Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Hoogezand-Sappemeer

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Hoogezand-Sappemeer
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-201301-01-2015Nieuwe Regeling

19-03-2013

Regiokrant, 27 maart 2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Voorwoord

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) geeft de gemeenten de plicht om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hem in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

In de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013 van de gemeente Hoogezand-Sappemeer is vastgelegd hoe de gemeente invulling wil geven aan deze compensatieplicht van de Wmo. De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2013, die voor u liggen, stellen een kader aan de uitvoering van de compensatieplicht met betrekking tot de verstrekking van individuele voorzieningen. Uitgangspunt is dat de te verstrekken voorzieningen noodzakelijk zijn voor het behalen van de resultaten uit de compensatieplicht en dat er geen andere manier is om die resultaten te behalen.

De beleidsregels moeten bevorderen dat de doelstellingen van de compensatieplicht, zoals die door de wetgever in de Wmo geformuleerd zijn, te weten zelfredzaamheid en participatie door burgers met beperkingen, ook daadwerkelijk gerealiseerd worden. Een goed gesprek, heldere resultaten en oplossingen op maat zijn daartoe nodig. De beleidsregels volgen de verordening. Dat betekent dat daarin opgenomen te bereiken resultaten uitganspunt zijn. De omschrijving van deze resultaten in deze beleidsregels komt overeen met de resultaten uit de verordening.

Deze nieuwe beleidsregels vormen met de nieuwe verordening een trendbreuk met de oude regels zoals die gehanteerd werden onder de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en sinds 2007 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Was onder de Wvg sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, de compensatieplicht van de Wmo vraagt om een andere aanpak. Kernbegrippen zijn nu het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid. Bij de beoordeling van een aanvraag, of al tijdens het gesprek voorafgaand aan de aanvraag, komt eerst het resultaat dat bereikt moet worden aan de orde, daarna passeren de verschillende oplossingen de revue, en niet alleen de individuele voorzieningen op indicatie. Omdat maatwerk nodig is vindt een uitgebreid gesprek plaats ter verkenning van de mogelijkheden, ook de eigen.

In de allereerste richtingpbepalende uitspraak van 10 december 20081 heeft de Centrale Raad van Beroep helder uiteengezet hoe zij aankijkt tegen de compensatieplicht en wat van de gemeente bij de uitvoering mag worden verwacht. Kenmerkend is daarbij de grote invloed van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager op het gemeentelijk onderzoek. Ook latere jurisprudentie laat voortdurend zien dat gemeenten onderzoek moeten doen naar de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager en daar ook rekening mee te houden. Beleidsregels mogen en zijn nodig maar er zal altijd een individuele afweging moeten worden gemaakt. En ook al is het eindresultaat gelijk aan dat wat het onder de Wvg geweest zou zijn: de onderbouwing en motivering moeten er geheel anders uit zien. En aan die onderbouwing toetst de rechter het besluit.

Eigen verantwoordelijkheid

De Wmo is uitsluitend bedoeld om mogelijkheden te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen vermogen ligt het probleem op te lossen, al dan niet met het eigen sociale netwerk. Die eigen verantwoordelijkheid komt tijdens het gesprek ook nadrukkelijk aan de orde.

Een oplossing van problemen kan bijvoorbeeld al aanwezig zijn in die zin dat deze feitelijk al jaren behoort tot iemands normale levenspatroon. Bij problemen met het schoonhouden van het huis zijn er talloze mensen die gewend zijn daar iemand voor in te huren, zoals tweeverdieners of mensen met voldoende inkomen. In deze situatie hoeft niets te veranderen, als men op basis van leeftijd of een ongeval beperkingen krijgt. Door voort te zetten wat men had ontstaat er geen probleem dat om een oplossing vraagt. Dat zou anders kunnen zijn als door het ontstaan van de beperking het inkomen daalt. Het kan dan zijn dat iemand de eerder ingehuurde schoonmaakhulp niet meer kan betalen. Dat zou aanleiding kunnen zijn wel te compenseren. Daarvoor zal een zorgvuldig onderzoek verricht moeten worden, met name naar de eerdere situatie, zowel wat betreft hulp als wat betreft inkomen, en de veranderde situatie.

Het kan ook zijn dat er (veel) meer hulp in de huishouding nodig is. Dan zou het kunnen zijn dat er wel sprake is van meerkosten en dat er daardoor gecompenseerd moet worden. Eigen verantwoordelijkheid betekent daarnaast bijvoorbeeld ook de aanschaf en het gebruik van zoveel mogelijk strijkvrije kleding om onnodig beroep op een hulp te voorkomen. Ook nieuwe technische mogelijkheden, zoals een robotstofzuiger, kunnen bekeken worden. Mogelijk is dat een hulpmiddel waardoor iemand meer zelf kan gaan doen in huis.

Een ander voorbeeld is het vervoer. Heel veel mensen zijn op dit moment gewend al bijna hun hele leven gebruik te maken van een auto. Als zij een beperking krijgen, door leeftijd of door een ongeval, hoeft er in feite niets te veranderen, als zij met diezelfde auto in staat blijven hun verplaatsingen te maken. Er hoeft dan niet gecompenseerd te worden. Dat zou anders kunnen zijn als zij door hun beperking veel meer verplaatsingen moeten gaan maken of als de auto voor hun handicap aangepast zou moeten worden. In het eerste geval kan onderzoek verricht worden naar de aard van de extra ritten en de kosten daarvan, in relatie tot het eerdere verplaatsingspatroon en zou compensatie mogelijk zijn als er blijkt dat er sprake is van meerkosten en de aanvrager dit financieel niet zelf kan compenseren. In het tweede geval, waarin sprake is van noodzakelijke autoaanpassingen, is er sprake van meerkosten: zonder beperking waren de autoaanpassingen niet nodig geweest.

Ook bij woonvoorzieningen speelt de eigen verantwoordelijkheid een grote rol. Als iemand 65 is en zijn badkamer gaat renoveren mag een gemeente veronderstellen dat hij - ook al zijn er nog geen beperkingen - rekening houdt met het gegeven dat hij een dagje ouder wordt. Dat betekent dat de persoon in kwestie aan een douche moet denken in plaats van uitsluitend een bad. Er speelt ook nog iets anders mee: van mensen mag verwacht worden dat ze via het denken aan dit soort dingen anticiperen op mogelijk komende problemen. ''Ouderdom komt met gebreken''.

Mantelzorgers

Een bijzondere groep onder de Wmo vormen de mantelzorgers. Zij vallen onder de werking van prestatieveld 6. Het gaat om afgeleide aanspraken, omdat er een persoon aanspraak kan maken op individuele voorzieningen. Nadrukkelijk moet een gemeente immers rekening houden met de belangen van de mantelzorger en diens dreigende overbelasting. Beschikkingen zullen dan ook op naam staan en gericht zijn tot degene die mantelzorg ontvangt.

Hoofdstuk 1 De vraag om ondersteuning

1.1 Te bereiken resultaten

De Wmo is een compensatiewet. Dat betekent dat de gemeente de verplichting heeft burgers te ondersteunen die niet in staat zijn zelfstandig deel te nemen aan de maatschappij. Iedere burger neemt op zijn eigen wijze deel aan het maatschappelijk leven. De ondersteuningsbehoefte kan daarom in elke situatie weer anders zijn. Artikel 4 van de Wmo geeft aan op welke terreinen de gemeente een compensatieplicht heeft. Daarnaast geeft dit artikel aan dat het gaat om maatwerk. Onderstaande 8 te bereiken resultaten zijn afgeleid uit de in artikel 4 van de Wmo genoemde compensatieplicht.

a. een schoon en leefbaar huis;

b. wonen in een geschikt huis;

c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

f. zich veprlaatsen in en om de woning;

g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en

h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen een deel te nemen aan regionale recreateive, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Op deze 8 terreinen heeft het college een resultaatverplichting: door de te nemen algemene of individuele maatregelen moet het gestelde resultaat bereikt kunnen worden. Uiteraard geldt deze resultaatverplichting alleen als het resultaat niet op eigen kracht met behulp van het sociale netwerk en/of met voorliggende voorzieningen bereikt kan worden.

1.2 Scheiding aanmelding en aanvraag

Het is niet eenvoudig om erachter te komen waarom iemand niet meer zelfstandig kan deelnemen welke ondersteuningsbehoefte daarbij past. Het is daarvoor noodzakelijk om met de mensen in gesprek te gaan en samen te zoeken naar mogelijke oplossingen. Uit dat gesprek kan blijken dat mensen op eigen kracht of met behulp van hun omgeving prima in staat zijn om hun problemen op te lossen. Er kan ook uitkomen dat het nodig is dat de gemeente bijspringt, bijvoorbeeld met individuele voorzieningen.

Er is daarom een scheiding aangebracht tussen een aanmelding en een aanvraag. Globaal kan gesteld worden dat een aanvraag pas gedaan kan worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat betekent dat het voor de gemeente duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossingen zijn dan een individuele oplossing en dat de te bereiken resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden vastgelegd zijn en beoordeeld als vallend onder de Wmo.

Er zijn twee uitzonderingen op deze hoofdlijn:

1. Als een burger geen gesprek wil, om wat voor reden dan ook en meteen een aanvraag voor een bepaalde voorziening in wil dienen.

2. Als de gemeente, al dan niet in samenspraak met de burger, een gesprek niet zinvol acht. Bijvoorbeeld, omdat de burger al voldoende bekend is bij de gemeente en het om een herhalingsaanvraag gaat.

Burgers die nog niet eerder in contact zijn geweest met ''de Wmo'' krijgen in principe allemaal een gesprek. Bij een burger die al in beeld is bij ''de Wmo'' van de gemeente wordt gekeken of zijn situatie substantieel veranderd is of niet. Als er sprake is van een nieuwe ondersteuningsvraag van de burger krijgt hij (opnieuw) een gesprek.

Het gesprek leidt niet tot een beschikking, dus er is geen sprake van een aanvraag die de regels van de Algemene wet bestuursrecht dient te volgen. Het gesprek staat op zich los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, lid 1 onder g sub 6 Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling in de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Omdat het al van belang is dat het gesprek uitmondt in volstrekte duidelijkheid over datgene wat in het gesprek is aangegeven, is er voor gekozen in bepaalde situaties dit gesprek uit te laten monden in een verslag, dat voor akkoord wordt getekend, zodat het verslag indien gewenst als aanvraag gebruikt kan worden indien individuele voorzieningen noodzakelijk blijken.

1.2.1 Melding van een hulpvraag

Iedere belanghebbende kan zich bij de gemeente melden met vragen over problemen op het gebied van welzijn, zorg en wonen met zorg. Op het moment dat belanghebbende van de gemeente hulp vraagt bij het oplossen van problemen op het gebied van welzijn, zorg en wonen met zorg zal er een gesprek plaatsvinden. Een aanmelding voor een dergelijk gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij de gemeente.

Als een aanmelding is gedaan dient binnen 5 werkdagen een afspraak voor het gesprek gemaakt te worden. Dit is van belang, omdat de belanghebbende direct het gevoel dient te hebben serieus genomen te worden. Een vlotte afspraak duidt daar (onder andere) op. Een aanmelding die daarna gedurende enkele weken blijft liggen zonder enige activiteit rond het maken van een afspraak wekt niet het vertrouwen dat men serieus wordt genomen. Bovendien geeft een aanmelding aan dat betrokkene een probleem ervaart. Het is van belang te laten blijken dat er vaart gezet wordt achter het oplossen van een probleem. En tot slot mag de extra stap van het gesprek niet leiden tot tijdverlies, het gesprek zou moeten leiden tot tijdwinst.

1.2.2 Het gesprek

Tijdens het gesprek wordt - geheel uitgaande van degene die aangeeft behoefte te hebben aan compensatie, verder belanghebbende genoemd - een complete inventarisatie gemaakt. Uitgangspunt is niet de voorziening die een belanghebbende wil aanvragen, maar welk resultaat belanghebbende wil bereiken. Waar heeft belanghebbende een probleem en wat is daarvoor de juiste oplossing. Het zoeken naar de vraag achter de vraag staat daarbij centraal. Deze inventarisatie heeft nadrukkelijk het startpunt bij de belanghebbende en inventariseert tenminste:

a. De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat basis is van de behoefte aan compensatie.

b. De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende levensterreinen.

c. De capaciteit van belanghebbende om (ook uit een oogpunt van kosten) zelf in maatregelen te voorzien en wat belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen.

d. Mogelijkheden van het netwerk. Tijdens het gesprek zal worden onderzocht of familie, vrienden, buren en dergelijke in staat zijn om (een deel van) de benodigde ondersteuning te bieden. Het behoort ook tot de eigen verantwoordelijkheid van degene die ondersteuning zoekt, om deze mogelijkheden te benutten. Van diegene wordt verwacht dat hij actief op zoek gaat naar die mogelijkheden, indien nodig ondersteund door bijvoorbeeld een medewerker van de gemeente.

e. Voorliggende voorzieningen. Er zijn diverse voorliggende voorzieningen in onze gemeente voorhanden die (een deel van) de noodzakelijke ondersteuning kunnen bieden, zoals maaltijdservice, sociale alarmering, boodschappenbezorgservice van de supermarkten. Bekeken zal worden in hoeverre deze voorzieningen de benodigde ondersteuning of een deel daarvan kunnen bieden.

f. Algemeen gebruikelijke voorzieningen. Ook zal onderzocht worden of de gevraagde ondersteuning (deels) geboden kan worden door voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. Hierbij valt te denken aan een mobiele telefoon, een eenhendelmengkraan, verhoogd toilet, wasdroger, ramenwasser voor de ramen buiten en dergelijke.

g. (Wettelijk) voorliggende voorzieningen. Ten slotte zal onderzocht worden of de ondersteuning die noodzakelijk is geboden wordt door (wettelijk) voorliggende voorzieningen zoals hulp of voorzieningen op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, Zorgverzekeringswet, Wet werk en inkomen en dergelijke.

Als dit allemaal niet leidt tot het bereiken reslutaat zal naar andere oplossingen gezocht moeten worden en komen individuele Wmo-voorzieningen in beeld en leidt het gesprek mogelijk tot een aanvraag voor individuele Wmo-voorziening.

Als er een gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek vooraf: er wordt in alle gevallen eerst door een gesprek beoordeeld welke voorliggende algemene, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken.

Bij het gesprek zal het begrippenkader van de ICF, de Internationaal Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangspunt zijn. Dit wil niet zeggen dat het ICF op tafel moet komen of dat belanghebbende bekend moet zijn met het ICF. Het ICF zal aan de basis liggen van de lijst met te bespreken punten en de daarbij te gebruiken begrippen. Ook bij de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF basis geweest. Het is de wens van de wetgever geweest dat dit zou gebeuren2. Het gesprek zal alleen gevoerd kunnen worden door een persoon die ter plekke uitstekend bekend is: kennis van alle in de regio aanwezige mogelijkheden aan algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve en ook individuele voorzieningen is onmisbaar voor het goed voeren van een gesprek. Na dit gesprek moet een gemeente er immers van uit kunnen gaan dat alle voorliggende, door belanghebbende zelfstandig aan te spreken mogelijkheden, bekeken zijn. Mocht de gemeente nadat een aanvraag is ingediend behoefte hebben aan een medisch advies of een onderzoek door een deskundige van een andere discipline, dan vindt dit na het gesprek plaats. Een dergelijk onderzoek past niet in een procedure als het gesprek waarbij belanghebbende en zijn wensen en persoonlijke kenmerken het uitgangspunt zijn en dat niet gericht is op een bepaalde individuele voorziening.

Keukentafel

Het gesprek wordt in principe bij de belanghebbende thuis gevoerd. Er is een aantal argumenten aan te voeren waarom dit de meest geschikte plek is: het is de vertrouwde omgeving van betrokkene, een professional kan zich gemakkelijker aanpassen aan de wisselende plaatsen dan een niet-professional, het kan relevant zijn de leefomgeving van de belanghebbende te zien om de loop van het gesprek beter te begrijpen, enz. Ook is het mogelijk het ten kantore van degene die als professional aan het gesprek deelneemt te houden. Dit omdat bijvoorbeeld in de thuissituatie door allerlei omstandigheden (kleine kinderen?) een gesprek niet mogelijk of uiterst ingewikkeld is. Verder is het mogelijk dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Dat zou kunnen zijn bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid.

