Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bussum

De verordening op de heffing en invordering van rechten begraafplaatsen 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bussum
Officiële naam regelingDe verordening op de heffing en invordering van rechten begraafplaatsen 2015
CiteertitelVerordening rechten begraafplaatsen 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De ingangsdatum van de heffing is 1 januari 2015. Deze verordening is goedgekeurd door het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 3 december 2014.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 226. lid 1 aanhef onderdelen a en b.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015nieuwe regeling. De Verordening rechten begraafplaatsen 2014 van 12 november 2013 is ingetrokken

13-11-2014

GVOP en BussumsNieuws: 17-12-2014

RV2014-057

Tekst van de regeling

VERORDENING RECHTEN BEGRAAFPLAATSEN 2015

De raad van de gemeente Bussum;

;gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Bussum

van 16 oktober 2014, nummer RV2014.057

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b van de Gemeentewet;

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invorderingvan rechten begraafplaatsen 2015.

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

 

Deze verordening verstaat onder:

1. begraafplaatsen:

a. de gemeentelijke begraafplaats van de gemeente Bussum aan de Nieuwe Hilversumseweg, kadastraal bekend gemeente Bussum, sectie C, nr 1182;

b. de op 1 januari 1974 door de gemeente Bussum overgenomen oude en nieuwe R.K. begraafplaats, beide gelegen aan de Nieuwe Hilversumseweg, kadastraal bekend gemeente Bussum, sectie E nr. 4251, respectievelijk sectie C nr. 1132, welke als afzonderlijke delen van de gemeentelijke begraafplaats van de gemeente Bussum wordt aangemerkt.

Artikel 2

 

Op basis van deze verordening worden rechten geheven voor het gebruik van de begraafplaatsen en voor het door de gemeente verlenen van diensten in verband met de begraafplaatsen.

 

 

Belastingplicht

 

Artikel 3

 

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

 

 

Maatstaf van heffing en belastingtarief

 

Artikel 4

 

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel;

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt;

 

 

Belastingjaar

 

Artikel 5

 

  • 1.

    Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar;

  • 2.

    Met betrekking tot de rechten genoemd in hoofdstuk 6.4 en 7 van de tarieventabel is het belastingtijdvak gelijk aan de periode waarvoor wordt afgekocht.

 

 

Wijze van heffing

 

Artikel 6

 

De rechten worden door middel van een aanslag geheven.

 

 

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar

tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

 

Artikel 7

 

  • 1.

    De onderhoudsrechten, als bedoeld in hoofdstuk 6.1, 6.2 en 6.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht;

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt zijn de rechten bedoeld in hoofdstuk 6.1, 6.2 en 6.3 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven;

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de rechten bedoeld in hoofdstuk 6.1, 6.2 en 6.3 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

 

 

Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

 

Artikel 8

 

De overige rechten genoemd in de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij de aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.

 

Termijnen van betaling

 

Artikel 9

 

  • 1.

    De aanslagen voor de onderhoudsrechten als bedoeld in hoofdstuk 6.1, 6.2 en 6.3 van de tarieventabel moeten worden betaald uiterlijk zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 80,-- doch minder is dan € 5.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Eventuele afrondingsverschillen moeten in de laatste termijn worden betaald.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de overige rechten genoemd in de tarieventabel worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden genoemde termijnen.

 

 

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Artikel 10

 

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rechten.

 

 

Overgangsrecht

 

Artikel 11

 

De ‘Verordening rechten begraafplaatsen 2014’ van 12 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 12, tweede lid opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

 

 

Inwerkingtreding

 

Artikel 12

 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

 

 

Citeertitel

 

Artikel 13

 

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rechten begraafplaatsen 2015’.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bussum, gehouden op 13 november 2014.

 

de griffier, de voorzitter,

TARIEVENTABEL 2015, BEHORENDE BIJ VERORDENING RECHTEN BEGRAAFPLAATSEN 2015

 

Nr. Omschrijving Tarief

 

 

HOOFDSTUK 1

Grafruimte

 

1.1. Voor het verlenen van het uitsluitend recht tot begraven c.q.

bijzetten van stoffelijke overschotten van overledenen van

twaalf jaar en ouder en/of urnen in een grafruimte gedurende

een tijdvak van dertig jaar wordt geheven (eigen graf) € 1.577,--

 

1.2. Voor het verlenen van het uitsluitend recht tot begraven c.q.

bijzetten van stoffelijke overschotten van overledenen tot

twaalf jaar en/of urnen in een grafruimte gedurende een

tijdvak van dertig jaar wordt geheven (eigen graf) € 930,--

 

