Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Reeuwijk

Algemene subsidieverordening welzijn Reeuwijk 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Reeuwijk
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening welzijn Reeuwijk 2004
CiteertitelAlgemene subsidieverordening welzijn Reeuwijk 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg, welzijn en sport

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 147

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-11-200307-07-2011Nieuwe regeling

29-09-2003

Kijk op Reeuwijk, 08-10-2003

Agendapunt 10, raadsvergadering 29-09-2003

Tekst van de regeling

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Subsidieverordening welzijn

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    specifiek welzijn: het welbevinden en de ontplooiing van de burgers, voor zover deze worden bevorderd door zorg, educatie en recreatie;

  • b.

    werksoort: een geheel van gelijksoortige activiteiten;

  • c.

    instelling: een rechtspersoon naar burgerlijk recht, dan wel een erkend onderdeel daarvan;

  • d.

    welzijnsprogramma: het door de raad voor 1 december vast te stellen programma van de in het daaropvolgende kalenderjaar te subsidiëren activiteiten van specifiek welzijn;

  • e.

    raad: de gemeenteraad van Reeuwijk;

  • f.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Reeuwijk;

  • g.

    beschikking nemend orgaan: burgemeester en wethouders dan wel de raad, afhankelijk welk orgaan krachtens deze verordening ter zake bevoegd is de beschikking te nemen.

  • h.

    activiteitensubsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit, waarbij het subsidiebedrag een bijdrage is in de activiteitenkosten;

  • i.

    budgetsubsidie: een subsidie, waarbij het subsidiebedrag is gerelateerd aan een met de subsidieontvanger overeengekomen niveau van activiteiten, producten en/of prestaties vastgelegd in een overeenkomst;

  • j.

    waarderingssubsidie: een van de exploitatieresultaten onafhankelijke subsidie, bedoeld om een bepaalde activiteit te ondersteunen;

  • k.

    subsidie op basis van inwonertal: een subsidie in de vorm van een vast bedrag per inwoner van de gemeente Reeuwijk, dat aan een regionale instelling wordt verstrekt als bijdrage in het exploitatietekort;

  • l.

    exploitatiesubsidie: een subsidie waarbij de subsidieverstrekker de activiteiten die met het subsidie worden verricht tot stand wil brengen dan wel in stand wil houden, door bij te dragen in het exploitatietekort;

  • m.

    investeringssubsidie: een subsidie ten behoeve van de aanschaf, bouw en/of verbouw van onroerende zaken en/of de aanschaf van roerende zaken;

  • n.

    stimuleringssubsidie: een subsidie voor een bepaalde activiteit of een reeks van activiteiten met het oogmerk dat met de realisatie daarvan een specifiek effect wordt bevorderd.

Artikel 2 Reikwijdte
  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van gemeentewege van activiteiten betreffende de werksoorten specifiek welzijn die opgenomen zijn in het welzijnsprogramma.

  • 2. Van subsidiëring op grond van deze verordening zijn uitgesloten:

    • a.

      activiteiten uitgaande van commerciële instellingen;

    • b.

      activiteiten gericht op, dan wel in het kader van:

      • -

        partijpolitieke vorming en/of propaganda;

      • -

        religieuze en geloofsbeleving.

Artikel 3 Hardheid
  • 1. Het beschikkingnemend orgaan is bevoegd in individuele gevallen één of meerdere bepalingen van deze verordening niet van toepassing te verklaren.

  • 2. Bij uitoefening van deze bevoegdheid wordt vooraf door het beschikkingnemend orgaan de betrokken instelling gehoord.

Artikel 4 Subsidie-soorten

Van gemeentewege kunnen de volgende subsidies worden verstrekt:

  • a.

    activiteitensubsidie;

  • b.

    budgetsubsidie;

  • c.

    waarderingssubsidie;

  • d.

    subsidie op basis van inwonertal;

  • e.

    exploitatiesubsidie;

  • f.

    investeringssubsidie;

  • g.

    stimuleringssubsidie.

Artikel 5 Vaststelling subsidiesoort
  • 1. De subsidieaanvraag kan betrekking hebben op een activiteitensubsidie, een budgetsubsidie, een waarderingssubsidie, een subsidie op basis van inwonertal, een exploitatiesubsidie, een investeringssubsidie of een stimuleringssubsidie.

