Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veghel

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Veghel 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veghel
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Veghel 2015
CiteertitelVerordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Veghel 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:4, 6:2, 6:12 en 6:20

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Nieuwe regeling

04-12-2014

GVOP, 10 december 2014

56309

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Veghel 2015

De raad van de gemeente Veghel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2014;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 100 van de Wet op de expertisecentra;

gelet op de artikelen 4:4, 6:2, 6:12 en 6:20 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

overwegende dat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in de huisvesting voor de scholen voor (speciaal) basisonderwijs en de scholen voor het (voortgezet) speciaal onderwijs bij verordening te regelen;

gelet op het gestelde in de beleidsnota “Herijking onderwijshuisvestingsbeleid 2012 gemeente Veghel” d.d. 08 november 2012;

gelezen het verslag van het op 3 oktober 2014 gevoerde op overeenstemming gerichte overleg met de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de (speciale) scholen voor basisonderwijs en de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs in de gemeente;

dat een dergelijk overleg met het bevoegd gezag van de scholen voor voortgezet onderwijs achterwege kan blijven gelet op de met haar gesloten doordecentralisatie-overeenkomst;

gezien het advies van de commissie Publiek en Samenleving d.d. 20-11-2014;

b e s l u i t

  • 1.

    in te trekken de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Veghel zoals vastgesteld d.d. 03-03-2011;

  • 2.

    vast te stellen de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Veghel 2015.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening;

  • b. aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag indient; ;

  • c. a advies Onderwijsraad: een advies van de Onderwijsraad over de vaststelling van het programma in relatie tot de vrijheid van richting en inrichting, als bedoeld in artikel 95, negende lid van de Wet op het primair onderwijs en artikel 93, negende lid van de Wet op de expertisecentra;

  • d. bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

  • e. l lokaal bewegingsonderwijs: ruimte die geschikt is voor het bewegingsonderwijs;

  • f. minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • g. n nevenvestiging: deel van een school dat door de minister op grond van artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs of de artikelen 76a of 76b van de Wet op de expertisecentra voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • h. overzicht: het overzicht als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 94 van de Wet op de expertisecentra;

  • i. permanent gebouw: ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 40 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • j. programma: het programma als bedoeld in artikel 95 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 93 van de Wet op de expertisecentra;

  • k. school: school voor basisonderwijs en school voor (voortgezet) speciaal onderwijs;

  • - school voor basisonderwijs:

    een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

  • - school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

    een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra;

  • l. t tijdelijk gebouw: al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 15 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren:

  • - noodlokaal:

    verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • - schoolwoning:

    gebouw dat door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen voor ten minste 40 jaren als volwaardige huisvesting voor bewoning kan functioneren maar dat door een specifieke gebouwelijke aanpassing eerst dienst doet als een voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening voor het onderwijs;

  • - semi-permanent gebouw:

    een huisvestingsvoorziening die qua aard en constructie het midden houdt tussen een permanent gebouw en een noodlokaal. Ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 15 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren, doch die als gevolg van de gekozen ondergrond c.q. vloer van het gebouw niet dan wel moeilijker verplaatsbaar is. Het semi-permanente gebouw kan worden aangebouwd aan een bestaand permanent schoolgebouw;

  • m. verhuur: het gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;

  • n. voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, minimaal 10 jaar noodzakelijk is;

  • o. voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening in de huisvesting die, volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II van deze verordening, maximaal 10 jaar noodzakelijk is;

  • p. voorziening: een van de voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van deze verdening;

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

  • Bij de toepassing van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:

  • a. de voor blijvend of voor tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:

  • nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw ter gehele of gedeeltelijke vervanging van een gebouw waarin een school is gehuisvest, al dan niet op dezelfde locatie;

  • 2° uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

  • het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor de huisvesting van een school;

  • verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen voor de huisvesting van een school;

  • terrein, voor zover nodig, voor de realisering van een voorziening als bedoeld in 1° tot en met 4°;

  • inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;

  • inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;

  • medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of medegebruik van een lokaal bewegingsonderwijs.

  • b. herstel van een constructiefout bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet  zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;

  • c. h herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket  of meubilair ingeval van bijzondere omstanigheden.