1.3. Voor een grafruimte voor één stoffelijk overschot wordt

geheven (algemeen graf) € 183,--

 

1.4. Voor het verlenen van hulp, bij het uitzoeken/reserveren van een

eigen graf voordat de begrafenis of de bijzetting heeft

plaatsgevonden, wordt geheven €   63,--

 

 

HOOFDSTUK 2

Ruimte voor urnen

 

2.1. Voor het verlenen van het uitsluitend recht tot het bijzetten

van urnen in een eigen urnengraf gedurende een tijdvak

van twintig jaar wordt geheven € 518,--

 

2.2. Voor het verlenen van het uitsluitend recht tot het bijzetten

van urnen in een eigen urnennis gedurende een tijdvak

van twintig jaar wordt geheven € 442,--

 

2.3. Voor het verlenen van hulp, bij uitzoeken/reserveren van een eigen

urnengraf of een eigen urnennis voordat de bijzetting heeft

plaatsgevonden, wordt geheven €   63,--

 

 

HOOFDSTUK 3

Verlengen uitsluitend recht

 

In de gevallen dat gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid

tot het verlengen van het tijdvak voor het uitsluitend

recht van begraven genoemd in de onderdelen 1.1 en 1.2 of het

verlengen van het tijdvak voor het uitsluitend recht tot het

bijzetten van urnen genoemd in hoofdstuk 2, bedraagt het

verlengingstarief per tijdvak van tien jaar:

  • 1.

    50% van de bedragen genoemd in de onderdelen 1.1 en 1.2

  • 2.

    70 % van de bedragen genoemd in de onderdelen 2.1 en 2.2.

 

 

HOOFDSTUK 4

Begraven van een stoffelijk overschotc.q. bijzetten van

een asbus of urn c.q. verstrooien

 

 

4.1. begraven van een stoffelijk overschot 

 

4.1.1. Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een

overledene van twaalf jaar en ouder wordt geheven in een:

a. eigen graf € 1.474,--

b. algemeen graf € 896,--

 

4.1.2. Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een

overledene in de leeftijd van één tot twaalf jaar wordt

geheven in een:

a. eigen graf € 737,--

b. algemeen kindergraf € 448,--

 

4.1.3. Voor het begraven van een stoffelijk overschot van een

overledene beneden de leeftijd van één jaar en van een

levenloos geborene wordt geheven in een:

a. eigen graf € 368,--

b. algemeen kindergraf € 224,--

 

 

4.2. bijzetten van een asbus of urn

 

  • 1.

    Voor het bijzetten van een asbus of urn in

een eigen urnengraf wordt geheven € 328,--

 

  • 1.

    Voor het bijzetten van een asbus of urn in

een eigen urnennis wordt geheven € 328,--

 

 

4.3. verstrooien

 

  • 1.

    Voor het verstrooien van as (op het strooiveld) wordt

 per asbus geheven €    92,--

 

 

4.4. overige zaken

 

4.4.1. Indien de begraafplechtigheid (incl. aula gebruik)

langer dan één uur in beslag neemt, worden de bedragen

in de onderdelen 4.1.1 tot en met 4.3.1 verhoogd met € 40,40

voor elk kwartier of gedeelte daarvan dat uitgaat boven

het genoemde uur.

 

4.4.2. Indien de begraving, bijzetting c.q. verstrooiing plaatsvindt buiten

de gewone uren wordt - boven de onder 4.1.1. tot en met 4.4.1.

genoemde bedragen - een toeslag geheven als volgt:

- voor de maandag tot en met zaterdag 25%

- voor de zon- en feestdagen 100%.

 

 

HOOFDSTUK 5

Vergunningen

5.1. voor het afgeven van een vergunning tot het inrichten van

een grafkelder wordt geheven € 831,--

5.2. voor het afgeven van een vergunning tot het aanbrengen

van enige vorm van (graf)bedekking op een eigen, algemeen,

kindergraf, op een eigen urnengraf of voor een

eigen urnennis wordt geheven € 63,--

  • 1.

    voor het vervaardigen van en het plaatsen van een naamplaatje

op een monument bij het strooiveld € 166,--

 

 

HOOFDSTUK 6

Onderhoudsrecht grafbedekking

 

Voor het door of vanwege de gemeente onderhouden van de grafbedekking

op een graf of voor een urnennis wordt een recht geheven, voor zover

het betreft:

 

6.1. een eigen graf (per jaar) € 82,80

6.2. een eigen urnengraf (per jaar) € 21,84

6.3. een eigen urnennis (per jaar) € 21,84

6.4. een algemeen graf (éénmalig voor een tijdvak van tien jaar) € 196,--.