Het gesprek wordt gevoerd aan de hand van een lijst van te bespreken punten die tegelijk met de bevestiging van de afspraak voor het gesprek aan belanghebbende wordt toegezonden. Een dergelijke lijst maakt het voor belanghebbende, indien hij dit wil, mogelijk zich voor te bereiden op het gesprek. Daardoor komen belanghebbende en de professional meer in een gelijke positie te verkeren dan zonder informatie vooraf. De lijst mag niet leiden tot een starre benadering van het gesprek door de lijst strikt te volgen. De lijst is bedoeld als ondersteuning.

Als de aanmelding gedaan is door een mantelzorger, zal het gesprek met de mantelzorger en zo mogelijk ook met degene die door de mantelzorger verzorgd wordt, gevoerd zal worden.

Het verslag

Het gesprek kan met een verlsag worden afgesloten. Per onderdeel van het gesprek en uiteindelijk aan het eind van het gesprek de belangrijkste punten kort samengevat en op papier gezet. Belanghebbende zal deze aantekeningen ten allen tijde desgevraagd kunnen ontvangen. Met deze punten kan door de professional uiteindelijk een uitgebreid gespreksverslag worden gemaakt. Uit het verslag blijkt in ieder geval welke problemen de burger ondervindt en wat de burger op eigen kracht kan oplossen. Daarnaast wordt beschreven welke voorliggende, algemene, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen en activiteiten mogelijk en beschikbaar zijn ter oplossing van de problemen. Als blijkt dat vorenstaande niet voldoende is om de problemen op te lossen zullen ook de mogelijke individuele voorzieningen worden beschreven. Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verlsag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd. Als de belanghebbende het verslag ondertekent en het verslag is voorzien van zijn naam, adres en een dagtekening kan het verslag functioneren als aanvraagformulier voor een individule aanvraag, als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Daarbij dient men zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit de belanghebbende en zijn behoeften en persoonlijke kenmerken. Van het verslag kan dan ook niet verwacht worden dat het een objectieve weergave van de situatie van betrokkene weergeeft: het zal duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn. Bestaat er uiteindelijk behoefte aan een objectieve onderbouwing, dan zal dat na de aanvraag plaats moeten hebben.

Hoofdstuk 2 Beoordeling van de te bereiken resultaten

2.1 Aanvraagprocedure

Aan de verstrekking van individuele voorzienignen ligt een aanvraag ten grondslag.

Er zijn verschillende manieren waarop een aanvraag ingediend wordt. In principe vindt vóór elke aanvraag voor een individuele voorziening een gesprek plaats. Uit het gesprek kan blijken dat een individuele voorziening noodzakelijk is. Tijdens het gesprek kan dat een aanvraagformulier voor individuele voorzieningen worden ingevuld en ondertekend. Het ondertekende verslag van het gesprek kan ook als aanvraag dienen. In sommige situaties kan een gesprek achterwege blijven en kan belanghebbende meteen een aanvraag indienen (zie 1.2). Aanvraagformulieren worden aangeboden tijdens de gesprekken en zijn te verkrijgen bij het Loket Welzijn en Zorg en via de website.

Afwegingskader bij een aanvraag

In lid 1 van artikel 8 van de Verordening is vastgelegd dat het college het verslag van het gesprek tot uitgangspunt van de beoordeling van de vraag welke voorzienignen getroffen gaan worden, dient te nemen. Daarbij gaat het college ook bij de beoordeling van de aanvraag uit van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, zoals artikel 4 Wmo voorschrijft. ''Uitgaan van'' betekent dat het college die persoonskenmerken en behoeften als vertrekpunt van het onderzoek en de afweging neemt. Bij het onderzoek zal gekeken worden naar wat nodig is, wat mogelijk is en hoe maatwerk ten aanzien van de te bereiken resultaten mogelijk is.

Het gesprek wordt niet opnieuw gedaan maar er wordt wel getoetst of tijdens het gesprek alle afwegingen en volledig zorgvuldig zijn gemaakt en of nader onderzoek nodig is. Het college moet daarbij eerst vastellen of er sprake is van een compensatieplicht ten aanzien van de aanvrager. Daarbij moet eerst worden vastgesteld of de aanvrager wel woonachtig is in haar gemeente, of ondersteuning langdurig noodzakelijk is (behalve bij Hulp bij het Huishouden). Het college moet vervolgens vaststellen of de aanvrager inderdaad door aantoonbare beperkingen niet of niet voldoende in staat is om op eigen kracht (of met bepaalde hulpmiddelen) de resultaten te bereiken. Daarvoor is soms nader (medisch) onderzoek noodzakelijk. Ook zal nogmaals worden afgewogen of de belanghebbende geen of niet voldoende beroep kan doen op gebruikelijke zorg, mantelzorg, zijn sociale netwerk of vrijwillige (thuis)hulp om de resultaten te bereiken. En worden alle (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzienigen die voor betrokkene beschikbaar en in praktijk ook daadwerkelijk bruikbaar zijn, eerst beoordeeld. Dat wil zeggen dat allereerst bekeken moet worden of via deze, in de maatschappij logischerwijs voorhanden voorzieningen, de te bereiken resultaten ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Dat kan nodig zijn omdat de klant niet weet welke voorzieningen er normaal voorhanden zijn. Als deze voorzieningen toch niet ledien tot het te bereiken resultaat zal naar andere oplossingen gezocht moeten worden en komen individuele voorzieningen ter beoordeling in perspectief.

Resultaat 1: Een schoon en leefbaar huis

Inleiding

Tot een schoon en leefbaar huis behoort het zwaar en licht huishoudelijk werk, zoals voor 2007 benoemd onder de AWBZ. Het gaat daarbij concreet om het stofzuigen van de woning, het soppen van de badkamer, keuken, toilet, het dweilen van de vloeren en het overigens schoonhouden van de ruimten die onder de compensatieplicht vallen. Deze ruimten zijn die ruimten die - op het niveau sociale woningbouw - voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn. Niveau sociale woningbouw betekent dat dit niveau als uitgangspunt wordt genomen. Daarbij kunnen persoonskenmerken en behoeften het noodzakelijk maken hiervan af te wijken.

Afwegingskader

* Het gaat om alle activiteiten teneinde het huis, exclusief de tuin, hobbyruimte en logeerkamer maar inclusief balkon en berging, schoon en leefbaar te houden.

* Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle aspecten, zoals voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen, meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het gebruik van de glazenwasser voor het reinigen van de ramen aan de buitenkant, het gebruik van de moderne gebruikelijke schoonmaakhulpmiddelen etc.

* Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor deze werkzaamheden inhuurt. Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzigingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te behalen. Is sprake van een latrelatie, dan zal de gemeente nagaan of en in hoeverre de partner bij kan dragen aan het huishouden.

* Daarnaa beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Van gebruikelijke zorg is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Dit is nader uitgewerkt in bijlage V van de beleidsregels.

* Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren. Bij dit compenseren wordt als uitgangspunt de systematiek zoals die tot 2007 ook onder de AWBZ werd gehanteerd. Deze systematiek bestaat uit normen uitgedrukt in uren en is indertijd tot stand gekomen in overleg met de toenmalige koepel van zorgaanbieders en is door de Centrale Raad van Beroep als niet-onredelijk aangemerkt. Deze normen zijn bij deze beleidsregels opgenomen in bijlage II.

* De ondersteuning kan door het college worden toegekend in de vorm van Hulp bij het Huishouden voor het helpen bij of het overnemen van schoonmaakactiviteiten. De hulp kan ook bestaan uit het (helpen) organiseren van het huishouden of het aanleren van het zelf (weer) kunnen uitvoeren van deze activiteiten door degene die ondersteuning vraagt of eventuele huisgenoten.

* Deze Hulp bij het Huishouden kan worden toegekend in natura of in de vorm van een Persoonsgebonden budget (Pgb).

* De ondersteuning kan ook worden toegekend in de vorm van speciale hulpmiddelen. Daarbij moet altijd vast staan dat het te bereiken resultaat gerealiseerd zal worden, zodat er sprake is van compensatie.

* Bij Hulp in het Huishouden in natura kent het college de Hulp toe in klassen.

- Klasse 1 (0 tot en met 1,9 uur per week)

- Klasse 2 (2 tot en met 3,9 uur per week)

- Klasse 3 (4 tot en met 6,9 uur per week)

- Klasse 4 (7 tot en met 9,9 uur per week)

- Klasse 5 (10 tot en me 12,9 uur per week)

- Klasse 6 (13 tot en met 15,9 uur per week)

Mocht de behoefte aan hulp enigzins stijgen of dalen binnen de bandbreedte van de toegekende klasse, dan hoeft daarvoor niet opnieuw geïndiceerd en beschikt te worden. Voor de gemeente is dat een administratief voordeel, voor aanvragers ook. Voor zover hulp bij het huishouden nodig is die klasse 6 overstijgt, is het mogelijk additionele uren aan deze hoogste klasse toe te voegen.

* Bij hulp in natura wordt onderscheid gemaakt in HH1 en HH2. De afweging is of de klant zelf in staat is zijn/haar eigen huishouden te organiseren en de regie over het huishouden te voeren. Is de aanvrager hiertoe in staat, dan zal HH1 worden toegekend. is de aanvrager daar niet toe in staat dan zal HH2 worden toegekend. Niet relevant is of betrokkene voorkeur heeft voor één van de vormen maar de aantoonbare beperking.

* Bij hulp in natura wordt omvang van de hulp doorgegeven aan één van de zorgaanbieders waarmee de gemeente een contract heeft afgesloten.

* Met de aanbieders zijn afspraken gemaakt over de prijs en de kwaliteit, maar ook over het signaleren. Met signaleren wordt bedoeld dat de medewerker de situatie van degene die de hulp ontvangen, in de gaten houdt en rapporteert wanneer de situatie verandert. Dit is echter geen ''te bereiken resultaat'' en is daarom ook niet als zodanig opgenomen.

* De klant geeft aan van welke zorgaanbieder hij/zij de toegekende hulp wil ontvangen. Het is belangrijk dat de zorgaanbieder de inhoudelijke opbouw van de indicatie kent. Zo kan voorkomen worden dat activiteiten worden uitgevoerd waarvoor geen hulp is toegekend. De klant maakt met de zorgaanbieder afspraken over de dienstverlening waarbij de toekenning leidend is. Is een klant ontevreden over een zorgaanbieder dan kan de klant overstappen naar één van de andere zorgaanbieders. Ook kan de klant overstappen op een Pgb. Door die keuzevrijheid is een vorm van kwaliteitsgarantie ingebouwd.

* Bij toekenning van een hulpmiddel kent het college het hulpmiddel toe in natura (in bruikleen of in eigendom) of in de vorm van een Pgb en wordt het bedrag van dit Pgb afgegeven als tegenwaarde van de voorziening in natura (zie Besluit MO).

* Ook bij mantelzorgers kan sprake zijn van problemen met een schoon huis. Dit is een afgeleid recht van de verzorgde, zodat geen zelfstandig recht ontstaat. Dit kan in twee situaties het geval zijn. Bij de eerste situatie komt de mantelzorger aantoonbaar niet toe aan een bijdrage tot een schoon en leefbaar huis van de verzorgde. Dat zou kunnen als gevolg van (dreigende) overbelasting. Dan kan op naam van de verzorgde hulp plaats vinden. De tweede situatie betreft het niet toekomen aan het schoonmaken van eigen huis. Daarvan zal alleen sprake zijn bij intensieve mantelzorgondersteuning, bijvoorbeeld bij (onbetaalde) 24-uurs zorg van de ouders voor een zwaar gehandicapt kind of in een terminale situatie.

Resultaat 2 Wonen in een geschikt huis

Inleiding

In de Wmo is in artikel 4 lid 1 geen duideiljk onderscheid gemaakt tussen resultaten die bereikt moeten worden op het huishoudelijke vlak en resultaten voor wat betreft een voor de persoon en zijn kenmerken geschikte woning. De term 'voeren van een huishouden' geeft daar geen duidelijkheid over. Daarbij is er één belangrijke voorwaarde voordat er gecompenseerd kan worden: er moet een woning zijn. Als er geen woning is, is het niet de taak van de gemeente om voor een woning te zorgen. Iedere Nederlandse burger dient zelf voor een woning te zorgen. Bij de keus van een woning dient de burger uiteraard rekening te houden met de eigen situatie.

Afwegingskader

* Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Dat betekent ook dat er met bestaande of bekende komende (voorzienbare) beperkingen rekening wordt gehouden. Bij het ouder worden is bijvoorbeeld bekend dat traplopen moeilijker wordt. Het is dan gebruikelijk om tijdig om te zien naar een gelijkvloerse woning en niet pas als de beperkingen er al zijn. Als de woning dan nog niet geschikt is kan het college compenseren.

* Bij de compensatieplicht gaat het vervolgens om beperkingen in het normale gebruik van de woning. Het normale gebruik van de woning omvat de elementaire woonfuncties, dat zijn de activiteiten die de gemiddelde Nederlander in zijn woning in elk geval verricht. Het gaat daarbij om slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel, het zich kunnen verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daar bij het veilig kunnen spelen in de woonruimte. Het feit dat alleen problemen bij het normale gebruik van de woning worden gecompenseerd, houdt in dat geen rekening wordt gehouden met voorzieningen met een therapeutisch doel (bijvoorbeeld dialyseruimten, therapeutisch baden).

* Een woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Het college compenseert geen beperkingen die zich voordoen in:

- woningen waarin de aanvrager niet zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben.

- woningen die niet bestemd en geschikt zijn voor permanente bewoning zoals hotels/pensions, (trekkers) woonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreactiewoningen, kamerverhuur;

- specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die voor deze doelgroepen veelal gebruikelijk zijn en die bij nieuwbouw of renovatie meegenomen hadden kunnen worden. Te denken valt daarbij bijvoorbeeld aan beugels, douchezitjes, elektrische deuren etc. Dat wordt gerekend tot de verantwoordelijkheid van de eigenaar/verhuurder.

- In uitzonderingssituaties is er sprake van twee hoofdverblijven in het geval van gehandicapte kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed en daadwerkelijk de ene heflt van de tijd bij de ene ouder wonen en de andere helft van de tijd bij de andere ouder. Alleen in die situatie worden in beide ouderlijke woningen woonvoorzieningen getroffen, als dit in het belang is van het kind. In situaties waarin sprake is van bezoekregelingen geldt de compensatieplicht voor de gemeente waar het kind de meeste tijd verblijft. Als de woningen van de ouders in een dergelijke situatie in twee verschillende gemeenten zijn gesitueerd, rust de compensatieplicht alleen op de gemeente waar de woning van de betreffende ouder is gelegen.

* Het college beoordeelt of in het gesprek, als dat heeft plaatgevonden, alle aspecten, zoals voorliggende en algemeen gebruikelijke voorzieningen, zijn meegenomen. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld handgrepen, hendelmengkranen, verhoogde 6+ toiletpot, toiletverhogers, verhuizing naar een gelijkvloerse woning gelet op leeftijd etc. Vervolgens beoordeelt het college of er andere eigen mogelijkheden zijn.

* Het college beoordeelt vervolgens wat de goedkoopst compenserende oplossing is om het resultaat te bereiken.

* Het college beoordelt ook of het resultaat: wonen in een geschikt huis, ook te bereiken is via een verhuizing. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen: financiële consequenties van de verhuizing in relatie met het inkomen, de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn), de argumenten pro en contra verhuizing ten aanzien van de betrokkene en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg. Een zeer zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Het is niet mogelijk een uitputtend overzicht te geven van alle mogelijke afwegingsfactoren die een rol kunnen spelen, omdat elke situatie weer anders is. Wel wordt in bijlage IV in grote lijnen een overzicht gegeven van een aantal vaak voorkomende factoren, die afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij de besluitvorming.

* Valt die afweging uit in het voordeel van verhuizing, dan wordt een verhuiskostenvergoeding overwogen. Een tegemoetkoming in de kosten van verhuis- en herinrichtingskosten is bedoeld als goedkoopst-compenserend alternatief voor een woningaanpassing in gevallen waarin de verhuizing niet algemeen gebruikelijk is of voorspelbaar is, gelet op leeftijd, gezins- of woonsituatie. Verhuizingen wegens gezinsuitbreiding zijn in beginsel algemeen gebruikelijk, evenals voorspelbare verhuizingen van senioren. Voor verhuizingen naar AWBZ-instellingen of andere zorginstellingen wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt, evenmin voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning of bij verhuizing naar een niet geschikte woning.

