Overheidsorganisatie | Gemeente Bernisse |
---|---|
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap Zuidwestelijke Delta |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap Zuidwestelijke Delta |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2014 | Nieuwe regeling | 13-05-2014 Weekblad Bernisse | Onbekend |
Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen en werkgebied
Artikel 1 Begripsbepalingen
Hoofdstuk 2
Artikel 2
Artikel 3
Het openbaar lichaam
Instelling
Bestuursorganen
Hoofdstuk 3
Artikel 4
Artikel 5
Doel en taken
Doel
Taken
Hoofdstuk 4 Het algemeen bestuur
Artikel 6 Samenstelling
Artikel 7 Taken en bevoegdheden
Artikel 8 Werkwijze
Artikel 9 Openbaarheid
Artikel 10 Geheimhouding stukken
Artikel 11 Immuniteit
Artikel 12 Stemming
Artikel 13 Besluitvorming
Artikel 14 Vergoedingen
Artikel 15 Informatie en verantwoording
Hoofdstuk 5 Het dagelijks bestuur
Artikel 16 Samenstelling
Artikel 17 Taken en bevoegdheden
Artikel 18 Informatie en verantwoording
Hoofdstuk 6
Artikel 19
Artikel 20
Hoofdstuk 7
Artikel 21
Artikel 22
De voorzitter
Aanwijzing en vervanging
Taken en bevoegdheden
Commissies
Commissies van advies
Bestuurscommissies
Hoofdstuk 8 Secretaris en ambtelijke bijstand
Artikel 23 Secretaris
Artikel 24 Taken en bevoegdheden
Artikel 25 Ambtelijke bijstand
Hoofdstuk 9
Artikel 26
Artikel 27
Verordeningen
Vaststelling en bekendmaking van verordeningen
Onderlinge verhouding van verordeningen
Hoofdstuk 10 Financiële bepalingen
Artikel 28 Begroting
Artikel 29 Ontwerp van de begroting
Artikel 30 Jaarrekening
Artikel 31 Financiële administratie
Artikel 32 Financiële bijdragen
Artikel 33 Garantstelling
Hoofdstuk 11
Artikel 34
Artikel 35
Artikel 36
Artikel 37
Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing
Wijziging van de regeling
Toetreding
Uittreding
Opheffing
Hoofdstuk 12 Overige bepalingen
Artikel 38 Treffen gemeenschappelijke regeling
Artikel 39 Archief
Hoofdstuk 13
Artikel 40
Artikel 41
Slotbepalingen
Inwerkingtreding
Citeertitel
Bijlagen:
A Kaart werkgebied Haringvliet
B Kaart werkgebied De Grevelingen
Toelichting
Provinciale staten en gedeputeerde staten van de provincies Zuid-Holland en Zeeland, de
raden, respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten
Bernisse, Cromstrijen, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis en Schouwen-Duiveland.
Overwegende dat
het wenselijk is te komen tot een heroriëntatie op de maatschappelijke betekenis van de
natuur- en recreatiegebieden en de rol en taken van de overheden;
de deelnemende provincies en gemeenten afspraken hebben gemaakt omtrent het beheer
en de afstemming van de ontwikkeling van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden
binnen het grondgebied van de deelnemende gemeenten;
de deelnemende gemeenten en de provincies de intentie hebben uitgesproken deel te
nemen aan een gemeenschappelijke regeling inhoudende de oprichting van een openbaar
lichaam voor het als Zuidwestelijke Delta aangeduide grondgebied van de deelnemende
gemeenten onder gelijktijdige opheffing van de bestaande natuur- en recreatieschappen De
Grevelingen en Haringvliet;
het bestuur van het in te stellen natuur- en recreatieschap Zuidwestelijke Delta de
bevoegdheid krijgt tot het nemen van strategische besluiten betreffende het beheer en de
ontwikkeling van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden van bovengemeentelijke
betekenis binnen het werkterrein van de deelnemende gemeenten, alsmede de bevoegdheid
krijgt tot het per werkterrein van daartoe in te stellen commissies van advies uitvoeren of
doen uitvoeren van beheer- en ontwikkelingstaken, waaronder onderhoudstaken,
vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken in de gebieden die door het
deltaschap worden beheerd;
de raden en de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten,
alsmede provinciale staten en gedeputeerde staten van de deelnemende provincies, zijn
overeengekomen een gemeenschappelijke regeling te treffen voor het vormen van het
natuur- en recreatieschap Zuidwestelijke Delta.
Gelet op
de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Provinciewet en de Algemene
wet bestuursrecht
BESLUITEN:
de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen: Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap Zuidwestelijke Delta.
In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:
regeling:
deelnemende gemeente:
deelnemende provincie:
deltaschap:
werkgebied:
wet:
deze gemeenschappelijke regeling;
een aan de regeling deelnemende gemeente;
een aan de regeling deelnemende provincie;
het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;
het grondgebied zoals is aangegeven op de bij deze regeling
behorende en daartoe gewaarmerkte kaart;
de Wet gemeenschappelijke regelingen.
1.Er is een openbaar lichaam, genaamd: natuur- en recreatieschap Zuidwestelijke
Delta.
2.Het deltaschap is rechtspersoon en is gevestigd in de gemeente Goeree-Overflakkee.
Het bestuur bestaat uit het algemeen bestuur het dagelijks bestuur en de voorzitter.
De regeling wordt getroffen ter behartiging van de bovengemeentelijke belangen inzake het
beheer en de ontwikkeling van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden binnen het
werkgebied van het deltaschap, daaronder begrepen het behoud en de versterking van de
recreatieve watergebieden en vaarverbindingen, de landschappelijke kwaliteiten van en de
biodiversiteit binnen de gebieden, alsmede de bevordering van de economische, recreatieve
en toeristische aantrekkingskracht daarvan.
1.Aan het bestuur van het deltaschap worden ter vervulling van het in artikel 4
omschreven doel alle bevoegdheden van regeling en bestuur toegekend binnen de
grenzen van de wet.
Tot de taken van het bestuur van het deltaschap behoren onder meer:
het vaststellen van algemene kwaliteitseisen voor het beheer van
watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden, daaronder begrepen
algemene eisen aan de exploitatie, de instandhouding, het onderhoud en de
inrichting van de gebieden;
b.het vaststellen van een meerjaren investeringsprogramma ter zake van de
ontwikkeling van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden, waaronder
begrepen de financiële bijdragen van de deelnemende gemeenten en
provincies aan het programma;
het uitvoeren of doen uitvoeren van beheer- en ontwikkelingsplannen;
beslissingen omtrent het verwerven of vervreemden door het deltaschap van
eigendom of van andere zakelijke dan wel persoonlijke rechten op daarvoor in
aanmerking komende binnen het werkgebied liggende of buiten het
werkgebied maar voor het werkgebied van belang zijnde gronden, wateren en
opstallen, voor zover dit voor de verwezenlijking van het in artikel 4
omschreven doel noodzakelijk moet worden geacht;
e.beslissingen omtrent het door of vanwege het deltaschap onderhouden of
exploiteren van de totstandgebrachte of overgenomen werken en inrichtingen,
verworven eigendommen en goederen;
f.het verlenen van medewerking, onder meer door subsidiëring, bij de uitvoering
van werken of de verwerving van eigendommen in opdracht van of door
deelnemers of derden.
g.het vaststellen van verordeningen tot het heffen van belastingen binnen de
grenzen van artikel 54 van de wet, alsmede het vaststellen van door
strafbepaling of bestuursdwang te handhaven verordeningen ter
verwezenlijking van het in artikel 4 omschreven doel.
