Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bellingwedde

Voorlopig reglement ondernemingsraad gemeente Bellingwedde

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bellingwedde
Officiële naam regelingVoorlopig reglement ondernemingsraad gemeente Bellingwedde
CiteertitelVoorlopig reglement ondernemingsraad gemeente Bellingwedde
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-2001Onbekend

01-02-2001

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1 Samenstelling en zittingsduur

Artikel 1 Begripsbepalingen

Het reglement verstaat onder:

  • a.

    ondernemer: de gemeente

  • b.

    onderneming: de gemeentelijke organisatie

  • c.

    de wet: de Wet op de ondernemingsraden

  • d.

    bedrijfscommissie: de Bedrijfscommissie voor de Overheid

  • e.

    bestuurder: de gemeentesecretaris

  • f.

    werknemersorganisatie: de verenigingen van werknemers, bedoeld in artikel 9 lid 2 onder a van de wet

Artikel 2

  • 1. De ondernemingsraad bestaat uit minimaal 5 en maximaal 7 leden.

  • 2. De ondernemingsraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangende voorzitter.

  • 3. De voorzitter, of bij diens verhindering de plaatsvervangende voorzitter, vertegenwoordigt de ondernemingsraad in rechte.

Artikel 3

  • 1. De leden van de ondernemingsraad treden om de 3 jaar tegelijk af

  • 2. De aftredende leden zijn terstond herkiesbaar.

Hoofdstuk 2 Voorbereiding van de verkiezing, actief en passief kiesrecht, kandidaatstelling

Artikel 4

  • 1. De organisatie van de verkiezingen van de leden van de ondernemingsraad berust bij de ondernemingsraad.

  • 2. De ondernemingsraad kan de organisatie van de verkiezingen opdragen aan een commissie.

  • 3. De organisatie van de verkiezingen van de leden van de eerste ondernemingsraad berust bij de voorbereidingscommissie. In dit reglement dient voor de eerste verkiezingen voor ondernemingsraad dan ook voorbereidingscommissie ondernemingsraad worden gelezen.

Artikel 5

1. Kiesgerechtigd zijn de personen, die gedurende tenminste 6 maanden binnen de onderneming werkzaam zijn in vaste dienst, dan wel op basis van detachering en personen, die gedurende tenminste 2,5 jaar binnen de onderneming als uitzendkracht werkzaam zijn.

  • 2.

    Op lid 1 zijn uitgezonderd de personen werkzaam in de onderneming in de functie van burgemeester en van buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, alsmede de bestuurder in de zin van de WOR en diens aangewezen plaatsvervanger als bestuurder in de zin van de WOR.

  • 3.

    Verkiesbaar zijn de personen, die gedurende tenminste 1 jaar binnen de onderneming werkzaam zijn in vaste dienst, dan wel op basis van detachering en personen, die gedurende tenminste 3 jaar binnen de onderneming als uitzendkracht werkzaam zijn.

  • 4.

    Op lid 2 zijn uitgezonderd de personen werkzaam in de onderneming in de functie van burgemeester en van buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, alsmede de bestuurder in de zin van de WOR en diens aangewezen plaatsvervanger als bestuurder in de zin van de WOR.

Artikel 6

  • 1. De ondernemingsraad bepaalt na overleg met de ondernemer de datum van de verkiezingen, alsmede de tijdstippen van aanvang en einde van de stemming. De secretaris van de ondernemingsraad doet van een en ander mededeling aan de ondernemer, aan de in de onderneming werkzame personen en aan de werknemersorganisaties. Tussen het doen van deze mededeling en de datum, waarop de verkiezingen worden gehouden, liggen tenminste 15 weken.

  • 2. De datum van de verkiezingen ligt niet eerder dan 4 weken en niet later dan 3 weken voor de afloop van de zittingsperiode van de aftredende leden van de ondernemingsraad.

  • 3. De ondernemingsraad, of de door hem ingestelde verkiezingscommissie, kan zich bij de verkiezingen laten bijstaan door één of meer stembureaus, die elk bestaan uit ten hoogste 3 in de onderneming werkzame personen.

Artikel 7

  • 1. Uiterlijk 12 weken voor de verkiezingsdatum stelt de ondernemingsraad een lijst op van de in de onderneming werkzame personen, die op de verkiezingsdatum kiesgerechtigd zijn resp. verkiesbaar zijn, conform art. 5, ledenl en 2, en maakt deze lijst in de onderneming bekend.

  • 2. Kandidaatstelling geschiedt door indiening van een lijst van een of meer kandidaten bij de secretaris van de ondernemingsraad. Deze verstrekt een gedagtekend bewijs van ontvangst, gesteld ten name van degene, die de lijst heeft ingediend.

  • 3. Tot uiterlijk 6 weken voor de verkiezingsdatum kunnen werknemersorganisaties kandidatenlijsten indienen.

  • 4. Binnen 1 week, nadat de in lid 3 bedoelde termijn is verstreken, bepaalt de ondernemingsraad het aantal handtekeningen, dat tenminste nodig is voor de indiening van een kandidatenlijst door diegene, die geen lid zijn van een werknemersorganisatie, welke een kandidatenlijst heeft ingediend.