* Het college verstrekt in beginsel geen tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting, indien de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvraag is beschikt.

* Een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding kan verstrekt worden aan een persoon buiten de Wmo-doelgroep om een aangepaste woning vrij te laten maken. Alleen als het vrijmaken van de woning op verzoek van het college gebeurt, is er aanspraak op een tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten.

* Is verhuizen geen mogelijkheid, dan wordt beoordeeld welke woningsaanpassingen/woonvoorzieningen noodzakelijk zijn om het resultaat te bereiken.

* Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt. De goedkoopst compenserende oplossing wordt gekozen.

* Wanneer het gaat om een dure aanbouw bij een woning dan wordt in de weging meegenomen of de mogelijkheid bestaat tot het plaatsen van een losse woonunit. Uiteraard moet de mogelijkheid tot het plaatsen van een losse unit bestaan, bijvoorbeeld doordat er voldoende ruimte is. Daarbij zal het meestal zo zijn dat als er voldoende ruimte is voor het plaatsen van een losse unit als er ook ruimte is voor het plaatsen van een aanbouw. Op dit punt geldt dat de wens van betrokkene een aanbouw te realiseren niet doorslaggevend is: een aanbouw is niet herbruikbaar, een losse unit wel. Het is belangrijk om in de beschikking vast te leggen dat - als de unit niet meer nodig is - dit aan de gemeente gemeld wordt. De gemeente kan er dan voor zorgen dat de unit verwijderd wordt en de woning in de oude staat wordt teruggebracht. De kosten hiervan maken onderdeel uit van de verstrekking van een losse woonunit. Is een losse unit niet mogelijk, of is de aanpassing niet zodanig dat deze afweging gemaakt moet worden, dan kan de stap naar de al dan niet bouwkundige aanpassing worden gemaakt.

* Als het gaat om een aanbouw bij een eigen woning zal het college allereerst beoordelen wat iemand mogelijkheden zijn om uit een oogpunt van kosten zelf in de compenserende voorziening te voorzien. Als het mogelijk is deze aanbouw zelf te financieren, bijvoorbeeld door het afsluiten van een hypotheek, zal eerst naar deze mogelijkheid gekeken worden.

* Uitzondering op het beginsel dat woonvoorzieningen worden verstrekt ter compensatie van problemen bij het normale gebruik van de woning vormt de uitraasruimte. Deze voorziening heeft een specifiek doel, namelijk het tot rust doen komen van personen met een specifieke beperking. Het gaat om een ruimte die alleen ten behoeve van de persoon met een aantoonbare gedragsstoornis noodzakelijk is, om hem/haar tot rust te laten komen. De uitraasruimte is dus uitdrukkelijk niet bedoeld om overlast voor huisgenoten te beperken, hoewel dat wel een neveneffect kan zijn van verstrekking. Met het oog op de beperking, de gedragsstoornis met ernstig gedrag tot gevolg, zal de ruimte in de regel beperkt van omvang zijn. Aanwezige voorzieningen zijn gericht op het doel van de uitraasruimte, het tot rust laten komen. De ruimte moet daarom prikkelarm en veilig zijn, en tevens zijn uitgerust met voorzieningen die toezicht mogelijk maken. Voor zover dat geen technische apparatuur is valt dat onder de woonvoorziening. Op basis van deskundigenadvies (onafhankelijk psycholoog of orthopedagoog) wordt op individuele basis vastgesteld aan welke eisen de uitraasruimte moet voldoen. Waar mogelijk worden bestaande ruimten aangepast.

* Als er sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college ook daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor hebben van een woning. Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde(n) had(den) voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. De gemeente kan adviseren en ondersteunen als het gaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

* Een verhuiskostenvergoeding wordt in de vorm van een financiële tegemoetkoming toegekend en niet in natura. De tegemoetkoming kan worden besteed aan bijvoorbeeld inhuur van een verhuisbedrijf, huur van een busje, (inhuur van personen voor aanbrengen van) vloerbedekking, behang, gordijnen, verf. De vergoeding is niet bedoeld voor het inrichten van de woning zoals meubilair, apparatuur.).

* Bij een niet-bouwkundige woonvoorziening kent het college het hulpmiddel toe in natura (in bruikleen of in eigendom) of in de vorm van een Pgb en wordt het bedrag van dit Pgb afgegeven als tegenwaarde van de voorziening in natura (zie Besluit MO).

* Een bouwkundige aanpassing aan een woning wordt ingevolge artikel 7 lid 2 Wmo door het college uitbetaald aan de eigenaar van de woning, als financiële tegemoetkoming. Dit gebeurd uitsluitend ná aantoning van gemaakte kosten, conform de kosten zoals die zijn vastgesteld in een door het college goedgekeurde offerte. De beschikking wordt verstuurd aan de aanvrager/belanghebbende met een afschrift aan de eigenaar. Bij grotere bouwkundige aanpassingen aan de woning werkt het college altijd eerst met een programma van eisen, waarmee zo nodig meerdere offertes opgevraagd kunnen worden (zie verder Besluit MO).

* Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door verzorgenden bediend moeten worden.

* Woningsanering betekent het vervangen van de in de woning aanwezige vloerbedekking en gordijnen door glad, afneembaar materiaal i.v.m. allergie of COPD. Hiervoor gelden de volgende criteria:

- De cliënt heeft een rapport waaruit de medische noodzaak tot sanering blijkt

- De cliënt kon bij aanschaf van het artikel redelijkerwijs niet weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert en

- De woningsanering betreft in de regel het vervangen van tapijt en gordijnen in het slaapvertrek. De woonkamer kan ook worden gesaneerd als betrokkene jonger is dan vier jaar.

- De normbedragen die worden toegepast bij woningsanering zijn opgenomen in het Besluit MO. Zo ook dat uitgegaan wordt van een afschrijvingstermijn van 5 jaar.

* Voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn, kan een financiële tegemoetkoming verstrekt worden. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, is gemaximeerd. Zie voor de normering bijlage III van deze beleidsregels.

* De (herstel)kosten van het verwijderen van voorzieningen, bijv. trapliften, zijn voor rekening van de gemeente voor zover deze voorzieningen eigendom zijn van de gemeente. De kosten voor het verwijderen van voorzieningen die in eigendom zijn verstrekt, middels een financiële tegemoetkoming zijn voor rekening van degene aan wie de voorziening was toegekend.

Resultaat 3 Goederen voor primaire levensbehoeften

Inleiding

In elk huishouden zijn boodschappen voor de dagelijkste activiteiten nodig. De compensatieplicht is beperkt tot de levensmiddelen en schoonmaakmiddelen, zaken die dagelijks/wekelijks gebruikt worden in elk huishouden. Niet hieronder vallen de grote inkopen zoals kleding en duurzame goederen, zoals apparaten. Het is heel normaal dat mensen deze boodschappen geclusterd doen door één maal per week de grote voorraad in huis te halen. Daar kan de Wmo bij aansluiten door uit te gaan van één maal per week boodschappen. Indien mogelijk wordt daarbij gebruik gemaak van boodschappendiensten. Soms hebben supermarkten een dergelijke service. Een boodschappendienst wordt volgens de jurisprudentie aanvaardbaar geacht als er niet al te hoge kosten aan verbonden zijn. Ook het klaarzetten of bereiden van maaltijden valt onder dit resultaat. Binnen de gemeente kan van een maaltijdservice gebruik worden gemaakt. Ook zijn er kant- en klaar maaltijden te koop in de supermarkt die (tijdeiljk) een oplossing kunnen bieden. In de praktijk blijkt dan ook dat voor het bereiken van dit resultaat bijna nooit een individuele voorziening hoeft worden ingezet. Soms is een belanghebbende niet in staat om de maaltijdvoorziening klaar te zetten om te nuttigen maar kan deze als het voor hem staat wel zelf tot zich nemen. In deze situaties kan dit evenveel gecompenseerd worden.

Afwegingskader

* Onder dit resultaat woren gerekend de boodschappen inzake levens- en schoonmaakmiddelen die dagelijks nodig zijn en zonodig de bereiding of klaarzetten van maaltijden.

* Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende, algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan het gebruik van een boodschappenservice, zowel die beschikbaar gesteld zijn door supermarkten, als die dan zijn opgezet door de gemeente of door vrijwilligersorganisaties. Als het dan gaat om het bereiden van maaltijden kan bekeken worden of vormen van maaltijdvoorziening of het gebruik maken van kant en klare maaltijden mogelijk en bruikbaar zijn.

* Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkheden zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de sitautie dat in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn deze boodschappen te doen, maaltijd te bereiden of klaar te zetten. Of een andere vrijwilliger die deze taak op zich wil nemen. Het klaarzetten van bijvoorbeeld de broodmaaltijden en/of drinken kan in veel gevallen vooraf plaatsvinden (bijvoorbeeld door gebruik te maken van een lunchbox of thermoskan oid).

* Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg. Zie bijlage V van de beleidsregels Gebruikelijke zorg.

* Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening.

* Bij boodschappen is het uitgangspunt: één maal in de week boodschappen doen. Een uitzondering wordt door het college alleen gemaakt als volstrekt helder is dat dit niet in één maal per week mogelijk is.

* De normtijden hiervoor zijn weer de normen zoals voorheen onder de AWBZ gehanteerd en die zijn opgenomen in bijlage II van deze beleidsregels, tenzij de feitelijke situatie tot een andere norm leidt.

* Deze normen worden uitgedrukt in uren.

* Het resultaat: beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, als individuele voorziening, kan door het college in natura als ook via een Persoonsgebonden budget bereikt worden (zie bijlage II van de beleidsregels en Resultaat 1 t.a.v. Hulp bij het huishouden)

* Het college houdt rekening met de belangen van mantelzorgers. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet - als het een Pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie of anderszins.

Resultaat 4 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Inleiding

De dagelijkse kleding moet met enige regelmaat schoongemaakt worden. Dit betekent het wassen, drogen en in bepaalde situaties strijken van kleding. We spreken hier uitsluitend over normale kleding voor alledag. Daarbij is het uitgangspunt dat zo min mogelijk kleding gestreken hoeft te worden. Met het kopen van kleding kan hier rekening mee worden gehouden, bijvoorbeeld door het zoveel mogelijk kopen van strijkvrije kleding. Bij het wassen en drogen van kleding is het normaal gebruik te maken van de beschikbare - algemeen gebruikelijke - moderne hulpmiddelen, zoals een wasmachine en een droger.

Afwegingskader

* Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende, algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan het gebruik van was- en strijkservice of zelfs aan een wasserij als dat in de lijn van het bestedingspatroon van de aanvrager.

* Vervolgens zal het college beoordelen of er andere eigen mogelijkhedenzijn die benut kunnen worden. Hierbij kan gedacht worden aan de aanschaf door betrokkene van een wasmachine en/of droger. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.

* Daarna beoordeelt het college of er sprake is van gebruikelijke zorg.

Zie bijlage V van de beleidsregels Gebruikelijke zorg. Bij beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding zal het over het algemeen gaan om uitstelbare taken. Alleen als de was niet kan blijven liggen zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gebruikelijke zorg wel voor gecompenseerd kunnen worden.

* Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een individuele voorziening.

* De inhoud van het resultaat schone en doelmatige kleding bestaat uit het wassen en drogen daarvan.

* Wat betreft het strijken van kleding worden er geen lakens, theedoeken, zakdoeken en ondergoed etc. gestreken. Wat betreft de kleding wordt uitgegaan van een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de keuze van kleding, die in principe niet hoeft te worden gestreken.

* Er zal dan met de mantelzorger rekening worden gehouden met het oog op dreigende overbelasting. Zo kan in geval van dreigende overbelasting een individuele voorziening aan de verzorgde worden toegekend. Deze voorziening kan dan niet - als het een Pgb betreft - door de mantelzorger worden ingevuld: het gaat immers om diens (dreigende) overbelasting. Ook hier gaat het om een afgeleid recht. Het college kan ook op voorhand rekening houden met periodes van afwezigheid van de mantelzorger voor vakantie anderszins.

Resultaat 5 Het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Inleiding

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar de draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang is niet structureel Wmo-ondersteuning. Verzorging van kinderen kan, zonodig, wel een Wmo-compensatieplicht zijn. De zorg voor kinderen die tot het huishouden behoren is in eerste instantie dus een taak van de ouders. Zo moeten werkende ouders er zorg voor dragen dat er op tijden dat zij beide werken opvang voor de kinderen is. Dat kan op de manier waarop zij dat willen (oppas oma, kinderopvang), maar het is een eigen verantwoordelijkheid. Dat is niet anders in de situatie dat beide ouders mede door beperkingen niet in staat zijn hun kinderen op te vangen. In die situatie zal men een permanente oplossing moeten zoeken. De Wmo heeft vooral een taak om tijdelijk in te springen zodat de ruimte ontstaat om een al dan niet tijdelijke oplossing te zoeken. Dat wil zeggen: de acute problemen worden opgelost zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing.

Afwegingskader

Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende, algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen meegenomen zijn. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse opvang, kinderopvang, opvang door grootouders, buren, etc. etc.

* Ook beoordeelt het college de mogelijkheden van ouderschapsverlof en/of zorgverlof. Het is aan belanghebbende om aan te tonen dat ouderschapsverlof en/of zorgverlof niet mogelijk is.

* Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, zal het college compenseren met een individuele voorziening.

* Bij tijdelijke opvang gaat het om die tijden dat de partner vanwege werkzaamheden niet thuis is. Dat kan dus gaan om maximaal 40 uur, bij een 40-urige werkweek, plus de noodzakelijke reistijden.

* Bij de toekenning stelt het college bij beschikking vast om welke tijdelijke periode het gaat en op welke wijze gezocht dient te worden naar een definitieve oplossing.

* Ten aanzien van mantelzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen als het gaat om het thuis te zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren.

Resultaat 6 Verplaatsen in en om de woning

Inleiding

Het gaat bij het zich verplaatsen in en om de woning in principe om een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik. Dat sluit zich op de rolstoel voor incidenteel gebruik bijna altijd uit, omdat die nu juist daar niet voor bedoeld is, maar voor verplaatsingen over langere afstanden elders, tijdens uitstapjes. Dat valt onder resultaat 7 en 8.

Afwegingskader

* Het gaat om het zich verplaatsen in en om de woning. Dat bekent dat het om verplaatsingen gaat die direct vanuit de woning worden gedaan. Daarom gaat het hier om belanghebbenden die voor het dagelijks zittend verplaatsen zijn aangewezen op een rolstoel. Primair doel is het zittend verplaatsen, omdat lopend verplaatsen niet of onvoldoende mogelijk is, ook met op grond van andere regelingen te verstrekken voorzieningen als looprekken, rollators, wandelstokken en krukken. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, (ooit) verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ of zelf aangeschaft.

* Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle voorliggende, algemene en algemeen gebruikelijke voorzienigen meegenomen zijn. Hierboven zijn al een aantal voorliggende (loop) voorzieningen genoemd. De (elektrisch verstelbare) trippelstoel valt onder de door de Regeling Zorgverzekering te verstrekken voorzieningen.

* Rolstoelen voor het zogenaamde 'incidentele' gebruik, waarbij de rolstoel in de auto wordt meegenomen om elders, bij het winkelen of bij uitstapjes, te gebruiken, vallen niet onder dit te bereiken resultaat maar onde resultaat 7 en 8. Zij zullen dan ook ter beschikking kunnen komen via een algemene voorziening in de vorm van een rolstoelpool als deze aanwezig is.

* De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning maar valt ook onder resultaat 8.

* Als er noodzaak bestaat voor een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik, zal (eventueel via een medisch en al dan niet ergotherapeutisch advies) door het college een programma van eisen worden opgesteld waaraan de rolstoel moet voldoen.

* In bijlage VI van de beleidsregels zijn de specificaties van de verschillende categorieën rolstoelen opgenomen. Middels het onderzoek zal worden vastgesteld welke categorie rolstoel de goedkoopst compenserende voorziening biedt om de verplaatsingbeperkingen in/om de woning in voldoende mate te compenseren. Naast de aanduiding van de categorie, zal in de beschikking een programma van eisen worden opgenomen waaraan de rolstoel moet voldoen.

