Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maasbree

Verordening Sociaal Culturele Activiteiten Maasbree 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maasbree
Officiële naam regelingVerordening Sociaal Culturele Activiteiten Maasbree 2007
CiteertitelVerordening Sociaal Culturele Activiteiten Maasbree 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200710-05-2012nieuwe regeling

12-12-2006

Op den Baum, 20-12-2006

BWZ/2006/8343

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Sociaal Culturele Activiteiten Maasbree 2007

DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASBREE,

Gelet op de artikelen 147 en 149 Gemeentewet,

Gelet op de Wet Werk en Bijstand,

Gelezen het voorstel van het college van 14 november 2006,

Gezien de behandeling van het voorstel in de voorbereidende raadsvergadering van 28 november 2006,

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Sociaal Culturele Activiteiten Maasbree 2007

HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Definities
  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      ingezetenen: personen die ingeschreven staan in de gemeentelijke basisadministratie (gba) en ook feitelijk in deze gemeente wonen en verblijven.

    • b.

      activiteiten: activiteiten die een positieve bijdragen leveren aan de sociale, culturele en/of sportieve ontwikkeling van belanghebbende, dan wel een bijdrage kunnen leveren aan de voorkoming of opheffing van een sociaal-maatschappelijk isolement.

HOOFDSTUK 2 - DOELGROEP

Artikel 2 - Ingezetenen

Voor een vergoeding komen in aanmerking:

  • a.

    de alleenstaande;

  • b.

    het gezin;

die ingezetenen zijn van de gemeente Maasbree.

HOOFDSTUK 3 - VERGOEDING

Artikel 3 - Te vergoeden kosten
  • 1. Vergoedingen worden verstrekt voor:

    • a.

      lidmaatschap/contributie verenigingen, clubs, organisaties en instellingen en direct daarmee samenhangende kosten;

    • b.

      kosten vrij zwemmen;

    • c.

      abonnement krant;

    • d.

      lidmaatschap kerkradio;

    • e.

      vormingscursussen en -activiteiten.

  • 2. Kosten worden toegerekend aan het jaar waarin ze betaald moeten worden.

Artikel 4 - Hoogte van de vergoeding
  • 1. De vergoeding is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 100,00 per persoon per kalenderjaar.

  • 2. Zwem- en muzieklessen worden daarnaast, voor het behalen van diploma A en B, ieder voor 50 % per persoon per jaar vergoed.

  • 3. De vergoeding onder 1 en 2 wordt verstrekt onder aftrek van de draagkracht uit inkomen en vermogen.

Artikel 5 - Bepalen van het inkomen
  • 1. Het inkomen wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag.

  • 2. Het inkomen wordt vastgesteld op het netto inkomen over de laatste betalingsperiode voorafgaande aan de aanvraag omgerekend naar een maandbedrag.

Artikel 6 - Draagkracht uit inkomen

De draagkracht uit inkomen bedraagt:

  • a.

    0% van het inkomen tot en met 115% van de van toepassing zijnde bijstandnorm, plus;

  • b.

    50% van het inkomen dat tussen 115% en 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm ligt, plus;

  • c.

    100% van het inkomen dat meer bedraagt dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 7 - Bepalen van het vermogen
  • 1. Het vermogen wordt vastgesteld op het moment van aanvraag.

  • 2. Het vermogen wordt vastgesteld conform artikel 34 van de Wet.

Artikel 8 - Draagkracht uit vermogen

De draagkracht uit vermogen bedraagt:

  • a.

    100% van het vermogen boven de vermogengrens als bedoeld in artikel 34 Wwb.

HOOFDSTUK 4 - AANVRAAG, BESLISSING EN BETALING

Artikel 9 - Aanvraag
  • 1. De aanvraag voor vergoeding van de kosten van of in verband met deelname aan activiteiten wordt gedaan door middel van het daarvoor door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde formulier, onder overlegging van de op dat formulier genoemde gegevens.

