Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Ubbergen

Beleidsregel ‘Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, IOAW, IOAZ 2014’

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Ubbergen
Officiële naam regelingBeleidsregel ‘Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, IOAW, IOAZ 2014’
CiteertitelMaatwerk bestuurlijke boete Wwb, IOAW, IOAZ 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Artikelen 18a lid 4 lid 7 van de Wwb
  2. 20a lid 4 en lid 7 IOAW
  3. 20 a lid 4 en lid 7 IOAZ.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-02-2014Onbekend

11-02-2014

Rozet 05-03-2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

MAATWERK BESTUURLIJKE BOETE Wwb, IOAW, IOAZ 2014

Het college van burgemeester en wethouders, gelet op artikel 18a Wet werk en bijstand

(hierna: Wwb), artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (hierna: IOAW) en van de Wet inkomensvoor-ziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (hierna: IOAZ).

BESLUIT:

Vast te stellen de Beleidsregel ‘Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, IOAW, IOAZ 2014’.

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Burgerlijk Wetboek (BW).

  • 2. In de beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: de persoon die een Wwb, IOAW of IOAZ uitkering ontvangt;

    • b.

      benadelingsbedrag: het bedrag dat, als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in de artikel 17, eerste lid Wwb, 13 lid 1 IOAW/IOAZ of de verplichtingen als bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI), ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan uitkering is verstrekt;

    • c.

      boete: de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 20a van de IOAW en IOAZ en 18a van de Wwb;

    • d.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • e.

      inlichtingenplicht: de inlichtingenplicht als genoemd in de artikelen 17 lid 1 Wwb, lid 1 IOAW, 13 lid 1 IOAZ en 30c lid 2 en 3 van de Wet SUWI;

      • f.

        nul-fraude: het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting heeft niet geleid tot een benadelingsbedrag;

      • g.

        Wwb: Wet werk en bijstand;

      • h.

        IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

      • i.

        IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

      • j.

        Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

      • k.

        Hij/zij: waar ‘hij’ wordt geschreven wordt ook ‘zij’ bedoeld, indien van toepassing.

Artikel 2. Hoogte van de bestuurlijke boete

De hoogte van de bestuurlijke boete wordt vastgesteld aan de hand van de volgende regels:

  • a.

    ls de financiële benadeling groter of gelijk aan € 0,00 en minder dan € 150,-, dan is de bestuurlijke boete € 150,-, onverminderd het bepaalde in artikel 6;

  • b.

    Als de financiële benadeling € 150,- of meer bedraagt, dan wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 100 % van het benadelingsbedrag;

  • c.

    Als er sprake is van herhaling als bedoeld in de artikelen 18a lid 5 en 6 van de Wwb of 20a lid 5 en 6 IOAW/IOAZ, dan wordt de bestuurlijke boete vastgesteld op 150 % van het benadelingsbedrag;

Artikel 3. Verminderde verwijtbaarheid

  • 1. Indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid kan de bestuurlijke boete verlaagd worden. Het college acht in de volgende gevallen verminderde verwijtbaarheid aanwezig:

    • a.

      De belanghebbende verkeerde op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren. Deze omstandigheden brachten belanghebbende weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid om aan zijn verplichting te voldoen, maar waren emotioneel zo ontwrichtend dat het belanghebbende niet volledig valt toe te rekenen dat de informatie niet tijdig of volledig aan het college is verstrekt;

    • b.

      de betrokkene verkeerde in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

    • c.

      als een belanghebbende onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een wijziging van omstandigheden niet onverwijld meldt, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding door het college is geconstateerd;

    • d.

      als er sprake is van een samenstel van omstandigheden, zoals hiervoor genoemd, die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel, leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Artikel 4. Hoogte bestuurlijke boete bij verminderde verwijtbaarheid

Indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, als bedoeld in de artikelen 18a lid 7 Wwb en 20a lid 7 IOAW/IOAZ, wordt het boetebedrag verlaagd met 50%.

Dit geldt zowel voor het boetebedrag van de eerste boete als voor het boetebedrag van een recidiveboete.