* Een rolstoel kan door het college verstrekt worden in natura of in de vorm van een Persoonsgebonden budget (pgb).

* Bij verstrekking in natura kan de leverancier (eventueel samen met (externe) indicatieadviseur) aan de hand van de categorieaanduiding en het programma van eisen een rolstoel selecteren en na passing afleveren bij de aanvrager. Bij verstrekking in natura vallen alle kosten van onderhoud en verzekering onder de verstrekking.

* Bij verstrekking in de vorm van een Pgb zal in de beschikking ook een bedrag zijn opgenomen waarmee de aanvrager zelf een rolstoel kan aanschaffen. Bij een versterkking als Persoonsgebonden budget wordt de rolstoel die betrokkene zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen (zie Besluit MO). De aanvrager kan aan de hand van de categorieaanduiding en het programma van eisen een geschikte rolstoel selecteren, een offerte ter goedkeuring overleggen en na uitbetaling van het Pgb de voorziening aanschaffen. Het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een rolstoel wordt toegekend voor een bepaalde periode (gebruiksduur). Dit is opgenomen in het Besluit MO.

* Ten aanzien van maneltzorgers zal door het college rekening worden gehouden met hun belangen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat als de mantelzorger niet in staat is de rolstoel te duwen voor dagelijks gebruik, er een ondersteunende motorvoorziening verschaft kan worden.

Resultaat 7 Lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Inleiding

Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt uitgegaan van verplaatsingen in een straal van 22,5 km rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht. De compensatieplicht voor vervoer is in beginsel gericht op het sociaal vervoer, ook wel 'vervoer in het kader van het leven van alledag in de directe woon- of leefomgeving' genoemd. Het gaat in de Wmo om verplaatsingen die de gemiddelde Nederlander in zijn/haar eigen woonomgeving maakt, zoals vervoer om boodschappen te doen, vrienden en familie te bezoeken, vervoer naar clubs en sociaal-culturele instellingen. Recreatieve verplaatsingen kunnen deel uitmaken van het dagelijkse patroon van het leven van alledag. In dat geval wordt met het treffen van een Wmo-vervoersvoorziening ook met deze bestemmingen rekening gehouden. Dat geldt niet voor incidenteel recreatieve verplaatsingen en vervoer naar en tijdens een vakantie(bestemming). Voorzieningen die worden aangevraagd om zich buiten de directe leefomgeving te kunnen verplaatsen of om voorzieningen mee te nemen, zoals aanhangers en oprijplaten voor het meenemen van scootmobielen of een meeneembare scootmobiel, vallen dan ook niet meer onder de compensatieplicht.

Het collectief vervoersysteem is voorliggend, mits men bij de beoordeling rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Er wordt geen onbeperkte kostenloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt dat men voor het collectief vervoer een bijdrage betaalt in de vorm van een tarief per kilometer. Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al een aantal jaren een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen behoorlijk daalt.

Afwegingskader

* Allereerst beoordeelt het college of in het gesprek, als dat heeft plaatsgevonden, alle aspecten, zoals voorliggende3 en algemeen gebruikeiljke voorzieningen, meegenomen zijn. Dat kunnen ook fietsen in bijzondere uitvoering zijn, zoals fietsen met trapondersteuning en dergelijke. Of gebruik van een scooter/bromfiets. Gebruik van het openbaar vervoer bereikt en gebruikt kan worden. Als nog gefietst kan worden over grotere afstanden wordt hier ook rekening mee gehouden. Er ligt overigens geen letterlijke relatie met het openbaar vervoer. Het ontbreken van openbaar vervoer in bepaalde gebieden of het opheffen van een buslijn, waardoor een halte op grote(re) afstand komt te liggen, is niet zonder meer een aanleiding te moeten compenseren. Mensen zonder beperking zoals bedoeld in de Wmo, ondervinden daar ook hinder van en moeten dus in andere voorzieningen investeren om in hun vervoersbehoeften te kunnen voorzien.

* Ook beoordeelt het college of er andere mogelijkheden zijn waarmee het resultaat bereikt kan worden. Daarvoor zal allereerst gekeken worden waar de vervoersbehoefte van de aanvrager/betrokkene uit bestaat. De verplaatsingsbehoefte zou mogelijk ook opgelost kunnen worden met een vrijwilliger. Stel dat de aanvrager een probleem heeft om zijn wekelijkse zangkoor te bereiken en een ander koorlid is bereid aanvrager mee te nemen dan is er geen probleem meer dat gecompenseerd moet worden.

* Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem zal het college compenseren met een voorziening.

* Voor het oplossen van problemen met mobiliteit bij een maximale loopafstand van 800 meter wordt altijd eerst gekeken of collectief vervoer (de taxipas) het probleem adequaat kan oplossen. Dat zal het in zeer veel gevallen zo zijn. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep blijkt dat in uitzonderlijke situaties collectief vervoer niet adequaat geacht moet worden. Belangrijk is wel dat nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager/betrokkene zoals: doel en frequentie vervoer, meenemen van kinderen, meenemen van noodzakelijke spullen etc. Bij de beoordeling hiervan zal rekening worden gehouden met het feit dat de voorziening een alternatief is voor het openbaar vervoer.

* Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient tenminste een afstand van 1500 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen. Dat kan bijvoorbeeld in het geval dat het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek vor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen. Bij dit aantal kilometers kan het gebruik van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, meegeneomen worden hetgeen invloed kan hebben op het aantal kilometers.

* Bij personen met een loopafstand van minder dan 100 meter zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening voor de zeer korte afstand noodzakelijk is.

* Indien collectief vervoer geen adequaat compenserende oplossing biedt kan het college een andere individuele voorziening verstrekken in de vorm van een voorzieningen in natura of als financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer of persoonsgebonden budget te besteden aan vervoer.

* Voor de verplaatsingen op de korte afstand (<100m) kan gedacht worden aan een scootmobiel of driewielfiets. Of een Pgb om dergelijke voorzieningen aan te schaffen. In bijlage VI van de beleidsregels zijn de specificaties van de verschillende categorieën scootmobielen opgenomen. Welke categorie scootmobiel wordt geïndiceerd hangt o.a. af van de verplaatsingsbehoefte, de afstand naar de noodzakelijke voorzieningen, of wel/niet sprake is van een 'meefietsende' partner en/of andere huisgenoten.

* Bovengenoemde voorzieningen worden verstrekt in de vorm van een voorziening in natura als financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget te besteden aan vervoer verstrekken.

* Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een individuele voorziening.

* Bij een persoonsgebonden budget is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het college uitgangspunt voor de hoogte van het bedrag (zie Besluit MO).

* Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening. Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger meereist (vanwege de noodzaak tijdens het vervoer in te grijpen) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaats vindt.

* Voorzieningen die gebruikt worden voor deelname aan het verkeer worden niet toegekend als er (ook na training) geen sprake is van voldoende verkeersinzicht en de voorziening voor belanghebbende niet leidt tot een grotere zelfstandigheid.

* Vervoer naar en van medische behandeling of medische controle valt niet onder verplaatsing voor het leven van alle dag. Op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw) hebben verzekerden onder bepaalde omstandigheden recht op zittend ziekenvervoer: rolstoelgebruikers,visueel gehandicapten en mensen die chemokuur, nierdialyse of radiotherapie moeten ondergaan. Daarnaast kan bij de zorgverzekeraar een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule waarbij de duur, de frequentie van de vervoersbehoefte en de afstand tot reisduur relevant zijn. De Centrale Raad van Beroep heeft op 28 januari een (WVG)-uitspraak gedaan over een geschil tussen de gemeente Uithoorn en een burger over het zittend ziekenvervoer als mogelijk onderdeel van de zorgplicht van gemeenten nadat de Rijksoverheid. De uitspraak luidt als volgt: ''Vervoersvoorzieningen ten behoeve van (para)medisch consult, behandeling of therapie. Het vervoer van betrokkenen valt onder de zorgplicht van het College (de gemeente), voor zover gereisd moet worden naar bestemmingen die onder het zorgplichtgebied van het College vallen'' (einde citaat). Inmiddels is vast komen te staan dat deze jurisprudentie ook vertaald moet worden naar de compensatieplicht van de Wmo. De compensatieplicht beperkt zich tot vervoer in de regio en alleen voor burgers die sowieso tot de doelgroep van de Wmo behoren en dus voldoen aan de criteria in de Verordening. Deze compensatieplicht wordt als volgt ingevuld:

- Samen met een Wmo-klant eerst onderzoeken of ze geen beroep zouden kunnen doen op de ziektenkostenverzekering of dat er toch iemand is in de eigen sociale omgeving van de klant (eigen verantwoordelijkheid);

- Indien dit niet het geval is zoeken naar een vrijwilliger die mee kan (klant betaalt vrijwilliger een onkostenvergoeding);

- Mocht bovenstaande niet lukken dan, in uitzondering en tijdelijk, gebruik van de collectieve vervoersvoorziening.

Hoofdstuk 8 Hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

Inleiding

Het laatste op grond van artikel 4 lid 1 Wmo genoemde resultaat is een heel algemene. Het gaat daarbij om de mogelijkheid deel tenemen aan regionale recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten, dat wil zeggen deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Het resultaat bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken in de regio of het deelnemen aan gewenste activiteiten in de regio. Te denken valt aan het vervoer naar of deelname aan activiteiten of de mogeijkheid om op bezoek te gaan bij familieleden. Maar er kunen ook voorzieningen nodig zijn om deelname mogelijk te maken, zoals een sportvoorziening voor aangepast sporten.

Afwegingskader

* Het College beoordeelt altijd eerst of andere, algemeen gebruikelijke, voorliggende en andere gemakkelijk zelf te realiseren voorzienignen mogeilijk zijn.

* Als het gaat om een vervoer-/of verplaatsingsprobleem zal het college eerst beoordelen of dit via het zevende resultaat opgelost kan worden.

* Recreatieve activiteiten worden niet onder sport gerekend. De aanvraag voor een sportrolstoel de natuur in te gaan zal dan ook worden afgewezen. Bij veel gehandicaptensportverenigingen is het mogelijk een sportvoorziening te lenen om uit te proberen of een bepaalde sport die aantrekkelijk lijkt ook bij iemand past. Dit kan nuttig zijn om te voorkomen dat een aangeschafte voorziening uiteindelijk niet of nauwelijks gebruikt wordt.

* Topsport vergt net als bij niet-gehandicapten, vaak hoge uitgaven voor sporthulpmiddelen. Deze regeling is daar niet voor bedoeld. Topsport maakt een beroep op sponsoring mogelijk.

* Een aangepaste sportvoorziening, zoals een rolstoel, kan worden verstrekt als belanghebbende is aangewezen op de sportvoorziening, en aantoonbaar lid is van een (gehandicapten)sportvereniging waar de voorziening voor nodig is en de voorziening bijdraagt aan het kunnen ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden kunnen aangaan en er aantoonbaar sprake is van meerkosten van de noodzakelijke voorziening ten opzicht van algemeen gebruikelijke sportvoorzieningen.

* Een sportvoorziening wordt uitsluitend als financiële tegemoetkoming verstrekt. In het bedrag is een deel als bijdrage in de aanschaf van een sportvoorziening bedoeld en een deel voor onderhoud (zie Besluit MO). In uitzonderlijke situaties, waarin bijvoorbeeld een elektrische rolstoel noodzakelijk is voor de sport, kan met behulp van een beroep op de harheidsclausule een hoger bedrag worden verstrekt. Bijvoorbeeld als het inkomen van betrokkene de aanschaf van een elektrische sportrolstoel door middel van een financiële tegemoetkoming niet mogelijk maakt. Een individuele beoordeling is hiervoor noodzakelijk.

* Bewoners van AWBZ-instellingen die ingevolge artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen zijn erkend komen slechts voor een rolstoel in aanmerking als zij vanuit de AWBZ geen rolstoel krijgen. Hiervan is sprake als artikel 154 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ van toepassing is. De combinatie verblijf en behandeling, ontvangen in dezelfde instelling, het verblijf in een ziekenhuis en het verblijf in een revalidatiecentrum zijn redenen om een rolstoel uit de AWBZ te ontvangen. Wie in een ziekenhuis of revalidatiecentrum bezig is terug te gaan naar huis moet een rolstoel aanvragen in het kader van de Wmo. Door ontwikkelingen als extramuralisering zijn er steeds meer voorzieningen ontstaan waarbij het niet zonder meer duidelijk of is er sprake van een toegelaten instelling. In die situatie moet worden nagegaan of op betrokken persoon één of meer facetten van de werking van artikel 15. Besluit zorgaanspraken van toepassing is. Hiernaar kan geïnformeerd worden bij de zorgaanbieder of bij het zorgkantoor.

Hoofdstuk 2 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget

Wijze van verstrekking

Artikel 6 van de Wmo bepaalt in lid 1 het volgende:

''Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aansprak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorzieing in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op loonbelasting 1964, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.''

Door deze bepaling zijn er in de Wmo drie vormen van verstrekking mogelijk om het resultaat dat bereikt moet worden: het compenseren van problemen die een aanvrager ondervindt, te bereiken. De eerste mogelijkheid is de voorziening in natura. Daarmee wordt bedoeld dat de gemeente de aanvrager een voorziening verstrekt, die hij of zij kant en klaar krijgt. En met de voorziening die betrokkene in natura krijgt moet het probleem voldoende gecompenseerd zijn.

De tweede mogelijkheid is de in artikel 6 Wmo verplicht gestelde mogelijkheid een alternatief te ontvangen in de vorm van een persoonsgebonden budget. Na een wetswijziging die sinds 1 januari 2010 van kracht is, zijn er voor het persoonsgebonden budget als het gaat om hulp bij het huishouden twee mogelijkheden om dit in te vullen. De derde mogelijkheid van verstrekking is de financiële tegemoetkoming, zo blijkt uit artikel 7, lid 2 Wmo.:

'Een persoonsgebonden budget en een financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte wordt verleend aan de eigenaar van de woonruimte. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing'.

Het onderscheid tussen de begrippen financiële tegemoetkoming en persoonsgebonden budget is niet altijd even duidelijk.

In het Besluit maatschappelijke ondersteuning zijn nadere regels omtrent verstrekking in natura, financiële tegemoetkoming en een persoonsgebonden budget nader vastgelegd.

Eigen bijdragen en eigen aandeel

Artikel 15 van de wet biedt de mogelijkheid bij verstrekking van voorzieningen in natura of een persoonsgebonden budget eigen bijdragen te vragen. Artikel 19 van de wet biedt de mogelijkheid de hoogte van financiële tegemoetkomingen af te stemmen op het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend: het zogeheten eigen aandeel. Verschuldigd is ten aanzien van alle resultaten en dat het college van burgemeester en wethouders in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogezand-Sappemeer de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast legt.

Hoofdstuk 3 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies, besluitvorming, intrekking en terugvordering

Aanvraag en gebruikaanvraagformulier

Een voorziening wordt uitsluitend versterkt op aanvraag. Op een aanvraag is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De werking van de Algemene wet bestuursrecht wordt bekend verondersteld.

Aanvragen in het kader van de Wmo kunnen uitsluitend schriftelijk worden ingediend.

Dit gebeurd aan de hand van een door het college ter beschikking gesteld aanvraagformulier of een ondertekend verslag van het Gesprek. Voordeel van een dergelijk formulier is dat, als het geheel ingevuld is, alle voor de behandeling noodzakelijke gegevens beschikbaar zijn.

Als het aanvraagformulier volledig is en alle noodzakelijke gegevens verstrekt zijn, kan de aanvraag in behandeling worden genomen. De aanvraag moet binnen 8 weken zijn afgehandeld. Wanneer het gaat om een voorziening waarvoor bouwkundige offertes moeten worden opgevraagd geldt een afhandelingstermijn van maximaal 12 weken. Als het niet lukt binnen de voorgeschreven 8 of 12 weken op een aanvraag een beschikking te nemen, dan moet voor het verstrijken van deze termijn betrokkene daarvan op de hoogte moeten worden gesteld, onder vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen nu en besluit verwacht kan worden.