  • 2. De aanvraag kan worden ingediend door een natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die in aanmerking komt voor een vergoeding.

  • 3. Personen van 18 jaar en ouder die in aanmerking komen voor WTOS (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten) of voor WSF 2000 (Wet studiefinanciering 2000) komen niet voor een vergoeding in aanmerking.

  • 4. De aanvraag, als bedoeld in lid 1, kan tot 3 maanden na afloop van het betreffende kalenderjaar waarop de kosten betrekking hebben worden ingediend.

Artikel 10 - Administratieve drempel
  • 1. Per aanvraag geldt een administratieve drempel van € 50,00.

  • 2. Bedraagt de aanvraag over een heel jaar genomen minder dan € 50,00, dan wordt de aanvraag alsnog in behandeling genomen.

Artikel 11 - Beslistermijn

Burgemeester en wethouders stellen binnen 8 weken nadat de aanvraag is ingediend vast of er recht bestaat op een vergoeding.

Artikel 12 - Betaalbaarstelling

De vergoeding van de kosten van of in verband met deelname aan activiteiten voor het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft worden binnen 2 weken na de vaststelling van het recht op vergoeding betaalbaar gesteld.

Artikel 13 - Inlichtingenplicht
  • 1. De aanvrager is verplicht alle inlichtingen te verstrekken die voor het recht op een vergoeding van de kosten van of in verband met deelname aan activiteiten van belang zijn.

  • 2. Een op grond van foutief of onvolledig verstrekte inlichtingen vastgesteld recht op vergoeding wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken.

  • 3. Een reeds verstrekte vergoeding op grond van een geheel of gedeeltelijk ingetrokken recht op vergoeding wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.

HOOFDSTUK 5 - SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 - Onvoorziene omstandigheden

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 15 - Inwerkingtreding
  • 1. De “Verordening sociaal culturele activiteiten”, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2004, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 16 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Sociaal culturele activiteiten Maasbree 2007.”

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Maasbree op 12 december 2006

De griffiermr. M.P.N.M. Heijnens-Coenjaerts
De voorzitterG.C.G.M. Rabelink

Toelichting

Algemeen

De verordening Sociaal culturele activiteiten is tot stand gekomen naar aanleiding van de discussies, die gevoerd zijn door de gezamenlijke commissies van de vier samenwerkende gemeenten.

Artikel 1

lid 1 en 2 onder a.

Spreken voor zich.

Artikel 1

lid 2 onder b

Bij de activiteiten moet het gaan om activiteiten die belanghebbende in staat stellen zich te ontwikkelen dan wel verder te ontwikkelen op sociaal, cultureel en/of sportief gebied. Een niet onbelangrijk effect van deelname aan dergelijke activiteiten is dat een sociaal-maatschappelijk isolement wordt voorkomen dan wel kan worden doorbroken en de maatschappelijke betrokkenheid wordt bevorderd.

Maatschappelijke betrokkenheid is niet alleen van belang voor de persoon zelf, maar is ook een voorwaarde voor het goed laten functioneren van de samenleving. Daarom is het van belang dat burgers zoveel mogelijk meedoen aan:

  • ·

    activiteiten die de mogelijkheden en vaardigheden verschaffen om zich in deze maatschappij te bewegen en handhaven. Daarbij kan ondermeer worden gedacht aan cursussen en vormingsactiviteiten, maar ook bijvoorbeeld aan het lidmaatschap van een bibliotheek.

  • ·

    activiteiten in groepsverband. Daarbij kan ondermeer worden gedacht aan het lidmaatschap van een vereniging, een abonnement bij een zwembad of een abonnement bij een sportschool.

