Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bellingwedde

Treasurystatuut gemeente Bellingwedde

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bellingwedde
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Bellingwedde
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Bellingwedde
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 Gemeentewet
  2. Wet financiering decentrale overheden

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-05-201201-01-201215-02-2019Onbekend

26-04-2012

Streekblad 23 mei 2012

Onbekend

Tekst van de regeling

Nr. 3/8-2

de r a a d van de gemeente Bellingwedde;

gelezen het voorstel van het college van B en W van de gemeente Bellingwedde, d.d. 31 januari 2012

besluit:

  • 1.

    het Treasurystatuut Gemeente Bellingwedde 2012 vast te stellen;

  • 2.

    het Treasurystatuut Gemeente Bellingwedde 2012 in werking te laten treden met terugwerkende kracht per 1 januari 2012;

  • 3.

    het Treasurystatuut Gemeente Bellingwedde (zoals vastgesteld per 13 maart 2002) in te trekken.

Treasurystatuut gemeente Bellingwedde 2012

Begrippenkader

Artikel 1.

In dit statuut wordt verstaan onder:

-Begrotingstotaal: De totale lasten op de begroting.

- Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

- EMU-saldo: De referentiewaarde voor het vorderingensaldo van de overheid zoals vastgelegd in artikel 104C en Protocol nr. 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

- Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

- Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

- Intern liquiditeitsrisico: De risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

- Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

- Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

- Kredietrisico: De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

- Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

- Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de inkomende en uitgaande kasstromen, bedoeld om inzicht te krijgen in het verloop ervan, ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

- Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

- Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

- Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

- Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

- Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

- Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

- Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

- Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

- Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

- Valutarisico: Het beheersen van risico's die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van de vreemde valutastromen, uitgedrukt in eigen valuta, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslissingsmoment;

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's;

  • 3.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten.

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de "publieke taak" uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen. De partij dient zorg te dragen voor stukken waaruit de kredietwaardigheid is af te leiden;

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

  • 4.

    Het uitzetten van geldmiddelen in de vorm van obligaties is onder voorwaarden toegestaan. Uitgangspunt moet zijn een belegging in de staatsobligaties of bij instellingen die voldoen aan de eisen die worden gesteld in de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) zoals ministerieel vastgelegd op grond van artikel 2, lid 2, van de Wet fido.

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 2.

    Indien de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt, stelt het daarvan de toezichthouder op de hoogte, en legt het de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te blijven ter goedkeuring voor aan de toezichthouder.

  • 3.

    Zolang het plan, bedoeld in het tweede lid, niet is goedgekeurd of blijkt dat het plan niet ten uitvoer wordt gebracht kan de toezichthouder een aanwijzing geven om alsnog een aangepast plan in te zenden en om maatregelen te treffen om te voldoen aan de kasgeldlimiet.

  • 4.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido.

  • 5.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en een liquiditeitenplanning.

  • 6.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 7.

    De rentevisie van de gemeente wordt opgesteld op basis van de rentevisie van één of meerdere vooraanstaande financiële ondernemingen.

  • 8.

    De gemeente streeft tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

V Koersrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico's op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito's, obligaties;

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico's door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten- Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

    • -

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

- Financiële ondernemingen waarvan het land van vestiging tot de Europese Economische Ruimte behoort en het betreffende land een minimale credit-lendenrating van AA heeft, toegekend door minimaal twee gerenommeerde

ratingbureaus. De EER bestaat uit 27 lidstaten van de Europese Unie en drie lidstaten van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA), te weten Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Uitzettingen mogen alleen bij een financiële onderneming met een rating van AA minus, toegekend door minimaal twee van de drie gerenommeerde ratingbureaus.

2.Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico's door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8.

Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Europese geldeenheid, de euro.

Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 9.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten.

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico's en het renteresultaat te optimaliseren.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen is: onderhandse vaste geldleningen.

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

  • 5.

    Het aantrekken van financiering met het oogmerk om deze winstgevend weg te zetten, is niet toegestaan.

    X Langlopende uitzettingen

Artikel 10.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten.

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden.

  • 2.

    De gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

    XI Relatiebeheer

Artikel 11.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten.

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de vijf jaar beoordeeld.

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6.

  • 3.

    Financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

  • 4.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Stichting Toezicht Effenctenverkeer (STE) en daarvan een vergunning te hebben ontvangen.

Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

Artikel 12.

Teneinde de kosten van het geldstromen beheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd.

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen.

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit (gecombineerde renteberekeningen van meerdere bankrekeningen om de rentekosten te minimaliseren en de rentebaten te maximaliseren) bij de bank met de gunstigste condities.

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt — conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden.

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant.

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, en deposito's.

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan.

  • 6.

    Middelen met een looptijd korter dan één jaar worden uitsluitend bij de BNG uitgezet, dan wel aangetrokken.

  • 7.

    Tijdelijke overtollige gelden van aangetrokken leningen voor projectfinanciering mogen uitsluitend worden uitgezet bij de financiële onderneming waar de leningen zijn aangegaan. Hiervoor kan een netting-overeenkomst worden gesloten, zodat bij niet nakomen van verplichtingen, vorderingen en schulden tegen elkaar kunnen worden weggestreept. Indien een dergelijke overeenkomst niet is afgesloten, moet de financiële onderneming voldoen aan de rating vereisten voor het uitzetten van middelen.

Administratieve organisatie en interne controle

XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd.

  • 2.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding zoveel mogelijk doorgevoerd met als belangrijkste uitgangspunten:

  • a.

    iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vierogen-principe);

  • b.

    de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • c.

    de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

    • 3.

      Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties.

    • 4.

      Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

XV Verantwoordelijkheden

Artikel 15.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

FunctieVerantwoordelijkheden
De GemeenteraadHet vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten;
 Het vaststellen van de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarrekening;
 Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;
 Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;
 Het uitvoeren van de niet aan het college van B&W overgedragen treasuryactiviteiten.
Het college van burgemeesterHet uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);
en wethoudersHet bekrachtigen van af te sluiten transacties (voor zover de
   Gemeenteraad dit niet aan zich heeft voorbehouden);
 Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.
De portefeuillehouderHet uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).
Financiën    
De manager InterneHet zorgdragen voor het opstellen van de financieringsparagraaf van
Dienstverlening  de begroting en jaarrekening/jaarverslag;
 Het zorgdragen voor het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;
 Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;
 Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;
 Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar eventueel gemandateerde treasuryactiviteiten;
 Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.
De managers van deHet zorgdragen voor een goede kwaliteit en tijdige aanlevering aan de
afdelingen en stafburau  afdeling Interne Dienstverlening van betrouwbare informatie over
P&O (budgethouders)  toekomstige uitgaven/ontvangsten (geldstromen).
 Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.
FunctieVerantwoordelijkheden
De kassierHet beheren van geldstromen;
 Het overboeken van saldi tussen giro- en bankrekeningen;
 Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;
 Het aanleveren/vastleggen van tijdige, volledige en juiste gegevens aan/in de gemeentelijke administratie;
 Het rapporteren aan het hoofd Interne dienstverlening belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.
Financiële administratieHet juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie;
De externe accountantHet in kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

XVI Bevoegdheden

Artikel 16.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven, alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 Bevoegd functionaris 1 Autorisatie door (eerste handtekening) (tweede handtekening)
Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer
1 Het uitzetten van middelen via callgeld, deposito en spaarrekeningMedewerker financieel beheer/invorderingenn.v.t.
2.Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld.Medewerker financieel beheer/invorderingenn.v.t.
3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturenMedewerker financieel beheer/invorderingenManager Interne Dienstverlening
Bankrelatiebeheer
4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigenManager Interne DiensverleningCollege van B&W
5.Bankcondities en tarieven afsprekenManager Interne DienstverleningCollege van B&W
Financiering en uitzetting
6.Het vaststellen van kredietfaciliteitenManager Interne DienstverleningCollege van B&W
7.Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen zoals vastgelegd in het treasurystatuutManager Interne DienstverleningCollege van B&W
8.Het uitzetten van middelen via (staats)obligaties zoals vastgelegd in het treasurystatuutManager Interne DienstverleningCollege van B&W
9.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taakCollege van B&WGemeenteraad
10.Het garanderen van middelen uit hoofd van de publieke taakCollege van B&WGemeenteraad

XVII Informatievoorziening

Artikel 17.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

InformatieFrequentieInformatie-verstrekkerInformatie-ontvanger
. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor een liquiditeitenplanningPeriodiek/ IncidenteelManagers/staf-bureau P&OMedewerker financieel beheer/invorderingen
·Beleidsplannen treasury in financieringsparagraaf van begrotingJaarlijksCollegeGemeenteraad
. Verantwoording n.a.v. financieringsparagraaf via het jaarverslagJaarlijksCollegeGemeenteraad
. Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fidoKwartaalCollegeDerden

XVIII Inwerkingtreding

Artikel 18.

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Bellingwedde in zijn openbare vergadering van 15 maart 2012

De secretaris, De voorzitter,

3. Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het "risicoprofiel" van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

In de financieringsparagraaf bij de begroting wordt ingegaan op de beleidsvoornemens t.a.v. het risicobeheer van de financieringsfunctie. In de financieringsparagraaf van het jaarverslag wordt vervolgens getoetst of blijkt dat de uitvoering van de financieringsfunctie uitsluitend de publieke taak gediend heeft, het beheer prudent was en of aan de kasgeld limiet en de renterisiconorm is voldaan.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente

weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente

"duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities". De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico's: renterisico's, koersrisico's,

kredietrisico's, interne liquiditeitsrisico's en valutarisico's. Het is de taak van de treasury dergelijke risico's tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de

kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekentdat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico's worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico's; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling ("profit center"). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met

betrekking tot treasury. Dit betreft de "publieke taak" waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen "uit hoofde van de publieke taak" en het uitzetten van middelen "uit hoofde van treasury".

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het

volgende aangegeven: "Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak".

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen "uit hoofde van treasury"(zie

toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip "prudent" nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten — het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen — zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de "publieke taak" van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een

bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico's.

De gemeente Bellingwedde maakt, wegens de hieraan verbonden risico's en de beperkte kennis hieromtrent in de organisatie, geen gebruik van derivaten.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente ;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 4

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico's op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de

leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van 20% van het begrotingstotaal van de gemeente (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 5

Afstemming op een liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 6 en 7

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële ondernemingen, zoals de

huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 8

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de "nominale waarde") uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito's worden géén koersrisico's gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito's en soms bij een spaarrekening).

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de "publieke taak" van de gemeente behoort.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico's kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in

een vastrentend product heeft belegd maar — wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico's zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1

Ter beperking van kredietrisico's zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating "agencies" zoals Standard & Poor's, Moody's en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor's en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody's kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor "zeer kredietwaardig".

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een "solvabiliteitsvrije status") is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 6 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het

verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de

   

publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico's te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico's doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Interne dienstverlening juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen,

voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de vijf jaar plaats moet hebben.

Artikel 11 lid 4

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de "tegenpartijen". De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet ("rood") te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

In dit artikel zijn een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen met betrekking tot de administratieve organisatie en controle op de treasuryactiviteiten.

Artikel 15/16

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van het treasurybeleid ligt primair bij het college van burgemeester en wethouders. De praktische uitvoering van het beleid vindt vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd. Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico's van de gemeente .