Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Roer en Overmaas

Verordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Roer en Overmaas
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas 2014
CiteertitelVerordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas 2014
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is ingetrokken door de Verordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Limburg 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 78

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-201401-01-2017nieuwe regeling

11-03-2014

Waterschapsblad 2014, 1957

140091

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas 2014

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.bezwaar:het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening te vragen tegen een besluit bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen;
b.bestuursorgaan:het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het Waterschap Roer en Overmaas, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
c.commissie:een adviescommissie belast met de voorbereiding van de beslissing op bezwaren als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet; bestuursrecht, alsmede als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening;
d.verwerend orgaan:het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;
e.wet:de wet van 4 juni 1992 (Stbl. 1992, 315) houdende algemene regels van bestuursrecht (Algemene wet bestuursrecht), zoals deze sindsdien is gewijzigd;
f.waterschap:het Waterschap Roer en Overmaas.

Hoofdstuk II Commissie

Artikel 2 Instelling en taak commissie

1. Er is een bezwarencommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de wet, wier taak bestaat uit de voorbereiding van de beslissing op gemaakte bezwaren.

2. De commissie is niet ondergeschikt aan enig bestuursorgaan van het waterschap.

3. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaren op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

2. De commissie kent 2 kamers:

a. één 'eenhoofdige kamer' en

b. één 'meerhoofdige kamer'.

3 a. de in het tweede lid, onder a, vermelde 'eenhoofdige kamer' bestaat uit de voorzitter;

b. deze kamer behandelt uitsluitend bezwaarschriften ten aanzien waarvan op grond van het gestelde in artikel 7:3 van de wet, wordt afgezien van het horen van belanghebbende(n).

4 a. de in het tweede lid onder b vermelde 'meerhoofdige kamer' bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden;

b. deze kamer behandelt de andere dan in het derde lid onder b genoemdebezwaarschriften.

5. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de commissie, voor zover zij dat noodzakelijk acht, bepalen dat het aantal kamers wordt uitgebreid.

6. De voorzitter en de leden van de commissie maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het waterschap.

7. In geval van afwezigheid van de voorzitter regelt de commissie de vervanging van de voorzitter.

8. De leden van de commissie zijn ieder afzonderlijk bevoegd tot vervanging van de voorzitter.

Artikel 4 Zittingsduur

1. De zittingsduur van de commissie bedraagt 4 jaar en kan eenmaal worden verlengd met 4 jaar.

2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment ontslag nemen.

3. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op ieder moment bij een met redenen omkleed besluit en op een daarin te bepalen datum door het bestuursorgaan worden ontslagen indien de vereiste van bekwaamheid of geschiktheid wordt gemist om de taak als voorzitter of lid van de commissie naar behoren uit te voeren.

4. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 5 Vergoedingen

1. De voorzitter en de leden van de commissie ontvangen per vergadering een vergoeding.

2. Het dagelijks bestuur stelt de hoogte van de vergoeding vast.

Artikel 6 Niet deelneming aan behandeling

1. De voorzitter, de leden en diens plaatsvervangers van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift, indien zij daar op enigerlei wijze direct of indirect bij zijn betrokken en daarbij hun onpartijdigheid in het geding is.

2. De voorzitter, de leden en diens plaatsvervangers van de commissie, onthouden zich in het bijzonder van cliëntvertegenwoordiging inzake de behandeling van bezwaarschriften die dienen in de kamer waarin men is benoemd.

Artikel 7 Secretaris

1. De commissie heeft ter ondersteuning één of meer ambtelijke secretarissen, welke door het dagelijkse bestuur worden aangewezen.

2. Het dagelijks bestuur wijst tevens één of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

3. Met betrekking tot de werkzaamheden als zodanig is de secretaris uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de commissie.

Hoofdstuk III Procedure behandeling bezwaarschriften

Artikel 8 Ingediend bezwaarschrift

1. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt zo spoedig mogelijk in handen van de commissie gesteld.

2. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14, eerste lid van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren.

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

De bevoegdheden ingevolge de artikelen

- 2:1, tweede lid,

- 6:6, voor wat betreft het stellen van een termijn waarbinnen het verzuim in de zin van niet voldoen aan de vereisten als gesteld in artikel 6:5 van de wet of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, kan worden hersteld;

- 6:17, voor zover het betreft de verzending van stukken tijdens de behandeling door de commissie;

- 7:4, tweede lid; en

- 7:6, vierde lid,

van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie.

Artikel 10 Inlichtingen en advies

1.De voorzitter van de commissie kan ten behoeve van de voorbereiding van het advies rechtstreeks alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen.

2. De voorzitter van de commissie kan uit eigen beweging of op verzoek van de commissie bij deskundigen advies inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe in een zitting te verschijnen.

Indien aan het inwinnen van advies kosten zijn verbonden, is daarvoor vooraf machtiging van het dagelijks bestuur vereist.

Artikel 11 Hoorzitting

1. De voorzitter van de commissie bepaalt plaats, datum en tijdstip van de zitting, waarin de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.

2.Indien de voorzitter op grond van artikel 7:3 van de wet besluit van het horen af te zien doet hij daarvan mededeling aan:

a. de belanghebbende(n); en

b. het verwerend orgaan.

Artikel 12 Uitnodiging hoorzitting

1. De voorzitter deelt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk mede, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

2. Indien een belanghebbende of het verwerend orgaan wijziging wenst van het tijdstip van de zitting, dient zulks binnen drie dagen na de in het eerste lid bedoelde mededeling, onder opgaaf van redenen te worden verzocht aan de voorzitter van de commissie.

3. De beslissing van de voorzitter van de commissie, op een verzoek als bedoeld in het tweede lid, wordt zo spoedig mogelijk, doch tenminste twee weken voor het tijdstip van de zitting, schriftelijk aan de belanghebbenden en het bestuursorgaan medegedeeld.

4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als vermeldt in de leden 1 tot en met 3.

Artikel 13 Openbaarheid zitting

1. De zittingen van de commissie zijn openbaar.

2. Indien een zitting gehouden wordt ter behandeling van een bezwaarschrift betreffende personeelsaangelegenheden, is de zitting niet openbaar.

3. Indien de commissie van mening is dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.

Artikel 14 Schriftelijke verslaglegging

1. Van elke zitting stelt de secretaris een verslag op als bedoeld in artikel 7:7 van de wet en worden geluidsopnamen gemaakt.

2. Het verslag als bedoeld in het eerste lid vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

2. Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en ter zitting is voorgevallen.

3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.

Artikel 15 Nader onderzoek

1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de commissie dit onderzoek houden.

2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en belanghebbende(n) toegezonden.

3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbende(n) kunnen binnen een week na verzending van de in het eerste lid bedoelde nadere informatie aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist omtrent een dergelijk verzoek.

4. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het derde lid, zijn de bepalingen van deze verordening, die betrekking hebben op de hoorzitting van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Advies

1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.

2. a. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

c. Indien bij een stemming de stemmen staken dan beslist de stem van de voorzitter.

d. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt, indien die minderheid dat verlangt.

3.Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

4.Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

Artikel 17 Uitbrengen advies

1. Het advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 14 en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de commissie de termijn van twaalf weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid van de wet ontoereikend is voor achtereenvolgens het uit brengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing verzoekt hij het in het eerste lid bedoelde bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking drie dagen na bekendmaking daarvan.

Artikel 19 Intrekking

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze Verordening wordt de Verordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas ingetrokken.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas 2014.