  • 5. Tot uiterlijk 3 weken voor de verkiezingsdatum kunnen de in lid 4 bedoelde kandidatenlijsten bij de secretaris van de ondernemingsraad worden ingediend.

  • 6. Bij elke kandidatenlijst wordt van iedere daarop voorkomende kandidaat de schriftelijke verklaring overlegd inhoudende, dat hij de kandidatuur aanvaardt.

  • 7. De naam van een kandidaat mag slechts op een kandidatenlijst voorkomen.

Artikel 8

  • 1. De ondernemingsraad onderzoekt of de ingediende kandidatenlijsten en de daarop voorkomende kandidaten voldoen aan de vereisten van de wet en van dit reglement.

  • 2. De ondernemingsraad verklaart een kandidatenlijst, die niet aan de in het vorige lid bedoelde vereisten voldoet, ongeldig en deelt dit onverwijld schriftelijk en met opgave van redenen mee aan degene(n), die de lijst heeft (hebben) ingediend. Gedurende één week na deze mededeling bestaat de gelegenheid de lijst aan de gestelde vereisten aan te passen.

  • 3. De kandidatenlijsten worden uiterlijk 2 weken voor de verkiezingsdatum door de ondernemingsraad aan de in de onderneming werkzame personen bekend gemaakt.

Artikel 9

1.Indien er niet meer kandidaten zijn gesteld dan er plaatsen zijn te vervullen in de ondernemingsraad, vinden er geen verkiezingen plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn gekozen.

Hoofdstuk 3 Wijze van stemmen bij verkiezingen

Artikel 10

  • 1. De verkiezingen geschieden bij geheime schriftelijke stemming.

  • 2. Door of namens de ondernemingsraad wordt op de verkiezingsdatum op de daartoe door de ondernemingsraad aangewezen plaatsen aan iedere kiesgerechtigde persoon een gewaarmerkt stembiljet uitgereikt. Op dit stembiljet staan de kandidaten vermeld. Dadelijk na invulling doet de kiesgerechtigde persoon dit stembiljet in een daartoe bestemde bus, tenzij het stembiljet per post wordt verzonden.

  • 3. Iedere kiesgerechtigde persoon kan voor ten hoogste 2 andere kiesgerechtigde personen een stembiljet invullen, mits hij door deze personen schriftelijk daartoe is gemachtigd.

Artikel 11

Iedere kiesgerechtigde persoon brengt een stem uit.

Artikel 12

  • 1. Na het einde van de stemming stelt de ondernemingsraad het aantal geldige stemmen vast, dat op elke kandidatenlijst en elke daarop voorkomende kandidaat is uitgebracht.

  • 2. Ongeldig zijn de stembiljetten:

    • a)

      die niet door of namens de ondernemingsraad zijn gewaarmerkt;

    • b)

      waaruit niet duidelijk de keuze van de stemgerechtigde blijkt;

    • c)

      waarop meer dan een stem is uitgebracht;

    • d)

      waarop andere aantekeningen voorkomen dan de aanwijzing van de verkozen kandidatenlijst.

Artikel 13

  • 1. Ter bepaling van de uitslag van de verkiezingen berekent de ondernemingsraad in de eerste plaats de kiesdeler door het aantal geldig uitgebrachte stemmen te delen door het aantal te bezetten zetels in de ondernemingsraad. Vervolgens worden aan iedere kandidatenlijst zoveel zetels toegewezen als de kiesdeler begrepen is in het aantal op die lijst uitgebrachte geldige stemmen. De daarbij overblijvende stemmen alsmede de stemmen uitgebracht op een lijst die de kiesdeler niet haalden, gelden als overschotstemmen. Zetels die op deze wijze niet kunnen worden vervuld, worden als restzetels achtereenvolgens toegekend aan de lijsten met de grootste stemmenoverschotten. Bij een gelijk stemmenoverschot van 2 of meer lijsten beslist het lot welke lijst het eerst een restzetel krijgt. De aan een lijst toegevallen zetels worden toegewezen aan de daarop staande kandidaten in de volgorde, waarop zij op de lijst voorkomen, met dien verstande dat een kandidaat, die persoonlijk de kiesdeler heeft gehaald, in ieder geval is gekozen.

  • 2. De uitslag van de verkiezingen wordt door de ondernemingsraad vastgesteld en volledig bekend gemaakt aan de ondernemer, aan de in de onderneming werkzame personen en aan de werknemersorganisaties, die de kandidatenlijsten hebben ingediend.

Artikel 14

De gebruikte stembiljetten worden door de secretaris van de ondernemingsraad in één of meer gesloten enveloppen tenminste 3 maanden bewaard.

Hoofdstuk 4 Voorziening in tussentijdse vacatures

Artikel 15

  • 1. In geval van een tussentijdse vacature in de ondernemingsraad wijst de ondernemingsraad tot opvolger van het betrokken lid aan de kandidaat, die blijkens de uitslag van de laatstgehouden verkiezingen daarvoor als eerste in aanmerking komt.

  • 2. De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature. Artikel 13, lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien er geen opvolger als bedoeld in het eerste lid aanwezig is, wordt in de vacature voorzien door het houden van tussentijdse verkiezingen, tenzij binnen 6 maanden algemene verkiezingen plaatsvinden.

