Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Littenseradiel

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Littenseradiel 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Littenseradiel
Officiële naam regelingBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Littenseradiel 2014
CiteertitelBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Littenseradiel 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel 1, vijfde lid, sub a en b, in werking op de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt en werkt terug tot 1 januari 2014.

Artikel 1, vijfde lid, sub a en b, van dit besluit treedt in werking op de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening voorzieningen Wmo gemeente Littenseradiel

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-05-201401-01-201410-03-2016Nieuwe regeling

29-04-2014

Op 'e Skille, 22-05-2014

Collegebesluit, 29-04-2014, nr. 5

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Littenseradiel 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Littenseradiel;

gelet op de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Littenseradiel;

besluit:

vast te stellen het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Littenseradiel 2014

Artikel 1 Bedragen eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. De persoon aan wie een individuele voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is verleend, is een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 2. De persoon aan wie een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verleend, is een eigen aandeel verschuldigd.

  • 3. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing als:

    • a.

      de voorziening een (sport)rolstoel betreft;

    • b.

      de voorziening een verhuiskosten- of inrichtingskostenvergoeding betreft;

    • c.

      de voorziening een collectieve voorziening in het kader van vervoer betreft;

    • d.

      de voorziening een vergoeding, als gesteld in artikel 4 van dit Besluit betreft;

    • e.

      de voorziening bedoeld is voor een belanghebbende jonger dan 18 jaar;

    • f.

      de voorziening bedoeld is voor de persoon (of diens echtgenote) die een eigen bijdrage ingevolge de artikelen 4 of 14 van het Bijdragebesluit zorg is verschuldigd.

  • 4. De hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1, eerste lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 2006 nr. 450, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en bedraagt nooit meer dan:

    • a.

      de kostprijs inclusief onderhoudskosten van een voorziening;

    • b.

      de hoogte van een persoonsgebonden budget;

    • c.

      de hoogte van de verstrekte financiële tegemoetkoming.

  • 5. De termijn van de inning van de eigen bijdrage en/of het eigen aandeel is:

    • a.

      bij de in bruikleen verstrekking van een roerende voorziening, een bouwkundige of woontechnische voorziening gelijk aan de verstrekkingsduur;

    • b.

      bij de in eigendom verstrekking van een roerende voorziening, een bouwkundige of woontechnische voorziening 39 perioden van 4 weken elk;

    • c.

      bij de periodieke verstrekking van hulp bij het huishouden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget gelijk aan de verstrekkingsduur.

Artikel 2 Bedragen persoonsgebonden budget

  • 1. De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedragen:

    • a.

      voor hulp bij het huishouden 1 € 16,40 per uur;

    • b.

      voor hulp bij het huishouden 2 € 24,80 per uur.

  • 2. De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor een éénmalige voorziening moeten toereikend zijn om tot een met in natura vergelijkbare compensatie van de beperking te komen.

Artikel 3 Overwegende bezwaren persoonsgebonden budget

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats als:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    er sprake is van een vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een persoonsgebonden budget in het verleden;

  • c.

    er sprake is van een belanghebbende met aanzienlijke schulden terwijl deze belanghebbende medewerking weigert bij het oplossen van deze schuldenproblematiek;

  • d.

    er sprake is van een zodanig instabiele of progressieve medische situatie dat het op voorhand duidelijk is dat de individuele voorziening snel niet meer adequaat zal zijn;

  • e.

    er bij verstrekking van een persoonsgebonden budget sprake is van aanzienlijke kapitaalvernietiging en/of efficiencyvoordelen voor de gemeente komen te vervallen. Dit geldt onder andere in situaties bij een kortdurende verstrekking;

  • f.

    er naar het oordeel van het college andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking.

Artikel 4 Bedragen vervoersvoorzieningen

Het bedrag dat verstrekt wordt voor autokosten ten behoeve van het uitsluitend gebruik van een (bruikleen)auto bedraagt € 0,21 per kilometer op basis van de vastgestelde vervoersbehoefte in kilometers.