Onderzoek en advies

Bij toekenning van voorzieningen op grond van de Wvg of bij indicatiestelling ten behove van de functie Huishoudelijke Verzorging AWBZ was het begrip 'medische noodzaak' doorslaggevend. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep op beide terreinen blijkt dat die medische noodzaak in de ogen van de Raad aanwezig moet zijn om voorzieningen te verstrekken. Dit uitgangspunt geldt ook onder de Wmo. Onder de Wmo, waar het ook kan gaan om psychische of psychosociale problemen, kan ook een advies van een andere deskundige dan een medicus noodzakelijk zijn. Dit gold onder de Wvg al bij de ''uitraasruimte'' waar soms het advies van een psycholoog of (ortho)pedagoog werd gevraagd. Onder de Wmo zal dit vaker nodig kunnen zijn. Maar of het nu een medicus of een andere deskundige is, het deskundigenadvies is in bepaalde situaties van groot belang. Artikel 25 van de verordening MO biedt de basis voor een zorgvuldig onderzoek.

Criteria:

* de aanvrager en indien van toepassing de huisgenoten worden opgeroepen op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen (kan ook bij de klant thuis zijn) en daar die vragen te beantwoorden die nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te kunnen komen.

* Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de belanghebbende verricht het college onderzoek naar:

- De beperkingen die de belanghebbende in zijn fucntioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

- De woning en de woonomgeving van de belanghebbende;

- Het psychisch en sociaal functioneren van de belanghebbende;

- De sociale omstandigheden van de belanghebbende en zijn/haar sociale netwerk

- De capaciteit van belanghebbende om, eventueel zelf (financieel) in maatregelen te voorzien.

* Belanghebbende moet die gegevens die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag aan het college verschaffen. Hierbij kan gedacht worden aan medische, maar ook aan financiële gegevens of aan medische indicatiegegevens op grond van de AWBZ. Bij medische gegevens komt het frequent voor dat informatie van de belanghebbende sector noodzakelijk is. Dit kan - zeker als dit schriftelijk moet - geruime tijd in beslag nemen. Dat werkt vertragend op de doorlooptermijn van de aanvraag. Ook in dit soort situaties kan met name indien de aanvrager aangeeft welk (grote) belang hij heeft bij het verstrekken van de gevraagde informatie aan de medische adviseur. Overigens mag het opvragen van de medische gegevens bij de behandelende sector uitsluitend plaatsvinden met toestemming van de aanvrager. Daarbij dient in de verklaring opgenomen te worden welke adviserende arts de gegevens opvraagt, bij welke behandelaren de gegevens opgevraagd worden, om welke gegevens het gaat en met welk doel.

* Het kan noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag een beroep te doen op een onafhakelijk (medisch) adviseur. Het belang van deze regel is dat er voor het college een uitgangssituatie geschapen wordt, waarin medisch geobjectiveerd is vastgesteld wat er met de aanvrager (medisch) aan de hand is, welke problemen ervaren worden en wat de prognose is. Met deze vaststelling is een kader geschapen vanuit welk kader een verantwoorde compensatie van beperkingen plaats kan vinden. Het verstrekken van voorzieningen zonder een medische scan van de huidige (uitgangs-) situatie houdt het risico in dat in situaties waarbij vanuit medisch oogpunt beter geen compensatie plaats had kunnen vinden (bijvoorbeeld omdat compensatie anti-revaliderend werkt, of zelfs afhankelijk maakt) toch compenserende voorzieningen worden verstrekt. Het is in ieder geval noodzakelijk als er medische gegevens nodig zijn voor een zorgvuldige afweging. Daarnaast wordt steeds als te verwachten is dat een aanvraag om medische redenen zal worden afgewezen de medisch adviseur om een advies gevraagd. Zonder een medisch advies is in deze situatie het besluit onvoldoende gemotiveerd. Tot slot kan het college altijd aanleiding zien om medisch advies te vragen. Dat zal zeker plaatsvinden bij medisch moeilijk te objectiveren aandoeningen. Per situatie zal dit beoordeeld worden. Bij twijfel wordt altijd een medisch advies gevraagd.

* Bij (medische) advisering zal de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie, gebruikt moet worden. De ICF is een classificatie van het menselijk functioneren. De classificatie is systematisch geordend in gezondheidsdomeien en met de gezondheid verband houdende domeinen. Op elk niveau zijn de domeinen verder gegroepeerd op grond van gemeenschappelijke kenmerken, en in een zinvolle ordening geplaatst.5 Van de zeer uitgebreide ICF6 zijn met name de lijsten met 'functies' en 'activiteiten en participatie' vanbelang. De adviseur dient van de ICF gebruik te maken op de volgende wijze. Door de adviseur wordt allereerst aangegeven om welke stoornissen het bij de aanvrager (de ICF is gericht op functiestoornissen). Het gaat daarbij met name om de zogenaamde classificactie op het tweede niveau aangegeven functies. Hierbij dienen alleen die functies genoemd te worden die relevant zijn voor de aanvraag, omdat een volledig overzicht geen meerwaarde heeft. Indien dat wel het geval is moeten ook niet direct relevante functies worden aangegeven. Problemen met functies leiden tot stoornissen bij activiteiten en participatie. Het is op dit niveau dat de compensatie op basis van de Wmo plaats zal moeten vinden. Ook bij de vermelding van deze stoornissen in 'activiteiten en participatie' zal gebruik gemaakt worden van het begrippenkader van de ICF. Samengevat betekent dit dat de medisch adviseur in het licht van de aanvraag de stoornis en de daaruit volgende beperkingen evenals de mate van die beperkingen dient te vermelden, gerelateerd aan de mogelijke compensatie of de te verstrekken voorzieningen, waarbij het vocabulaire van de ICF wordt gebruikt.

* Van de aanvrager mag verwacht worden mee te werken. Is de aanvrager niet bereid tot medewerking, dan zal het college moeten beoordelen of zonder deze medewerking een zorgvuldig besluit te nemen is. Is dat niet mogelijk dan zal het college de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Is wel een zorgvuldig besluit mogelijk dan zal dat besluit genomen moeten worden.

Motivering van besluiten

* Het College beoordeelt het (medisch) advies en besluit tot (gedeeltelijke) toekenning of afwijzing van de aangevraagde compensatie/voorziening.

* Artikel 26, lid 1 Wmo, dat luidt:

1. De motivering van een beschikking op een aanvraag om een individuele voorziening vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Op basis van deze bepaling moet in de beschikking aangegeven worden op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzamheid en de normale maatschappelijke participatie van betrokkene. Door in de beschikking aan te geven welke mogelijkheden betrokkene krijgt door de toegekende voorziening(en) is voldaan aan de motiveringsopdracht.

Enkele voorbeelden:

Bij toekenning van een woonvoorziening, bijvoorbeeld een traplift, kan aangegeven worden dat door deze voorziening betrokkene, die voordien problemen had bij het normale gebruik van de woning, doordat de verdieping niet te bereiken was, thans met de trapift weer op de verdieping kan komen om de slaapkamer en de sanitaire ruimte te bereiken, waarmee het probleem is gecompenseerd.

Bij toekenning van een scootmobiel kan aangegeven worden dat betrokkene voordien problemen had bij verplaatsing in de directe woonomgeving, en daardoor problemen bij het beozeken van winkels, familie en kennissen enz. Deze problemen zijn gecompenseerd middels een Pgb waarmee betrokkene een scootmobiel kan aanschaffen waarmee gedurende zeven jaar de verplaatsingen in de directe woon en leefomgeving gemaakt kunnen worden.

Is er geen sprake van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek, bestaat er om een andere reden geen medische noodzaak voor het verstrekken van de aangevraagde voorziening of de aangevraagde hulp bij het huishouden, ook dan zal ingevolge artikel 26 lid 1 Wmo gemotiveerd moeten worden op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van betrokkene.

Dit is uiteraard niet mogelijk op de wijze zoals bij een postieve beschikking is aangegeven. Bij een afwijzing moet geformuleerd worden dat compensatie niet noodzakelijk of zelfs ongewenst is, omdat betrokkene zonder de gevraagde voorzieningen ook in staat is zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie te behouden of te bevorderen.

Enkele voorbeelden:

Een aanvrager wil graag een rolstoel bij het verplaatsen in en om de woning en hulp bij het huishouden. Uit medisch onderzoek blijkt dat de diagnose gesteld is door de huisarts en dat er nog geen behandeling heeft plaatsgevonden. In deze situatie kan niet zonder meer toegekend worden, omdat daarbij het risico bestaat dat er geen behandeling plaats gaat vinden en er dus afhankelijkheid van zorg en voorzieningen ontstaat terwijl er dus nog behandelmogelijkheden onbenut zijn. De medisch adviseur moet naar de huisarts verwijzen met het advies behandelmogelijkheden te benutten. Hangende die behandelmogelijkheden wordt geen rolstoel noch hulp bij het huishouden toegekend. Mocht betrokkene in behandeling gaan, bijvoorbeeld bij een revalidatiecentrum, dan wordt in overleg met de behandelaren besloten tot een beperkte of tijdelijke inzet van een rolstoel of hulp bij het huishouden, voor zover deze inzet de behandeling niet in de weg staat.

De motivering wordt dan:

Door u is een rolstoel en hulp bij het huishouden aangevraagd. Uit medisch onderzoek is gebleken dat er nog behandelingsmogelijkheden zijn. Het doel van de Wmo is niet aanvragers afhankelijk te maken van voorzieningen, maar te compenseren als duidelijk is dat er geen verbetering mogelijk is. Daarom kennen wij u op dit moment geen rolstoel noch hulp bij het huishouden toe. Mocht uit uw behandeling in overleg met uw behandelaars blijken dat verstrekking past in uw behandelplan, dan kunt u opnieuw contact met ons opnemen, onder overlegging van een verklaring van uw behandelaars.

Wijzigingen in de situatie en heronderzoek

In de Verordening MO is opgenomen dat betrokkenen verplicht zijn om wijzingen in de situatie te melden. Ondanks dat deze regel in de verordening staat, is het van belang deze voorwaarde ook in de beschikking of de bijlage bij de beschikking op te nemen, zodat bij elke toekenning de aanvrager hierop weer attent wordt gemaakt. Daarnaast kan op eigen initatief een onderzoek in worden gesteld naar de fetien en omstandigheden, waarvan duidelijk is dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening van betrokkene. Bijvoorbeeld naar aanleiding van een (anonieme) tip of signalering door familieleden, zorgaanbieders, leverancier etc. In sommige gevallen wordt al vooraf een heronderzoek opgenomen in de beschikking. Bijvoorbeeld bij een onduidelijke prognose, mogelijke verbetering op termijn of twijfel over daadwerkelijk gebruik van de voorziening.

Bezwaar

* De gemeente zal, voordat een negatief of afwijkend besluit valt, betrokkene in de gelegenheid stellen hierop te reageren. Betrokkene kan dan altijd nog niet of onvoldoende meegewogen aspecten en/of nieuwe feiten en omstandigheden naar voren brengen die maken dat er samen nog eens naar het probleem wordt gekeken. Tot slot bestaat nog de mogelijkheid van pre-mediation, indien het college dat opportuun acht.

* Iedere aanvrager heeft het recht als hij het met een beschikking niet eens is, in bezwaar te gaan.

Voetnoten

1 Zie LJN BG6612.

2 Toelichting amendement van het lid van Miltenburg c.s. TK 2005-2006, 30131 nr. 65: ''Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt de Internationaal Classification of Functions, Disabilities and Impairments (ICF classificatie) een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.''

3 Vervoer in verband met werk

Bij de beoordeling van aanspraken op vervoersvoorzieningen wordt geen rekening gehouden met vervoersbehoefte in verband met werk. Voor mensen die in dienstbetrekking werken en mogelijk voor zelfstandigen zijn er voorliggende voorzieningen, zoals de voormalige Wet-Rea-voorzieningen die zijn overgeheveld naar WAO/WIA, Wajong, Waz en ZW. Deze regelingen worden uitgevoerd door het UWV. Werknemers die werkzaam zijn in de sociale werkvoorzieningen (Wsw) kunnen voor woon-werkverkeer op basis van de CAO-Wsw een beroep doen op hun werkgever.

Vervoer in verband met therapie, dagbehandeling/dagopvang

Het vervoer naar bijvoorbeeld dagopvang of dagverzorging valt niet onder de Wmo-compensatieplicht. Deze bestemmingen zijn niet te vatten onder de verplaatsingen die mensen - in de regel - van dag tot dag plegen te ondernemen, hoewel er op basis van jurisprudentie spaarzaam uitzonderingen worden gemaakt. De AWBZ biedt vervoer van en naar AWBZ dagbesteding. De dagbesteding en het vervoer moeten worden georganiseerd door zorginstellingen, daartoe gecontracteerd door zorgkantoren. Als de klant kiest voor een Pgb kan deze zelf vervoer inkopen.

Vervoer in verband met het volgen van onderwijs

Vervoer in verband met onderwijs valt evenmin onder de Wmo-compensatieplicht. Er zijn voorliggende voorzieningen, zoals het leerlingenvervoer op grond van de onderwijswetgeving, en voorzieningen die via het UWV worden verstrekt, de voormalige Wet-Rea-voorzieningen.

4 Artikel 15 Bza luidt:

'1. Voor zover gepaard gaande met verlijf in dezelfde instelling, omvat de zorg, bedoeld in de artikelen 8, 13 en 14, tevens:

a. geenskundige zorg van algmeen medische aard, niet zijnde paramedische zorg;

b. farmaceutische zorg;

c. hulpmiddelen, noodzakelijk in verband met de instelling gegeven zorg;

d. tandheelkundige zorg;

e. kleding, verband houdende met het karakter en de doelstelling van de instelling;

f. het individueel gebruik van een rolstoel.

2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, aanhef, omvat niet het verkrijgen van onderwijs, kleedgeld en zakgeld'. En de zorg als bedoeld in de artikel 8, 13 en 14 bestaat uit: de functie behandeling, ziekenhuiszorg en revalidatiezorg.

5 Uit Nederlandse vertlaing van de 'International Classification of Functioning, Disability and Health Compilatie, blz. 22, dit is een toelicht op de ICF, zie http://www.rivm.nl/who-fic/in/ICFwebuitgave.pdf

6 http://www.rivm.nl/who-fic/ICD-O-3.htm

Bijlage I Beschrijving hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden is ingedeeld in twee categorieën:

Categorie 1: huishoudelijke werkzaamheden (HH1)

Veel mensen hebben hulp nodig in de huishouding voor het schoonmaken van het huis. Dit kan onder meer bestaan uit de volgende werkzaamheden:

* boodschappen doen;

* broodmaaltijd bereiden;

* warme maaltijd bereiden;

* licht huishoudelijk werk;

* zwaar huishoudelijk werk;

* de was doen;

* huishoudelijke spullen in orde brengen;

Categorie 2: huishoudelijke werkzaamheden (HH2)

Een deel van de mensen heeft extra hulp nodig bij het organiseren van het huishouden (regiefunctie). Deze hulp wordt vastgesteld op basis van onderzoek en kan onder meer (tijdelijk) bestaan uit de volgende werkzaamheden:

* overname van de takenonder categorie 1 plus (hulp bij de) organisatie van het huishouden (regiefunctie)

* kinderen helpen in huis met zelfverzorging;

* (dagelijkse) organisatie van het huishouden;

* psychosociale begeleiding/observeren;

* aanleren van huishoudelijke taken (advies, instructie, voorlichting gericht op het huishouden).

Bijlage II Normtijden hulp bij het huishouden

De normtijden zijn indicatief. Afwijkingen zijn gemotiveerd mogelijk.

Het doen van boodschappen voor het dagelijkse leven.

Hieronder vallen het samenstellen van een boodschappenlijst en het inkopen en opbergen van boodschappen. Dit kan 1x per week worden gedaan en daar kan tot en met 4 personen 60 minuten per week voor worden toegekend. Als het gaat om meer dan 4 personen of als er kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig zijn, kan 2x per week boodschappen worden toegekend. Indien de afstand tot de winkels groot is, kan maximaal 30 minuten extra worden toegekend. Dat betekent dat voor boodschappen zoals bijvoorbeeld bij het wonen in de buitendorpen van de gemeente de marge voor toekennen bedraagt 60 tot 150 minuten. Eigen keuzen. zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt te koop aangeboden wordt, zodat extra gereisd moet worden, of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, worden in principe niet gehonoreerd. Alleen medisch noodzakelijke afwijkingen kunnen gehonoreerd worden.