Artikel 3 Vaststelling vergoeding voorzieningen

  • 1. Voor de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a onder 6°, 7° en 8° (voor wat betreft medegebruik van een lokaal bewegingsonderwijs) wordt de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de in bijlage IV, deel B, opgenomen normvergoedingsbedragen.

  • 2. Voor andere voorzieningen als bedoeld in het eerste lid wordt de vergoeding vastgesteld op basis van de feitelijke kosten, met inachtneming van het bepaalde in bijlage IV, deel C..

Artikel 4 Informatieverstrekking

  • 1. Het bevoegd gezag verstrekt aan het college alle gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen aan de gegevensverstrekking.

Hoofdstuk 2 Programma en overzicht

Paragraaf 2.1 Aanvragen programma

Artikel 5 Indiening aanvraag
  • 1. Een aanvraag om opname van een voorziening op het programma wordt vóór 1 januari van het jaar van vaststelling van het betreffende programma door het bevoegd gezag ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. A Aanvragen ingediend na de datum als genoemd in het eerste lid, neemt het college niet in behandeling. Het college heeft de mogelijkheid hier per afzonderlijke aanvraag van af te wijken, nadat hierover voorafgaand in het overleg, als bedoeld in artikel 9, volledige instemming is bereikt.

Artikel 6 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag
  • 1. De aanvraag vermeldt in ieder geval:

  • a. a de naam en het adres van de aanvrager;

  • b. b de dagtekening;

  • c. de naam van de school en, voor zover van toepassing, het gebouw waarvoor de voorziening is bestemd;

  • d. d de voorziening die wordt aangevraagd;

  • e. e de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de g bestaande uit:ewenste voorziening,

  • een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school, als het betreft een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1° tot en met 5° en 8º, die is opgesteld conform de in bijlage II omschreven vereisten, tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van een school voor basisonderwijs, een actuele prognose is opgesteld, welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven;

  • als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw, als bedoeld in artikel 2, onderdeel a onder 1°  of herstel van een constructiefout, als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage, die  voldoet aan de eisen NEN 2767, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld. Voor de rapportage wordt gebruik gemaakt van het door het college vastgestelde formulier ‘bouwkundige rapportage'.

  • een begroting van de noodzakelijke kosten gemoeid met de uitvoering van de voorziening, indien de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarop het gestelde in artikel 3, tweede lid, van toepassing is;

  • f. f de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening;

  • g. de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd, indien het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel a onder 1° tot en met 5°;

  • 2. Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte van het ontbr gegevens, als bedoeld in het eerste of tweede lid. De aanvrager wordt tot 15 maart in de gelegenheid gesteld de ontbrekende gegevens aan te vullen. Indien de vereiste gegevens niet voor 15 maart zijn verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.eken van

  • 3. Als een door het college in behandeling genomen aanvraag mede is gebaseerd op he leerlingen van de betrokken school op de wettelijke teldatum van 1 oktober van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal voor 15 oktober te registreren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na de datum van de ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.t aantal

Artikel 7 Opgave ingediende aanvragen

Het college verstrekt aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de ingevolge artikel 5 ingediende aanvragen en geeft daarbij aan welke aanvraag of aanvragen niet in behandeling worden genomen.

Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststelling programma en overzicht

Artikel 8 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting
  • 1. Het college of een aanvrager kan verzoeken een aanvraag nader toe te lichten.

  • 2. Het college treedt in overleg met de aanvrager, indien de aanvraag een voorziening betreft waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op basis van de feitelijke kosten en het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde kostenbegroting moet worden aangepast.

  • 3. Het college vermeldt in het voorstel tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht als bedoeld in paragraaf 2.3:

  • a. a de hoogte van het geraamde bedrag, waarvan voor de aang wordt uitgegaan,evraagde voorziening

  • b. b als dit van toepassing is, de redenen waarom in het overleg ge bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag.e overeenstemming is

Artikel 9 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad
  • 1. Voordat het college het programma en overzicht vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.

  • 2. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk in kennis gesteld van het tijdstip van het overleg en de voorgenomen inhoud van het voorstel.