Aldus vastgesteld door:

Het algemeen bestuur d.d. 11 maart 2014

de secretaris/directeur, de voorzitter,

ing. J.M.G. In den Kleef, dr. J.J. Schrijen

Het dagelijks bestuur d.d. 25 maart 2014

de secretaris/directeur, de voorzitter,

ing. J.M.G. In den Kleef, dr. J.J. Schrijen

De voorzitter d.d. 11 maart 2014

dr. J.J. Schrijen

Algemene toelichting

1.Inleiding

De Verordening behandeling bezwaarschriften Waterschap Roer en Overmaas (hierna: de Verordening) is vastgesteld in november 2001. Vanwege de opeenvolging van wetswijzigingen de afgelopen jaren was het noodzaak de Verordening te actualiseren. Daarnaast zijn ook de uitgangspunten van de commissie als adviesorgaan voor het waterschap, mede in het licht van de ontwikkelingen binnen de organisatie, geëvalueerd.

Daar waar noodzakelijk is de Verordening aangepast aan de geldende wetgeving. De aanpassingen zijn voornamelijk op detailniveau. De hoofdlijnen zijn ongewijzigd.

Organisatorisch gezien is er wel een belangrijke wijziging doorgevoerd in de Verordening met het opheffen van de Personele Kamer.

2.De behandeling van bezwaarschriften

Hoofdstuk 6 van de Awb bevat algemene bepalingen over bezwaar- en beroep, hoofdstuk 7 geeft bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep, terwijl hoofdstuk 8 bijzondere bepalingen bevat over het beroep bij de rechtbank.

Tussen deze hoofdstukken bestaat een duidelijke samenhang die een gevolg is van de voor de Awb gekozen systematiek in de opbouw van de rechtsbescherming. Deze opbouw kan, behoudens de in de wet aangegeven uitzonderingen, als volgt worden omschreven.

In artikel 8:1 is vastgelegd dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de rechtbank (administratieve kamer). Ingevolge artikel 7:1 dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep bij een administratieve rechter in te stellen eerst daartegen bezwaar te maken, tenzij dat besluit op bezwaar of in administratief beroep is genomen dan wel één van de andere genoemde uitzonderingsgronden van toepassing is. Het maken van bezwaar

geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. In het algemeen kan dus de rechtsbeschermingsprocedure ingevolge de Awb als volgt worden geschetst:

besluit → bezwaar → beroep bij rechtbank

Het maken van bezwaar is het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

Het instellen van administratief beroep geschiedt bij een ander bestuursorgaan dan het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

Het belangrijkste onderdeel van de behandelingsprocedure is het horen van de belanghebbenden. Artikel 7:2, eerste lid, van de Awb bepaalt dat, voordat een bestuursorgaan op het bezwaar beslist, het belanghebbenden in de gelegenheid stelt te worden gehoord. Het horen kan op verschillende, door het bestuursorgaan zelf te bepalen, wijzen geschieden (art. 7:5 en 7:13 Awb):

a. door het bestuursorgaan zelf;

b. door de voorzitter of een lid van dat bestuursorgaan;

c. door een persoon (ambtenaar) die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit is betrokken;

d. door meer dan één persoon (ambtenaren) van wie de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit is betrokken;

e. door een adviescommissie.

3.Samenstelling van de commissie

Waterschap Roer en Overmaas heeft ervoor gekozen een bezwarencommissie in te stellen. De keuze voor het instellen van een commissie is ingegeven vanuit de gedachte dat hierdoor het beste het tweeledig karakter van de bezwaarschriftenprocedure tot uitdrukking komt, namelijk enerzijds dat van zelfstandig rechtsmiddel, anderzijds een vorm van verlengde besluitvorming.

De adviescommissie zal zich zelfstandig een oordeel vormen over de bestreden beslissing, los van het bestuursorgaan dat de besteden beslissing genomen heeft. Het advies van de commissie zal daarna bij de heroverweging van de bestreden besluitvorming worden meegenomen. Als gevolg van de procedure zal het geschil verduidelijkt worden hetgeen de kwaliteit van de besluitvorming ten goede zal komen.

Het dagelijks bestuur heeft ten behoeve van de bemensing van de bezwarencommissie een voorzitter en vier leden benoemd. Het betreffen allen externen die geen verbondenheid hebben met het waterschap maar technisch en juridisch inhoudelijk deskundig zijn.