Hoofdstuk 5 Bezwaren regeling

Artikel 16

  • 1. Tegen een besluit van een ondernemingsraad met betrekking tot:

    • a)

      de bepaling van de datum van de verkiezingen en de tijdstippen van het begin tot einde van de stemming (artikel 6, lid 1);

    • b)

      de opstelling van de lijst van kiesgerechtigde en verkiesbare personen (artikel 7, lid 1);

    • c)

      de vaststelling van het aantal handtekeningen, dat nodig is voor de indiening van een kandidatenlijst door degenen, die geen lid zijn van een werknemersorganisatie, die een kandidatenlijst heeft ingediend (artikel 7, lid 4);

    • d)

      de geldigheid van een kandidatenlijst (artikel 8);

    • e)

      de vaststelling van de uitslag van de verkiezingen (artikel 13, lid 2); t) de voorziening in een tussentijdse vacature (artikel 15), kan iedere belanghebbende binnen 1 week na de bekendmaking van het besluit bezwaar maken bij de ondernemingsraad.

  • 2. De ondernemingsraad beslist onverwijld op het bezwaar en treft daarbij zo nodig de noodzakelijke voorzieningen.

Hoofdstuk 6Werkwijze en secretariaat

Artikel 17

  • 1.

    De ondernemingsraad komt in vergadering bijeen in de navolgende gevallen:

    • a)

      op verzoek van de voorzitter;

    • b)

      op gemotiveerd verzoek van tenminste 3 leden.

  • 2.

    De voorzitter bepaalt tijd en plaats van de vergadering. Een vergadering op verzoek van de leden van de ondernemingsraad wordt gehouden binnenl4 dagen, nadat hun verzoek daartoe bij de voorzitter is ingekomen.

  • 3.

    De bijeenroeping geschiedt door de secretaris, door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de leden. De bijeenroeping geschiedt tenminste 7 dagen voor de te houden vergadering, behoudens in spoedeisende gevallen.

  • 4.

    Een vergadering kan slechts plaatsvinden, indien de meerderheid van de leden van de ondernemingsraad aanwezig is.

  • 5.

    Bij ontstentenis van de voorzitter en van diens plaatsvervanger kiest deondernemingsraad uit de aanwezige leden een voorzitter voor de vergadering.

Artikel 18

  • 1. De ondernemingsraad benoemt een secretaris.

  • 2. De secretaris is belast met het bijeenroepen van de ondernemingsraad, het opmaken van de agenda, het opstellen van het verslag van de vergadering, alsmede met het voeren van de briefwisseling en het beheren van de voor de ondernemingsraad bestemde en van de ondernemingsraad uitgaande stukken.

Artikel 19

  • 1. De secretaris maakt in overleg met de voorzitter voor iedere vergadering een agenda op. Ieder lid van de ondernemingsraad kan bij de secretaris een voorstel indienen voor plaatsing van een onderwerp op de agenda.

  • 2. De secretaris maakt de agenda bekend aan de leden van de ondernemingsraad, aan de ondernemer en aan de in de onderneming werkzame personen. Behoudens in spoedeisende gevallen geschiedt de bekendmaking tenminste 7 dagen voor de vergadering van de ondernemingsraad.

Artikel 20

  • 1.

    De ondernemingsraad beslist bij gewone meerderheid van stemmen. Ter bepaling of aan dit voorschrift wordt voldaan tellen blanco stemmen niet mee.

  • 2.

    Over zaken wordt mondeling en over personen schriftelijk gestemd.

  • 3.

    Indien bij een besluit met betrekking tot de benoeming van een persoon geen van de kandidaten bij de eerste stemming de gewone meerderheid haalt, vindt herstemming plaats tussen de twee kandidaten, die bij de eerste stemming de meeste stemmen kregen. Bij deze herstemming is diegene gekozen, die alsdan de meeste stemmen op zich heeft verenigd. Indien de stemmen staken, beslist het lot.

  • 4.

    Bij staking van stemmen over een voorstel tot een door de ondernemingsraad te nemen besluit, dat geen betrekking heeft op een te benoemen persoon, wordt dit voorstel op de eerst volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Indien dan wederom de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 21

  • 1. Zo spoedig mogelijk na iedere vergadering van de ondernemingsraad maakt de secretaris een verslag van die vergadering op en zendt het toe aan de leden van de ondernemingsraad.

  • 2. De secretaris maakt na het verstrijken van 7 dagen na de toezending het verslag bekend aan de in de onderneming werkzame personen en aan de ondernemer, tenzij binnen die termijn een lid van de ondernemingsraad een met redenen toegelicht bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van het verslag. Het aan de in de onderneming werkzame personen bekend te maken verslag bevat geen gegevens waaromtrent geheimhouding moet worden betracht ingevolge het bepaalde in artikel 20 van de WOR.

  • 3. Indien een bezwaar als bedoeld in het vorige lid is gemaakt, maakt de secretaris het verslag eerst bekend, nadat de ondernemingsraad over het verslag heeft beslist.

Artikel 22

  • 1. De secretaris maakt jaarlijks voor 1 april een verslag op van de werkzaamheden van de ondernemingsraad in het afgelopen jaar. Dit verslag behoeft de goedkeuring van de ondernemingsraad.