  • 3. D De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg als bedoeld in het eerste lid, kunnen vóór de in het tweede lid bedoelde datum hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg van deze zienswijzen in kennis.

  • 4. Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen. Het verslag wordt na het overleg zo spoedig mogelijk toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.

  • 5. Een bevoegd gezag en het college kunnen de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over de voorgenomen inhoud van het programma. Het verzoek bevat een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies dient betrekking te hebben op de  relatie tussen de voorgenomen inhoud van het programma en  de vrijheid van richting en de vrijheid van inrichting. Het verzoek wordt ingebracht tijdens het overleg als bedoeld in het eerste lid.

  • 6. De bevoegde gezagsorganen en het college worden tijdens het overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen over het verzoek om advies van de Onderwijsraad. Het schriftelijke verzoek om advies en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag van het overleg als bedoeld in het vierde lid.

  • 7. Het college is belast met het indienen van een verzoek om advies bij de Onderw Het college zorgt ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken ontvangt die nodig zijn voor de beoordeling van het verzoek, waaronder het verslag van het overleg, als bedoeld in het vierde lid.ijsraad.

  • 8. Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Indien het geheel of gedeeltelijk opvolgen van het advies van de Onderwijsraad zou leiden tot een of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma, dan worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij de toezending van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg.

    In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij de toezending van het afschrift van het advies van de Onderwijsraad.

  • 9. Het nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt plaats binnen twee weken nadat het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen is gezonden. Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag als bedoeld in het vierde lid.

Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

Artikel 10 Tijdstip vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht
  • 1. Het college stelt het bekostigingsplafond vast voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Dit bekostigingsplafond kan worden gesplitst in afzonderlijke bedragen naar onderwijssoort of per voorziening.

  • 2. Het programma en het overzicht worden vastgesteld op uiterlijk 31 december voorafgaande aan het jaar waarop het programma betrekkin heeft.

Artikel 11 Bekendmaking besluiten vaststelling bekostigingsplafond, programma en  overzicht
  • 1. De besluiten tot vaststelling van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college binnen twee weken na de datum waarop het besluit is genomen bekend gemaakt door het toezenden of uitreiken van de besluiten aan de aanvragers. Tegelijkertijd met de bekendmaking doet het college schriftelijk mededeling over de besluiten aan de overige bevoegde gezagsorganen.

  • 2. De besluiten als bedoeld in het eerste lid worden tegelijkertijd met de bekendmaking ter inzage gelegd.

Paragraaf 2.4 Uitvoering programma

Artikel 12 Overleg wijze van uitvoering
  • 1. Binnen vier weken na vaststelling van het programma treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor de uitvoering van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:

  • a. het bouwheerschap als bedoeld in artikel 103 van de  Wet op het primair onderwijs en artikel 101 van de Wet op de Expertisecentra;

  • b. b het tijdstip van indiening van het bouwplan en de begroting door de aanvrager;

  • c. als dit van toepassing is, een andere wijze waarop de toegekende voorziening wordt uitgevoerd, met inachtneming van het beschikbaar te stellen bedrag;

  • d. de wijze waarop het college het bouwplan en de begroting toetst, en of het naar het oordeel van het college noodzakelijk is bij het toetsen van het bouwplan en de begroting rekening te houden met feiten en omstandigheden die gewijzigd zijn ten opzichte van het moment waarop het programma is vastgesteld, waardoor het eerder genomen besluit kan worden herzien;

  • e. de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van de beschikbaar te stellen middelen;

  • f. de wijze waarop de aanbesteding plaatsvindt. Hiervoor gelden de regels zoals opgenomen in bijlage IV.

  • 2. De inhoud van de afspraken of de constatering dat het overleg niet tot overeenstemmingeleid, legt het college schriftelijk vast in een verslag. Het college brengt het verslag binnen vier weken na het overleg ter kennis van de aanvrager. Als de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt er, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt.g heeft

  • 3. Als toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 14, tweede lid neemt het college binnen vier weken nadat de overeenstemming is bereikt, een beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging aanvangt. Het bepaalde in artikel 15 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Als in het overleg geen overeenstemming is bereikt, deelt het college dit binnen vier weken nadat het verslag is vastgesteld, schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt aangegeven dat de bekostiging van de uitvoering van de voorziening geen aanvang neemt dan wel wordt opgeschort.