Artikel 5 Eigen ritbijdrage collectief vraagafhankelijk vervoer

  • 1. De eigen ritbijdrage voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer bedraagt:

    • a.

      voor belanghebbende € 0,19 per kilometer;

    • b.

      voor meereizende kinderen van 4 tot en met 12 jaar 50% van het onder a. genoemde bedrag.

  • 2. Maximaal één meereizende met belanghebbende is geen eigen ritbijdrage verschuldigd. Dit geldt tevens voor maximaal twee meereizende kinderen tot 4 jaar.

Artikel 6 Bedragen verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. Het bedrag voor een verhuiskostenvergoeding is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van € 2.595,00.

  • 2. Het bedrag voor de inrichtingskosten van een losse woonunit of een noodzakelijke aanbouw is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van € 1.298,00.

Artikel 7 Bezoekbaar maken

Het bedrag dat als maximum wordt verstrekt bij het bezoekbaar maken van de woning bedraagt € 2.595,00.

Artikel 8 Bedragen sportvoorzieningen

  • 1. Een handbewogen sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het forfaitaire bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.861,00, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een handbewogen sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 2. Een elektrische sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het forfaitaire bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 5.722,00 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een elektrische sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 3. Het bedrag dat verstrekt wordt voor sportvervoer bedraagt maximaal € 520,00 op jaarbasis. Dit bedrag wordt alleen verstrekt:

    • a.

      aan degene met een aantoonbare beperking die is aangewezen op een alternatieve vorm van sportuitoefening en/of;

    • b.

      indien de sporter niet wordt gesponsord of de kosten op een andere manier vergoed kan krijgen en/of;

    • c.

      indien de sportvereniging naar keuze binnen de gemeentegrenzen gevestigd is, dan wel met toestemming van de gemeente buiten de gemeentegrenzen als de omstandigheden daartoe in redelijkheid aanleiding geven.

Artikel 9 Verantwoording

  • 1. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • a.

      door middel van het inleveren van de nota binnen zes maanden na de datum van beschikking in geval van eenmalige voorzieningen;

    • b.

      door middel van het inleveren van een verantwoordingsformulier inclusief betalingsbewijzen één keer per kwartaal in geval van periodieke voorzieningen.

  • 2. Geen verantwoording is verschuldigd over 1,5% van het totale jaarbudget voor een periodieke voorziening, met een minimum van € 285,00 per kalenderjaar en een maximum van € 1.430,00 per kalenderjaar.

Artikel 10 Controle PGB

Controle van besteding van het persoonsgebonden budget vindt steekproefsgewijs plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar, waarbij de steekproef een omvang heeft van 5% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten.

Artikel 11 Terugbetaling bij verkoop

De belanghebbende, die krachtens de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Littenseradiel een woonvoorziening in eigendom heeft ontvangen, dient de meerwaarde van de woning die het gevolg is van de getroffen woonvoorziening bij verkoop van de woning terug te betalen, waarbij rekening wordt gehouden met een afschrijvingspercentage van 10% per jaar.

Artikel 12 Overgangsbepaling eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. De persoon, aan wie voor 1 januari 2010 een vervoersvoorziening is verstrekt, is geen eigen bijdrage of eigen aandeel voor die voorziening verschuldigd.

  • 2. De persoon, aan wie tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2013 een vervoersvoorziening is verstrekt, is tot 1 juli 2013 geen eigen bijdrage of eigen aandeel voor die voorziening verschuldigd.

  • 3. De persoon, aan wie voor 1 januari 2013 een woonvoorziening of autoaanpassing is verstrekt, is geen eigen bijdrage of eigen aandeel voor die voorziening verschuldigd.