Maaltijdverzoring: broodmaaltijd, warme maaltijd.

Hieronder vallen wat betreft de broodmaaltijd: broodmaaltijd klaarzetten, tafel dekken en afruimen, koffie/thee zetten en afwassen, met de machine of handmatig. Wat betreft de warme maaltijd vallen hieronder: eten bereiden (voorbereiden en koken) tafel dekken en afruimen, afwassen en opruimen plus opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad. Voor de warme broodmaaltijden kan per dag 15 minuten, voor het opwarmen van de warme maaltijden kan per keer 15 minuten worden toegekend. Zijn er kinderen jonger dan 12 jaar dan kan per keer 20 minuten extra worden toegekend.

Licht poetswerk in huis, kamers opruimen.

Hieronder vallen de volgende activiteiten:

Opruimen, bedden opmaken, afwassen ; dit is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van de gezinssamenstelling en bedraagt maximaal 60 tot 90 minuten per keer. Bij kinderen onder de 12 jaar, bij allergie (alleen als het gaat om een gesaneerde woning) bij ernstige beperkingen in armen en handen die leidt tot extra rommel kan meer tijd worden toegekend. Dit geldt alleen voor de kamers die in gebruik zijn en uitgaande van een woning niveau sociale woningbouw. Extra toegekende tijd in principe maximaal 1 maal per week 20-30 minuten.

Zwaar huishoudelijk werk.

Hieronder vallen: stofzuigen, schrobben, dweilen, soppen van sanitair en keuken, bedden verschonen, opruimen huishoudelijk afval en wekelijks beurt interieur. Omvang bij een eenpersoonshuishouden en een huis met 2 kamers maximaal 90 minuten per week. Bij een meerpersoonshuishouden en een huis met meer dan 2 kamers geldt de omvang van maximaal 3 uur per week. Bij kleine woningen of een lagere bezettingsgraad van de woning kunnen minder uren worden toegekend. In grote woningen met een hoge bezettingsgraad, bij een hoge vervuilingsgraad ( door de situatie, niet door verwaarlozing) bij COPD-problematiek in een gesaneerde woning, bij aanwezigheid van jonge kinderen kunnen extra uren, afhankelijk van de situatie worden toegekend. Verzorging huisdieren wordt niet meegenomen en niet extra geïndiceerd.

Verzorging kleding/linnengoed.

Hier wordt onder gerekend: sorteren en wassen kleding met behulp van een wasmachine, was drogen in droger, vouwen, strijken en opbergen wasgoed. Hiervoor wordt bij 1 persoon maximaal 60 minuten per week toegekend, bij 2 personen maximaal 90 minuten per week afhankelijk van de hoeveelheid was. Indien hiertoe aanleiding bestaat bij kinderen onder de 16 jaar, bij bedlegerige personen, bij extra wassen door overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc. maximaal 30 minuten per week extra. Bij huishoudens met kleine kinderen kan tot maximaal 3x per week wassen worden toegekend, in andere situaties wordt uitgegaan van éénmaal per week.

Organisatie van het huishouden.

Hiertoe worden gerekend opvang en/of verzoring van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en anderen hepen bij het bereiden van maaltijden. Het gaat hierbij ook om een ouder die tijdelijk (maximaal 6 weken) niet in staat is de ouderrol op zich te nemen. Totaal omvang tot maximaal 40 uur per week aanvullend op de eigen mogelijkheden, te besteden aan wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, maaltijd voorbereiden, sfeer scheppen, spelen, opvoedingsactiviteiten. Meer of minder kan worden geïndiceerd vanwege het aantal kinderen, de leeftijd van de kinderen, de gezondheidssituatie, het functioneren van kinderen/huisgenoten, aanwezigheid gedragsproblematiek, samenvallende activiteiten.

Dagelijke organisatie van het huishouden.

Organiseren, plannen en beheren van middelen en de huishoudelijke werkzaamheden. Indien hier aanleiding toe bestaat kan hier maximaal 30 niuten perw eek worden geïndiceerd. Hiervan kan worden afgeweken bij communicatieproblemen, kinderen onder de 16 jaar of andere tijdvragende huisgenoten, of psychosociale of andere problematiek bij meerdere huisgenoten.

Advies, instructie, voorlichting (AIV) gericht op het huishouden.

Instructie omgaan met hulpmiddelen, instructie licht huishoudelijk werk, instructie textielverzorging, instructie boodscahppen doen, instructie komen. Maximaal 30 minuten per week gedurende maximaal 6 weken. Bij communicatieproblemen kan meer tijd worden geïndiceerd.

Bijlage III Normering woninguitbreiding

In gevolge artikel 12 en 13 van de Verordening is het mogelijk om een tegemoetkoming te verstrekken voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.

A. Aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.

Soort vertrekAantal m2 waarvoor ten hoogste geldelijke steun wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrekAantal m2 waarvoor ten hoogste geldelijke steun wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek en van nieuwbouwwoningen
woonkamer306
keuken104
eenpersoons slaapkamer104
tweepersoons slaapkamer184
toiletruimte21
badkamer wastafelruimte21
badkamer doucheruimte32
badkamer badruimte42
eenpersoons zit-/slaapkamer188
entree/gang/hal52
berging 64

B. Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2

Bijlage IV Afweging primaat van verhuizen

Het primaat verhuizing wil zeggen dat als vast staat dat een aanpassing noodzakelijk is eest wordt beoordeeld of verhuizen naar een reeds aangepaste woning, of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een oplossing is voor het woonprobleem. In feite gaat het bij het hanteren van een primaat van de verhuizing om een uitwerking van het principe dat wordt gekozen voor de goedkoopst-compenserende oplossing.

Er zijn echter wel grenzen aan het hanteren van het primaat van de verhuizing. Met name op het gebied van de woonlasten, het tijdsbestek waarbinnen een oplossing kan/moet worden gevonden en de verhouding tussen de besparing van de gemeente bij toepassing van het primaat en de negatieve gevolgen voor de aanvrager. In alle gevallen zal een goed gemotiveerd besluit worden genomen, waarin alle relevante factoren, in onderling verband, zijn afgewogen. Daarbij gaat het dus om factoren die spelen aan de kant van de gemeente en aan de kant van de belanghebbende. Als op verantwoorde wijze inhoud gegeven is aan de toepassing van het primaat van de verhuizing, is daarmee een adequate oplossing geboden en heeft de gemeente aan haar compensatieverplichting voldaan.

Het is niet mogelijk een uitputtend overzicht te geven van alle mogelijke afwegingsfactoren die en rol kunnen spelen, omdat elke situatie weer anders is. Wel wordt hieronder in grote lijnen een overzicht gegeven van een aantal vaak voorkomende factoren, die afhankelijk van de situatie, een rol kunnen spelen bij besluitvorming.

1. De snelheid waarmee het probleem kan worden gecompenseerd.

De snelheid waarmee het woonprobleem kan worden opgelost speelt een rol in het afwegingsproces. In een aantal gevallen kan verhuizen het woonprobleem sneller oplossen, als er snel een geschikte aangepaste of eenvoudig aan te passen woning beschikbaar is. Het hele traject van het maken van een plan, het vragen van offertes, de uitvoering en keuring vervalt dan of speelt een minder belangrijke rol. Omgekeerd kan het ook zo zijn dat het aanpassen van een woning een snellere oplossing biedt als er niet binnen een bepaalde tijd een geschikte woning vrij komt. Uit de Wvg-jurisprudentie blijkt dat het essentieel is dat uit het advies blijkt binnen welke medisch aanvaardbare termijn een oplossing gevonden moet zijn voor het woonprobleem.

2. Rekening houden met sociale factoren.

Sociale omstandigheden waarmee burgemeester en wethouders rekening kunnen houden zijn bijvoorbeeld:

- de voorkeur van de gehandicpate;

- de binding van de gehandicapte met de huidige woonomgeving;

- de nabijheid van voor de gehandicapte belangrijke voorzieningen;

- Ook de waardering van de aanwezigheid van vrienden, kennissen en familie in de nabijheid van de woning van de gehandicapte kan een rol spelen in het afwegingsproces, met name in situaties waarin sprake is van

mantelzorg.

De sociale omstandigheden moeten in het onderzoek zoveel mogelijk geobjectiveerd worden. De sociale factor zal minder zwaar wegen in het voordeel van aanpassen, als dicht in de buurt van de huidige woning een geschikte of goedkoper aan te passen woning kan worden gevonden. Als de beoogde nieuwe woning dicht bij belangrijke voorzieningen, zoals winkels en werkplek is gelegen, kan dat de beslissing in het voordeel van verhuizen beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat dan ook minder vervoersvoorzieningen nodig zijn. Als de aanvrager zijn werk 'aan huis' heeft (eigen bedrijf), moeten de consequenties van verhuizing ook vanuit de bedrijfsmatige kant meegewogen worden. Het is immers mogelijk dat de vestiging van het bedrijf op een andere, in commercieel opzicht minder aantrekkelijke, locatie negatieve gevolgen voor het inkomen uit eigen bedrijf kan hebben.

3. Rekening houden met woonlasten en financiële draagkracht van de gehandicapte.

Rekening houdend met eventuele mogelijkheden op het gebied, maken burgemeester en wethouders een vergelijking tussen de woonlasten van de huidige en de mogelijke nieuwe woning. Alle relevante woonlasten moeten daarbij in aanmerking worden genomen.

Als de aanvrager eigenaar van de woonruimte is, brengt een verhuizing of woningaanpassing andere gevolgen met zich mee dan wanneer deze de woning huurt. Bij het verkopen van een huis komen meer aspecten aan de orde dan bij het verlaten van een huurwoning. Een aantal aspecten pleit voor het verkopen van een woning en verhuizen naar een huurwoning. Andere aspecten daarentegen zullen de balans naar het aanpassen van de eigen woning doen doorslaan. Een punt betreft de vraag in hoeverre vermogenswinsten of -verliezen optreden. Een eigenaar heeft doorgaans geld geleend en/of een hypotheek op het huis. ook indien de aanvrager, al dan niet geheel op eigen kosten, veel aan de woning heeft verbeterd of aanpassingen heeft getroffen, ligt verhuizing minder voor de hand.

4. Vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte.

Het college maakt een kostenafweging tussen het aanpassen van de huidige woonruimte enerzijds en verhuizen (inclusief eventuele aanpassingskosten in de nieuwe woonruimte) anderzijds. Daarbij worden de volgende kosten in elk geval meegenomen in de overwegingen:

- huidige en voorzienbare toekomstige aanpassingskosten van de reeds bewooonde woonruimte;

- de verhuiskostenvergoeding;

- de eventuele aanpassingskosten van de nieuwe woning;

- kosten van het eventueel vrijmaken van de woning;

- een eventuele financiële tegemoetkoming voor huurderving.

De kosten zijn het uitgangspunt bij deze afweging, maar ook andere factoren kunnen een rol spelen.

5. De mogelijke gebruiksduur van de aanpassing.

Er wordt ook rekening gehouden met het feit dat een aan te passen koopwoning naar alle waarschijnlijkheid minder makkelijk kans heeft om voor hergebruik in aanmerking te komen.

- Een revisiebeding, zoals bij huurwoningen, bestaat niet voor eigen woningen;

- De gemeente heeft geen instrument om de woning vrij te krijgen;

- Het zal niet zo eenvoudig zijn om een geschikte kandidaat voor die woning te vinden, die zowel financieel als ergonomisch gezien geschikt is voor de betreffende woonruimte.

Consequenties hiervan zal dat eigen woningen meestal voor één enkele belanghebbende aangepast worden. Aanpassingen aan sociale huurwoningen zijn vaker opnieuw in te zetten dan aanpassingen aan koopwoningen, omdat deze huurwoningen opnieuw kunnen worden verhuurd aan personen met een beperking, waardoor de gebruiksduur van de aanpassing wordt verlengd. Dit speelt in de afweging dan ook een rol.

Ook de medische prognose speelt hier en rol. Als vaststaat dat iemands toestand naar verachten zodanig zal verslechteren, en dat als gevolg daarvan de aanpassing slechts voor beperkte tijd zal volstaan, kan dat gegeven een rol spelen in de afweging tussen verhuizen en aanpassen.

Weigering van huizen

Als de bovenomschreven afweging in het voordeel van verhuizing uitvalt, is die wens niet meer doorslaggevend. Het weigeren van aangeboden geschikte woningen heeft gevolgen voor het recht op compensatie. Na het weigeren van de adequate woningen beoordelen burgemeester en wethouders of er voldoende is gedaan door de gemeente ten aanzien van een compenserende oplossing. Dit wordt afgemeten aan de oorzaak voor het weigeren. Na het afwegen van deze factoren kan een beslissing worden genomen over het al dan niet hanteren van het primaat van de verhuizing. Als mensen blijven weigeren dan bestaat voor de klant de mogelijkheid voor de verhuiskostenvergoeding in de vorm van een Pgb te ontvangen en deze aan te wenden voor een duurdere woningaanpassing. Voorwaarde is dat de vergoeding alleen wordt gebruikt voor een woningaanpassing conform het programma van eisen zoals dat bij de beschikking zal worden gevoegd.

Bijlage V Gebruikelijke zorg

Gebruikelijke zorg wil zeggen dat als de hulpvrager huisgenoten heeft die het huishoudelijk werk over kunnen nemen, zij verondersteld worden dit door een hervereling van taken te doen. Dit principe is gebaseerd op de achterliggende gedachte dat een huishouden in gezamenlijkheid verantwoordelijk is voor het huishoudelijke werk. Dat betekent dat als degene die gewend is het huishoudelijk werk te doen hiertoe niet meer in staat is, andere leden van het huishouden dit overnemen.

Dit principe heeft een verplichtend karakter en betreft alle huisgenoten ouder dan 18 jaar. Vanaf 18 jaar wordt men verondersteld alle huishoudelijke activiteiten te kunnen uitvoeren. Vanaf 23 jaar wordt men verondersteld een volledig houshouden te kunnen draaien. Onder 18 jaar wordt men verondersteld te helpen bij het huishouden, zoals afwassen, bed opmaken, eigen kamer opruimen, eigen speelgoed/troep opruimen, of de hond uitlaten (afgestemd op leeftijd, zie verderop). Ook met deze activiteiten wordt rekening gehouden bij de afweging. Er zal altijd worden beoordeeld of er geen sprake is van onredelijkheid om schrijnende situaties te voorkomen.

Onder huisgenoot wordt verstaan: een persoon die - ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vomrt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een partner, een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwonendheid wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzienigen, voordeur e.d. door elkaar lopen.

Geen rekening wordt gehouden met de vraag of huisgenoten het huishouden willen doen of al dan niet gewend is het huishouden te doen. In situaties dat personen uit de leefeenheid die nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan, dit niet kunnen, wordt via een tijdelijke indicatie (maximaal 6 weken) hulp geboden bij het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.

Studie of werkzaamheden vormen geen reden om van de gebruikelijke zorg af te zien. Immers iedeereen die werkt moet naats zijn werk het huishouden doen of hier eigen oplossingen voor zoeken. (zoals het inhuren van particulieren hulp). Ook ouderen die in staat zijn tot het verrichten van huishoudelijk werk vallen onder de gebruikelijke zorg. Een (zeer) hoge leeftijd kan in omstandigheden aanleiding zijn niet te vragen het huishoudelijk werk aan te leren.

Bij werkenden wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden en (zeer) lange werkweken. Er wordt alleen rekening gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Daardoor zijn zij immers de facto niet in staat het huishoudelijk werk over te nemen. Het gaat te ver chauffeurs die op het buitenland reizen, medewerkers in de off-shore of marinemensen die maanden achtereen van huis zijn, te dwingen een andere functie te zoeken. Maar in alle situaties dat daarbij sprake is van eigen keuze, wordt daar geen rekening mee gehouden. De afwezigheid moet en verplichtend karakter hebben. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk, wasverzorging en boodschappen doen gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeie vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke zorg wel voor gecompenseerd moeten worden.

Onder personen die lid zijn van de leefeenheid worden niet verstaan personen die een (pension)kamer huren. Het moet dan gaan om personen die geen familie zijn van de aanvrager en er moet een huurovereenkomst overgelegd kunnen worden. In die situaties worden overigens de werkzaamheden ten aanzien van de huurder door de verhuurder als zijnde beroepsmatig neit geïndiceerd!