Artikel 13 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes
  • 1. Nadat de overeenstemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid is bereikt, dient het bevoegd gezag, het bouwplan en, als de voorziening wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten, de bijbehorende begroting in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarmee rekening met de hierover gemaakte afspraken, als bedoeld in artikel 12, eerste lid. Gelijktijdig vermeldt het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht kan worden verleend.

  • 2. Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van de stukken over de instemmde bouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging aanvangt. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Het college deelt de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging aanvangt, binnen twee weken na de datum van de beslissing schriftelijk mee aan de aanvrager.ing met

  • 3. Nadat het college met het bouwplan van een voorziening als bedoeld in artikel 3, tweede lid heeft ingestemd, overlegt de aanvrager met inachtneming van de hierover gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 12, tweede lid, aan het college de aan de aanvrager uitgebrachte offertes voor de uitvoering van de voorHet college beslist binnen vier weken na ontvangst van de offertes over het bedrag dat definitief beschikbaar wordt gesteld voor de uitvoering van de voorziening en over het tijdstip waarop de bekostiging aanvangt. De aanvrager wordt binnen twee weken na de datum van deze beslissing hiervan schriftelijk in kennis gesteld.ziening.

  • 4. De vergoeding op basis van de feitelijke kosten wordt vastgesteld op basis van de economisch meest voordelige aanbieding (EMVI).

Artikel 14 Aanvang bekostiging

Het college kan bij de beslissing  over het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, bepalen dat de beschikbaarstelling van de gelden in termijnen plaatsvindt.

De beschikbaarstelling van de gelden geschiedt dan telkens op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen voortkomend uit de realisering van de op het programma geplaatste voorziening.

Artikel 15 Vervallen aanspraak op bekostiging
  • 1. Vóór 1 oktober van het jaar waarop het programma betrekking heeft geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij voor 15 oktober een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde:

  • a. bouwopdrachten en overeenkomsten zijn onherroepelijk;

  • b. bouwopdrachten vermelden de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd;

  • c. huur- of erfpachtovereenkomsten vermelden de datum van inwerkingtreding, alsmede de duur van de overeenkomst;

  • d. koopovereenkomsten vermelden de datum van aankoop.

  • 3. De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de termijn als bedoeld in het eerste lid, veroorzaakt wordt door:

  • a. bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en

  • b. de aanvrager vóór 1 september een schriftelijk gemotiveerd verzoek tot verlenging van de termijn, als bedoeld in het eerste lid, bij het college heeft ingediend.

  • 4. Het college beslist vóór 15 september op het verzoek tot verlenging van de termijn. Indien het verzoek wordt ingewilligd, wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn als bedoeld in het eerste lid wordt verlengd.

Hoofdstuk 3 Aanvragen met spoedeisend karakter

Paragraaf 3.1 Aanvraag

Artikel 16 Indiening aanvraag

Een aanvraag tot bekostiging van een voorziening in de huisvesting die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden wordt, binnen 1 maand na het ontstaan van de calamiteit, worden ingediend bij het college. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 17 Inhoud aanvraag
  • 1. De aanvraag als bedoeld in artikel 16  vermeldt naast de gegevens zoals vermeld in artikel 6, eerste lid, de omstandigheden waarom de voorziening spoedeisend wordt geacht.

  • 2. Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens twee weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt neemt het college de aanvraag niet in behandeling.

Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit

Artikel 18 Tijdstip beslissing
  • 1. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag of binnen twaalf weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt.

  • 2. Als een beschikking niet binnen twaalf weken kan worden gegeven, stelt het college de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3. Binnen twee weken na de datum van de beslissing wordt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis gesteld door hetcollege.

Artikel 19 Inhoud beslissing
  • 1. De aangevraagde voorziening wordt toegewezen, indien het college heeft vastgesteld dat het treffen van de voorziening, gelet op de voortgang van het onderwijs, geen uitstel kan lijden en geen van de in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra opgenomen weigeringsgronden van toepassing is.