Artikel 5. Afzien van bestuurlijke boete

Van het opleggen van een bestuurlijke boete kan het college afzien indien:

  • a.

    het niet nakomen van een verplichting niet aan de belanghebbende kan worden verweten omdat hij op het moment dat hij aan de verplichting moest voldoen in onvoorziene en ongewenste omstandigheden verkeerde die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichtingen te voldoen;

  • b.

    daarvoor dringende redenen zijn.

Artikel 6. Schriftelijke waarschuwing in plaats van bestuurlijke boete

Bij schending van de inlichtingenplicht wordt van het opleggen van een bestuurlijke boete afgezien en wordt een waarschuwing gegeven als:

  • a.

    er sprake is van nul-fraude; en

  • b.

    belanghebbende in de twee jaar voorafgaand aan het ingaan van de boete-waardige gedraging geen waarschuwing heeft gehad.

HOOFDSTUK II SLOTBEPALINGEN

Artikel 7. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Inzake de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 8. Inwerkingtreding

De beleidsregel ‘Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, IOAW, IOAZ 2014’ treedt in werking met ingang van de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel ‘Maatwerk bestuurlijke boete Wwb, IOAW, IOAZ 2014’.

TOELICHTING OP DE BELEIDSREGEL

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

Artikel 2. Hoogte van de bestuurlijke boete

Voor wat betreft de hoogte van de bestuurlijke boete heeft de wetgever bepaald dat deze maximaal gelijk is aan het netto benadelingsbedrag maar tenminste € 150,-, ook als het benadelingsbedrag lager is. Hierbij is sprake van een eerste overtreding.

Afwijking van dit bedrag is -als het gaat om een verwijtbare schending van de inlichtingenplicht- alleen mogelijk op gronden van bijzondere omstandigheden. In die situatie dient de hoogte van de bestuurlijke boete wel te worden afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin.

Indien er sprake is van herhaalde schending van de inlichtingenplicht (een tweede of volgende overtreding) met financieel nadeel dan bedraagt de bestuurlijke boete 150% van het benadelingsbedrag.

Het is niet mogelijk om een hogere bestuurlijke boete op te leggen als er sprake is van verzwarende omstandigheden. Een lagere bestuurlijke boete is wel mogelijk. De hoogte van de bestuurlijke boete wordt nader afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin, omdat de wet alleen de maximale bestuurlijke boete bepaalt. Is de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift vastgelegd, dan kan alleen in bijzondere omstandigheden hiervan worden afgeweken. De bewijslast om deze bijzondere omstandigheden aannemelijk te maken ligt bij belanghebbende. Van bijzondere omstandigheden is sprake indien belanghebbende onevenredig zwaar door de bestuurlijke boete wordt getroffen.

Het benadelingsbedrag is het bedrag dat belanghebbende ten onrechte heeft ontvangen. Het gaat bij de Wwb om het nettobedrag, waarbij ook onterecht verleende bijzondere bijstand (waaronder de langdurigheidstoeslag) meetelt. Voor de IOAW/IOAZ gaat het om het bruto bedrag - het betreft een bruto uitkering - zonder de door het college verschuldigde sociale premies.

Artikel 3. Verlagen bestuurlijke boete

Artikel 18a, lid 7 onderdeel a Wwb en artikel 20a, lid 7 onderdeel a IOAW/IOAZ biedt de mogelijkheid de bestuurlijke boete te verlagen als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Het gaat hierbij om omstandigheden ten tijde van de gedraging.

  • a.

    Denk hierbij aan situaties dat belanghebbende in onvoorziene en ongewenste omstandigheden verkeerde die niet tot het normale levenspatroon behoren. Hij kon feitelijk wel aan de inlichtingenplicht voldoen, maar de omstandigheden waren emotioneel ontwrichtend. Hierdoor valt het belanghebbende niet helemaal te verwijten dat hij de inlichtingen niet tijdig of volledig heeft doorgegeven.

  • b.