Artikel 13 Datum inwerkingtreding en intrekking oude besluit

  • 1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel 1, vijfde lid, sub a en b, in werking op de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt en werkt terug tot 1 januari 2014.

  • 2. Artikel 1, vijfde lid, sub a en b, van dit besluit treedt in werking op de dag na die waarop het besluit is bekendgemaakt.

  • 3. Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Littenseradiel 2014.

Ondertekening

Wommels, 29 april 2014

Het college voornoemd,

, burgemeester.

, secretaris.

Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Algemeen

Naast een Verordening voorzieningen Wmo gemeente Littenseradiel is er ook een Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Littenseradiel. In dit Besluit zijn alle bedragen bij elkaar gebracht, die op basis van de Verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de Verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het Besluit ingevuld.

Het eerste dat in het Besluit aan de orde komt, is de invulling van de eigen bijdrage en het eigen aandeel. Vervolgens wordt ingegaan op het persoonsgebonden budget en de daarbij behorende verantwoording in controle.

Daarna wordt ingegaan op de andere vast te stellen bedragen.

Ook wordt ingegaan op de verantwoording en controle op persoonsgebonden budgetten.

Ook wordt aangegeven hoe om te gaan met het wel of niet in rekening brengen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel voor klanten, die in bepaalde tijdvakken een voorziening hebben ontvangen.

Artikel 1 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Ingevolge artikel 22 van de Verordening is voor de op basis van de Wmo verstrekte voorziening een eigen bijdrage dan wel eigen aandeel verschuldigd. Met dit artikel wordt daar verdere vorm aan gegeven. Voor de mogelijkheid om een eigen bijdrage en een eigen aandeel te heffen, zijn landelijke normen gesteld. Deze zijn vastgelegd in het (landelijke) Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 2006 nr. 450, van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Aan dat besluit conformeert het college zich in grote lijnen. Een eigen bijdrage is, gezien artikel 15 van de Wmo, mogelijk bij voorzieningen in natura en bij een persoonsgebonden budget. Een eigen aandeel is, gezien artikel 19 van de Wmo, mogelijk bij financiële tegemoetkomingen. In een aantal gevallen mag wettelijk geen eigen bijdrage en eigen aandeel worden geheven dan wel wordt dit niet opportuun geacht. Artikel 1, derde lid, van dit besluit geeft hier nadere invulling aan.

Een eigen bijdrage voor een rolstoel (in natura dan wel met een persoonsgebonden budget) is, gezien artikel 4.1, zesde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 2006 nr. 450, niet toegestaan. Een eigen aandeel (bij een financiële tegemoetkoming) mag echter weer wel. Er is – om praktische redenen – voor gekozen om in Littenseradiel bij een rolstoel noch een eigen bijdrage noch een eigen aandeel te heffen. De wijze van verstrekking van de rolstoel is daarmee dus niet maatgevend of door belanghebbende wel of niet aan de voorziening meebetaald moet worden.

Ook aan de verhuiskostenvergoeding hoeft door belanghebbende niet meebetaald te worden. Dit om te voorkomen, dat dit een drempel voor belanghebbende opwerpt om mee te werken aan het goedkoopst-compenserende resultaat. Belanghebbende wordt met deze vergoeding om niet in staat gesteld de kosten van verhuizing (geheel dan wel gedeeltelijk) te dekken. Een voorziening in een gemeenschappelijke ruimte van een wooncomplex wordt in de regel niet verstrekt. Dit omdat de voorzieningen op grond van de wet in hoofdzaak zijn gericht op het individu en op diens eigen woonruimte. Van een voorziening in een gemeenschappelijke ruimte kunnen ook anderen gebruik maken. Deze kunnen daarmee ook ten goede komen van andere personen met een beperking. Om die reden wordt in dat geval bij de individuele belanghebbende geen eigen bijdrage dan wel eigen aandeel geheven.