  • 2. Burgemeester en wethouders geven aan in welke subsidiecategorie de aanvraag wordt ondergebracht.

Hoofdstuk II: Algemene bepalingen voor activiteiten-, budget-, waarderings- en exploitatiesubsidie en subsidie en subsidie op basis van inwonertal

Artikel 6 Subsidietermijn

De subsidie wordt verleend voor een kalenderjaar, in de vorm van een subsidiebudget.

Artikel 7 Subsidieruimte
  • 1. Subsidie wordt verleend indien en voor zover:

    • a.

      in het welzijnsprogramma ten behoeve van de betreffende activiteiten gelden zijn opgenomen;

    • b.

      de rijksbijdragen, die in het welzijnsprogramma zijn voorzien, ook daadwerkelijk worden verkregen;

    • c.

      de instelling voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Het niet of in mindere mate verkrijgen van de in het vorige lid onder b bedoelde rijksbijdragen, kan aanleiding zijn het welzijnsprogramma en de subsidieverlening te wijzigen.

Artikel 8 Subsidieplafond
  • 1. De raad kan een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Als de raad een subsidieplafond heeft vastgesteld, wordt daarbij bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 4. Als een subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, dan heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

  • 5. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van de verdeling vermeld.

  • 6. Het vierde lid is niet van toepassing, indien:

    • a.

      de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

    • b.

      het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de gemeentelijke begroting;

    • c.

      bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor de reeds ingediende aanvragen.

Hoofdstuk III: Activiteitensubsidie

Artikel 9 Subsidie-aanvraag
  • 1. Een aanvraag om een activiteitensubsidie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag die niet tijdig wordt ontvangen, wordt aangemerkt als een aanvraag voor het daarop volgende kalenderjaar.

  • 3. De subsidie-aanvraag bestaat uit:

    • a.

      een werkplan, bevattende een overzicht van de in het betreffende jaar uit te voeren activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      een bij het werkplan behorende begroting van lasten en baten voor de uit te voeren activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd.

  • 4. Indien een instelling voor de eerste maal subsidie aanvraagt, worden bovendien overgelegd:

    • a.

      een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten en het huishoudelijk reglement;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een overzicht van de financiële positie van de instelling.

Artikel 10 Subsidieverlening en subsidievaststelling
  • 1. Burgemeester en wethouders beschikken op de aanvraag, indien deze compleet is, binnen één maand na vaststelling van het welzijnsprogramma, door verlening van de subsidie.

  • 2. Behoudens de in lid 3 vermelde situaties geldt dat het verleende subsidiebudget tevens het definitief vastgestelde subsidiebedrag is.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde situaties zijn:

    • a.

      wanneer dit uitdrukkelijk door burgemeester en wethouders bij de subsidieverlening kenbaar is gemaakt;

    • b.

      wanneer in geval van onvoorziene omstandigheden door de subsidie-ontvanger een extra subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Als lid 3 van toepassing is stellen burgemeester en wethouders de subsidie na afloop van het subsidiejaar vast op basis van het financiële verslag over de besteding van de subsidie.

Artikel 11 Verantwoording
  • 1. De instelling verstrekt zo spoedig mogelijk na afloop van het subsidiejaar, doch uiterlijk voor 1 april van het daarop volgende jaar, de volgende gegevens:

    • a.

      een door het bestuur van de instelling gewaarmerkt beknopt verslag van de uitgevoerde activiteiten;

    • b.

      een door het bestuur van de instelling gewaarmerkt beknopt financieel verslag over de besteding van het subsidie.

  • 2. Indien de in het vorige lid bedoelde gegevens niet tijdig worden ingediend, kan de betaling van het dan lopende subsidiejaar worden opgeschort.

Artikel 12 Inrichting Jaarstukken

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de inhoud en inrichting van het werkplan, de begroting, het verslag van de uitgevoerde activiteiten en het financiële verslag over de besteding van de subsidie.

Hoofdstuk IV: Budgetsubsidie, exploitatiesubsidie en subsidie op basis van inwonertal

Artikel 13 Subsidie-aanvraag
  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft, tenzij in een overeenkomst anders is bepaald.