Aanvullende richtlijnen bij het bepalen van gebruikelijke zorg

Gezondheidsproblemen of (dregeinde) overbelasting

College kan besluiten dat een huisgenoot geen gebruikelijke zorg kan leveren als deze zodanige gezondheidsproblemen heeft dat redelijkerwijs moet worden geconcludeerd dat de betreffende taken niet door de huisgenoot uitgevoerd kunnen worden.

Onderzocht moet worden of een leefeenheid, gegeven de voor die leefeenheid geldende gebruikelijke zorg, door de (chronische) uitval van een gezinslid niet alsnog onevenredig belast wordt en overbelasting dreigt. Wanneer een huisgenoot gezondheidsproblemen en beperkingen heeft of door de combinatie van een (volledige) werkkring of opleiding en het voeren van het huishouden overbelast dreigt te raken, zullen desgevraagd de (medische) gegevens ter onderbouwing daarvan door de betrokkene moeten worden aangeleverd. Het College moet zich daar dan een geobjectiveerd oordeel over vormen. Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk en gebruikelijke zorg en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en gebruikelijke zorg voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om geen gebruikelijke zorg te kunnen leveren. In geval de leden van een leefeenheid dreigen overbelast te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan ondersteuning worden geboden op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke zorg worden gerekend. In eerste instantie zal dit van korte duur zijn om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen. Hetzelfde geldt als een partner/ouder ten gevolge van het plotseling overlijden van de andere ouder dreigt overbelast te raken door de combinatie van werk en verzoring van de inwonende kinderen.

Korte levensverwachting

In geval de aanvrager een zeer korte, bekende levensverwachting heeft kan ter ontlasting van de leefeenheid van de aanvrager afgeweken worden van de normering van gebruikelijke zorg.

Uitruil

Ingeval een huisgenoot mantelzorg levert en wil bijven leveren, kan voor het aandeel dat van hem/haar wordt verwacht op het terrein van de gebruikelijke zorg een indicatie worden gesteld als er sprake is van overbelasting.

Taken van een 18-23 jarige

Van een volwassen gezonde huisgenoot wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de primaire verzorger uitvalt. Een 18-23 jarige wordt verondersteld een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoonshuishouden zijn:

* schoonhouden van sanitaire ruimte,

* keuken en een kamer,

* de was doen,

* boodschappen doen,

* maaltijd verzorgen,

* afwassen en opruimen.

Te normeren naar 2 uur uitstelbare, zware huishoudelijke taken en 3 uur lichte, niet uitstelbare huishoudelijke taken per week. Daarnaast kunnen zij eventuele jongere gezinsleden verzorgen en begeleiden.

Bijdrage van kinderen aan het huishouden

In geval van de leefeenheid van de zorgvrager mede bestaat uit kinderen, dan gaat de adviseur ervan uit, dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en spychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke taken.

* Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding.

* Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschappen doen, kleding in de wasmand gooien.

* Kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Het aanleren van huishoudelijke activiteiten

Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijk werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot het overnemen van huishoudelijke taken. Indien hiervoor motivatie aanwezig is- kan er hulp voor 6 weken worden ingezet voor het aanleren van huishoudelijke taken en/of het leren (efficiënter) organiseren van het huishouden.

Opvang en verzorging van kinderen bij uitval van een van de ouders

Òuders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Deze zorgplicht strekt zich over de opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Opvang is niet structureel Wmo-ondersteuning. Verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel een Wmo-compensatieplicht zijn.

Eigen oplossingen gaan voor

Indien nodig dient de ouder gebruik te maken van de voor hem/haar geldende regeling voor zorgverlof. De indicatiesteller onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen. Is dit niet mogelijk dan dient de ouder gebruik te maken van (een combinatie van) crèche, opvang op school, buitenschoolse opvang, gastouder e.d. (de zogenaamde algemeen gebruikelijke voorliggende voorzieningen). Het verplichte gebruik van alternatieve opvangmogelijkheden voor kinderen is redelijk, onafhankelijk van de financiële omstandigheden.

Voorkomen van crisis en ontwrichting

Zijn deze mogelijkheden reeds maximaal gebruikt of afwezig, of is er slechts kortdurend overbrugging nodig in noodgevallen, dan kan de functie huishoudelijke verzorging worden ingezet.

Structurele opvang van kinderen valt niet onder de Wmo.

Niet-structurele opvang van kinderen kan alleen bij ontwrichting of calamiteiten tijdelijk tot een Wmo-toekenning leiden.

Verzorging van de kinderen kan, zonodig, wel onder de Wmo (HH) vallen.

Uitval van ouder in éénoudergezin

Indien er sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin, of beide ouders ondervinden beperkingen in de opvang van verzorging van de kinderen, wordt er eerste nagegaan wat mantelzorg opvangt, en wat vrijwilligers als vervangende mantelzorg, voorliggende voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen kunnen opvangen.

Oppas en opvang van kinderen zijn in principe geen Wmo-voorzieningen, daarvoor zijn andere, algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen voorhanden. Wel is er ondersteuning mogelijk voor de verzorging van de kinderen conform leeftijd. Gebruik van kinderopvang/crèche als voorliggende voorziening voor oppas en opvang van gezonde kinderen tot 5 dagen per week is redelijk. Als de voorliggende algemeen gebruikelijke voorzieningen niet aanwezig of niet toepasbaar zijn of zijn uitgeput is bij uitval van de ouder in een éénoudergezin afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind ondersteuning mogelijk tot 40 uur per week voor oppas en opvang van kinderen. Een dergelijke indicatie is in principe van korte duur (max. 3 maanden), de periode waarin een eigen oplossing moet worden gevonden.

4.1.8 Hoge leeftijd en trainbaarheid

Wanneer in redelijkheid niet (meer) kan worden verondersteld dat een nieuwe taak als het huishouden nodig is te trainen of aan te leren, zoals bij ouderen op hoge leeftijd (> 85 jaar) kan, indien nodig, hulp voor die zwaar huishoudelijke taken worden toegekend die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend.

Bijlage VI Omschrijvingen categorieën rolstoelen en scootmobielen

CategorieGebruikOmgevingVerplaatsenZithoudingMeeneembaarheid
1: Rolstoel voor continu gebruikHoofdzakelijk als er sprake is van een lange zitduur en/of permanent gebruikZowel binnenshuis als buitenshuisHet is niet mogelijk dat de gebruiker zelf rijdt, de gebruiker wordt geduwdDe zithouding is instelbaarNiet verkleinbaar, meeneembaarheid minder relevant
2: Handbewogen rolstoelen voor kortdurend gebruik (lichtgewicht uitvoering)Hoofdzakelijk als er sparke is van een korte zitduur (minder dan ca. 2 uur) en/of incidenteel gebruikZowel binnenshuis als buitenshuisDe gebruiker kan zelf rijden, maar zal ook regelmatig worden geduwdDe zithouding is niet instelbaarBelangrijk, opvouwbaar en te verkleinen
3: Handbewogen rolstoelen voor (semi-) permanent/algemeen gebruikBij het zelfstandig uitvoeren van adl activiteiten. De nadruk ligt op rijeigenschappenZowel binnenshuis als buitenshuisDe gebruiker kan zelf rijden, maar zal ook regelmatig worden geduwdDe zithouding is goed inte stellen op de gebruikerBelangrijk, opvouwbaar en te verkleinen
4: Handbewogen rolstoelen voor actief gebruikBij het zelfstandig uitvoeren van adl activiteiten. De nadruk ligt op de rijeigenschappen en het (zelfstandig) meenemen van de rolstoelZowel binnenshuis als buitenshuisDe gebruiker rijdt zelf, maar kan incidenteel geduwd wordenDe zithouding is instelbaarZeer belangrijk, opvouwbaar te verkleinen
5: Elektrische rolstoelen voor (semi-) permanent gebruik, in en om het huisDagelijks gedurende lange tijd, vanwege de woonomgeving in het compacte, goed wendbare rolstoel In- en om het huisGezien de beperkingen van de gebruiker is een elektrische aandrijving met elektronische besturing nodigDe zithouding is instelbaar/verzetbaar (zonodig elektrisch bediend)de rolstoel is niet demontabel
6: Elektrische rolstoelen vor (semi-) permanent gebruik, binnen/buitenDagelijks gedurende langere tijd, vanwege de omgeving waarin dit gebeurt is een stabiele maar toch goed wendbare rolstoel nodig waarmee ook langere afstanden kunnen worden afgelegd. Zowel binnenshuis als buitenshuisGezien de beperkingen van de gebruiker is een elektrische aandrijving met elektronische besturing nodigDe zithouding is instelbaar/verstelbaar (zonodig elektrisch bediend) er zijn veel standaard opties leverbaar om de zithouding te optimaliserenDe rolstoel is niet demontabel
7A: Scootmobielen voor gebruik in de woonomgeving (grote actieradius)De gebruiker heeft in het algmeen loopproblemen en maakt voor de langere afstanden gebruik van de scootmobielBuitenshuis en in ruim toegankelijke gebouwen in de woonomgevingGezien de beperkingen van de gebruiker is er een elektrische aandrijving, de gebruiker beschitk wel over de capaciteit met de hand te sturenDe zithouding is beperkt in te stellenDe rolstoel is niet demontabel
7B: Scootmobielen voor gebruik in de woonomgeving (grote actieradius)De gebruiker heeft in het algemeen loopproblemen en maakt voor de langere afstanden gebruik van de scootmobielBuitenshuis en in ruim toegankelijke gebouwen.Gezien de beperkingen van de gebruiker is er een elektrische aandrijving, de gebruiker beschikt wel over de capaciteit met de hand te sturen (tweehandig)De zithouding is beperkt in te stellenDe scootmobiel is beperkt demontabel
7C: Scootmobielen voor buiten gebruik De gebruiker heeft in het algemeen loopproblemen en maakt voor de langere afstanden gebruik van de scootmobiel Buitenshuis en voor langere afstandenGezien de beperkingen van de gebruiker is er een elektrische aandrijving, de gebruiker beschikt wel over de capaciteit met de hand te sturen (tweehandig) De zithouding is beperkt in stellenDe scootmobiel is beperkt demontabel
CategorieProductspecificaties (inclusief minimale producteisen en standaardaanpassingen)
1: Rolstoel voor continu gebruik (met kantelverstelling)Vast metalen frame met mechanische kantelverstelling; verchroomd of gecoat; zwenkwielen voor, (semi-)pneumatische banden, minimaal 12'' wielen (semi)pneumtisch; gepolsterde zitting en rugleuning of modulaire zitunit; meerdere zitbreedten en zitdiepte, instelbaar; instelbare rughoek; beensteunen uitneembaar/wegzwenkbaar/.comfort lengtecompenserend; kuitband, hielbanden of kuitplaat; hoogte verstelbare armleuningen, uitneembaar of opklapbaar; in hoogte verstelbare duwhandvatten/-beugel; hoofdsteun; mogelijkheid taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr); anti-tip systeem; trapdop links of rechts. Opties: Werkblad; standaard beensteun, 20'', 22'', 24'' (semi)pneumatische wielen en 24 inch wielen met luchtbanden; (hoek) verstelbare eendelige beensteun; drempelzitting.
2:Handbewogen rolstoelen voor kortdurend gebruik (lichtgewicht uitvoering)Lichtgewicht uitvoering (transportgewicht max. 10 kg.); vouwbaar kruisframe; gecoat; 24'' quick release achterwielen of met (semi-)pneumatische of 'nooit meer lek' (NML) banden; zwenkwielen voor, (semi-)pneumatische banden; ''slappe'' zit en rugbekleding; zitbreedte 40 cm t/m 52 cm; beensteunen, uitneembaar/wegzwenkbaar; kuitband of hielbanden; zitkussen 5 of 6 cm; standaard lange armleuningen, armleuningen uitneembaar of opklapbaar; in hoogte verstelbare duwhandvatten; trapdop links of rechts; stokhouder; mogelijkheid taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr); minimaal 1 voorziening met spanbandenrug; minimaal 1 voorziening voor zwaargewichten (> 150kg) Opties: Beensteunen, comfort lengte compenserend
3:Handbewogen rolstoelen voor (semi-) permanent/algemeen gebruik:Lichtgewicht uitvoering (transportgewicht max 12 kg,); vouwbaar frame; verchroomd of gecoat; zitbreedte 40 cm t/m 52 cm; 24'' quick release achterwielen met luchtbanden of met (semi-)pneumatische banden; zwenkwielen voor, (semi-)pneumatische banden; horizontale en verticale asgatinstelling; spanbanden rugbekleding; rugspanstang, indien voorzien van naspanbare rugbekleding (U kunt in deze categorie rolstoelen naast rolstoelen met naspanbare rugbekleding en zitkussen ook een aantal rolstoelen opnemen met gepolsterde zitting en gepolsterde rugbekleding); zitmat met zitkussen 5 of 6 cm; instelbare rughoek; standaard beensteunen uitneembaar/wegzwenkbaar; voetplaat hoekinstelbaar; kuitband of hielbanden; in hoogte verstelbare armleuningen, uitneembaar of opklapbaar; in hoogte verstelbare duwhandvatten; trapdop links of rechts; stokhouder; mogelijkheid taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr) Opties: Werkblad; anti-kiep voorz, wegdraaibaar en in hoogte verstelbaar; gepolsterde rugleuning; gepolsterde zitting; beensteunen comfort lengte compenserend; hoofdsteun; drempelzitting.
4: Handbewogen rolstoelen voor actief gebruik (vouwbaar frame): Lichtgewicht uitvoering (transportgewicht max. 12 kg); vouwbaar kruisframe; gecoat; 24'' quick release achterwielen of met luchtbanden of met (semi-)pneumatische banden; zwenkwielen voor, (semi-)pneumatische; horizontale en verticale asgatinstelling; meerdere zitbreedten en zitdiepten; zitkussen 5 of 6 cm; naspanbarezitting met zitkussen en spanbanden rugbekleding met spanstang; instelbare rughoek; standaard beensteunen uitneembaar/wegzwenkbaar; kuitband of hielbanden; voetplaten hoekinstelbaar; in hoogte verstelbare armleuningen, uitneembaar of opklapbaar; in hoogte verstelbare duwhandvatten; trapdop links of rechts; stokhouder; mogelijkheid taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr) Opties: Gepolsterde zitting; gepolsterde rugleuning; drempelzitting; beensteunen comfort lengte compenserend; antie-kiep voorz, wegdraaibaar en in hoogte verstelbaar
5: Elektrische rolstoelen voor (semi-) permanent gebruik, primair voor binnen gebruik, maar tevens voor om het huis:Vast metalen frame; maximum snelheid 6 tot 8 km per uur; aandrijfwielen achter, midden of voor; kleine draaicirkel; zwenkwielen achter of voor; meerdere zitbreedten en zitdiepten; modulaire opbouw zitunit (gepolsterde zitting en rugleuning); instelbare standaard beensteunen uitneembaar/wegzwenkbaar dan wel een kniehoekverstelbare enkelvoudige beensteun (er moet minstens 1 hulpmiddel binnen deze categorie leverbaar zijn met instelbare standaard beensteunen uitneembaar/wegzwenkbaar); kuitband, hielbanden of kuitplaten; hoogte verstelbare armleuningen, uitneembaar of opklapbaar en in breedte en diepte verstelbaar/instelbaar; standaard, inzinkbare of wegzwenkbare joystickbesturing rechts of links; instelbare rijeigenschappen; onderhoudsvrije accu's en oplader; mogelijkheid taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr); anti-kiepsysteem Opties: Hoofdsteun; werkblad; drempelzitting; beensteunen comfort lengtecompenserend; elektrische kantelverstelling; elektrische hoog-laagverstelling; elektrische rugverstelling; elektrische beenverstelling; instelbare rijeigenschappen; verlichting en richtingaanwijzer; bij standaard joystickbesturing wegzwenkbaar dient inzinkbaar als optie of individuele aanpassing mogelijk te zijn en andersom.
6: Elektrische rolstoelen voor (semi-)permanent gebruik, primair voor buiten gebruik, maar tevens ook voor binnen gebruik:Vast metalen frame; maximum snelheid 10 km per uur (begrensbaar tot lagere waarden); aandrijfwielen achter of voor; zwenkwielen achter of voor; modulaire opbouw zitnunit (gepolsterde zitting en rugleuning); instelbare rughoek; standaard beensteunen; uitneembaar/wegzwenkbaar dan wel een kniehoekverstelbare enkelvoudige beensteun (er moet minstens 1 hulpmiddel binnen deze categorie leverbaar zijn met instelbare standaard beensteun uitneembaar/wegzwenkbaar); kuitband of hielbanden of kuitplaten; hoogte verstelbare armleuningen, uitneembaar of opklapbaar; en in breedte en diepte verstelbaar/instelbaar; standaard, inzinkbare of wegzwenkbare joystickbesturing rechts of links; instelbare rijeigenschappen; onderhoudsvrije accu's en oplader; hoofdsteun; mogelijkheid taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr); verlichting en richtingaanwijzers; antikiepsysteem Opties: Werkblad; beensteunen comfort lengtecompenserend; elektrische kantelverstelling; elektrische hoog-laagversnelling; elektrische rugverstelling; elektrische beenverstelling; intelbare rijeigenschappen; bij standaard joystickbesturing wegzwenkbaar dient inzinkbaar als optie of individuele aanpassing mogelijk te zijn en andersom
7A: Scootmobielen voor gebruik in de woonomgeving (beperkte actieradius)Basis met één wiel voor en twee wielen achter; maximum snelheid 10 km per uur (begrensbaar tot lagere waarden); actieradius minimaal 20 km; stoel: hoogte instelbaar met neerklapbare of uitneembare rug met polstering draaibaar met vergrendeling met armleuningen; hoekverstelbare stuurkolom; onderhoudsvrije accu's en oplader; verlichting en richtingaanwijzers; boodschappenmand; mogelijkheid taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr) Opties: Stokkenhouder
7B: Scootmobielen voor gebruik in de woonomgeving (grote actieradius):Basis met één wiel voor twee wielen achter; max snelheid 12 km per uur (begrensbaar tot lagere waarden); actieradius minimaal 35 km; stoel: in hoek instelbare rug, comfortabele polstering, draaibaar met vergrendeling; met armleuningen wegklapbaar en in hoogte instelbaar of verstelbaar, stoel handmatig in hoogte instelbaar/nastelbaar, idem met horizontale verplaatsinginstelling; goede vering op (achter)wielen of op zitkolom; verstelbare stuurkolom (hoekverstelling); grote beenruimte; onderhoudsvrije accu's en oplader; verlichting en richtingaanwijzers; boodschappenmand; stokkenhouder; remlicht; mogelijkheid taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr); instelbare rijeigenschappen.
7C: Scootmobielen voor buiten en intenstief gebruik: Basis met één wiel voor en twee wielen achter; max. snelheid 15 km per uur (begrensbaar tot lagere waarden); actieradius minimaal 40 km; stoel: in hoek instelbare rug, comfortabele polstering, draaibaar met vergrendeling, met armleuningen wegklapbaar en in hoogte instelbaar, stoel handmatig in hoogte instelbaar/nastelbaar idem met horizontale verplaatsingsinstelling; extra vering op (achter)wielen of op zitkolom (bv, bij ernstige reumaklachten of ernstige rugklachten); verstelbare stuurkolom (hoekverstelling); grote beenruimte; onderhoudsvrije accu's en oplader; verlichting en richtingaanwijzers; boodschappenmand Opties: Taxifixatie/bandensysteem (conform code vvr); stokkenhouder; voorwielvorkvering of chassisvering op minimaal 1 voorziening