Belanghebbende blijft eveneens gevrijwaard van een financiële claim op zijn inkomen bij een collectieve voorziening in het kader van vervoer en bij de vervoersvergoedingen op basis van artikel 4 van dit Besluit.

Voor de hoogte van de eigen bijdrage en het eigen aandeel is aansluiting gezocht bij de bepalingen daaromtrent in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 2006 nr. 450. De eigen bijdragen en de eigen aandelen worden geheven conform de systematiek en de bedragen, als aangegeven in artikel 4.1 van dat besluit. Hierbij is geen toepassing gegeven aan het tweede lid van dat artikel. Het totaal aan eigen bijdrage dan wel eigen aandeel mag nooit hoger liggen dan de kosten, die de gemeente voor de voorziening maakt/heeft gemaakt. De eigen bijdrage en/of het eigen aandeel wordt geïnd door het CAK. Hiertoe zijn afspraken met het CAK gemaakt.

Voor de duur van de eigen bijdrage en het eigen aandeel worden de wettelijke landelijke regels daarover, zoals neergelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 2006 nr. 450, gevolgd.

Op grond van het landelijk Wmo-besluit kan vanaf 9 november 2013 de maximale termijn van 39 perioden losgelaten worden. Er kan dus voor een groter aantal termijnen dan 39 een eigen bijdrage/eigen aandeel worden geheven, maar wel tot het maximum van de kostprijs. Gezien de wijziging van het landelijk Wmo-besluit en de mogelijkheden van de inning van de eigen bijdrage/eigen aandeel van het CAK wordt ervoor gekozen om de maximale termijn van 39 perioden (van elk 4 weken elk) los te laten bij verstrekking in bruikleen. Immers de verstrekking in bruikleen kan tot in lengte van jaren duren. Uiteraard geldt wel de restrictie (was al van toepassing, maar is door de wetgever nog een keer bevestigd), dat er tot maximaal de kostprijs een eigen bijdrage/eigen aandeel kan worden geheven. Dit is nu vastgelegd in artikel 1, vijfde lid, sub a. Dit gewijzigde artikel treedt in werking op de dag na publicatie van deze wijziging.

Daarnaast blijven bij de verstrekking in eigendom wel de 39 perioden gehanteerd. Hiertoe is artikel 1, vijfde lid, sub b aangepast. Ook dit gewijzigde artikel treedt in werking op de dag na publicatie van deze wijziging.

Artikel 2 Bedragen persoonsgebonden budget

Met dit artikel worden de bedragen voor het persoonsgebonden budget (PGB) bepaald.

In het eerste lid wordt aangegeven wat het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden per uur bedraagt.

In het tweede lid wordt aangegeven wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is voor een eenmalige voorziening. Het persoonsgebonden budget bestaat uit het bedrag dat de tegenwaarde is van de zaak die de belanghebbende op dat moment ontvangen zou hebben als deze in natura zou zijn verstrekt.

Artikel 3 Overwegende bezwaren persoonsgebonden budget

Met dit artikel wordt nadere invulling gegeven aan het gestelde in artikel 19 van de Verordening. De bepalingen onder a. tot en met c. zijn er met name op gericht om te voorkomen dat de kans bestaat dat het persoonsgebonden budget niet wordt aangewend waarvoor het bedoeld is, te weten het te bereiken resultaat, en dat het mogelijk gebruikt wordt voor andere doeleinden.

Met het gestelde onder d. en e. wordt een efficiënte en effectieve verantwoorde inzet van gemeenschapsgelden beoogd te bewerkstelligen.

Artikel 4 Bedragen vervoersvoorzieningen

In dit artikel wordt aangegeven welk bedrag per kilometer wordt vergoed wanneer sprake is van het gebruik van een (bruikleen) auto. De totstandkoming van dit bedrag is in collegebesluit van 9 oktober 2012 (c12.000924) beschreven.