Activiteiten binnen de eigen gemeente worden voor de opbouw van een betrokken samenleving als zeer belangrijk beschouwd. Daarnaast is het zo dat de samenleving niet ophoudt bij de gemeentegrens. Niet alle activiteiten die de ingezetenen van deze gemeente willen beoefenen worden binnen de gemeentegrenzen aangeboden. Daarom wordt er geen beperking opgelegd ten aanzien van de plaats waar aan deze activiteiten wordt deelgenomen. Reiskosten naar de activiteiten worden niet vergoed, daarmee zullen de activiteiten toch gezocht worden binnen de regio.

Artikel 2.

In principe bestaat de doelgroep voor deze vergoeding uit alle inwoners van de gemeente.

Op grond van de daadwerkelijke kosten en de eventueel in mindering te brengen draagkracht zal het tot uitkering van de vergoeding komen.

Het in dit artikel uitsluitend noemen van alleenstaanden en gezinnen is van belang voor het aanvragen van de vergoeding. Voor ten laste komende kinderen - dus kinderen jonger dan 18 jaar waarvoor de ouder(s) aanspraak op kinderbijslag maken - moet de aanvraag voor vergoeding geschieden door de ouder(s).

Artikel 3

lid 1.

Met lidmaatschap en contributiegelden kunnen gelijk gesteld worden lesgelden/abonnementskosten voor sportieve activiteiten bij particuliere bedrijven die bij de KvK geregistreerd staan. (Denk hierbij met name aan de sportschool en de dansschool.)

Directe kosten, zoals lidmaatschap of contributie, worden vergoed. Daarnaast komen direct met het lidmaatschap samenhangende kosten, voortvloeiende uit voorschriften, voor vergoeding in aanmerking. (Als voorbeeld: bij het lidmaatschap van een voetbalvereniging komen ook voetbalschoenen voor vergoeding in aanmerking.)

Op grond van lid b komen ook de kosten van vrij zwemmen, al dan niet op basis van een zogenaamde “Tienbadenkaart”, voor vergoeding in aanmerking.

Daarnaast komen abonnementsgelden op krant en lidmaatschap van de kerkradio voor vergoeding in aanmerking (lid c en lid d) evenals de kosten van vormingscursussen en –activiteiten (lid e).

lid 2.

Contributie voor een vereniging etc. wordt vaak per seizoen of schooljaar geheven. Wanneer een rekening betrekking heeft op bijvoorbeeld het seizoen 2004/2005 en in 2004 betaald moet worden, komen deze kosten in 2004 voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 4

lid 1.

De maximale vergoeding is vastgesteld op € 100,00 per persoon per kalenderjaar.

lid 2.

Daarnaast worden zwem- en muzieklessen ieder voor 50 % per persoon vergoed. De vergoeding voor zwemlessen betreft het behalen van het diploma A en B. Voor muzieklessen betreft het de basisvorming en de lessen voor diploma A en B.

Zwemlessen, zoals bijvoorbeeld bewegen voor ouderen, vallen niet onder de 50 % vergoeding, maar onder de vergoeding van maximaal € 100,00 per jaar.

lid 3

In de artikelen 5, 6 en 7 en 8 worden de begrippen inkomen, vermogen en draagkracht nader toegelicht.

Artikel 5.

Om de vaststelling van het inkomen eenvoudig te houden dient de aanvrager alle inkomsten op het moment van aanvraag te overleggen. Daarbij wordt voor het begrip inkomen aangesloten bij de omschrijving daarvan in de Wwb. Dit betekent dat de aanvrager alle netto inkomsten uit of in verband met

  • ·

    arbeid

  • ·

    sociale zekerheidsuitkeringen voor levensonderhoud

  • ·

    verhuur, onderverhuur of uit het hebben van een of meer kostgangers

  • ·

    uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk wetboek

  • ·

    voorlopige teruggave of teruggave van inkomstenbelasting, loonbelasting en premies volksverzekering

  • ·

    dan wel inkomsten die naar hun aard met deze inkomsten en uitkeringen overeenkomen,

over de laatste betalingsperiode, moet overleggen. Is deze periode anders dan een maand, dan wordt op grond van de verstrekte gegevens dit inkomen omgerekend naar een inkomen per maand.