3.Het in het tweede lid onder b. bedoelde investeringsprogramma behoeft de
instemming van elk van de raden van de deelnemende gemeenten en van provinciale
staten van de deelnemende provincies.
1.Het algemeen bestuur bestaat uit één lid per deelnemende gemeente, die door de
raad van de gemeente uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders
worden aangewezen, alsmede uit één lid per deelnemende provincie, die door
provinciale staten van de provincie uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de
gedeputeerden worden aangewezen.
2.De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de
deelnemende provincies wijzen voor ieder lid een plaatsvervanger aan die het lid bij
verhindering of ontstentenis vervangt.
3.Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de
zittingperiode van de raad of provinciale staten afloopt of zodra men ophoudt lid of
voorzitter te zijn van de raad of provinciale staten uit wiens midden men is
aangewezen dan wel ophoudt wethouder van de betreffende deelnemende gemeente
of gedeputeerde van de betreffende deelnemende provincie te zijn.
4.De raad van een deelnemende gemeente en provinciale staten van de deelnemende
provincies wijzen in de eerste vergadering van de nieuwe zittingsperiode het lid en
plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan, dan wel bij tussentijdse
vervanging van een lid of plaatsvervangend lid in de eerste vergadering nadat het
lidmaatschap van het lid uit eigen beweging, of van rechtswege, is beëindigd.
1.Aan het algemeen bestuur behoren alle taken en bevoegdheden die aan het bestuur
van het deltaschap bij of krachtens deze regeling zijn opgedragen en niet aan een
ander orgaan zijn opgedragen.
2.Tot de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur behoort het jaarlijks
vaststellen van een beheerplan watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden
inhoudende de in het volgend begrotingsjaar te plannen werkzaamheden.
3.Het algemeen bestuur kan zijn bevoegdheden aan andere organen van het bestuur
van het deltaschap overdragen voor zover de wet of de aard van de bevoegdheid zich
daar niet tegen verzet. Niet gedelegeerd wordt de bevoegdheid tot het vaststellen van
verordeningen,van de begroting en van de jaarrekening.
1.Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een
reglement van orde vast.
2.Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo dikwijls
als het daartoe beslist, alsmede als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig
oordeelt, dan wel ten minste een vijfde van het aantal leden dit, zonder opgaaf van
redenen, schriftelijk verzoekt.
3.De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op onder gelijktijdige
openbare kennisgeving van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. De agenda en
de daarbij behorende voorstellen met uitzondering van de in artikel 10 bedoelde
stukken worden gelijktijdig met de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving
aan te geven wijze ter inzage gelegd.
4.De vergadering wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de
helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
5.Indien de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter onder verwijzing
naar dit artikel opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig
uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.
6.Op de vergadering bedoeld in het vijfde lid is het vierde lid niet van toepassing. Het
algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de in
het vierde lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of
besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting
hebbende leden tegenwoordig is.
7.Voor zover daarvan in deze regeling niet is afgeweken zijn de artikelen 22, 26, 28, 31
en 32 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing op het houden en de
orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur.
De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.
De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte van de aanwezige leden
daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt.
3.Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.
1.Het algemeen bestuur kan in een besloten vergadering, op grond van de belangen
genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die
vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de stukken welke aan het
algemeen bestuur worden overgelegd, geheimhouding opleggen.
2.Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van
bestuur kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het dagelijks bestuur
en de voorzitter en door een commissie als bedoeld in de artikelen 21 en 22, ieder ten
aanzien van stukken die zij aan het algemeen bestuur of aan de leden van het
algemeen bestuur overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
3.De krachtens het tweede lid aan leden van het algemeen bestuur opgelegde
verplichting tot geheimhouding vervalt, indien de oplegging niet door het algemeen
bestuur in zijn eerstvolgende vergadering, die blijkens de presentielijst door meer dan
de helft van het aantal zitting hebbende leden, tezamen vertegenwoordigend meer
dan de helft van het aantal stemmen, is bezocht, is bekrachtigd.
4.De krachtens het tweede lid aan leden van het algemeen bestuur opgelegde
verplichting tot geheimhouding wordt door hen in acht genomen totdat het orgaan, dat
de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het onderwerp waaromtrent
geheimhouding is opgelegd aan het algemeen bestuur is voorgelegd, totdat het
algemeen bestuur haar opheft. Het algemeen bestuur kan deze beslissing alleen
nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het
aantal zitting nemende leden, tezamen vertegenwoordigend meer dan de helft van
het aantal stemmen, is bezocht.
De leden van het bestuur van het deltaschap en andere personen die deelnemen aan de
beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel
getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van het bestuur hebben gezegd of aan
deze schriftelijk hebben overgelegd.
Een lid van het algemeen bestuur neemt niet deel aan een stemming over:
een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of
waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
b.de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij
rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.
2.Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat
zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan
heeft deelgenomen.
Het tweede lid is niet van toepassing:
ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming,
voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in
een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was.
b.in een vergadering als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, voor zover het betreft
onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 8, vierde lid,
niet geopende vergadering aan de orde was gesteld.
Elk lid van het algemeen bestuur heeft één stem.
Voor zover in deze regeling niet anders is geregeld is voor het tot stand komen van
een besluit bij stemming de volstrekte meerderheid vereist van het aantal
uitgebrachte stemmen.
3.Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het
inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.
1.De leden van het bestuur van het deltaschap en de leden van commissies als
bedoeld in de artikelen 21 en 22 kunnen een door het algemeen bestuur vast te
stellen tegemoetkoming voor hun werkzaamheden ontvangen, alsmede een
tegemoetkoming of vergoeding van bijzondere kosten en andere financiële
voorzieningen die verband houden met de vervulling van het lidmaatschap van het
bestuur of van de commissies van het deltaschap.
2.Artikel 21 van de wet en artikel 96 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige
toepassing op de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming of vergoeding aan
bestuursleden.
1 Het bestuur van het deltaschap verstrekt aan de raden van de deelnemende
gemeenten en provinciale staten van de deelnemende provincies de door een of
meer van hun leden gevraagde inlichtingen.
2.De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de
deelnemende provincies stellen ieder regels vast omtrent:
a.de wijze waarop een door hen benoemd lid van het algemeen bestuur de door één
of meer leden van provinciale staten van de deelnemende provincies of raden
gevraagde inlichtingen dient te verstrekken;
b.de wijze waarop een door hen benoemd lid ter verantwoording kan worden
geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.
3.De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de
deelnemende provincies zijn bevoegd een door hen aangewezen lid van het
algemeen bestuur ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van de staten of
de raad niet meer bezit.
1.Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden, waaronder de voorzitter, door en uit het
algemeen bestuur aan te wijzen, te weten:
a.een lid van het algemeen bestuur aan te wijzen uit de leden benoemd door de
provincie Zuid-Holland en de gemeenten Bernisse, Cromstrijen en
Hellevoetsluis;
b.het lid van het algemeen bestuur benoemd door de gemeente Goeree-
Overflakkee;
c.een lid van het algemeen bestuur aan te wijzen uit de leden benoemd door de
provincie Zeeland en de gemeente Schouwen-Duiveland.