  • 2. De secretaris maakt het jaarverslag zo spoedig mogelijk na de goedkeuring bekend aan de ondernemer en aan de in de onderneming werkzame personen, alsmede aan het bevoegde districthoofd van de Arbeidsinspectie en de bedrijfscommissie.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 23

  • 1. Dit reglement kan worden gewijzigd en aangevuld bij besluit van de ondernemingsraad.

  • 2. Alvorens de wijziging of aanvulling vast te stellen, stelt de ondernemingsraad de ondernemer in de gelegenheid daarover zijn standpunt kenbaar te maken.

  • 3. In de vergadering, waarin wordt besloten het reglement te wijzigen of aan te vullen, dienen tenminste 2/3 van de leden van de ondernemingsraad aanwezig te zijn.

  • 4. Een zodanig besluit behoeft tenminste een meerderheid van 2/3 van de uitgebrachte stemmen. Ter bepaling of aan dit voorschrift is voldaan tellen blanco stemmen niet mee.

  • 5. De ondernemingsraad verstrekt onverwijld een exemplaar van de wijziging of aanvulling aan de ondernemer en aan de bedrijfscommissie.

TOELICHTING OF DE ARTIKELEN

Artikel 1

Ondernemer

Bij de overheid is de publiekrechtelijke rechtspersoon de ondernemer in de zin van de Wet op de ondernemingsraden (WOR), dus de Staat, een gemeente, een provincie en een waterschap. Een ondernemer kan meerdere ondernemingen in stand houden.

Onderneming

Artikel 1, onder c van de WOR omschrijft een onderneming als een elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband, waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht.

Voor het zijn van een onderneming in de zin van de WOR moet er dus sprake zijn van een organisatorisch verband. Dit wil zeggen een groep van mensen die op enigerlei wijze samenwerkt. Verder moeten in dat samenwerkingsverband mensen werken op grond van een aanstelling en/of arbeidsovereenkomst, dus in dienst van en onder leiding van een ander. Tot slot moet het samenwerkingsverband naar buiten toe als een zelfstandige eenheid optreden.

De rechtsvorm noch de aard van de te verrichten werkzaamheden zijn daarbij van belang.

Juridische zelfstandigheid van het samenwerkingsverband speelt evenmin een rol. Bij het rijk zullen de afzonderlijke ministeries aangemerkt kunnen worden als ondernemingen in de zin van de WOR. Daarnaast kunnen onderdelen van ministeries als ondernemingen worden beschouwd, als die onderdelen zich naar buiten toe als een zelfstandige eenheid presenteren.

Bij de politie kunnen de verschillende politieregio's en het Korps Landelijke Politiediensten (KLP) als ondernemingen in de zin van de WOR worden beschouwd. Daarnaast kunnen districten binnen een politieregio of divisies van het KLP als ondernemingen worden aangemerkt, als die onderdelen zich naar buiten toe als een zelfstandige eenheid presenteren.

Een provincie, gemeente of waterschap is eveneens te beschouwen als een onderneming in de zin van de WOR. Dit kan tevens gelden voor onderdelen daarvan, als die onderdelen zich naar buiten toe als een zelfstandige eenheid presenteren.

Bestuurder

Het begrip bestuurder wordt in artikel 1, onder e van de WOR omschreven als hij, die alleen dan wel tezamen met anderen in een onderneming rechtstreeks de hoogste zeggenschap uitoefent bij de leiding van de arbeid. Hij is degene die het advies en/of de instemming van de O.R. moet vragen, de informatie aan de O.R. moet verstrekken, het overleg met de O.R. moet voeren. Kortom, daar waar de WOR aan de ondernemer verplichtingen oplegt en rechten toekent, moet de bestuurder namens de ondernemer feitelijk optreden. Binnen de overheid wordt de dagelijkse leiding van het ambtenarenapparaat in de praktijk gedelegeerd aan bepaalde ambtenaren en deze ambtenaren zijn bestuurders in de zin van de WOR. Dit betekent in het algemeen, dat de hoogste ambtenaar binnen een organisatie, waarvoor een O.R. is ingesteld, de bestuurder zal zijn.. Het verdient aanbeveling in het reglement het begrip bestuurder door middel van een functiebenaming nader in te vullen.

Artikel 2

Artikel 6, lid 1 van de WOR bevat een regeling met betrekking tot het aantal leden van de O.R. Aanbevolen wordt te streven naar een oneven aantal leden om het staken van de stemmen te voorkomen.

Genoemd artikel geeft de O.R. tevens de mogelijkheid om met toestemming van de ondernemer te bepalen, dat voor een of meer O.R.-leden een plaatsvervanger wordt gekozen. Diverse vormen van plaatsvervangerschap zijn mogelijk,: ieder lid kan een eigen (d.w.z. aan de persoon gebonden) plaatsvervanger hebben. Het is ook mogelijk dat slechts een of een beperkt aantal O.R.-leden een eigen plaatsvervanger heeft. Tenslotte is het mogelijk dat een of enkele plaatsvervangers worden gekozen, die, al naar het uitkomt, elk O.R.-lid kunnen vervangen. Als de O.R. kiest voor enigerlei vorm van plaatsvervangende leden, dan dient daarvoor een afzonderlijke bepaling in het reglement te worden opgenomen.