Artikel 6.

Voorzover het vastgestelde maandinkomen meer bedraagt dan 115% maar minder dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (basisnorm + toeslag - verlaging) wordt de draagkracht uit inkomen voor de helft in aanmerking genomen. De draagkracht wordt in mindering gebracht op de maximale vergoeding. Bij een inkomen boven 130 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt de draagkracht volledig op de vergoeding in mindering gebracht. Dit betekent dat hoe hoger het inkomen is hoe lager de maximale vergoeding wordt; uiteindelijk wordt geen vergoeding meer verstrekt.

De gehanteerde percentages voor de draagkracht zijn hetzelfde als bij aanvragen voor bijzondere bijstand.

Artikel 7.

Om de vaststelling van het vermogen eenvoudig te houden dient de aanvrager alle bank-, giro-, spaar- en/of effectenrekeningen, ook die van zijn gezinsleden, op het moment van aanvraag te overleggen.

Artikel 8.

Als de som van alle saldi meer bedraagt dan de vermogengrens als bedoeld in artikel 34 Wwb wordt draagkracht uit vermogen in aanmerking genomen. Deze draagkracht wordt als eerste in mindering gebracht op de maximale vergoeding. Dit betekent dat als de draagkracht uit vermogen de maximale vergoeding overschrijdt, er geen beoordeling meer hoeft plaats te vinden op draagkracht uit inkomen.

Artikel 9.

lid 1.

Er zijn voor deze regeling eenvoudige klantgerichte formulieren vastgesteld; één voor bijstandsgerechtigden, één voor belanghebbenden met een Ioaw of Ioaz uitkering en één voor niet uitkeringsgerechtigden. Er worden per doelgroep niet meer gegevens gevraagd dan strikt noodzakelijk.

lid 2.

In principe kan iedere ingezetene van 18 jaar of ouder een aanvraag indienen, in lid 3 wordt hierop een uitzondering gemaakt.

lid 3.

Ingezetenen van 18 jaar of ouder die een tegemoetkoming ontvangen in de vorm van studiefinanciering WTOS (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten) of voor WSF 2000 (Wet studiefinanciering 2000) kunnen geen aanvraag indienen.

lid 4.

Tot 1 april van het jaar volgend op het voorafgaande kalenderjaar worden nog aanvragen in behandeling genomen.

Artikel 10.

lid 1.

Om te voorkomen dat voor kleine bedragen een aanvraag wordt ingediend en de kosten van de afhandeling hoger zijn dan het te vergoeden bedrag is een administratieve drempel van

€ 50,00 ingevoerd. Deze drempel is ook ingevoerd bij de aanvragen voor bijzondere bijstand. Dit schept duidelijkheid naar de cliënt.

lid 2.

De administratieve drempel is niet ingevoerd om mensen te benadelen. Blijkt aan het eind van het kalenderjaar dat de kosten de € 50,00 niet te boven gaan, dan kan alsnog voor het lagere bedrag een aanvraag worden ingediend.

Artikel 11.

Behoeft geen toelichting.

Artikel 12.

Belanghebbenden dienen een aanvraag, vergezeld van de gevraagde gegevens, in voor kosten die al gemaakt zijn. Heeft de beoordeling van de vergoeding plaatsgevonden dan kan er ook op korte termijn betaald worden.

Artikel 13.

De regeling is klantgericht en eenvoudig. Dat is één zijde van de medaille. De andere kant houdt in dat van de belanghebbende verwacht mag worden dat hij juiste en volledige informatie verschaft. Gebeurt dit niet dan is er de mogelijkheid om de vergoeding geheel of gedeeltelijk niet betaalbaar te stellen of als er al betaald is terug te vorderen.

Artikel 14.

Deze verordening regelt in principe alle situaties. Toch kan het voorkomen dat er in het individuele geval een afwijkende beslissing genomen wordt.

Artikel 15.

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16.

Behoeft geen nadere toelichting.