2.Het algemeen bestuur kan een plaatsvervanger per lid van het dagelijks bestuur
aanwijzen.
3.Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt op de dag waarop het
lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt.
1.De dagelijkse leiding berust bij het dagelijks bestuur voor zover niet bij of krachtens
deze regeling de voorzitter hiermee is belast.
Tot de taken van het dagelijks bestuur behoren onder meer:
het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur
ter beraadslaging en beslissing moet worden gebracht;
b.het uitvoeren of doen uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur, tenzij
de voorzitter hiermee is belast of de uitvoering is gemandateerd aan andere
personen;
c.het zorg dragen voor de bekendmaking van besluiten van het algemeen
bestuur;
d.het toezicht op het beheer en onderhoud van alle werken, inrichtingen en
eigendommen;
e.de dagelijkse zorg voor de controle op het geldelijk beheer en de
boekhouding;
f.het nemen van alle conservatoire maatregelen, alvorens is besloten tot het
voeren van een rechtsgeding, zowel in als buiten rechte en het doen wat nodig
is ter voorkoming van verjaring en ander verlies van recht en bezit;
het gedurig toezicht op al wat het deltaschap aangaat;
de zorg voor de bewaring van archiefbescheiden.
Tot de in het tweede lid onder b. genoemde taken behoort de bevoegdheid tot
oplegging van een last onder bestuursdwang, indien de last dient tot handhaving van
regels welke het bestuur van het deltaschap uitvoert.
1.De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het
algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door hen gevraagde
inlichtingen.
2.Het dagelijks bestuur verschaft de raden van de deelnemende gemeenten en
provinciale staten van de deelnemende provincies alle inlichtingen die door deze
organen of een of meer van hun leden worden gevraagd.
1.De voorzitter van het deltaschap wordt door en uit het algemeen bestuur
aangewezen.
2.Het algemeen bestuur wijst uit de andere leden een plaatsvervangend voorzitter aan.
Artikel 20 Taken en bevoegdheden
1.De voorzitter leidt de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks
bestuur.
De voorzitter vertegenwoordigt het deltaschap in en buiten rechte.
Door de voorzitter worden alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks
bestuur uitgaan, ondertekend.
1.Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen en regelt hun
bevoegdheden en samenstelling.
2.Het algemeen bestuur stelt ten minste een tweetal commissies van advies in ter
advisering omtrent aangelegenheden binnen de op de bij deze regeling behorende
gewaarmerkte kaart als A en B aangegeven gebieden van onderscheidenlijk:
de gemeenten Bernisse, Cromstrijen, Hellevoetsluis en Goeree-Overflakkee;
de gemeenten Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland.
De in het tweede lid onder a. en b. genoemde commissies van advies geven in elk
geval advies omtrent het vaststellen van beheer- en ontwikkelingsplannen en de
uitvoering daarvan in het onderscheidenlijke werkgebied van de commissie.
4.Vaste commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter en de
regeling van hun bevoegdheden en samenstelling geschieden door het algemeen
bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter.
5.Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter, worden
door het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter ingesteld.
6.Artikel 11 is van overeenkomstige toepassing op de leden van de commissies van
advies.
1.Het algemeen bestuur kan commissies instellen met het oog op de behartiging van
bepaalde belangen. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden en de
samenstelling. De artikelen 136 tot en met 140 van de Provinciewet en artikel 11 van
deze regeling zijn van overeenkomstige toepassing.
2.Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld
in het eerste lid dan na verkregen toestemming van de raden van elk van de
deelnemende gemeenten en provinciale staten van de deelnemende provincies. De
toestemming kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het
algemeen belang.
3.Het algemeen bestuur kan aan een commissie als bedoeld in het eerste lid
bevoegdheden van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur overdragen, tenzij
de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Het algemeen bestuur kan in
ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
het vaststellen van de begroting of van de jaarrekening;
het heffen van rechten;
het vaststellen van verordeningen.
Bevoegdheden van het dagelijks bestuur kunnen niet dan op voorstel van het
dagelijks bestuur worden overgedragen.
5.Ten aanzien van een commissie als bedoeld in het eerste lid regelt het algemeen
bestuur tevens voor zover zulks in verband met aard en omvang van de
overgedragen bevoegdheden nodig is:
de werkwijze van de commissie;
de openbaarheid van vergaderingen;
de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van besluiten van de
commissie;
d.het toezicht van het algemeen, respectievelijk het dagelijks bestuur op de
uitoefening van de bevoegdheden van de commissie;
e.de verhouding van de overgedragen bevoegdheden tot die van het algemeen
bestuur en het dagelijks bestuur;
de verantwoording aan het algemeen bestuur.
Ten aanzien van de vergadering van een commissie waaraan bevoegdheden van het
algemeen bestuur zijn overgedragen is artikel 9 van overeenkomstige toepassing met
inachtneming van door het algemeen bestuur vastgestelde nadere regels.
7.Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot
geheimhouding geldt tot het algemeen bestuur heeft gericht, wordt de geheimhouding
in acht genomen totdat het algemeen bestuur haar opheft.
1.Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de
secretaris en kan instructies voor hem vaststellen.
2.De secretaris wordt bij verhindering of ontstentenis vervangen op de door het
algemeen bestuur te bepalen wijze.
3.Door de secretaris worden alle stukken welke van het algemeen en het dagelijks
bestuur uitgaan, meeondertekend.
Artikel 24 Taken en bevoegdheden
1.De secretaris is het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de
commissies behulpzaam in alles wat de hen opgedragen taken aangaat. Hij woont de
vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur bij, alsmede de vergaderingen
van de commissies.
2.De secretaris geeft namens het algemeen bestuur en gehoord de in artikel 21,
tweede lid onder a. of b. genoemde commissie van advies, opdracht ten aanzien van
uitvoerende werkzaamheden binnen het werkgebied van de commissie van advies.
3.De secretaris is bevoegd de in het tweede lid genoemde taken onder te mandateren.
Artikel 25 Ambtelijke bijstand
Het algemeen bestuur regelt op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan het
algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de commissies als bedoeld in de
artikelen 21 en 22, alsmede aan de leden van de onderscheidenlijke organen en
commissies.
1.Het algemeen bestuur is bevoegd ten behoeve van de uitoefening van de taak van
het bestuur van het deltaschap verordeningen vast te stellen.
2.Het besluit tot vaststelling van een verordening door strafbepaling of bestuursdwang
te handhaven behoeft ten minste een twee derde meerderheid van het aantal
uitgebrachte stemmen.
3.Voordat een verordening wordt vastgesteld, zendt het dagelijks bestuur het ontwerp
daarvan aan gedeputeerde staten van de deelnemende provincies en aan de
colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten. Het
besluit tot vaststelling van de verordening wordt niet genomen binnen zes weken na
de datum van verzending van het ontwerp.
4.De verordeningen van het deltaschap worden bekendgemaakt in het provinciaal blad
van elk van de deelnemende provincies, alsmede in elk van de deelnemende
gemeenten op de aldaar gebruikelijk wijze.
Artikel 27 Onderlinge verhouding van verordeningen
1.Voor zover een verordening van het deltaschap voorziet in hetzelfde onderwerp als
een verordening van een deelnemende provincie of een deelnemende gemeente,
regelt eerstgenoemde verordening de onderlinge verhouding. De verordening van het
deltaschap kan bepalen, dat de verordening van de provincie of gemeente voor het
hele werkgebied dan wel voor een gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te
gelden.
