Overheidsorganisatie | Gemeente Veghel |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2015 |
Citeertitel | Verordening hondenbelasting 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 226
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-12-2014 | Nieuwe regeling | 04-12-2014 GVOP, 17-12-2014 | 60132 |
De raad van de gemeente Veghel;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014
gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
vast te stellen de ‘
Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2015’
(Verordening hondenbelasting 2015).
Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven terzake van het houden van een hond binnen de gemeente.
1. Belastingplichtig is de houder van een hond.
2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft tenzij blijkt dat een ander de houder is.
3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.
1. In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dienre.
2. De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:
a. die uitsluitend zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;
b. die bij een daarvoor bestemde stichting, vereniging of bedrijf geregistreerd staan en als assistentiehond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;
c. die bij een daarvoor bestemde stichting, vereniging of bedrijf geregistreerd staan en als assistentiehond, in opleiding waarbij de belastingplichtige het uitsluitend doel heeft, een in bruikleen gekregen hond, op te leiden voor mensen met een lichamelijke, visuele of auditieve handicap;
d. die verblijven in een hondenasiel;
e. die gehouden worden door ambtenaren van politie, ter verrichting van opsporingsdiensten, mits de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Politiehondenvereniging;
f. die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting alsbedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;
g. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.
De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.
De belasting bedraagt per belastingjaar:
voor een eerste hond €47,95 (€47,25)
voor iedere hond boven het aantal van één €70,65 (€69,60)
In afwijking van de voorafgaande leden bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennelsdie zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland en gehouden door een houder met een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming, € 209,75 (€206,65)
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.
4. Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.
De aanslag(en) moet(en) worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
Het bedrag inzake een bestuurlijke boete moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand, die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
In afwijking van het eerste en tweede lid moeten, indien een machtiging voor automatische incasso is afgegeven en zolang de verschuldigde bedragen via automatische incasso kunnen wordenafgeschreven, de aanslag(en) en bestuurlijke boete(s) worden betaald in tien gelijke maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die van de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijnen telkens een maand later.
In afwijking van het derde lid is betaling via automatische incasso alleen mogelijk voor zover het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen en bestuurlijke boetes minder is dan € 3.000,00.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Het Dagelijks Bestuur van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.
1. De ‘Verordening hondenbelasting 2014’, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening hondenbelasting 2015’.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 4 december 2014
De raad voornoemd.
De griffier, De voorzitter,
Dr. W.J. Oosten mr. I.R. Adema.