 

 

HOOFDSTUK 7

Afkoop onderhoudsrecht grafbedekking

 

7.1. Het onderhoudsrecht voor de grafbedekking op een eigen graf, een eigen urnengraf of een eigen urnennis kan bij de vestiging van het uitsluitend recht worden afgekocht door het onderstaande bedrag te betalen voor:

 

7.1.1 een eigen graf voor een periode van dertig jaar € 2.449,--

7.1.2. een eigen urnengraf voor een periode van twintig jaar € 432,--

7.1.3. een eigen urnengraf voor een periode van dertig jaar € 645,--

7.1.4. een eigen urnennis voor een periode van twintig jaar € 432,--.

 

7.2. Het onderhoudsrecht voor de grafbedekking kan ook voor de nog resterende looptijd van het uitsluitend recht op een eigen graf voor bepaalde tijd, een eigen urnengraf of een eigen urnennis worden afgekocht door het bedrag, dat op onderstaande wijze wordt berekend, te betalen.

 

De afkoopsom wordt bepaald door het in onderdeel 6.1, 6.2 of 6.3 genoemde jaartarief te vermenigvuldigen met de in onderstaande tabel genoemde factor, welke hoort bij het aantal jaren waarvoor de rechten worden afgekocht. De uitkomst wordt naar beneden op hele euro’s afgerond.

 

Aantal jaren waarvoor wordt afgekocht (= de nog resterende looptijd).  Vermenig- vuldigings- factor    Aantal jaren waarvoor wordt afgekocht (= de nog resterende looptijd).  Vermenig- vuldigings- factor    Aantal jaren waarvoor wordt afgekocht (= de nog resterende looptijd).  Vermenig- vuldigings- factor    
112120,804140,21
222221,784241,17
332322,754342,13
43,992423,734443,09
54,992524,714544,04
65,992625,684645,00
76,982726,664745,96
87,972827,634846,91
98,962928,614947,87
109,963029,585048,82
1110,953130,555149,77
1211,943231,525250,72
1312,923332,495351,67
1413,913433,465452,62
1514,903534,425553,57
1615,883635,395654,52
1716,873736,365755,46
1817,853837,325856,41
1918,833938,28  
2019,814039,25  

 

7.3. Voor de vaststelling van het aantal jaren waarvoor (met toepassing van bovenstaande tabel) kan worden afgekocht, wordt - indien de wettelijke grafrusttermijn langer doorloopt dan de periode waarvoor het graf is uitgegeven - het jaar waarin de afloopdatum van de wettelijke grafrusttermijn valt, als eindjaar aangehouden.

 

7.4. Het gestelde in onderdeel 7.2. is op een uitsluitend recht op een eigen graf voor onbepaalde tijd slechts van toepassing nadat dit uitsluitend recht is omgezet in een uitsluitend recht voor een periode van dertig jaar.

 

HOOFDSTUK 8

Opgraven en/of herbegraven

 

8.1. Voor het opgraven van een urn of een stoffelijk overschot,

indien de opgraving niet wordt gevolgd door gelijktijdige bijzetting dan

wel herbegraving op één van de begraafplaatsen, wordt een bedrag

geheven dat gelijk is aan het in hoofdstuk 4 van deze tabel

bedoelde recht voor begraving c.q. bijzetting.

 

8.2. Voor het opgraven en onmiddellijk daarop bijzetten van één

of meerdere urnen en/of het herbegraven van één of meerdere

stoffelijke overschotten in hetzelfde eigen graf op één van de

begraafplaatsen, wordt een recht geheven dat gelijk is aan de helft van de

in hoofdstuk 4 van deze tabel genoemde bedragen.

 

8.3. Voor het opgraven en onmiddellijk daaropvolgend bijzetten dan wel

herbegraven van een urn of van een stoffelijk overschot in een ander graf

op één van de begraafplaatsen, wordt een recht geheven

dat gelijk is aan anderhalf maal de in hoofdstuk 4 van deze tabel genoemde

bedragen.

 

8.4. Indien de opgraving/herbegraving dan wel bijzetting samenvalt

met een gemeentelijke ruiming van dat graf, wordt de helft

van het in hoofdstuk 4 van deze tabel bedoelde recht geheven.

 

8.5. De in onderdeel 8.1. bedoelde rechten worden niet geheven indien

de opgraving geschiedt op rechterlijk bevel.

 

 

Behoort bij het raadsbesluit van 13 november 2014.

De griffier,

 

 

 

 

(mr. L.A. Wieringa)