2.Voor zover een verordening van een deelnemende provincie of van een
deelnemende gemeente in hetzelfde onderwerp voorziet als een eerder in werking
getreden verordening van het deltaschap, geldt eerstbedoelde verordening niet voor
het binnen het werkgebied gelegen deel van de provincie of gemeente.
1.Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat
waarvoor zij dient.
2.In de begroting wordt de bijdrage van elke deelnemende gemeente en elk van de
deelnemende provincies vastgelegd.
3.Voor de vaststelling van de begroting is een drie vierde meerderheid vereist van het
aantal uitgebrachte stemmen, waaronder in ieder geval de stemmen van de
provincies.
4.Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch
in ieder geval vóór 15 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting
dient, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1.Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting acht weken voordat zij aan het
algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende
gemeenten en aan provinciale staten van de deelnemende provincies.
2.De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemende gemeenten en
provincies voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten,
algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging wordt openbaar kennis
gegeven.
3.De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de
deelnemende provincies beraadslagen over de ontwerpbegroting niet eerder dan
twee weken na de openbare kennisgeving als in het tweede lid bedoeld.
4.De raad van een deelnemende gemeente en provinciale staten van de deelnemende
provincies kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting
naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze
zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur
wordt aangeboden.
5.Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan
de raden der deelnemende gemeenten en provinciale staten van de deelnemende
provincies, die ter zake bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
6.Het bepaalde in het eerste, vierde en vijfde lid is mede van toepassing op besluiten
tot wijziging van de begroting.
1.Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar
waarop deze betrekking heeft.
2.Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling,
doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de
jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten en
provinciale staten van de deelnemende provincies, alsmede aan de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
1.Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële
beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële
organisatie vast.
2.Bij de verordening als bedoeld in eerste lid worden tevens regels gesteld voor de
controle op het financiële beheer en de financiële organisatie.
3.De artikelen 216 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige
toepassing.
De deelnemende gemeenten en de deelnemende provincies betalen uiterlijk 15 februari, 15
mei, 15 augustus en 15 november, een voorschot van 25 procent volgens de in de begroting
voor het lopende kalenderjaar opgenomen voor hen geldende financiële bijdragen.
1.De deelnemende gemeenten en de deelnemende provincies zullen er steeds zorg
voor dragen dat het deltaschap te allen tijde over voldoende middelen beschikt om
aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.
2.Voor zover sprake is van een nadelig exploitatiesaldo van een vastgestelde
jaarrekening komt deze ten laste van de provincies en de deelnemende gemeenten
volgens de volgende verdeelsleutel:
a.In het gedeelte van het werkgebied dat op de bij deze regeling behorende
gewaarmerkte kaart als A (Haringvliet) is aangeduid, wordt de bijdrage van de
provincie Zuid-Holland bepaald op 20,00/) van het nadelig exploitatiesaldo. De
gezamenlijke bijdrage van de gemeenten Bernisse en Hellevoetsluis bedraagt
45,0o7o en van de gemeenten Cromstrijen en Goeree-Overflakkee 35,00/) van het
nadelig exploitatiesaldo. De bijdragen van de gemeenten zijn onderling te
verdelen naar rato van het inwonertal op 1 januari van het jaar voorafgaande aan
het boekjaar.
b.In het gedeelte van het werkgebied dat op de bij deze regeling behorende
gewaarmerkte kaart als B (De Grevelingen) is aangeduid, worden de bijdragen
van de provincies Zuid-Holland en Zeeland bepaald op 62,507o respectievelijk 2507o
van het nadelig exploitatiesaldo. De gezamenlijke bijdrage van de gemeenten
Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland bedraagt M,50Zo van het
exploitatiesaldo, te verdelen naar rato van hun inwonertal op 1 januari van het jaar
voorafgaande aan het boekjaar.
c.Indien het algemeen bestuur bij begroting besluit dat een deel van het nadelig
exploitatiesaldo niet ten laste van één van de te onderscheiden deelgebieden
wordt gebracht, bepaalt zij tevens de daarbij behorende verdeelsleutel.
1.De betrokken bestuursorganen van de deelnemers, alsmede het algemeen bestuur
en het dagelijks bestuur kunnen voorstellen doen voor wijziging van de regeling.
2.De regeling wordt gewijzigd bij unaniem besluit van de betrokken bestuursorganen
van de deelnemers.
De wijziging van de regeling wordt op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.
De wijziging van de regeling bepaalt wanneer deze in werking treedt.
1.Een openbaar lichaam dat of een rechtspersoon die wil toetreden dient hiertoe een
verzoek in bij het dagelijks bestuur van het deltaschap.
2.Het dagelijks bestuur brengt het verzoek ter kennis van het algemeen bestuur en
geeft daarbij een advies over de toetreding.
Toetreding dient te geschieden bij unaniem besluit van het algemeen bestuur.
De toetreding wordt eerst van kracht na verkregen instemming van de raden van de
deelnemende gemeenten en provinciale staten van de deelnemende provincies.
1.Een deelnemer kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de
daartoe strekkende besluiten van de raad van de deelnemende gemeente, van
provinciale staten van de deelnemende provincies, of van een rechtspersoon.
2.De uittreding gaat in op 1 januari van het tweede jaar volgend op het jaar waarin het
algemeen bestuur van het besluit tot uittreding in kennis is gesteld, tenzij door het
algemeen bestuur een andere datum wordt bepaald.
3.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de uittreding en kan aan de uittreding
voorwaarden, waaronder financiële, verbinden.
1.De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de
betrokken bestuursorganen van alle deelnemers.
2.Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de opheffing, waaronder de vereffening
van het vermogen.
3.Bij ontbinding van het deltaschap in verband met opheffing van de regeling blijft het
deltaschap voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen
noodzakelijk is.
1.Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur kunnen, ieder voor zover zij voor het
deltaschap bevoegd zijn en met inachtneming van het bepaalde in de hoofdstukken
VIII en IX van de wet, een gemeenschappelijke regeling treffen ter behartiging van
een of meer bepaalde belangen van het deltaschap.
2.Het dagelijks bestuur gaat niet over tot het treffen van een gemeenschappelijke
regeling dan na verkregen toestemming van het algemeen bestuur.
3.Onder het treffen van een gemeenschappelijke regeling wordt mede verstaan het
wijzigen van, toetreden tot en uittreden uit een gemeenschappelijke regeling.
1.Het dagelijks bestuur van het deltaschap draagt zorg voor het in goede, geordende
en toegankelijke staat onderbrengen en bewaren van de archiefbescheiden, alsmede
zorg te dragen voor de vernietiging van daarvoor in aanmerking komende
archiefbescheiden.
De secretaris is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden.
Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen
archiefbescheiden wordt door het dagelijks bestuur gebruik gemaakt van de
archiefbewaarplaats van de gemeente Goeree-Overflakkee.
1.De regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand volgend
op die, waarop door alle in de aanhef genoemde bestuursorganen van de
deelnemende gemeenten en de provincie is besloten tot het treffen daarvan, maar
niet eerder dan op 1 mei 2014.
2.Gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland zenden de regeling aan de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling natuur- en recreatieschap
Zuidwestelijke Delta.
Deze regeling zal met toelichting in het provinciaal blad van de deelnemende provincies en
in het publicatieblad van de deelnemende gemeenten worden geplaatst.