De commissie kent 2 kamers. De 'eenhoofdige kamer' bestaat uit de voorzitter. Deze kamer behandelt uitsluitend bezwaarschriften ten aanzien waarvan op grond van het gestelde in artikel 7:3 van de wet, wordt afgezien van het horen van belanghebbende(n).

De 'meerhoofdige kamer' bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden. Deze behandeld alle overige bezwaarschriften waaronder ook personele aangelegenheden.

Voor het houden van een hoorzitting is het noodzakelijk dat de voorzitter en ten minste twee leden aanwezig zijn.

De samenstelling van de Kamer zal per hoorzitting verschillen. Al naar gelang de aard van het bezwaarschrift zal uit de 4 benoemde leden van de commissie een kamer wordt samengesteld die is afgestemd op het betreffende bezwaarschrift. De specifieke deskundigheid van de leden en het de complexiteit van het bezwaarschrift is daarbij bepalend.

4.De procedure

De verordening spitst zich toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt met het schriftelijk uitbrengen van advies aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

Voor wat betreft de bezwaarschriftenprocedure is bepaald dat indien het bezwaar ontvankelijk is op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit dient plaats te vinden. Is een bezwaarschrift niet ontvankelijk dan wordt aan de vraag over de gegrondheid van de bezwaren niet toegekomen. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit. Voor wat betreft de heroverweging wordt nog het volgende opgemerkt. In de eerste plaats wordt er op gewezen dat deze ex nunc dient plaats te vinden, dat wil zeggen dat rekening moet worden gehouden met inmiddels gewijzigde feiten en omstandigheden. De feiten en omstandigheden van het moment waarop het nieuwe besluit wordt genomen zijn van belang.

In de tweede plaats dient de heroverweging 'op grondslag van het bezwaar' te geschieden. Hieruit vloeit voort dat die onderdelen van het besluit die geheel los van de aangevoerde bezwaren staan, in beginsel buiten beschouwing blijven. Het bestuursorgaan zal daarbij de naar voren gebrachte bezwaren voldoende ruim naar hun strekking moeten opvatten. Indien bijvoorbeeld tijdens de hoorzitting blijkt dat deze, ondanks een beperkte omschrijving in het bezwaarschrift, ruimer bedoeld zijn, dan zal daarmee rekening moeten worden gehouden.

Verder mag de bezwaarschriftenprocedure er niet toe leiden dat er een verslechtering van de positie van degene die het bezwaarschrift indient tijdens mag ontstaat (reformatio in peius beginsel).

Natuurlijk staat dit er niet aan in de weg dat als een derde bezwaar maakt tegen bijvoorbeeld een afgegeven vergunning, die bezwaren gehonoreerd kunnen worden. Dit is het wezen van de bezwaarschriftenprocedure en niet in strijd met genoemd beginsel.

In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift dient te berusten op een deugdelijke motivering die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.

Daarbij is het van belang dat indien van het advies van de commissie wordt afgeweken in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing wordt meegezonden.

Tenslotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar of beroep, daarbij bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld.

5.Vervolg-beroep bij de rechtbank

Tegen de beslissing op het bezwaarschrift beroep kan worden ingesteld bij de administratieve rechter.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3 Samenstelling van de commissie

De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

De commissie kent 2 kamers. De 'eenhoofdige kamer' bestaat uit de voorzitter. Deze kamer behandelt uitsluitend bezwaarschriften ten aanzien waarvan op grond van het gestelde in artikel 7:3 van de wet, wordt afgezien van het horen van belanghebbende(n).

De 'meerhoofdige kamer' bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden. Deze behandeld alle overige bezwaarschriften waaronder ook personele aangelegenheden.

Artikel 4 Zittingsduur

De bepaling van het derde lid betreft een bepaling van orde. Een ontslagnemend lid kan niet worden gedwongen ook feitelijk de functie te blijven vervullen.

