Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Naarden

Verordening jeugdhulp gemeente Naarden 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Naarden
Officiële naam regelingVerordening jeugdhulp gemeente Naarden 2015
CiteertitelVerordening jeughulp gemeente Naarden 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Jeugdwet, art. 2.9, 2.10, 2.12 [en 8.1.1, vierde lid,]

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Nieuwe regeling

27-10-2014

Gem.bl., jrg. 2014, nr. 65117, 17-11-2014

Onbekend

Tekst van de regeling

De raad van de gemeente Naarden,

gelezen het voorstel van de colleges van burgemeester en wethouders van 22 september 2015;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 [en 8.1.1, vierde lid,] van de Jeugdwet;

gezien het advies van de commissie/voorronde Sociaal Domein van 6 oktober 2014;

overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

overwegende voorts dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen:

-over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

-over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen,

-over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld,

-voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet;

-over waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Naarden 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1. andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, maar op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

2. hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

3. individuele voorziening: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid; (niet-vrij toegankelijk)

4. melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid; 5. overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid; (vrij toegankelijk)

5. pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

7. wet: Jeugdwet.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp

De raad legt vormen van jeugdhulp op hoofdlijnen vast en delegeert uitwerking aan college)

1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn beschikbaar:

a. informatie en advies over opvoeden en opgroeien;

b. welzijnsactiviteiten;

c. kindertelefoon;

d. jeugdgezondheidszorg;

 

2. De volgende vormen van individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

a. ambulante hulpverlening;

b. dagbehandeling;

c. pleegzorg;

d. residentiele zorg;

e. crisishulp.

 

3. Het college stelt bij nadere regeling vast welke overige en individuele voorzieningen op basis van het eerste en tweede lid beschikbaar zijn.

Artikel 3 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Het college legt de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 9.

Artikel 4 Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4a Cliëntondersteuning

Het college wijst de jeugdige en/of de ouder voorafgaand aan het onderzoek bedoeld in artikel 6 op de mogelijkheid gebruik te kunnen maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

Artikel 5 Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6 Het onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    c. het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    d. de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    e. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    f. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    g. de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    h. hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en;

    i. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 (in situaties van jeugdhulp buiten de thuissituatie) van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 2. Het besluit op de aanvraag is zo nodig afgestemd op de domeinen onderwijs, zorg, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen, politie en justitie.

Artikel 9 Inhoud beschikking

  • 1. Bij het treffen van een voorziening legt het college in ieder geval de volgende onderdelen bij beschikking vast:

    a. de conclusies uit het onderzoek;

    b. de resultaten die cliënt wenst te bereiken

    c. de duur van de voorziening;

    d. welke voorziening(en) het college treft om het resultaat te bereiken;

    e. in welke vorm de voorziening wordt verstrekt;

    f. of er sprake is van een tussentijdse evaluatie en de wijze waarop dit plaatsvindt;

    g. de voorwaarden waaronder de voorziening is verstrekt;

    h. de wijze waarop bezwaar gemaakt kan worden tegen de beschikking.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt tevens in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    a. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    b. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; en

    c. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 3. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 10 Regels voor een PGB

  • 1. Het college verstrekt, indien cliënt dit wenst, een persoonsgebonden budget indien:

    a. de jeugdige en zijn ouder naar het oordeel van het college in staat zijn de aan een budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    b. de jeugdige en zijn ouder zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening niet wensen geleverd te krijgen door een door het college voorgestelde jeugdhulpaanbieder, en

    c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige en zijn ouder van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 3. De maximale omvang van het persoonsgebonden budget wordt op maat vastgesteld en wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • 4. Het persoonsgebonden budget is toereikend voor de aanschaf van de maatwerkvoorziening, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

  • 5. Het college regelt de manier waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld in de nadere regels die behoren bij de Verordening jeugdhulp Naarden 2015.

Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    c. de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of;

    e. de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 12 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

a. de aard en omvang van de te verrichten taken;

b. de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

c. een redelijke toeslag voor overheadkosten;

d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

e. kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 13 Monitoring

Het college verzamelt ter bevordering van de kwaliteit en de continuïteit van voorzieningen, systematisch informatie over:

a. De ervaringen bij de toegekende voorzieningen

b. De mate waarop de toegekende voorzieningen bijdragen aan de (sociaal/economische) zelfredzaamheid en participatie van cliënten;

c. In hoeverre de resultaten uit de beschikkingen daadwerkelijk worden bereikt.

Artikel 14 Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich gedurende de procedure desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 15 Melding klachten

  • 1. Voor de afhandeling van klachten van ouders en jeugdigen die betrekking hebben op de gedragingen van het college of de voor haar werkzame personen bij de afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in artikel 8 van deze verordening, hanteert het college de bestaande klachtenprocedure zoals omschreven in hoofdstuk 9 van de Awb

  • 2. Onverminderd artikel 4.2.1. van de Jeugdwet stellen aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, een effectieve en laagdrempelige regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen jegens een cliënt en de uitvoering/levering van de voorziening.

Artikel 16 Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 17 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het bepaalde in deze verordening.

Artikel 18 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de bedragen, neergelegd in de op deze verordening berustende nadere regels, verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau van de Statistiek en de NEA-index.

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen in deze verordening ten gunste van de cliënt buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover van toepassing, gelet op het belang dat deze verordening beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Naarden 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 27 oktober 2014

de griffier, de voorzitter,