Algemene toelichting
De meeste recreatiegebieden in Zuid-Holland zijn vanaf de vijftiger jaren door de overheden
ingericht om te voorzien in de behoefte aan recreatiemogelijkheden, die ontstond als gevolg
van de toename van vrije tijd. De provincies Zuid-Holland en Zeeland en 39 gemeenten
participeren in wisselende samenstelling in elf natuur- en recreatieschappen en het
Koepelschap Buitenstedelijk Groen voor het beheer van de recreatiegebieden. De schappen
Haringvliet en De Grevelingen liggen beide in het noordelijk gedeelte van de Zuidwestelijke
Delta binnen de provincie Zuid-Holland en deels binnen de provincie Zeeland.
Het recreatieve karakter in de Haringvliet en Grevelingen is verschillend in omvang en
kwaliteit. In de Grevelingen is er met name rond de Brouwersdam een concentratie aan
recreatieve voorzieningen, terwijl rond het Haringvliet sprake is van minder intensieve en
soms gedateerde voorzieningen. De maatschappelijke waarde van de watergerelateerde
natuur- en recreatiegebieden is echter van groot belang. De watergerelateerde
recreatiegebieden dicht bij de steden dragen bij aan de leefkwaliteit voor de inwoners,
gezondheid en biodiversiteit, maar hebben ook een belangrijke economische betekenis zoals
voor het toerisme en als gunstige vestigingsvoorwaarde voor bedrijven.
Gebleken is dat de sturingsmogelijkheden voor de schapsbestuurders beperkt zijn en dat de
besluitvormingsprocessen veel tijd in beslag nemen. Daardoor is ook het vermogen beperkt
om het beheer van de watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden aan de nieuwe
maatschappelijke omstandigheden aan te passen. Tijdens de bestuurlijke dialogen tussen de
provincies en de gemeenten die betrokken zijn bij de natuur- en recreatieschappen, bleek
dat er draagvlak is voor een bestuurlijke opschaling door middel van samenvoeging van de
schappen. Deze opschaling past in de ontwikkeling van de regio in relatie tot de omliggende
regio's en het versterken van de aantrekkingskracht van de regio voor de recreant en toerist.
De voorliggende gemeenschappelijke regeling strekt tot de oprichting van een nieuw
openbaar lichaam: het natuur- en recreatieschap Zuidwestelijke Delta. Met de oprichting van
het deltaschap dat het gehele werkgebied van de gelijktijdig op te heffen natuur- en
recreatieschappen Haringvliet en De Grevelingen omvat, wordt het vermogen vergroot om
het beheer en de recreatief-toeristische ontwikkeling van de watergerelateerde natuur- en
recreatiegebieden aan de nieuwe maatschappelijke omstandigheden aan te passen. Daarbij
kan gedacht worden aan meer variatie, flexibiliteit, eigen identiteit, bescherming van
natuurwaarden en landschap en een aantrekkelijk aanbod aan voorzieningen die aansluiten
bij de maatschappelijke vraag.
Het algemeen bestuur van het natuur- en recreatieschap Zuidwestelijke Delta kan middels
strategische beslissingen zorg dragen voor deze aanpassingen aan de nieuwe
maatschappelijke omstandigheden, terwijl lokale zeggenschap en samenwerking wordt
gegarandeerd door per subgebied een adviescommissie in te stellen waarin de
waterschappen en andere terreinbeheerders ook een plaats kunnen krijgen.
Artikelgewijze toelichting
Algemeen
De gemeenschappelijke regeling is gegrond op artikel 51 van de Wet gemeenschappelijke
regelingen (Wgr). Artikel 51 maakt het mogelijk dat de bestuursorganen van gemeenten,
afzonderlijk of tezamen, met de bestuursorganen van een provincie, ieder voor zover zij voor
de eigen gemeente onderscheidenlijk provincie bevoegd zijn, een gemeenschappelijke
regeling treffen ter behartiging van een of meer bepaalde belangen van die gemeenten of de
provincies. In Hoofdstuk IV van de Wgr zijn de bepalingen terug te vinden die regelingen
tussen de gemeenten en de provincies regelen.
Hoofdstuk IV van de wet verwijst meermaals naar overeenkomstige toepassing van artikelen
van de Provinciewet. Ingevolge artikel 136 Wgr gaat het daarbij om de Provinciewet zoals
die luidde op 11 maart 2003, zijnde de Provinciewet zoals die gold direct voorafgaand aan de
inwerkingtreding van de Wet dualisering provinciebestuur. Omwille van de duidelijkheid en
de kenbaarheid van de regels is getracht zoveel als mogelijk de regels waarnaar de Wgr
verwijst in deze regeling op te nemen. Waar de regeling desalniettemin nog verwijst naar
overeenkomstige toepassing van artikelen van de Provinciewet wordt gedoeld op de
Provinciewet zoals die thans luidt.
Artikel 1
Dit artikel bevat de omschrijving van enkele begrippen, zoals die in de gemeenschappelijke
regeling worden gehanteerd. Van belang is dat onder deelnemers worden verstaan de aan
de regeling deelnemende gemeenten en provincies. Indien de bij de regeling betrokken
bestuursorganen van de deelnemers worden bedoeld dan wordt in de regeling gesproken
van betrokken bestuursorganen van de deelnemers.
Bij de inwerkingtreding van de regeling is voorzien in deelname van de gemeenten Bernisse,
Cromstrijen, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis en Schouwen-Duiveland, alsmede van de
de provincies Zeeland en Zuid-Holland.
Artikel 2
Dit artikel regelt de daadwerkelijke instelling van het openbaar lichaam, genaamd natuur- en
recreatieschap Zuidwestelijke Delta. Het openbaar lichaam is rechtspersoon ingevolge het
bepaalde bij artikel 52 juncto artikel 8, eerste lid, Wgr. Dat betekent dat het openbaar
lichaam privaatrechtelijke handelingen kan verrichten op eigen titel. In de
gemeenschappelijke regeling zijn geen beperkingen opgenomen ten aanzien van het
aangaan van privaatrechtelijke handelingen.
Artikel 3
Het deltaschap kent drie bestuursorganen, te weten het algemeen bestuur, het dagelijks
bestuur en de voorzitter. Het algemeen bestuur is het hoogste orgaan.
Artikel 4
Een gemeenschappelijke regeling wordt getroffen ter behartiging van bepaalde belangen van
de deelnemende bestuursorganen van de gemeenten en de provincies. Deze regeling is
getroffen ter behartigen van de bovengemeentelijke belangen als in dit artikel omschreven
inzake het beheer en de ontwikkeling van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden.
Wat betreft de bovengemeentelijke belangen kan naast de belangen als in het artikel
omschreven ook worden gedacht aan het nastreven van een goede economische structuur
en een goed vestigingsklimaat dat met het beheer en ontwikkeling van de watergerelateerde
natuur- en recreatiegebieden is gediend.
Het gaat om beheer en ontwikkeling van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden van
meer dan bovengemeentelijke betekenis binnen de algemene ruimtelijke kaders zoals door
de gemeenten en de provincies zijn vastgesteld. Met beheer wordt gedoeld op zaken als
bestuur en toezicht over de watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden, alsmede de
exploitatie en het onderhoud van die gebieden. De watergerelateerde natuur- en
recreatiegebieden betreffen meestal buiten de bebouwde kom gelegen natuur- en
recreatiegebieden rond of tussen wateren. Het kan oevers, slikken en gorzen van wateren
betreffen alsmede de verbindingen tussen wateren, havens en andere watergerelateerde
bestemmingen van gebieden. De regeling ziet niet toe op zaken als waterkwaliteit en
waterveiligheid of lokale belangen met betrekking tot het beheer en de ontwikkeling van
kleinere lokale natuur- of recreatieterreinen rond wateren binnen de gemeenten.
Artikel 5
De aan het bestuur van het deltaschap bij deze regeling toegekende bevoegdheden
betreffen nadrukkelijk slechts de bevoegdheden van regeling en bestuur aangaande de
bovengemeentelijke belangen inzake het beheer en de ontwikkeling van watergerelateerde
natuur- en recreatiegebieden van bovengemeentelijke betekenis. De bevoegdheden vinden
voorts hun beperking in artikel 54 Wgr voor wat betreft de bevoegdheid tot het heffen van
andere belastingen dan aldaar genoemd.
De in het tweede lid omschreven taken ter vervulling van het doel van de regeling zijn te
onderscheiden in taken op het gebied van het beheer van de gebieden, op het gebied van de
ontwikkeling van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden, alsmede in taken
betreffende de privaatrechtelijke handelingen van het deltaschap.
Wat betreft het beheer dient het bestuur van het deltaschap in ieder geval algemene
kwaliteitseisen vast te stellen waaraan dat beheer moet voldoen. Wat betreft het ontwikkelen
van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden dient het bestuur een
investeringsprogramma vast te stellen, dat geldt voor meerdere jaren en waarin de financiële
verplichtingen voor elke deelnemende gemeente en de provincies zijn omschreven. Daarbij
is het uiteraard goed mogelijk dat ook derden aan de financiering van het
investeringsprogramma een bijdrage leveren. Aangezien dit meerjaren
investeringsprogramma en met name de daarin opgenomen financiële bijdragen van groot
belang zijn voor de begrotingen van de deelnemende gemeenten en provincies, wordt dit
programma ingevolge het derde lid eerst van kracht na instemming daarvan van elk van de
raden van de deelnemende gemeenten, alsmede de instemming van elk van de provinciale
staten van de provincies.
De in het tweede lid genoemde taken zijn geen limitatieve opsomming van de taken van het
bestuur van het deltaschap. Uiteraard kunnen daarvan ook andere taken deel uitmaken,
zoals het adviseren van de deelnemers omtrent bestemmingsplannen die het belang van de
door het deltaschap beheerde watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden raken,
alsmede het zo nodig en gewenst meewerken aan de uitvoering van die
bestemmingsplannen.
Artikel 6
Het algemeen bestuur bestaat uit één lid per deelnemende gemeente en één lid te
benoemen per deelnemende provincie. Derhalve bestaat het algemeen bestuur van het
deltaschap bij de inwerkingtreding van deze regeling uit 7 leden. Artikel 52 juncto artikel 20
Wgr, bepaalt dat een lid van het algemeen bestuur niet werkzaam mag zijn in bepaalde
beroepen of ambten, zoals advocaat, gemachtigde of adviseur ten behoeve van het bestuur
in geschillen of ten behoeve van de wederpartij van het deltaschap. Ook kent het enkele
verboden handelingen voor de leden van het bestuur, zoals het rechtstreeks of middellijk
aangaan van bepaalde overeenkomsten betreffende het deltaschap.
Artikel 7
Het algemeen bestuur van het deltaschap bezit als hoogste orgaan alle bevoegdheden voor
zover deze niet bij of krachtens de regeling aan andere organen zijn opgedragen. Dat wil
zeggen dat alle taken ter vervulling van het doel van de regeling, waaronder de taken als
genoemd in artikel 5, tweede lid, in beginsel behoren tot de taken van het algemeen bestuur.
Daarenboven noemt het tweede lid nog uitdrukkelijk de bevoegdheid tot het jaarlijks
vaststellen van een beheerplan met daarin de in het volgend begrotingsjaar te plannen
werkzaamheden inzake het beheer van de watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden.
Op deze wijze kan bij het vaststellen van de begroting rekening worden gehouden met de
kosten van het beheer van de watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden in dat jaar.
Het algemeen bestuur kan ingevolge het derde lid zijn taken in beginsel overdragen aan het
dagelijks bestuur of de voorzitter. Aangezien de Algemene wet bestuursrecht voor de
delegatie van bevoegdheden een wettelijke basis vereist, is hierin in het derde lid voorzien.
Artikel 8
Artikel 8 regelt zoveel mogelijk de werkwijze rond de vergaderingen van het algemeen
bestuur. De regels vloeien voort uit de relevante bepalingen van de Wgr. De regels uit de
Wgr en de regels uit de Provinciewet, die de Wgr van overeenkomstige toepassing
verklaard, zijn voor de kenbaarheid zoveel mogelijk overgenomen. Voor zover regels op het
houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur niet in dit artikel zijn
overgenomen, verwijst het zevende lid naar de overeenkomstige bepalingen uit de
Provinciewet.
Artikel 9
De regels omtrent openbaarheid van de vergaderingen zijn gelijk aan de regels als
neergelegd in artikel 52 juncto artikel 22, derde tot en met vijfde lid, Wgr. Voor de
kenbaarheid zijn de regels in dit artikel overgenomen.
Artikel 10
De regels omtrent de geheimhouding van stukken vloeien voort uit de bepalingen van artikel
52 juncto artikel 23 Wgr. Voor de kenbaarheid zijn de regels op deze plaats in de regeling
overgenomen.
Artikel 11
De regels omtrent immuniteit van de leden van het bestuur van het deltaschap zijn geregeld
in artikel 52 juncto artikel 22, eerste lid, Wgr, juncto artikel 22 van de Provinciewet. Artikel
165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat een ieder,
daartoe op wettige wijze opgeroepen, verplicht is getuigenis af te leggen.
Artikel 12
De regels omtrent het verloop van een stemming vloeien voort uit de regels zoals die in de
artikelen 28 en 29 van de Provinciewet zijn neergelegd en die ingevolge artikel 52 juncto
artikel 22, eerste lid, Wgr van overeenkomstige toepassing zijn verklaard. Een benoeming
gaat iemand volgens artikel 28, derde lid, van de Provinciewet persoonlijk aan, wanneer
diegene behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een
herstemming is beperkt. Voorts kan nog worden opgemerkt dat ingevolge het van
overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 28, tweede lid, van de Provinciewet is
bepaald dat bij een schriftelijke stemming onder het deelnemen aan een stemming wordt
verstaan het inleveren van een stembriefje.
Artikel 13
Elk lid van het algemeen bestuur heeft één stem. Derhalve kunnen in een vergadering van
het algemeen bestuur maximaal zeven stemmen worden uitgebracht bij een stemming.
Daarbij geldt voor het tot stand komen van een besluit een volstrekte meerderheid van de
uitgebrachte stemmen. Dat wil zeggen dat in het geval zeven geldige stemmen zijn
uitgebracht, een besluit tot stand is gekomen indien vier stemmen voor de totstandkoming
van dat besluit zijn uitgebracht.
Artikel 14
Het algemeen bestuur kan regels stellen over de vergoedingen aan de leden van het bestuur
en aan de door het algemeen bestuur benoemde leden van advies- en bestuurscommissies.
Voor wat betreft de vergoeding en tegemoetkoming aan een bestuurslid bepaalt artikel 52
juncto artikel 21 Wgr dat deze in redelijke verhouding dient te staan tot de aan het
lidmaatschap verbonden werkzaamheden, mede rekening houdende met de vergoeding voor
werkzaamheden welke het bestuurslid ontvangt uit hoofde van zijn lidmaatschap van het aan
de regeling deelnemende bestuursorgaan. Artikel 96 van de Provinciewet bepaalt voorts dat
naast hetgeen de bestuursleden krachtens het eerste lid is toegekend, zij geen andere
vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van het deltaschap mogen ontvangen.
Voordelen ten laste van het deltaschap, anders dan in de vorm van vergoedingen en
tegemoetkomingen, genieten de bestuursleden slechts voor zover het algemeen bestuur dit
bij een door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties goedgekeurde
verordening bepalen.
Artikel 15
Artikel 52 juncto de artikelen 16 en 17 Wgr bepaalt dat de regeling bepalingen inhoudt
omtrent de wijze waarop het bestuur van een openbaar lichaam of een lid van het algemeen
bestuur van dat lichaam inlichtingen dient te verstrekken aan de raden of provinciale staten.
Evenzo dient de regeling bepalingen te bevatten omtrent de wijze waarop de leden
verantwoording dienen af te leggen aan de raden of staten waardoor zij zijn benoemd.
Hiertoe dienen het eerste en tweede lid van artikel 15 van de regeling. Het derde lid geeft de
raden of de staten de bevoegdheid door hen benoemde leden van het algemeen bestuur te
ontslaan indien deze het vertrouwen van de raad of staten niet meer bezitten.
Artikel 16
Dit artikel regelt de samenstelling van het dagelijks bestuur. Tot de door het algemeen
bestuur aan te wijzen leden behoort tevens de door het algemeen bestuur uit haar midden
aangewezen voorzitter van het deltaschap. Naast de voorzitter bestaat het dagelijks bestuur
dus nog uit twee leden, aangewezen op de wijze als in het artikel geregeld.
Artikel 17
Het dagelijks bestuur geeft dagelijkse leiding aan het deltaschap en bereidt alle zaken voor
die in het algemeen bestuur worden besproken en waarover het algemeen bestuur dient te
beslissen. Tot het geven van dagelijkse leiding behoren in ieder geval de in het tweede lid
genoemde taken. Daaronder behoort het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur,
tenzij de voorzitter hiermee is belast dan wel het algemeen bestuur bepaalde
uitvoeringstaken heeft gemandateerd aan andere personen.
Te denken valt hierbij aan het door het algemeen bestuur mandateren van uitvoerende taken
aan de secretaris, zoals het geven van opdrachten namens het algemeen bestuur inzake
werkzaamheden rond het beheer van watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden, zoals
geregeld in artikel 24, tweede lid, van deze regeling.
Voor zover het de handhaving van regels, bijvoorbeeld verordeningen, van het algemeen
bestuur betreft is het dagelijks bestuur bevoegd tot het opleggen van een last onder
bestuursdwang. Onder een last onder bestuursdwang wordt verstaan de herstelsanctie,
inhoudende een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van een overtreding en de
bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen,
indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:4 van de Algemene wet bestuursrecht vereist een wettelijke grondslag voor de
bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke sanctie. Daarin voorziet het derde lid van
artikel 17.
Artikel 18
Dit artikel regelt de inlichtingen- en verantwoordingsplicht voor het dagelijks bestuur en leden
van het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur en aan de raden van de deelnemende
gemeenten en provinciale staten. Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 52 juncto artikel 16,
tweede lid, Wgr.
Artikelen 19 en 20
Deze artikelen regelen de aanwijzing van de voorzitter van het deltaschap en de taken van
de voorzitter. De voorzitter van het deltaschap is tevens voorzitter en lid van het algemeen
bestuur en van het dagelijks bestuur.
De functies van bestuurlijk secretaris en penningmeester zijn wettelijk niet verplicht en
voegen niets meer toe. Dergelijke taken worden in opdracht van het bestuur verricht door
ambtelijk secretaris (zie artikel 23 en 24).
Artikel 21
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 52 juncto artikel 24 Wgr bepaalt artikel 21 dat het
algemeen bestuur commissies van advies kan instellen. Het tweede lid van artikel 21
verplicht het algemeen bestuur ten minste twee commissies van advies in te stellen. Deze
twee commissies adviseren het bestuur omtrent aangelegenheden als bedoeld in het derde
lid betreffende de werkgebieden van de voormalige natuur- en recreatieschappen Haringvliet
en De Grevelingen. Op de bij de regeling behorende kaart worden deze werkgebieden
onderscheidenlijk als A en B aangegeven.
Het algemeen bestuur regelt de samenstelling van de commissies. Daarbij is het mogelijk dat
het algemeen bestuur naast door de onderscheidenlijke gemeenten voorgestelde leden
tevens leden benoemt voorgedragen door andere organisaties zoals waterschappen,
terreinbeherende organisaties of organisaties van eigenaren van watergerelateerde natuuren
recreatiegebieden.
Voorts bestaat de mogelijkheid dat ook het dagelijks bestuur en de voorzitter al dan niet
vaste commissies van advies instellen die het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de
voorzitter kunnen adviseren.
Artikel 22
Artikel 52 juncto artikel 25 Wgr regelt dat het algemeen bestuur tevens bestuurscommissies
kan instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen indien de regeling dit
mogelijk maakt. Daartoe is artikel 22 in de regeling opgenomen. Aan deze commissies,
indien ingesteld, kan het algemeen bestuur tevens bepaalde bevoegdheden delegeren. Om
de kenbaarheid rond de bevoegdheden en de werkwijze van deze commissies te
verduidelijken is de tekst van artikel 25 Wgr hier grotendeels overgenomen.
Artikelen 23 en 24
Het algemeen bestuur benoemt een secretaris van het deltaschap die het bestuur en de
commissies bijstaat in de werkzaamheden en kan instructies voor hem vaststellen. De
secretaris heeft tevens tot taak namens het algemeen bestuur en gehoord de betreffende
commissie van advies, opdrachten te geven ten aanzien van uitvoerende werkzaamheden in
de watergerelateerde natuur- en recreatiegebieden. Het derde lid van artikel 24 maakt het
mogelijk dat de secretaris zijn taken ondermandateert. Op deze wijze kunnen ook andere
personen, bijvoorbeeld verschillende personen per werkgebied van een commissie van
advies, opdrachten geven ten aanzien van uitvoerende werkzaamheden. Ten aanzien van
(onder)gemandateerde bevoegdheden blijft het algemeen bestuur het verantwoordelijke
bestuursorgaan.
Artikel 25
Bij gebreke aan een ambtelijk apparaat van het deltaschap dient het algemeen bestuur te
regelen op welke wijze in ambtelijke bijstand wordt voorzien voor de werkzaamheden van het
deltaschap.