Artikel 5 Vergoedingen

De vergoedingen (inclusief reiskosten) van de voorzitter en de commissieleden worden vastgesteld door het dagelijks bestuur.

Artikel 6 Niet deelneming aan de behandeling

Dit artikel onderstreept de onafhankelijkheid van de commissie en vormt het equivalent van artikel 2:4 Awb (gebod van onpartijdigheid). In dit artikel van de verordening zijn echter de voorzitter, de leden van de commissie en diens plaatsvervangers onderwerp van regeling. Artikel 2:4 Awb richt zich tot het bestuursorgaan.

Artikel 8 Ingediend bezwaar- of beroepschrift

Met betrekking tot de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat deze in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift wordt afgegeven. Het verdient aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen omtrent de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb).

Met het eerste lid van dit artikel van de Verordening wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde ('zo spoedig mogelijk') ook daadwerkelijk te voldoen.

Artikel 9 Overdracht bevoegdheden

In artikel 7:13, vierde lid Awb is bepaald dat de commissie beslist over o.a. de toepassing van artikel 7:4, zesde lid en 7:5, tweede lid. Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend.

In artikel 9 van de Verordening zijn een aantal bevoegdheden van de wet expliciet overgedragen aan de voorzitter van de bezwarencommissie. Het betreft de volgende bevoegdheden:

- artikel 2:1, tweede lid

Dit betreft de bevoegdheid van een bestuursorgaan om van een gemachtigde een schriftelijke machtiging te verlangen. Deze bepaling is facultatief geformuleerd; de voorzitter is dan ook vrij al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken.

- artikel 6:6

Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 (vereisten bezwaarschrift) of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar, kan dit niet ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.

De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld wordt vastgesteld door de voorzitter. Er is vanaf gezien in de verordening een vaste termijn daarvoor op te nemen, omdat het niet goed mogelijk is in algemene zin voor alle gevallen aan te geven hoe lang deze termijn zou moeten zijn. Uitgangspunt is wel dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn. Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen, anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd.

Uit de jurisprudentie is gebleken dat een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden herstel noodzakelijk is.

Duidelijk zal moeten worden aangegeven welke consequentie verbonden is aan het niet voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor wat betreft het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.

Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen ter zake van de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaar- of beroepschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

- artikel 6:17

Deze bepaling schrijft voor dat indien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde zendt.

Deze bepaling spreekt voor zich. Voor zover het de behandeling door de commissie betreft ligt deze taak bij de voorzitter.

- artikel 7:4, tweede lid

Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.

- artikel 7:6, vierde lid

Het bestuursorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van de artikel 7:6 lid 3 achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden.

In het derde lid is aangegeven dat wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, ieder van hen op de hoogte wordt gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.

Artikel 10 Inlichtingen en advies

Het spreekt voor zich dat de voorzitter van de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij het waterschap -hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen- alsook extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijk niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.

De activiteiten van de commissie of van haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten met zich meebrengen.

Daarbij vallen te onderscheiden gewone en bijzondere kosten. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten met zich meebrengen.

Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen en/of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd.

Artikel 11 Hoorzitting

In artikel 7:3 van de wet is aangegeven in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor wat betreft een ingediend

bezwaarschrift is dat indien:

a. het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is;

b. het bezwaar kennelijk ongegrond is;

c. de belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het

recht te worden gehoord, of

d. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.

Als dit aan de orde is dient de voorzitter de belanghebbende(n) en het verwerend orgaan hiervan op de hoogte te stellen.

Artikel 16 Advies

Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is doch door afwezigheid van één of meerdere van de leden of hun plaatsvervangers de commissie tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.

Artikel 17 Uitbrengen advies

Volgens artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.

De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10, eerste lid van de Awb twaalf weken. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.

Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge de artikelen 7:14 en 7:27 Awb zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:45 van die wet, regelende de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten, in casu niet van toepassing.

Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbende een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden.