Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Beleidsregels bestuurlijke boetes WWB, IOAW en IOAZ

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingBeleidsregels bestuurlijke boetes WWB, IOAW en IOAZ
CiteertitelBeleidsregels bestuurlijke boetes WBB, IOAW en IOAZ
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 17 eerste lid WWB, artikel 13 eerste lid IOAW en IOAZ, en artikel 30c tweede en derde lid Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-201301-01-2017Nieuwe Regeling

15-03-2013

Regiokrant, 01-05-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

I Begripsbepaling

1.

Het college: burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer;

WWB: Wet werk en bijstand;

IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

Uitkeringsgerechtigde: hij of zij die een uitkering WWB, IOAW of IOAZ aanvraagt, ontvangt of heeft ontvangen.

2. Voor andere begrippen in deze verordening dan die uit het eerste lid gelden de definities die staan in de WWB, IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

II Waarschuwing

Het college ziet, voor zover het benadelingsbedrag nihil is, af van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaat met een schriftelijke waarschuwing wegens het niet of niet behoorlijk nakomen door de belanghebbende van een verplichting als bedoeld in artikel 17, eerste lid WWB, artikel 13, eerste lid IOAW en IOAZ, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen plaatsvindt binnen een periode van 24 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

III Het bepalen van de mate van verwijtbaarheid in verband met boetes

De mate waarin de boetewaardige gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten wordt beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de belanghebbende zijn verplichting had moeten nakomen. Hiervoor geldend de volgende beleidsregels.

1. Er is geen sprake van verminderde verwijtbaarheid in de volgende gevallen:

a. Een uitkeringsgerechtigde begrijpt de inhoud van de correspondentie van de gemeente niet, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Van de uitkeringsgerechtigde mag worden verwacht dat hij zich laat informeren over de betekenis hiervan.

b. Een uitkeringsgerechtigde is langere tijd niet in staat zijn belangen te behartigen, van de uitkeringsgerechtigde mag worden gevergd dat hij ervoor zorgt dat een ander zijn zaken regelt, laat hij dit na, dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

2. Voor het bepalen van de hoogte van de boete hanteert het college tevens onderstaande uitgangspunten om te bepalen of er sprake is van volledige verwijtbaarheid:

a. Het college deelt bij de toekenning van een uitkering aan de uitkeringsgerechtigde mee welke feiten en omstandigheden hij of zij spontaan aan het college moet melden. Het college gaat er dan ook, tenzij bijzondere omstandigheden op het tegendeel wijzen, steeds van uit dat het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed kunnen zijn op de uitkering.

b. Van een uitkeringsgerechtigde kan een redelijke inspanning worden gevergd om op de hoogte te raken van feiten en omstandigheden bij anderen die van invloed kunnen zijn op zijn uitkering (bijvoorbeeld omstandigheden van een partner of inwonend kind). Het enkele feit dat die ander de uitkeringsgerechtigde niet spontaan van een relevante omstandigheid op de hoogte heeft gesteld, impliceert niet dat het niet melden daarvan niet of slechts in verminderde mate aan de uitkeringsgerechtigde kan worden verweten.

3. Het college acht in de volgende gevallen verminderde verwijtbaarheid aanwezig:

a. De belanghebbende verkeerde op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren, en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan zijn verplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de informatie niet tijdig of volledig aan het college is verstrekt. Te denken valt aan onvoorzien ontslag, het weglopen van een kind.

b. Er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge verband en samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

4. Het college acht voorts verminderde verwijtbaarheid aanwezig dan wel ziet af van het opleggen van een boete als de uitkeringsgerechtigde onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een wijziging van omstandigheden niet onverwijld meldt, maar uit eigen beweging alsnog de juiste informatie versterkt voordat het college de overtreding constateert. Meldt de betrokkene de wijziging van omstandigheden in het kader van een controle van het college, dan is geen sprake van verminderde of ontbrekende verwijtbaarheid.

5. Het college acht in het geheel geen verwijtbaarheid aanwezig als het niet nakomen van een verplichting niet aan de belanghebbende kan worden verweten omdat hij op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichtingen te voldoen. Te denken valt aan een plotselinge ziekenhuisopname van de uitkeringsgerechtigde, partner of kind, of indien sprake is van levensbedreigende omstandigheden of overlijden van de uitkeringsgerechtigde, partner of kind.