Artikel 26
Tot de taken van het bestuur van het deltaschap behoort ingevolge artikel 5, tweede lid
onder g. van de regeling, het vaststellen van verordeningen binnen de grenzen van de wet
en ter verwezenlijking van het in artikel 4 omschreven doel. In artikel 26 wordt het vaststellen
van verordeningen door het algemeen bestuur nader uitgewerkt. Zo moet een verordening
met handhavingsbepalingen door het algemeen bestuur met een twee derde meerderheid
van het aantal uitgebrachte stemmen worden vastgesteld. Dat betekent dat bij een totaal van
7 uitgebrachte stemmen ten minste 5 stemmen dienen te zijn uitgebracht voor het vaststellen
van de verordening. Hoewel het algemeen bestuur ingevolge artikel 12 doorgaans besluit
met een volstrekte meerderheid van stemmen is het handhaven van de bepalingen van een
verordening middels een strafbepaling of bestuursdwang dermate vergaand dat daarvoor
een extra ruime meerderheid wordt vereist.
Het derde lid voorziet in het toezenden van het ontwerp van een verordening aan
gedeputeerde staten van de provincies en de colleges van burgemeester en wethouders
alvorens tot vaststelling kan worden overgegaan, zodat op deze wijze de zienswijze van de
deelnemende gemeenten en de provincies in de besluitvorming kan worden meegenomen.
Artikel 27
Ingevolge artikel 54, tweede lid Wgr, dient bij de overdracht van bevoegdheden van regeling
en bestuur als bij deze regeling voorzien, tevens de verhouding van de overgedragen
bevoegdheden tot die van de besturen van de deelnemende gemeenten en de provincies te
worden geregeld. Daartoe dient artikel 27.
Het eerste lid is reeds geregeld in artikel 54, derde lid Wgr, en is hier integraal overgenomen
in verband met de kenbaarheid van de bepaling. Het tweede lid is met name van belang voor
zover een verordening van de provincie van kracht is terwijl voordien voor een gedeelte van
het grondgebied van de provincie, zijnde het werkgebied van het deltaschap, een
verordening van het deltaschap is vastgesteld welke voorziet in regeling van hetzelfde
onderwerp. In dat geval geldt de verordening van de provincie niet voor het binnen het
werkgebied van het deltaschap gelegen deel van de provincie.
Artikelen 28, 29 en 30
De procedure rond het vaststellen van de begroting en de jaarrekening is geregeld in de
artikelen 58 en 59 Wgr en is omwille van de kenbaarheid in de artikelen 28, 29 en 30 zoveel
mogelijk integraal overgenomen. In de begroting wordt ingevolge artikel 28, tweede lid, de
bijdrage van elke deelnemende gemeente en de provincie vastgelegd. Beide provincies
beschikken op grond van artikel 28, derde lid, over een doorslaggevende stem bij het
vaststellen van de begroting. De bijdragen van de gemeenten en de provincie zullen voor
wat betreft de investerings- en ontwikkelingskosten reeds voortvloeien uit het met
instemming van de raden en provinciale staten van de provincies vastgestelde meerjaren
investeringsprogramma groen zoals geregeld in artikel 5, tweede lid onder b. en derde lid,
van de regeling. Ook de bijdragen van de gemeenten en de provincies voor de beheerkosten
zullen grotendeels voortvloeien uit het ingevolge artikel 7, tweede lid, van de regeling
vastgestelde beheerplan groengebieden.
Artikel 31
Artikel 31 is de neerslag van de financiële administratie en de controle zoals dat in hoofdstuk
XIV van de Provinciewet is geregeld. Het betreft het vaststellen van een verordening voor het
beleid, beheer en organisatie van de financiën van het deltaschap. Ingevolge de van
toepassing verklaarde artikelen van de Provinciewet worden daarbij een of meerdere
accountants aangewezen belast met de controle van de jaarrekening en het daarbij
verstrekken van een verslag van bevindingen. Tevens verricht het dagelijks bestuur
periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het deltaschap
gevoerde bestuur. De verordening dient voorts binnen twee weken na vaststelling aan de
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te worden gezonden. De Minister
kan te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële
organisatie.
Artikel 32
Om te zorgen dat het deltaschap op elk moment beschikt over voldoende financiële
middelen om te kunnen voldoen aan de verplichtingen zijn de deelnemende gemeenten en
de provincies verplicht om op vier momenten in het jaar een voorschot van 25Vo te betalen
van de in de begroting van het betreffende jaar opgenomen voor hen geldende bijdragen.
Artikel 33
Artikel 33 regelt het algemene beginsel dat de provincies en de deelnemende gemeenten
garant staan voor het door het deltaschap te allen tijde beschikken over voldoende middelen
om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Voor zover blijkens de jaarrekening sprake is
van een nadelig exploitatiesaldo, wordt dit ten laste gebracht van de deelnemers. Voor elk
van de twee delen (compartimenten) van het werkgebied De Grevelingen respectievelijk
Haringvliet wordt het nadelig saldo bepaald en vervolgens verdeeld volgens de
oorspronkelijke afspraken omtrent de twee compartimenten. Het bestuur kan ook bij
begroting besluiten dat een deel van het nadelig saldo niet ten laste van één van de
compartimenten maar ten laste van het geheel wordt gebracht, volgens een daarbij te
bepalen verdeelsleutel.
Artikelen 34, 35, 36 en 37
Artikel 52 juncto artikel 9 Wgr bepaalt dat een voor onbepaalde tijd getroffen
gemeenschappelijke regeling, zoals het geval bij deze regeling, bepalingen dient in te
houden omtrent wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. Daarin is in de artikelen 34 tot
en met 37 voorzien. Van belang daarbij is dat voor wijziging of opheffing van de regeling een
unaniem besluit van de bij de regeling betrokken bestuursorganen is vereist. Tot de
toetreding van een gemeente, provincie, waterschap of een ander openbaar lichaam dan wel
een rechtspersoon kan worden besloten bij unaniem besluit van het algemeen bestuur van
het deltaschap. In het geval van opheffing van de regeling regelt het algemeen bestuur de
gevolgen van de opheffing, waaronder de vereffening van het vermogen.
Artikel 38
De bestuursorganen van het deltaschap kunnen ingevolge de hoofdstukken VIII en IX Wgr,
alleen een gemeenschappelijke regeling treffen met bestuursorganen van andere
gemeenten, provincies, waterschappen of andere openbare lichamen dan wel het bestuur
van een rechtspersoon indien deze daartoe bevoegd zijn. In artikel 38 wordt voorzien in deze
bevoegdheid voor het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
Artikel 39
Ingevolge de Archiefwet 1995 zijn overheidsorganen verplicht de onder hen berustende
archiefbescheiden in goede, geordende en toegankelijke staat te brengen en te bewaren,
alsmede zorg te dragen voor de vernietiging van de daarvoor in aanmerking komende
archiefbescheiden. Een regeling waarbij een of meer taken van een overheidsorgaan worden
overgedragen aan een ander overheidsorgaan, hetgeen in deze gemeenschappelijke
regeling aan de orde is, houdt een voorziening in omtrent de archiefbescheiden. Hierin wordt
voorzien in artikel 39. Reeds ingevolge artikel 17, tweede lid onder h., is bepaald dat het
dagelijks bestuur belast is met de zorg voor de bewaring van archiefbescheiden. De
daadwerkelijke bewaring en het beheer van archiefbescheiden in de tijdelijke archiefruimte
geschiedt ingevolge het tweede lid door de door het algemeen bestuur benoemde secretaris
van het deltaschap. Als archiefbewaarplaats voor de blijvende bewaring van de
archiefbescheiden wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Goeree-
Overflakkee.
Artikel 40 en 41
Deze artikelen regelen de inwerkingtreding en bepalen de citeertitel van de regeling.