    Bij deze vaststelling past het college de regels toe met betrekking tot:

  • a. a de beoordelingscriteria als bedoeld in bijlage I;

  • b. b de prognosecriteria als bedoeld in bijlage II;

  • c. c de criteria voor het vaststellen van de capaciteit, ruimtebeh ruimtebehoefte als bedoeld in bijlage III.oefte en aanvullende

  • 2. D De beslissing van het college kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere dan de gevraagde voorziening omvatten.

  • 3. Ten aanzien van de toegekende voorziening wordt, voor zover van toepassing, door het college aangegeven:

  • a. het genormeerde bedrag dat ingevolge artikel 3, eerste lid voor de betreffende voorziening beschikbaar wordt gesteld;

  • b. het geraamde bedrag dat ingevolge artikel 3, tweede lid, voor de betreffende voorziening beschikbaar wordt gesteld.

  • 4. Bij de beschikking stelt het college vast voor welke datum een bouwopdracht moet zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst moet zijn gesloten, en voor welke datum een afschrift daarvan aan het college moet zijn toegezonden.

    Binnen drie maanden na de datum van de beschikking door het college moet een bouwopdracht zijn verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst zijn gesloten.

Artikel 20 Uitvoering beslissing

Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel19, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treedt het college zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze waarop de voorziening wordt uitgevoerd. Het bepaalde in de artikelen 12, 13, 14 en 15, tweede t/m vierde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de termijn, als bedoeld in artikel 13, tweede lid, eerste volzin, een termijn van drie weken geldt.

Artikel 21 Vervallen aanspraak bekostiging
  • 1. Indien aanvrager niet voor de in artikel 19, vierde lid bedoelde tijdstippen een bouwopdracht heeft verleend, dan wel een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst heeft gesloten en een afschrift daarvan heeft gezonden aan het college, vervalt de aanspraak op bekostiging. Ten aanzien van de inhoud van een bouwopdracht, dan wel koop-, huur- of erfpachtovereenkomst is het bepaalde in artikel 15, tweede lid van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanspraak op bekostiging vervalt niet, indien de overschrijding van de datum veroorzaakt wordt door:

  • a. bijzondere omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en

  • b. de aanvrager uiterlijk vier weken voor het verstrijken van deze datum een schriftelijk gemotiveerd verzoek heeft ingediend bij het college tot verlenging van de termijn.

  • 3. Dit verzoek schort het vervallen van de aanspraak op bekostiging op totdat het college op het verzoek beslist. Indien het college het verzoek inwilligt, noemt het college een nieuwe datum waarop de aanspraak op bekostiging vervalt. Indien het college het verzoek afwijst, geldt de datum van beslissing op het verzoek als vervaldatum, met dien verstande dat deze datum niet voor de oorspronkelijke vervaldatum kan vallen.

Hoofdstuk 4 Medegebruik en verhuur

Paragraaf 4.1 Medegebruik ten behoeve van onderwijs of educatie

Artikel 22 Aanduiding omstandigheden
  • 1. Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein, indien:

  • a. door medegebruik aan de behoefte van huisvesting kan worden voorzien van een school waarbij overeenkomstig bijlage III, deel C een aanvullende ruimtebehoefte is vastgesteld en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in artikelen 5 of 16 heeft ingediend;

  • b. er sprake is van een tekort aan huisvestingscapaciteit bij een andere school of een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs, vastgesteld aan de hand van de voor die school of instelling gangbare berekeningswijze;

  • c. er sprake is van leegstand in een lesgebouw van een school, met uitzondering van een school voor voortgezet onderwijs;

  • d. er sprake is van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs van ee school.

Artikel 23 Omschrijving leegstand
  • 1. Er is sprake van leegstand in een  schoolgebouw als overeenkomstig bijlage III, deel C, is vastgesteld dat de vastgestelde capaciteit van het gebouw groter is dan de vastgestelde ruimtebehoefte.

  • 2. Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs  als het lokaal wordt gebruikt door een of meer (speciale) scholen voor basisonderwijs of voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de som van het aantal klokuren gebruik dat door het college is vastgesteld minder is dan 40 klokuren.

Artikel 24 Nalaten vordering
  • 1.

    Het college gaat niet over tot vordering ten behoeve van medegebruik indien het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik dient plaats te vinden in gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen ten behoeve van het onderwijs aan die school of scholen.