Artikel 7 van de WOR bepaalt, dat de O.R. uit zijn midden een voorzitter moet aanwijzen. Tevens bepaalt het artikel, dat de O.R. uit zijn midden een of meer (dus tenminste 1) plaatsvervangende voorzitter(s) kiest. Indien de O.R. kiest voor meer dan 1 plaatsvervangende voorzitter, dan dient dat in het 2e lid te worden vermeld.

Artikel 3

Artikel 12, lid 1 van de WOR stelt als hoofdregel, dat de O.R.-leden om de 3 jaar tegelijk aftreden. Lid 2 geeft aan, dat de O.R. de vrijheid heeft om de zittingstermijn op 2 of 4 jaar te stellen.

Artikel 12, lid 2 van de WOR geeft de O.R. de mogelijkheid om in het reglement te bepalen, dat de O.R.-leden om de 2 jaar voor de helft aftreden. Dit is alleen mogelijk, wanneer er voor gekozen wordt de zittingstermijn op 4 jaar te stellen. Indien de O.R. dit wenst dient lid 1 als volgt te luiden: " De zittingsduur van de leden van de ondernemingsraad is 4 jaar. Om de 2 jaar treedt de helft van de leden van de ondernemingsraad af volgens een door de raad van tevoren opgesteld rooster van aftreden ".

Om invoering van een rooster van aftreden mogelijk te maken zal, wanneer de le O.R. is gekozen, een overgangsbepaling in het reglement noodzakelijk zijn. Daar de zittingstermijn van de leden op 4 jaar is gesteld, zullen reeds 2 jaar na de verkiezingen van die eerste O.R. de helft van de O.R.-leden moeten aftreden. De navolgende overgangsbepaling regelt dit:

" In afwijking van het bepaalde in artikel 3, lid 1 van dit reglement treedt de helft van de leden van de eerste, op grond van dit reglement, gekozen ondernemingsraad af, wanneer 2 jaar van zijn zittingstermijn zijn verstreken. De ondernemingsraad wijst zelf van tevoren de leden aan, welke tot deze helft zullen behoren ".

Een dergelijk rooster van aftreden kan de continuïteit van het ondernemingsraadwerk bevorderen. Een nadeel van zo'n rooster is, dat de kiezers zich bij elke verkiezing slechts over een gedeelte van de te bezetten zetels in de O.R. kunnen uitspreken. Hierdoor komt het vertegenwoordigend karakter van de O.R. minder goed tot zijn recht, hetgeen er toe kan leiden, dat er bij het personeel wellicht minder belangstelling voor de O.R.-verkiezingen zou kunnen bestaan. Invoering van een rooster van aftreden heeft als nadeel, dat er vaker verkiezingen worden gehouden. Dat legt een extra last op de O.R. en de ondernemer. Tot slot vindt een vergroting van de kiesdeler plaats, indien

verkiezingen van de O.R. in gedeelten plaatsvinden. Hierdoor wordt voor kleinere groeperingen de kans op een ondernemingsraadzetel verkleind. De ondernemingsraad zal dus de voor- en nadelen moeten afwegen. Het 2e lid van artikel 12 van de WOR laat toe, dat de O.R. in zijn reglement beperkingen van de wet vaststelt ten aanzien van de herkiesbaarheid van de aftredende leden: deze zijn dan niet terstond herkiesbaar. De O.R. is vrij deze beperkingen te formuleren.

Artikel 4

De O.R. kan de leiding van de verkiezingen opdragen aan een door hem in te stellen verkiezingscommissie. Deze mogelijkheid behoeft niet in het reglement te worden geregeld: de bevoegdheid van de O.R. tot het instellen van commissies is reeds geregeld in artikel 15 van de WOR. Bij het instellen van een verkiezingscommissie dient de O.R. dit artikel in acht te nemen.

Artikel 5

Grote ondernemingen

Het le lid komt letterlijk overeen met artikel 6, 20 lid van de WOR. Artikel 6, 5e lid van de WOR staat afwijkingen tot mits dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de WOR in de onderneming. De termijn kan dus in het reglement zowel worden verlengd als verkort, zelfs geheel tot nul worden gereduceerd. In dit laatste geval kan lid 1 luiden:

" Kiesgerechtigd zijn de personen, die ten tijde van de verkiezingen in de onderneming werkzaam zijn ". Wel dient bij een verkorting van de termijn acht geslagen te worden op de administratieve problemen, die voortvloeien uit een verkorting van de termijnen genoemd in de volgende artikelen. De WOR geeft enige regels omtrent wie 'in de onderneming werkzaam zijn': zie artikel 1, leden 2 en 3, alsmede artikel 6, lid 4.

In het 2e lid is gekozen voor een afwijking van het bepaalde in artikel 6, 3° lid van de WOR. In genoemde wetsbepaling wordt het passief kiesrecht toegekend na een periode van 1 jaar. In het algemeen kan worden gesteld, dat betrokkenen na 6 maanden zodanig bij de onderneming betrokken zijn, dat er geen reden is om hen het passief kiesrecht te onthouden. Om die reden is in dit voorbeeldreglement dan ook voor die termijn gekozen. Artikel 6, 5' lid van de WOR staat dit toe. Het is mogelijk om de termijn nog verder te verkorten, maar ook hier kunnen dan administratieve problemen optreden (b.v. opstelling van het kiesregister), vergelijkbaar met die, welke bij een verkorting van de termijnen bij het actief kiesrecht optreden.

Indien een termijn op nul wordt gesteld, zal de bepaling kunnen luiden"

" Verkiesbaar tot lid van de ondernemingsraad zijn de personen die ten tijde van de verkiezingen in de onderneming werkzaam zijn ".

Kleine ondernemingen

Deze bepaling is ontleent aan artikel 35a, lid 1, onder a van de WOR, zij het dat ook hier is gekozen voor'een verkorting van de termijn voor het verkrijgen van actief en passief kiesrecht naar 6 maanden. Artikel 6, 5e lid van de WOR staat afwijking toe, mits dit bevorderlijk is voor een goede toepassing van de wet. De afwijking moet in het reglement tot uiting komen.

Onder normale arbeidstijd wordt verstaan de in de betrokken onderneming normale of gebruikelijke arbeidstijd van fulltimers.

Artikel 6

Wanneer een onderneming verschillende onderdelen heeft, kan het wenselijk zijn voor ieder onderdeel een afzonderlijk stembureau in te stellen. Uiteraard moet worden gezorgd voor goede instructies aan de stembureaus. In het algemeen zal het wenselijk zijn een stembureau te laten bestaan uit meer dan een persoon. (zie ook artikel 16)

Artikel 7

Dit artikel regelt de procedure en fasering van de kandidaatstelling en dient er

met name toe artikel 9, 2e lid van de WOR tot zijn recht te laten komen. In dat wetsartikel is sprake van twee soorten kandidatenlijsten, t.w. die welke door vakorganisaties worden ingediend en die welke door bepaalde groepen werknemers worden ingediend. De laatste lijsten worden wel 'vrije lijsten' genoemd. De in de leden 1,3 en 5 genoemde termijnen zijn in het voorbeeldreglement van de WOR ingevuld met resp. 12, 6 en 3 weken, maken kunnen desgewenst door de O.R. door langere termijnen worden vervangen, b.v. termijnen van resp. 14, 8 en 4 weken.

Het in lid 4 bepaalde heeft betrekking op de zogenaamde 'vrije lijsten'. Bij de tenuitvoerlegging van de onderhavige reglementbepaling neemt de O.R. uiteraard in acht het bepaalde in de artikelen 9, 2e lid, onder b en 35a, le lid, onder b van de WOR: het minimaal aantal vereiste handtekeningen moet afkomstig zijn van 1/3 deel van de kiesgerechtigden geen lid zijn van een werknemersorganisatie, die reeds in de voorgaande fase van de kandidaatstelling (lid 3) een kandidatenlijst heeft ingediend. Zulks echter met dien verstande, dat voor grote ondernemingen niet meer dan 30 handtekeningen zijn vereist en voor kleine ondernemingen niet meer dan 10 handtekeningen.

Opgemerkt zij nog, dat het is toegestaan dat de bedoelde kiesgerechtigden meer dan een 'vrije lijst' ondertekenen. Een lid van een vakorganisatie, waarvan de vakorganisatie een kandidatenlijst heeft ingediend, mag kandidaat zijn op een 'vrije lijst', maar deze niet ondertekenen. Indien de vakorganisatie, waarvan een werknemer lid is geen kandidatenlijst heef ingediend, mag bedoelde werknemer zich zowel kandidaat stellen op een 'vrije lijst' als deze 'vrije lijst' ondertekenen. (zie ook artikel 16)

Artikel 8

Het verdient aanbeveling het onderzoek zo spoedig mogelijk na het einde van de termijn van indiening plaats te laten vinden. De vrije lijst(en) moet(en) worden gecontroleerd op

ondersteunende handtekeningen van leden van een vakorganisatie, waarvan de vakorganisatie een eigen lijst heeft ingediend. Deze mogen immers geen vrije kandidatenlijst ondersteunen. (zie de toelichting op artikel 7) Bij de uitoefening van het actieve kiesrecht is ieder personeelslid vrij in zijn keuze. (zie ook artikel 16)

Artikel 9

Dit artikel geeft een voorziening aan voor het geval dat het totale aantal gestelde kandidaten gelijk is aan of kleiner is dan het aantal in de O.R. te bezetten plaatsen. Indien het aantal kandidaten kleiner is dan het aantal in de O.R. te bezetten plaatsen, zal uitvoering gegeven moeten worden aan het bepaalde in artikel 15, 3e lid van dit reglement.

Artikel 10

De bepaling in lid 1 is ontleend aan artikel 9, lid 1 van de WOR. Onder schriftelijke stemming is tevens begrepen een stemming met elektronische apparatuur. Het gaat erom dat iedere uitgebrachte stem controleerbaar wordt geregistreerd.

Bij de leden 2 en 3 is uitgegaan van de schriftelijke stemming. Indien gebruik wordt gemaakt van een elektronische methode, dient uiteraard aan de leden 2 en 3 een andere aangepaste inhoud te worden gegeven.

Ingeval het stemmen per post moet worden toegestaan (b.v. omdat dikwijls werknemers wegens zakelijk verblijf elders aanwezig zijn) zal een regeling noodzakelijk zijn ter waarborging van een goede gang van zaken en het geheime karakter. Ook kan een regeling nodig zijn om stemming op een datum voor de officiële verkiezingsdag mogelijk te maken voor personen, die op die dag afwezig zullen zijn.

Onder een 'gewaarmerkt stembiljet' wordt verstaan een stembiljet voorzien van een stempel of handtekening van de ondernemingsraad of de verkiezingscommissie.

Artikel 12

Het 2e lid kan achterwege blijven indien een mechanische stemmethode wordt toegepast.

Artikel 13

Met 'volledige bekend gemaakt' wordt bedoeld dat zowel het aantal stemmen per lijst als het stemmen per kandidaat bekend wordt gemaakt, ongeacht of de kandidaat is gekozen.

Artikel 14

Deze bepaling moet worden aangepast indien gebruik wordt gemaakt van een mechanische stemmethode.

Artikel 15

De opvolger is de kandidaat, die voor een zetel in aanmerking zou zijn gekomen, wanneer aan de lijst waarop het uitgevallen O.R.-lid kandidaat was gesteld, een zetel meer zou zijn toegekend. De termijn van 6 maanden kan worden vervangen door een andere redelijk te achten termijn. (zie ook artikel 16)

Artikel 16

Lid 1 f:

Deze bezwaarregeling moet goed worden onderscheiden van de geschillenregeling van artikel 36 van de WOR. De regeling van artikel 16 beoogt slechts de mogelijkheid te scheppen om de O.R. te wijzen op vergissingen. Te denken valt b.v. aan het bezwaar dat een persoon ten onrechte niet vermeldt staat op de lijst van kiesgerechtigden.

In veruit de meeste gevallen kan de O.R. dan zulke vergissingen herstellen. Mochten de problemen echter niet op deze wijze kunnen worden opgelost, dan staat altijd nog de weg open van artikel 36 van de WOR.

Lid 2:

Veelal is in bedoelde situaties een snelle beslissing nodig. Onder 'noodzakelijke voorzieningen' kunnen voorzieningen van allerlei aard worden verstaan, zoals een aanpassing of versoepeling van in acht te nemen termijnen en het doen van openbare mededelingen over herstel van vergissingen.

Artikel 17

Dit artikel bevat een formele regeling ter zake van het in vergadering bijeenkomen van de O.R. Hieronder zijn niet begrepen de zogenaamde overlegvergaderingen van de O.R. en de ondernemer tezamen, bedoeld in artikel 23 van de WOR.

In dat artikel en in de artikelen 25, 27 en 30 van de WOR wordt geregeld wanneer overlegvergaderingen (moeten) worden gehouden.

Het is van belang erop te wijzen, dat artikel 23b, le lid van de WOR bepaalt, dat een overlegvergadering slechts kan worden gehouden, indien ten aanzien van de O.R. wordt voldaan aan de bepalingen, die ingevolge het reglement van de O.R. gelden voor het houden van een O.R.-vergadering. Het O.R.-reglement heeft dus ook betekenis voor de overlegvergaderingen.

De ondernemer kan van de O.R. verlangen, dat deze bij de overlegvergaderingen zijn reglement in acht neemt en kan consequenties verbinden aan niet-naleving: te denken is hier o.m. aan de bepaling inzake het quorum; d.w.z. het aantal leden dat tenminste aanwezig moet zijn wil een geldige vergadering kunnen worden gehouden. (lid 4)

Lid 1: Dit lid noemt 2 gevallen waarin een O.R.-vergadering moet plaatsvinden. Andere gevallen kunnen daaraan door de O.R. naar eigen inzicht worden toegevoegd. Zo is het mogelijk te bepalen, dat de OR. Bijeen komt voorafgaand aan elke overlegvergadering of aan sommige overlegvergaderingen. Het aantal leden, dat een gemotiveerd verzoek kan indienen, dient door de O.R. te worden vastgesteld. Naarmate de O.R. groter is, zal het in de rede liggen hier een groter aantal in te vullen.

Onder gemotiveerd verzoek is te verstaan een verzoek, dat tenminste aangeeft welk onderwerp de verzoekende leden in de aangevraagde vergadering aan de orde willen stellen.

Lid 3: De termijn van 7 dagen houdt verband met het bepaalde in artikel 14, 2e lid, onder g van de WOR, behoudens spoedeisende gevallen, niet later dan 7 dagen voor de vergadering in kennis dienen te worden gesteld van de agenda. In het algemeen zal het aanbeveling verdienen de oproep voor een vergadering vergezeld te doen gaan van de agenda.

Lid 4: Deze bepaling regelt het quorum: minstens de meerderheid van de (zittende) leden (dus de helft + 1 lid) moet aanwezig zijn. Het moet gaan om de meerderheid van de zittende leden: ingeval er een vacature is, telt de vacante zetel niet mee bij de bepaling van het quorum. De regel inzake het quorum moet worden onderscheiden van de bepaling inzake de meerderheid, waarmee

de O.R. beslissingen moet nemen.

Artikel 18

Artikel 14 van de WOR schrijft voor dat het reglement voorzieningen inzake het secretariaat van de O.R.moet bevatten. Zulke voorzieningen betreffen de benoeming en de taak van de secretaris. Het spreekt vanzelf; dat de O.R. deze taak telkens kan concretiseren met nadere opdrachten.

