een openbaar lichaam of gemeenschappelijke regeling, zijn in dat bestuur (ook) vertegenwoordiger van het waterschap. Over hun functioneren zijn zij verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur. Dit artikel biedt deze mogelijkheid. Ook andere rechtsvormen zoals bijvoorbeeld stichtingen of NV's waarin het algemeen bestuur leden heeft benoemd vallen onder dit artikel

 

Artikel 35 tot en met 39

Wat in deze artikelen geldt voor de leden is onverkort van toepassing op fractievolgers.

Wanneer geheimhouding

Uitgangspunt in Nederland is openbaarheid van overheidsinformatie. Informatie geheim houden is alleen mogelijk als er in de wet omschreven belangen aan de orde zijn. Die belangen zijn opgesomd in artikel 10 Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Het gaat dan bijvoorbeeld over economische of financiële belangen van het waterschap of de privacy van derden. Als een bestuursorgaan tot geheimhouding wil overgaan met het belang van openbaarheid worden afgewogen tegen de in artikel 10 WOB genoemde belangen.

Hoe wordt geheimhouding opgelegd?

Geheimhouding kan op verschillende manieren worden opgelegd. In alle gevallen geldt dat, indien stukken geheim zijn, dit zo mogelijk uitdrukkelijk op de stukken wordt vermeld.

In de Gedragscode van het waterschap is in algemene zin geregeld dat politieke ambtsdragers en fractievolgers informatie die geheim of vertrouwelijk is, niet verstrekken aan derden. Omdat fractievolgers de gedragscode ondertekenen, gelden voor hen op dit punt dezelfde rechten en plichten als leden van het algemeen bestuur.

In de Waterschapswet zijn diverse situaties geregeld:

Besloten vergaderingen (artikel 37 Waterschapswet, lid 1)

Als het algemeen bestuur een besloten vergadering heeft, wil dat niet automatisch zeggen dat de stukken en het verhandelde geheim zijn. Daarover moet het algemeen bestuur in de betreffende vergadering een besluit nemen. Alle aanwezigen of personen die op een andere manier kennis nemen van de informatie zijn gehouden aan die geheimhouding. De geheimhouding geldt zolang het AB die niet opheft. De bepalingen uit het 1e lid van artikel 37 Waterschapswet zijn overgenomen in hoofdstuk 6 van dit reglement.

Stukken die aan het algemeen bestuur worden overlegd (artikel 37 Waterschapswet lid 2, 3 en 4)

Als stukken aan het algemeen bestuur of leden van het bestuur worden overleg, dan kan de verstrekker van dat stuk (DB, voorzitter, commissie) bepalen dat de betreffende informatie geheim is.

Op de eerstvolgende vergadering van het AB moet die geheimhouding worden bekrachtigd, anders vervalt de geheimhouding. Dit geldt voor alle (geheime) stukken die het bestuur toezendt aan het algemeen bestuur ten behoeve van openbare vergaderingen, themabijeenkomsten, commissievergaderingen en voor tussentijdse mededelingen. De bepalingen uit het 2e, 3e en 4e lid van artikel 37 Waterschapswet zijn overgenomen in hoofdstuk 6a van dit reglement.

Consequenties schenden geheimhouding

Naar buiten brengen dat er gesproken is over een bepaald onderwerp leidt niet tot schending van de geheimhouding. Openbaar maken van de inhoud van gegevens of het besprokene wel. Het schenden van opgelegde geheimhouding is strafbaar volgens artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht.

 

Artikel 40

Inspraak op de besluitenlijst is niet toegestaan. Inspraak op de ingekomen stukken is wel mogelijk omdat dit een mogelijkheid is voor burgers om een stuk op de agenda te krijgen bij het algemeen bestuur. Nadat een inspreker zijn betoog heeft afgerond, stelt de voorzitter de vergadering in de gelegenheid vragen te stellen aan de inspreker, met de bedoeling om eventuele onduidelijkheden toegelicht te krijgen. Er is geen mogelijkheid om

met de inspreker in discussie te gaan.