  • 2. Een aanvraag die niet tijdig wordt ontvangen, wordt aangemerkt als een aanvraag voor het daarop volgende kalenderjaar.

  • 3. De subsidie-aanvraag bestaat uit:

    • a.

      een werkplan, bevattende een overzicht van de in het betreffende jaar uit te voeren activiteiten; b. een bij het werkplan behorende begroting van lasten en baten, alsmede een toelichting hierop.

  • 4. Indien een instelling voor de eerste maal subsidie aanvraagt, worden bovendien overgelegd:

    • a.

      een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten en het huishoudelijk reglement;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een overzicht van de financiële positie van de instelling.

Artikel 14 Subsidieverlening en subsidievaststelling
  • 1. Burgemeester en wethouders beschikken op de aanvraag, indien deze compleet is, binnen één maand na vaststelling van het welzijnsprogramma, door verlening van de subsidie.

  • 2. Behoudens de in lid 3 vermelde situaties geldt dat het verleende subsidiebudget tevens het definitief vastgestelde subsidiebedrag is.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde situaties zijn:

    • a.

      wanneer dit uitdrukkelijk door burgemeester en wethouders bij de subsidieverlening kenbaar is gemaakt;

    • b.

      wanneer in geval van onvoorziene omstandigheden door de subsidie-ontvanger een extra subsidie, wordt aangevraagd.

  • 4. Als lid 3 van toepassing is stellen burgemeester en wethouders de subsidie na afloop van het subsidiejaar vast op basis van de jaarrekening.

Artikel 15 Verantwoording
  • 1. De instelling verstrekt zo spoedig mogelijk na afloop van het subsidiejaar, doch uiterlijk voor 1 april van het daarop volgende jaar, tenzij in een overeenkomst anders is bepaald, de volgende gegevens:

    • a.

      de door het bestuur/ledenvergadering vastgestelde jaarrekening betreffende het subsidiejaar, bestaande uit de exploitatierekening en de balans per 31 december van het subsidiejaar, alsmede een toelichting hierop;

    • b.

      een verklaring van een registeraccountant betreffende de controle van de jaarrekening dan wel, indien burgemeester en wethouders zulks voldoende achten, een verklaring van een door burgemeester en wethouders geaccepteerde deskundige of kascommissie;

    • c.

      het door het bestuur van de instelling gewaarmerkte verslag van de uitgevoerde activiteiten.

  • 2. Indien de in het vorige lid bedoelde gegevens niet tijdig worden ingediend, kan de betaling van het dan lopende subsidiejaar worden opgeschort.

Artikel 16 Inrichting Jaarstukken
  • 1.

    Als de jaarrekening een overschot vertoont, dient dit aan de algemene reserve te worden toegevoegd. Eventuele tekorten dienen ten laste van de algemene reserve te worden gebracht.

  • 2.

    Ontvangen giften, erfstellingen, legaten, schenkingen en dergelijke, alsmede rente-opbrengsten van uitstaande gelden worden ten gunste gebracht van de exploitatie, tenzij ze uitdrukkelijk voor kapitaalvorming of fondsvorming zijn bestemd.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de inhoud en inrichting

van het werkplan, de begroting) het activiteitenverslag en de jaarrekening.

Hoofdstuk V: Waarderingssubsidie

Artikel 17 Subsidie-aanvraag

1 Een aanvraag om een waarderingssubsidie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders voor 1 april van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag die niet tijdig wordt ontvangen, wordt aangemerkt als een aanvraag voor het daarop volgende kalenderjaar.

  • 3.

    De subsidie-aanvraag bestaat uit een werkplan, bevattende een overzicht van de in het betreffende jaar uit te voeren activiteiten.

  • 4.

    Indien een instelling voor de eerste maal subsidie aanvraagt, worden bovendien overgelegd:

    • a.

      een bij het werkplan behorende begroting van lasten en baten;

    • b.

      een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten en het huishoudelijk reglement;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • d.

      een overzicht van de financiële positie van de instelling.

Artikel 18 Subsidieverlening en subsidievaststelling
  • 1. Burgemeester en wethouders beschikken op de aanvraag, indien deze compleet is, binnen één maand na vaststelling van het welzijnsprogramma, door verlening van de subsidie.