  • 2.

    Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien het gebruik van die andere school of scholen kan plaatsvinden in de aan die scholen al ter beschikking staande huisvestingscapaciteit.

Artikel 25 Overleg en mededeling
  • 1. Voordat het college overgaat tot vordering in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 5,, voert het college daarover overleg met de betrokken bevoegde gezagsorganen. Dit overleg maakt deel uit van het overleg als bedoeld in artikel 9.

  • 2. Voordat het college overgaat tot vordering in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 16, voert het college daarover zo spoedig mogelijk overleg met de betrokken bevoegde gezagsorganen.

  • 3. Binnen vier weken na de vaststelling van het programma, of binnen 1 week na het overleg, als bedoeld in het vorige lid, doet het college schriftelijk mededeling van de vordering aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt.

  • 4. De schriftelijke mededeling van het college als bedoeld in het vorige lid, bevat in ieder geval:

  • a. a de naam van de school en het bevoegd gezag waarvoor wordt gevorderd;

  • b. een aanduiding van het aantal leerlingen waarvoor gevorderd wordt of, indien het betreft het bewegingsonderwijs, het aantal klokuren dat gevorderd wordt;

  • c. c een aanduiding van het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;

  • d. d een aanduiding van het aantal vierkante meters bruto vloeropp ruimten dat gevorderd wordt;ervlakte en het type

  • e. e de periode waarvoor gevorderd wordt, en

  • f. de ingangsdatum van het medegebruik.

Artikel 26 Vergoeding

De betrokken bevoegde gezagsorganen  stellen in onderling overleg een vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat deze vergoeding kostendekkend dient te zijn.

Paragraaf 4.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden

Artikel 27 Aanduiding omstandigheden

Het college kan overgaan tot vordering indien er sprake is van leegstand van een lesgebouw of een lokaal bewegingsonderwijs zoals bedoeld in artikel23.

Artikel 28 Overleg en mededeling
  • 1. Alvorens over te gaan tot vordering voert het college overleg met het bevoegd gezag.

  • 2. In dat overleg komt in ieder geval aan de orde:

  • a. a voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;

  • b. of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;

  • c. welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;

  • d. wat naar de mening van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is.

  • e. e de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs een aanvang kan nemen.

  • 3. Binnen vier weken na afloop van het overleg, als bedoeld in het eerste lid, doet het college schriftelijk mededeling van de vordering tot medegebruik aan het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, bevat de mededeling in ieder geval deze afspraken. Als het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, dan bevat de mededeling de beslissing van het college over deze punten.

Paragraaf 4.3 Verhuur

Artikel 29 Verzoek toestemming college
  • 1. Het bevoegd gezag verzoekt het college schriftelijk om toestemming als bedoeld in artikel 108, eerste lid van de Wet op het primair onderwijs of, artikel 106, eerste lid van de Wet op de expertisecentra voordat een huurovereenkomst wordt gesloten.

  • 2. Het verzoek bevat een aanduiding van de huurder en van de bestemming van de te verhuren ruimte.

  • 3. Over het verzoek vindt overleg plaats tussen de gemeente en het bevoegd gezag.

  • 4. Het college verleent geen toestemming als:

  • a. de bestemming van de te verhuren ruimte in strijd is met bepalingen daaromtrent uit de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra;

  • b. b de te verhuren ruimte onmiddellijk nodig is voor een school.

  • 4. Het college kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

Hoofdstuk 5 Einde gebruik gebouwen en terreinen

Artikel 30 Staat van onderhoud

  • 1. Als het bevoegd gezag aan het college schriftelijk meldt dat een gebouw of terrein niet meer nodig is voor het huisvesten van een school, stelt het college vast of er mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein;

  • 2. Als het college vaststelt dat er sprake is  van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein  wordt voordat de eigendomsoverdracht, als bedoeld in artikel 110 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 108 van de Wet op de expertisecentra plaatsvindt een staat van onderhoud opgemaakt.

  • 3. De staat van onderhoud wordt na overleg met het bevoegd gezag opgemaakt in opdracht van het college.

  • 4. Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag.