    Denk hierbij aan de situatie dat iemand tijdelijk administratief onbekwaam is in verband met zijn geestelijke vermogens. Gaat het om een structurele situatie , dan moet de belanghebbende een wettelijke vertegenwoordiger regelen. Heeft hij dat niet gedaan, dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

  • c.

    Denk hierbij aan situaties dat belanghebbende wel inlichtingen heeft doorgegeven. Deze waren niet juist, tijdig of volledig. Voordat de overtreding is geconstateerd heeft belanghebbende uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen gegeven. Aansluiting wordt gezocht bij deze niet limitatief gestelde regels en de geboden ruimte voor een bredere, individueel bepaalde toepassing.

  • d.

    Hierbij kan gedacht worden aan een samenstel van omstandigheden die op zich zelf bezien tot het normale leven behoren, maar die door een stapeling hiervan ertoe leiden dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

De leden a, b, en c zijn afkomstig uit het tweede lid van artikel 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten.

Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid als belanghebbende de brieven van de gemeente niet begrijpt, bijvoorbeeld omdat hij de taal niet begrijpt. Of als betrokkene langere tijd niet in staat is om zijn belangen te behartigen. Hij zal in dat geval ervoor moeten zorgen dat een ander zijn zaken regelt. In beide situaties wordt belanghebbende geacht iemand te zoeken die de correspondentie begrijpt en/of de belangen kan behartigen.

Artikel 4. Hoogte bestuurlijke boete bij verminderde verwijtbaarheid

Als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid kan de bestuurlijke boete worden verlaagd. Verminderde verwijtbaarheid leidt tot verlaging van de bestuurlijke boete met 50%.

Artikel 5. Afzien van een bestuurlijke boete

Er is een mogelijkheid om af te zien van een bestuurlijke boete:

  • a.

    Te denken valt aan een plotselinge ziekenhuisopname, waardoor hij niet in staat was om aan de inlichtingenplicht te voldoen;

  • b.

    Wat dringende reden zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan niet op voorhand worden vastgelegd. Bij een dringende reden gaat het dan ook om bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Uit het woord ‘dringend’ blijkt dat er iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand moet zijn, wil een afwijking van de regel gerechtvaardigd zijn. Uitsluitend vanwege het feit dat het de (mede-) belanghebbende minderjarige gezinsleden ontbreekt aan de noodzakelijke middelen om in het bestaan te voorzien, kan nog niet worden gesproken van dringende redenen. Vast dient te staan dat sprake is van incidentele gevallen en dat de behoeftige omstandigheden waarin de (mede) belanghebbende minderjarige gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete volstrekt onvermijdelijk is. Het enkele feit dat het de belanghebbende aan financiële middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is dan ook onvoldoende om te kunnen spreken van dringende redenen (TK 2011-2012, 33 207, nr. 3 p. 47. Vergelijk ook CRvB 14-02-2012, nr. 09/4506 WWB LJN BV6355).

Het afgeven van een beschikking dat het college afziet van het opleggen van een bestuurlijke boete wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive.

Artikel 6. Het geven van een schriftelijke waarschuwing

Als sprake is van “nulfraude”, dan wordt dit niet als recidive beschouwd. Van recidive is enkel sprake als binnen de recidive termijn (= binnen 5 jaar na onherroepelijk worden van de eerste overtreding) voor de tweede keer een bestuurlijke boete is opgelegd voor schending van de inlichtingenplicht, waarbij sprake is van een benadelingsbedrag.

Een waarschuwing kan alleen worden opgelegd als betrokkene in de afgelopen twee jaar niet eerder een waarschuwing heeft gehad. Voor deze termijn wordt gerekend vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven (artikelen 18a lid 4 Wwb en 20a lid 4 IOAW/IOAZ).

Een waarschuwing wordt bij beschikking afgegeven en telt overigens niet mee voor de eventuele recidive.

HOOFDSTUK II Slotbepalingen

Artikel 7, 8 en 9

In de slotbepalingen is bepaald dat het college besluit in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien. Daarnaast hoe deze beleidsregels geciteerd kunnen worden en vanaf welke datum deze van kracht zijn geworden.