  • 2. Behoudens de in lid 3 vermelde situaties geldt dat het verleende subsidiebudget tevens het definitief vastgestelde subsidiebedrag is.

  • 3. De in het vorige lid bedoelde situaties zijn:

    • a.

      wanneer dit uitdrukkelijk door burgemeester en wethouders bij de subsidieverlening kenbaar is gemaakt;

    • b.

      wanneer in geval van onvoorziene omstandigheden door de subsidie-ontvanger een extra subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Als lid 3 van toepassing is stellen burgemeester en wethouders de subsidie na afloop van het subsidiejaar vast op basis van het financiële verslag over de besteding van de subsidie.

Artikel 19 Verantwoording
  • 1. De instelling verstrekt zo spoedig mogelijk na afloop van het subsidiejaar, doch uiterlijk voor 1 april van het daarop volgende jaar, een door het bestuur van de instelling gewaarmerkt beknopt verslag van de uitgevoerde activiteiten;

  • 2. Indien de in het vorige lid bedoelde gegevens niet tijdig worden ingediend, kan de betaling van het dan lopende subsidiejaar worden opgeschort.

Artikel 20 Inrichting Jaarstukken

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de inhoud en inrichting van het werkplan en het verslag van de uitgevoerde activiteiten.

Hoofdstuk VI: Overige subsidievoorwaarden voor activiteiten-, budget-, waarderings- en exploitatiesubsidie en subsidie op basis van inwonertal

Artikel 21 Intrekking en wijziging vastgestelde subsidie

Burgemeester en wethouders kunnen de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

a.op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

b, indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of

c.indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 22 Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

1 De administratie van de instelling moet zo zijn ingericht dat op eenvoudige wijze een overzicht kan worden verkregen van bezittingen, vorderingen en schulden van de instelling en van haar exploitatieresultaten.

2.De instelling verleent burgemeester en wethouders of aan door hen aangewezen personen inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

3, De instelling volgt de aanwijzingen op welke haar in het belang van een doelmatig beheer en een goede administratie door of namens burgemeester en wethouders worden gegeven.

  • 4.

    De instelling moet voldoende verzekerd zijn tegen wettelijke aansprakelijkheid; roerende en onroerende zaken moeten voldoende verzekerd zijn tegen brandschade, schade door inbraak of diefstal, of andere door de raad aangegeven risico’s.

  • 5.

    Van voorgenomen wijzigingen in de statuten en reglementen, van voorgenomen ontbinding, alsmede van wijzigingen in de samenstelling van het dagelijks bestuur, doet het bestuur onverwijld mededeling aan burgemeester en wethouders.

  • 6.

    In geval van opheffing van de instelling krijgt het batig saldo van de liquidatierekening, tot ten hoogste het ontvangen gemeentelijke subsidie, voor zover dit méér is dan € 500,--, een bestemming die de goedkeuring van de raad behoeft.

  • 7.

    De instelling voert de activiteiten uit overeenkomstig het werkprogramma en voor zover dat als grondslag voor de subsidiëring is aanvaard.

  • 8.

    Een ruimtelijke voorziening moet geschikt zijn en toegerust zijn voor de uitvoering van het werk, en waar mogelijk bruikbaar zijn voor invaliden.

  • 9.

    Indien de activiteiten worden uitgevoerd door beroepskrachten, beschikken deze over een zodanige kennis en/of ervaring dat een verantwoorde uitoefening van hun functie is gewaarborgd, overeenkomstig door de minister(s) gestelde regels.

  • 10.

    De arbeidsvoorwaarden van personeel in dienst van of werkzaam voor de instelling komen overeen met door de minister(s) gestelde of te stellen regels.

  • 11.

    Van het ontstaan van vacatures in de subsidiabele personeelsformatie, alsmede in de voorziening daarvan, doet de instelling terstond mededeling aan burgemeester en wethouders.

  • 12.

    Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ter zake van:

    • a.

      de groepsgrootte;

    • b.

      het aantal uren dat een ruimtelijke voorziening voor de gebruikers moet zijn opengesteld;

    • c.

      de wijze waarop de registratie van de gebruikers van de activiteiten plaats heeft, mede met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

    • d.

      het bij voorrang richten van de activiteiten op bepaalde categorieën van de bevolking;

    • e.

      de samenwerking met andere instellingen;

    • f.

      de hoogte van de financiële bijdrage die de instelling in welke vorm dan ook, van gebruikers voor deelname aan activiteiten verlangt;

    • g.

      andere elementen die van belang geacht worden voor het waarborgen van een voldoende kwaliteit of effectiviteit van de activiteiten.

  • 13.

    Burgemeester en wethouders kunnen naast bovengenoemde bepalingen bijzondere voorwaarden verbinden aan het verlenen van subsidie.

Artikel 23 Subsidiemethodiek
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de subsidiabiliteit van kosten nadere regels stellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen voor lokale instellingen die een budgetsubsidie of een exploitatiesubsidie ontvangen normen met betrekking tot het plafond van de algemene reserve.

Artikel 24 Motivering beschikkingen
  • 1. Van hun beschikkingen verstrekken burgemeester en wethouders een afschrift aan de belanghebbende instelling.

  • 2. Bij een positieve beschikking geven zij naast hetgeen vermeld is in de artikelen 4.30, 4.31, 4.32 en 4.42 van de Awb daarbij aan:

    • a.

      welke extra voorwaarden aan de subsidieverlening zijn verbonden;

    • b.

      welke bepalingen van de subsidieverordening eventueel niet van toepassing zijn verklaard.

  • 3. Bij een afwijzende beschikking wordt aangegeven welke redenen tot afwijzing hebben geleid.

Artikel 25 Betaling

Op basis van de subsidievaststelling betalen burgemeester en wethouders het subsidiebedrag in maximaal vier termijnen, te weten medio januari, medio april, medio juli en medio oktober van het jaar waarop de subsidiëring betrekking heeft.

Artikel 26 Gemeentelijke activiteiten
  • 1. Voor activiteiten die door de gemeente zelf worden verzorgd, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De daartoe aangewezen vertegenwoordigers van de gemeente zien er op toe dat op de activiteiten die de gemeente bekostigt in het kader van een gemeenschappelijke regeling of een andere intergemeentelijke overeenkomst, de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Hoofdstuk VII: Investeringssubsidie

Artikel 27 Omvang en aard van het subsidie
  • 1. Subsidie kan slechts worden verleend indien en voor zover de investering niet kan worden gefinancierd uit eigen middelen van de instelling, dan wel bij vervanging niet voldoende liquide middelen zijn vrijgekomen uit de afschrijving van het te vervangen goed.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan het werkelijke tekort aan financieringsmiddelen.

  • 3. De subsidie voor investeringen in onroerende zaken wordt verleend als gift; de subsidie voor investeringen in roerende zaken wordt verleend als renteloze lening zonder aflossingsverplichting.

Artikel 28 Subsidie-aanvraag
  • 1. Een aanvraag om investeringssubsidie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders tenminste vijf maanden voor de investering wordt gepleegd.

  • 2. De aanvraag bestaat uit:

    • a.

      een omschrijving van de investering met eventueel een bouwtekening en bestek;

    • b.

      een overzicht van de begrote kosten en de beschikbare eigen middelen alsmede een toelichting hierop, en vergezeld van tenminste twee offertes van verschillende leveranciers;

    • c.

      een plan voor eventuele verwerving van eigen middelen c.q. aan te trekken vreemd vermogen;

    • d.

      een balans per 31 december van het voorafgaande jaar;

    • e.

      overige door burgemeester en wethouders gewenste gegevens.

Artikel 29 Subsidieverlening

Burgemeester en wethouders beschikken op de aanvraag, indien deze compleet is, binnen vijf maanden na ontvangst.

Artikel 30 Subsidievaststelling
  • 1. De subsidie wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld zo spoedig mogelijk na realisering van de investering.

  • 2. De instelling verstrekt daartoe zo spoedig mogelijk na realisering van de investering:

    • a.

      een overzicht van de werkelijke investeringskosten, de werkelijke eigen middelen, alsmede een toelichting daarop;

    • b.

      een opgave van eventueel aangegane leningen;

    • c.

      overige door burgemeester en wethouders gewenste gegevens.