Artikel 5 Eigen ritbijdrage collectief vraagafhankelijk vervoer

Dit artikel legt de eigen ritbijdrage vast. Daarnaast wordt in dit artikel de hoogte van de eigen ritbijdrage aangegeven wanneer sprake is van meereizenden.

Artikel 6 Bedragen verhuis- en inrichtingskosten

Dit artikel legt vast welke bedragen worden verstrekt als het gaat om een verhuiskostenvergoeding of een vergoeding voor inrichtingskosten voor een losse woonunit of een noodzakelijke aanbouw.

Artikel 7 Bezoekbaar maken

Dit artikel legt vast welk bedrag maximaal wordt verstrekt voor het bezoekbaar maken van de woning.

Artikel 8 Bedragen sportvoorzieningen

De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen werd vanuit de Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de toenmalige Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget is niet kostendekkend en dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een persoonsgebonden budget worden toegekend. Het betreft een forfaitaire vergoeding.

Er is sprake van twee soorten vergoedingen. In artikel 1, derde lid, sub a, wordt ingegaan op de forfaitaire vergoeding voor een handbewogen sportrolstoel en in artikel 1, derde lid, sub b, wordt ingegaan op de forfaitaire vergoeding voor een elektrische sportrolstoel. De sportrolstoel valt onder het te bereiken resultaat 8.

In het derde lid van dit artikel is aangegeven welk bedrag per jaar maximaal wordt vergoed voor de kosten van vervoer ten behoeve van sportuitoefening.

Indien iemand met een aantoonbare beperking een sport wil uitoefenen, kan hij ten opzichte van de niet gehandicapte voor aanzienlijke meerkosten van vervoer komen te staan doordat hij moet uitwijken naar een andere gemeente waar (wel) sportfaciliteiten voor gehandicapte sporters geboden worden. Met in achtneming van de in dit lid genoemde voorwaarden kan de gehandicapte sporter in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van vervoer ten behoeve van sportuitoefening. De tegemoetkoming dient zich te beperken tot de werkelijke kosten met een maximum van € 520,00 per jaar. Betaling kan plaatsvinden na het indienen van bewijsstukken, bijvoorbeeld lidmaatschapskaart en/of overzicht wedstrijden.

Artikel 9 Verantwoording

De keuze die gemaakt wordt ten aanzien van de verantwoording van het persoonsgebonden budget wordt hier vastgelegd.

Artikel 10 Controle PGB

De controle vindt steekproefsgewijs plaats en sluit aan bij het tot op heden gevoerde beleid.

Artikel 11 Terugbetaling bij verkoop

Dit artikel geeft aan wanneer sprake is van verkoop van een woning, welk bedrag er aan het college terugbetaald moet worden, wanneer sprake is van een meerwaarde van de woning door de woningaanpassing.

Artikel 12 Overgangsbepaling eigen bijdrage en eigen aandeel

Tot 1 januari 2013 werden op basis van het toen geldende besluit alleen voor hulp bij het huishouden eigen bijdragen dan wel eigen aandelen geheven. Op 18 december 2012 (BW12.00588) heeft het college een besluit genomen om voor alle voorzieningen (uitzonderingen worden vermeld in artikel 1, derde lid) eigen bijdragen c.q. eigen aandelen te gaan heffen. In dat collegebesluit zijn ook overgangsbepalingen bepaald.

Het eerste lid spreekt voor zich.

Het tweede lid bepaalt dat aan personen, aan wie tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2013 een vervoersvoorziening is verstrekt, vanaf 1 juli 2013 een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn verschuldigd. Voor 1 juli 2013 zullen de betrokken belanghebbenden door het college actief over het gewijzigde beleid en de gevolgen daarvan geïnformeerd worden, waarmee zij in de gelegenheid worden gesteld om een afgewogen beslissing te nemen over het al dan niet voortzetten van hun voorziening vanaf 1 juli 2013.

Het derde lid spreekt voor zich.

Artikel 13 Datum inwerkingtreding en intrekking oude besluit

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.