Bijlage VII Indicatieve lijst

Indicatieve lijst voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en Wmo voorzieningen (niet limitatief). Aan deze lijst kunnen geen rechten worden ontleend.

Omschrijving voorzieningTe verkrijgen op grond van wet- of regelgeving
Aangepast boxAlgemeen gebruikelijk
Aangepaste kinderstoelZorgverzekeringswet
Aangepaste tafelZorgverzekeringswet
Aangepaste stoelZorgverzekeringswet
Aangepaste autoVerordening MO
AankleedtafelAlgemeen gebruikelijk
Aankoppelfiets (fietswiel gekoppeld aan een fiets)Verordening MO
Aankoppelfiets (fietswiel gekoppeld aan een fiets)Algemeen gebruikelijk
Aanpassingen aan auto'sVerordening MO
Aanpassingen aan rolstoelenVerordening MO
Aanpassingen aan sportrolstoel in verband met handicapVerordening MO
Aanpassingen aan sportvoorzieningen in verband met handicapFondsen
Aanpassingen aan vervoermiddelenVerordening MO
Aanpassingen aan woonwagensVerordening MO, voor trekkerswoonwagens zijn uitgesloten van de Verordening MO
Aanpassingen in de ADL clusterwoningenWmo
ADL-assistentieAWBZ
ADL-clusterwoningAWBZ
ADL-unitAWBZ
AirconditiongAlgemeen gebruikelijk
AlarmeringsapparatuurZorgverzekeringswet (als medisch noodzakelijk) Algemene voorziening Wmo
Alarmintercomsysteem in ADL-clustersAWBZ
Allergeenvrije matras-/kussenhoezenZorgverzekeringswet
Anti-decubitus kussen (muv rolstoel of auto)Zorgverzekeringswet
Anti-decubitus matras/overtrekZorgverzekeringswet
Auto-aanpassingVerordening MO
Autokeuringskosten(meerkosten ivm beperking en/of geïndiceerde aanpassingen)Verordening MO
Autokostenvergoeding Verordening MO tenzij werk of onderwijs
Automatische transmissieAlgemeen gebruikelijk
Auto-rijlessen (meerkosten ivm beperking en/of geïndiceerde aanpassingen)Verordening MO tenzij werk of onderwijs
AutostoelAlgemeen gebruikelijk speciale, niet in normale handel verkrijgbaar: Verordening MO tenzij werk of onderwijs
Autoverzekering (meerkosten ivm geïndiceerde aanpassingen)Verordening MO, tenzij werk of onderwijs
AutozitjeAlgemeen gebruikelijk speciale, niet in normale handel verkrijgbaar: Verordening MO
BadzitjeVerordening MO
BadliftVerordening MO
bagagetas bij rolstoel/scootmobielAlgemeen gebruikelijk
Bandenpomp bij rolstoelVerordening MO
Bedbox voor de liggende verzorging van kinderenZorgverzekeringswet
Bedden in speciale uitvoeringZorgverzekeringswet
Losstaande bedgalgenZorgverzekeringswet
BedportalenZorgverzekeringswet
Bedverkorters/- verlengersZorgverzekeringswet
Beenzak voor rolstoelVerordening MO
Begeleidingskosten openbaar vervoerVerordening MO
Binnenschip (aanpassingen)Verordening MO
BlindengeleidehondAWBZ
BlindentasstokkenZorgverzekeringswet
Boodschappennet bij rolstoelAlgemeen gebruikelijk
BraillehorlogeGeen vergoeding mogelijk
Brillen gecombineerd met bijzondere gezichtshulpmiddelenZorgverzekeringswet
BromfietsAlgemeen gebruikelijk
BrommobielAlgemeen gebruikelijk
BruikleenwagenVerordening MO
BuitenwagenVerordening MO
Aangepaste buggiesVerordening MO
Centrale verwarmingAlgemeen gebruikelijk
Collectief vervoersysteem, TaxipasVerordening MO
Communicatie-apparatuur(aangepast)Zorgverzekeringswet
Computer, incl. in- en uitvoerapparatuur (op indicatie)Zorgverzekeringswet
Contactlenzen (op zeer strikte indicatie)Zorgverzekeringswet
DekenbogenZorgverzekeringswet
Dieetkosten indien dieetpreparatenZorgverzekeringswet
Dieetkosten indien dieetproductenZorgverzekeringswet
Dieetpreparaten bij bepaalde indicatiesZorgverzekeringswet
DieetproductenZorgverzekeringswet
Douche-/toiletstoelVerordening MO
Douche-brancard stretcherVerordening MO
DouchestoelVerordening MO
Doventelefoon/teksttelefoonZorgverzekeringswet
Doventolk in leefsituatiesAWBZ
Doventolk in werksituatie Wia
Driewielfiets Verordening MO
DuwwandelwagensVerordening MO
HendelmengkraanAlgemeen gebruikelijk
EetapparatenZorgverzekeringswet
Elastische kousenZorgverzekeringswet
Elektrische schrijfmachineZorgverzekeringswet
Elektrische rolstoelVerordening MO
Elektrische buitenwagenVerordening MO
FaxapparatuurAlgemeen gebruikelijk
Fiets/spartamet/fiets met hulpmotorAlgemeen gebruikelijk
Gebruikskosten eigen/ of bruikleenautoVerordening MO
GehoorhulpmiddelenZorgverzekeringswet
Gezichtshulpmiddelen (op zeer strikte indicatie)Zorgverzekeringswet
Handbewogen rolstoelVerordening MO
Handi-move (onderdeel patiëntenlift)Verordening MO
Herstelonderhoud woonvoorzieningenVerordening MO
Hobbyruimte (aanpassing)Algemeen gebruikelijk
HobbyvoorzieningAlgemeen gebruikelijk
Hoog-laag bedZorgverzekeringswet
HoortoestellenZorgverzekeringswet
Huishoudelijke hulpVerordening MO
Hulpmiddelen voor het zittenZorgverzekeringswet
Hulpmiddelen voor het slapenZorgverzekeringswet
Hulpmiddelen voor communicatieZorgverzekeringswet
InductiekookplaatAlgemeen gebruikelijk
InjectiespuitenZorgverzekeringswet
Inkomensondersteunende voorzieningenBijzondere bijstand
Invalidentoilet schoolgebouwSchoolbestuur
GehandicaptenparkeerkaartGemeente
Gehandicaptenparkeerplaats op kentekenGemeente
Keramische/inductie kookplaatAlgemeen gebruikelijk
Kilometervergoedingen(alleen PGB)Verordening MO
KinderrolstoelVerordening MO
KledingslijtageBijzondere bijstand
KrukkenZorgverzekeringswet
KussenhoezenZorgverzekeringswet
LeerlingenvervoerWet op basisonderwijs
LigbadAlgemeen gebruikelijk
LigfietsAlgemeen gebruikelijk
Loophulpmiddelen (loopfiets)Zorgverzekeringswet
LooprekZorgverzekeringswet
LoopwagensZorgverzekeringswet
Losse woonvoorzieningen in ADL clusterwoningenVerordening MO
Luchtfilters (plaatsing)Algemeen gebruikelijk
MaaltijdvoorzieningVoorliggende algemene voorziening
Matras- en kussenhoezen (stofdicht)Zorgverzekeringswet
Matrassen orthopedischAlgemeen gebruikelijk
Mobiele telefoonAlgemeen gebruikelijk
OmrusthekkenZorgverzekeringwet
OplaadkostenBijzondere Bijstand
OrthesenZorgverzekeringswet/ Wmo
Papegaai (langdurige verstrekking)Zorgverzekeringswet
ParkeerontheffingGemeente voor afgifte, Bijzondere bijstand wat betreft de kosten
ParkeervoorzieningenGemeente voor afgifte, Bijzonder bijstand wat betreft de kosten
PatiëntenliftVerordening MO
Patiëntenlift met bandagesVerordening MO
Aangepaste personal computerZorgverzekeringswet
PersonenalarmeringZorgverzekeringswet (als medisch noodzakelijk) Algemene voorziening (kosten bijzondere bijstand)
Po-stoelVerordening MO
ProthesenZorgverzekeringswet
PruikenZorgverzekeringswet
Reclinatie-corsettenZorgverzekeringswet
Rekenmachines(aangepast)Zorgverzekeringswet
Reparatiekosten rolstoel/vervoermiddelVerordening MO,
RollatorsZorgverzekeringswet
RolstoelVerordening MO
RolstoelaanpassingenVerordening MO
RolstoelaccessoiresVerordening MO
RolstoelhandschoenenVerordening MO
Rolstoel in focus-woningVerordening MO
Rolstoel in verpleeghuisAWBZ
Rolstoel in verzorgingshuisVerordening MO
RolstoeltaxivervoerVerordening MO tenzij voor werk/onderwijs
RolstoeltrainingVerordening MO
RolstoelverzekeringVerordening MO (contract hulpmiddelenleverancier)
SchootkleedAlgemeen gebruikelijk
SchrijfmachinesZorgverzekeringswet
ScootmobielVerordening MO
ServeerwagenZorgverzekeringswet
Sociale Honden (SOHO)Geen vergoeding
Sondevoeding (toediningsapparatuur)Zorgverzekeringswet
Sondevoeding (preparaten)Zorgverzekeringswet
Spaakbeschermer (bij rolstoel)Verordening MO
SpartametAlgemeen gebruikelijk
Sportrolstoel, sportvoorzieningVerordening MO
SportvoorzieningGeen vergoeding, fondsen
Sta-ortheseZorgverzekeringswet
Sta-/zitrolstoelen voor kinderenVerordening MO
Stoelen op wielen (niet elektrisch te verplaaten)Zorgverzekeringswet
Stoel met katapultzittingZorgverzekeringswet
Stofdichte matrashoesZorgverzekeringswet
StookkostenBijzondere bijstand
StuurbekrachtigingAlgemeen gebruikelijk
TandemVerordening MO mits gebruikt voor deelname aan het leven van alle dag (niet alleen recreatief)
TaxikostenvergoedingVerordening MO tenzij voor werk/onderwijs
TeksttelefoonZorgverzekeringswet, geen vergoeding voor gesprekskosten
TelefoneerhulpmiddelenZorgverzekeringswet
Thermostatische mengkraanAlgemeen gebruikelijk
Tijdelijke rolstoelverstrekkingKruisdiensten, indine genoeg vraag dan via dit besluit
Tilvest (bij patiëntenlift)Verordening MO
Tinitus maskeerder (ter behadneling van ernstige oorsuizen)Zorgverzekeringswet
Toegankelijk maken terrein schoolgebouwOnderwijshuisvesting
ToiletstoelVerordening MO
ToiletverhogerVerordening MO
TransferbedZorgverzekeringswet
TransferhulpmiddelenVerordening MO
TrapliftVerordening MO
Traplift schoolgebouwOnderwijshuisvesting
TrippelstoelZorgverzekeringswet
Uitleenartikelen (tijdelijk)Thuiszorgorganisatie
UitraasruimteVerordening MO
Vergoeding voor extra stookkostenBijzondere bijstand
Vergoeding voor extra kledingslijtageBijzondere bijstand
Verhuis- en herinrichtingskosten (verhuiskostenvergoeding)Verordening MO
Verstelbare keukenVerordening MO
Verticale sta-unitZorverzekeringswet
Vervangen van bad/lavet door doucheAlgemeen gebruikelijk
Vervoer sociale werkvoorzieningCao sociale werkvoorziening
Vervoer naar ziekenhuisZorgverzekeringswet
Vervoer naar medisch specialistenZorgverzekeringswet
Vervoerskosten schoolbezoek gemeentenWet op het basisonderwijs
Vervoerkosten overig onderwijsWia
Vervoersvoorziening (leef)Verordening MO
Vervoersvoorziening (werk)Wia
Verwijderen woonvoorzieningenVerordening MO, uitgewerkt in dit besluit
Vierpoots eifelkrukZorgverzekeringswet
Voetenzak (bij rolstoel)Algemeen gebruikelijk (vgl met kleding voor fiets)
Warme-maaltijdvoorzieningAlgemene voorziening
WasdrogerAlgemeen gebruikelijk
WaterbedAlgemeen gebruikelijk
Wek- en waarschuwingsinstallatie (voor doven)Zorgverzekeringswet
Werkblad bij rolstoelVerordening MO
Winterkleding (voor op rolstoel)Algemeen gebruikelijk (vgl met kleding voor fiets)
WoningaanpassingVerordening MO
Woningaanpassing in ADL-clustersZorgverzekeringswet
WoningsaneringVerordening MO
Woonschip (aanpassing)Verordening MO
WoonvoorzieningVerordening MO
Woonwagen (aanpassing)Verordening MO
ZitbadAlgemeen gebruikelijk
ZitorthesenVerordening MO, indien vast onderdeel van rolstoel of duwwandelwagen
ZitschalenVerordening MO, indien vastonderdeel van rolstoel of duwwandelwagen
Zonnescherm (bij buggy/wandelwagen)Algemeen gebruikelijk