  • 3. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van de gegevens vermeld in het vorige lid.

Artikel 31 Voorschotten/afrekening

Op basis van de subsidieverlening kunnen burgemeester en wethouders een voorschot verlenen, vooruitlopend op de subsidievaststelling.

Artikel 32 Algemene voorwaarden
  • 1. De met een investeringssubsidie verkregen roerende en onroerende zaken dienen voldoende verzekerd te worden tegen schade ingevolge brand, storm, inbraak, diefstal en andere door de raad aangegeven risico’s.

  • 2. De instelling die een investeringssubsidie heeft genoten dient telkenmale na afloop van een boekjaar (=kalenderjaar) de jaarrekening aan burgemeester en wethouders te overleggen, bestaande uit de balans per 31 december en de exploitatierekening.

  • 3. Van voorgenomen wijzigingen in de statuten van de instelling, alsmede van voorgenomen ontbinding doet het bestuur onverwijld mededeling aan burgemeester en wethouders.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen naast bovenstaande voorwaarden, bijzondere voorwaarden verbinden aan het verlenen van een investeringssubsidie.

Artikel 33 Voorwaarden investeringen onroerende zaken
  • 1. Bij voorgenomen ontbinding van de instelling of bij voorgenomen vervreemding van de met subsidie verkregen onroerende zaak, treedt de gemeente in de eigendom van de betreffende onroerende zaak in de verhouding van de verleende investeringssubsidie op de totale investering.

  • 2. Voor vervreemding of bestemmingswijziging van onroerende zaken, die verkregen zijn met een investeringssubsidie, is goedkeuring van de raad vereist.

  • 3. De instelling is gehouden de met een investeringssubsidie verkregen onroerende zaken te beheren zoals een goed huisvader betaamt.

  • 4. Ten behoeve van de met een investeringssubsidie verkregen opstallen en terreinwerken wordt jaarlijks in de exploitatie een reservering voor groot onderhoud opgenomen van tenminste 1% van de herbouwwaarde.

Artikel 34 Voorwaarden investering roerende zaken
  • 1. Op roerende zaken dient de instelling af te schrijven op de aanschafwaarde, teneinde na de afschrijvingstermijn (grotendeels) te kunnen voorzien in de vervanging daarvan.

  • 2. De instelling dient de investeringssubsidies voor roerende zaken zichtbaar op de balans te vermelden als vreemd vermogen.

Hoofdstuk VIII: Stimuleringssubsidie

Artikel 35 Subsidieomvang
  • 1. De subsidie bedraagt niet meer dan het (geraamde) tekort van het financieel overzicht.

  • 2. Bij het verlenen van subsidie ten behoeve van jubilea wordt rekening gehouden met de eventueel daarvoor in de exploitatie gereserveerde bedragen.

Artikel 36 Aanvraag
  • 1. Een aanvraag om stimuleringssubsidie wordt ingediend bij burgemeester en wethouders, tijdig voor de activiteit plaats vindt.

  • 2. De aanvraag bestaat uit:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten/werkzaamheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd; b. een overzicht van de lasten en baten die daarmee gemoeid zijn, alsmede een toelichting daarop.

Artikel 37 Subsidieverlening
  • 1. Burgemeester en wethouders beschikken op de aanvraag, indien deze compleet is, binnen drie maanden na ontvangst.

  • 2. Bij een positieve beschikking wordt de subsidie toegekend in de vorm van hetzij een garantiesubsidie hetzij een gift. Ingeval van een gift vindt er geen nadere afrekening plaats; de subsidieverlening is tevens de subsidievaststelling. Bij subsidieverlening in de vorm van een garantiesubsidie, vindt de subsidievaststelling plaats op basis van de werkelijke kosten en baten.

Hoofdstuk IX: Slotbepalingen

Artikel 38 Onvoorziene omstandigheden

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, treffen burgemeester en wethouders de nodige voorzieningen en/of nemen zij de nodige beslissingen, één en ander in overleg met de betrokken instelling.

Artikel 39 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Algemene subsidieverordening welzijn Reeuwijk 2004’.

Artikel 40 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking zes weken na bekendmaking en zal betrekking hebben op de subsidies voor het subsidiejaar 2004 en volgende jaren.