De secretaris kan uit het midden van de O.R. worden gekozen. De benoeming van een andere in de onderneming werkzame persoon tot secretaris is uiteraard, gelet op het tijdsbelang dat uit zijn taak voortvloeit, slechts een mogelijkheid met instemming van de ondernemer/werkgever.

De secretaris van de O.R. is tevens secretaris van de overleg-vergadering, tenzij de ondernemer en de O.R. tezamen een andere persoon als secretaris aanwijzen (artikel 23a, 3e lid van de WOR)

Artikel 19

Lid 2: De termijn van 7 dagen is gebaseerd op het bepaalde in artikel 14, lid 2, onder g van de WOR.

Artikel 20

Lid 1: Het vereiste van 'gewone meerderheid' betekent dat meer dan de helft van het aantal uitgebrachte stemmen (tenminste de helft + 1) zich voor het voorstel uitspreekt. In het reglement kan worden bepaald, dat een 'gekwalificeerde meerderheid' (b.v. 2/3 van de stemmen) nodig is voor bepaalde, in het reglement aan te wijzen, belangrijke besluiten.

Ook kan in het reglement worden ingevoerd een stelsel van 'de meeste stemmen' voor het geval gekozen moet worden tussen diverse alternatieve voorstellen: alsdan is het voorstel aangenomen, dat meer stemmen verkreeg dan de concurrerende voorstellen; een 'gewone meerderheid' van stemmen is dan niet vereist.

Een en ander betreft zowel stemmingen over personen als stemmingen over zaken.

Leden 2 en 3: Het gaat hier om besluiten van de O.R. over personen: deze besluiten zullen praktisch altijd betrekking hebben op de benoeming van een persoon in enigerlei functie; het kan daarbij gaan om benoeming door de O.R. zelf of om benoeming door een andere instantie, waarbij de O.R. een voordracht kan doen.

Deze bepaling gaat uit van de bepaling in het eerste lid, dat bij een gewone meerderheid wordt beslist. Indien in het eerste lid een andere — grotere of kleinere — meerderheid wordt verlangd, kan dit ook in het 3e lid doorwerken.

Artikel 21

De inhoud van artikel 21 is gebaseerd op artikel 14, 2e lid, onder h van de WOR, dat handelt over de verslaglegging en de bekendmaking daarvan.

Onder 'verslag' is te verstaan een weergave van de gevoerde discussies en de omschrijving van de genomen besluiten. Ingevolge lid 2 krijgen de leden van de O.R. gedurende een week de gelegenheid bezwaar te maken tegen de inhoud van het (ontwerp)verslag, alvorens het algemeen bekend wordt gemaakt. Deze bezwaren zullen alleen de weergave van het besprokene kunnen betreffen en niet kunnen strekken tot wijziging van hetgeen de leden ter vergadering werkelijk hebben gezegd.

Uit het verslag zoals dat algemeen bekend wordt gemaakt, dient vanzelfsprekend te worden verwijderd de weergave van het verhandelde over de aangelegenheden, waaromtrent door de O.R.-leden ingevolge artikel 20 van de WOR geheimhouding moet worden betracht.

Omdat met het opstellen en vaststellen van een verslag veelal enige tijd zal zijn gemoeid, kan het aanbeveling verdienen om onmiddellijk of althans binnen enkele dagen na de O.R.-vergadering een kort bericht uit te geven omtrent de voornaamste punten die ter vergadering zijn besproken en/of besloten. Dit korte bericht gaat dus vooraf aan het eigenlijke verslag. Ook hierbij dient vanzelfsprekend de geheimhoudingsplicht te worden nagekomen. Een andere mogelijkheid is, dat

k de secretaris het ontwerpverslag, na dit met een daartoe door de O.R. ingestelde verslagcommissie te hebben besproken, algemeen bekend maakt.

Artikel 22

De reglementbepaling inzake het jaarverslag en de bekendmaking ervan vindt haar basis in artikel 14, 2e lid, onder h van de WOR. Het reglement kan een uiterste datum aangeven waarop het jaarverslag gereed moet zijn. Te denken valt aan 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar, waarop het verslag betrekking zal hebben.

De verslagperiode behoeft echter niet betrekking te hebben op een kalenderjaar: het zittingsjaar van de O.R. behoeft immers niet met een kalenderjaar samen te vallen.

De verplichting om het jaarverslag ook te zenden aan de Arbeidsinspectie en aan de bedrijfscommissie is neergelegd in artikel 49, 2e lid van de WOR.

Artikel 23

Lid 2: Deze bepaling komt voort uit artikel 8, lid 1 van de WOR.

Lid 3: Dit betreft het vereiste quorum. Het ligt in de rede, dat voor wijziging van het reglement een gekwalificeerde meerderheid van de O.R.-leden aanwezig is.

Lid 4: Dit betreft een gekwalificeerde meerderheid van de aanwezige leden. De leden 3 en 4 cumuleren: het gekwalificeerde quorum moet aanwezig zijn; en van de aanwezige leden moet een gekwalificeerde meerderheid de wijziging voorstaan.

Lid 5: Dit vloeit voort uit artikel 8, lid 1 van de WOR.