  • 5. Als uit de staat van onderhoud blijkt dat er sprake is van achterstallig onderhoud wordt in het overleg vastgesteld welk deel hiervan voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt. Als het overleg niet tot overeenstemming leidt, stellen partijen vast welke handelwijze verder gevolgd wordt.

  • 6. Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege als dit naar het oordeel van het college niet nodig is.

Hoofdstuk 6 Gebruik lokaal bewegingsonderwijs door een (speciale) school voor basisonderwijs en een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs

Artikel 31 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit; inroosteren en gebruik

  • 1. Het college stelt jaarlijks voor 1 februari voorlopig vast het aantal klokuren bewegingsonderwijs waarop een (speciale) school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs in het daaropvolgende schooljaar aanspraak maakt.

  • 2. Grondslag voor het berekenen van het aantal klokuren is het aantal leerlingen dat op 1 oktober van het lopende schooljaar op de school staat ingeschreven.

  • 3. Een bevoegd gezag van een (speciale) school voor basisonderwijs of een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs verstrekt jaarlijks vóór 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs. Deze opgave bevat de volgende gegevens:

  • de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in aantal klokuren;

  • de aanduiding van het lokaal bewegingsonderwijs waarin het gebruik wordt gewenst;

  • 3° de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.

  • 4. Op basis van het aantal klokuren en de ingediende aanvragen stelt het college voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar een voorlopig rooster op voor het gebruik van de lokalen bewegingsonderwijs.

  • 5. Bij de vaststelling van het rooster, houdt het college rekening met de volgende uitgangspunten:

  • a. de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs, zoals bedoeld in bijlage I, deel B;

  • b. een school waarvan het bevoegd gezag eigenaar is van het lokaal bewegingsonderwijs wordt voor de school als eerste ingeroosterd voor het lokaal bewegingsonderwijs;

  • c. het bewegingsonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één lokaal bewegingsonderwijs, en

  • d. een efficiënte benutting van de bestaande capaciteit van de lokalen bewegingsonderwij

  • 6. Het college stelt het bevoegd gezag, nadat het rooster voorlopig is vastgesteld, voor 15 mei in kennis van het rooster. Hierbij worden per school de volgende gegevens vermeld:

  • a. het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd;

  • b. het lokaal bewegingsonderwijs dat voor het bewegingsonderwijs is toegewezen;

  • c. de lestijden gedurende welke het onderwijsgebruik plaatsvindt en

  • d. een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per lokaal bewegingsonderwijs wanneer het gebruik in meer dan één lokaal bewegingsonderwijs plaatsvindt

  • 7. De bevoegde gezagsorganen kunnen tot 1 juni reageren op het voorstel.

  • 8. Op verzoek van de bevoegde gezagsorganen kan het college een overleg over het voorstel plannen. Dit overleg vindt plaats voor 15 juni. In het overleg kunnen de vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen reageren op het voorstel.

  • 9. Het college stelt het rooster voor 1 juli definitief vast en houdt hierbij rekening met de reacties van de bevoegde gezagsorganen.

  • 10. Het definitieve rooster wordt voor 15 juli schriftelijk toegezonden aan de betreffende bevoegde gezagsorganen.

  • 11. Het bevoegd gezag kan het college verzoeken meer klokuren in te roosteren dan het aantal klokuren dat door het waarvoor de school voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.

  • 12. Het college neemt een verzoek als bedoeld in het vorige lid uitsluitend in behandeling als daarvoor nog capaciteit beschikbaar is. Het aantal klokuren dat door het college extra wordt ingeroosterd komt voor rekening van het bevoegd gezag van de school.

  • 13. In een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen beleidsregel worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze van bepaling van het aantal klokuren bewegingsonderwijs dat voor bekostiging in aanmerking komt en de hoogte van de vergoeding.

Hoofdstuk 7 Overgangs en slotbepalingen

Artikel 32 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 33 Indexering

Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV, deel A opgenomen systematiek van prijsbijstelling.

Artikel 34 Intrekken oude verordening

De Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Veghel zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 3 maart 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 35 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Veghel 2015.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 01-01-2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 04-12-2014.

De raad voornoemd.

De griffier,

dr. W.J. Oosten

De voorzitter,

mr. I.R. Adema