Overheidsorganisatie | Gemeente Maasbree |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening reinigingsheffingen 2007 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Deze regeling is vervangen door de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffen en reinigingsrechten 2009, die is vastgesteld op 16 december 2008 en in werking treedt op 1 januari 2009.
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-01-2009 | nieuwe regeling | 20-12-2006 Op en Baum, 20-12-2006 | FAZA/2006/7810 |
De raad van de gemeente Maasbree;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2006;
gelet op artikel 229 eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, en artikel 255 van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
b e s l u i t :
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2007
(Verordening reinigingsheffingen 2007)
Krachtens deze verordening worden geheven:
een afvalstoffenheffing;
reinigingsrechten
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;
bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlijke afvalstoffen;
Hoofdstuk II AFVALSTOFFENHEFFING
1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb.1994,80).
2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afvalstoffen geldt.
1. De belasting wordt geheven van:
degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;
degene op wiens aanvraag tuinafval wordt opgehaald;
2. Voor de toepassing van het eerste lid, sub a, wordt als gebruiker aangemerkt:
degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;
ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.
1 | De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: | |
1.1 | basistarief | € 168,00 |
1.2 | basistarief met een restcontainer en een gft-emmer | € 180,00 |
1.3 | basistarief met een restcontainer en een gft-container | € 192,00 |
2 | De belasting bedraagt per perceel in gebruik door een meerpersoonshuishouden per belastingjaar: | |
2.1 | basistarief | € 213,00 |
2.2 | basistarief met een restcontainer en een gft-emmer | € 225,00 |
2.3 | basistarief met een restcontainer en een gft-container | € 258,00 |
3 | indien een perceel, naast een restafval en/of gft-container en/ of gft-emmer, wordt voorzien van een extra container, bedraagt het tarief per extra container | € 102,00 |
4.1 | Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt voor het op aanvraag ophalen van tuinafval per 2 m3 | € 11,60 |
4.2 | Indien het tuinafval een gedeelte van 2 m3 betreft wordt dit als een volle 2 m3 aangemerkt |
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
1. De belasting bedoeld in de artikel 5 wordt bij wege van aanslag geheven.
2. De belasting bedoeld in artikel 5a wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving waarop het verschuldigde bedrag is vermeld.
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
De belasting bedoeld in artikel 5a is verschuldigd bij de aanvang van de inzameling.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede termijn twee maanden na de eerste termijn.
2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de overige zeven termijnen telkens een maand later.
3. Indien het totale bedrag van de op één aanslagbiljet vermelde aanslagen kleiner is dan vijfentwintig euro of groter dan vijfentwintigduizend euro dan dient de aanslag binnen de termijnen genoemd in het eerste lid te worden voldaan. De op grond van artikel 7, tweede lid, verschuldigde belasting moet worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening.
4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Bij de invordering van de afvalstoffenheffing kan kwijtschelding worden verleend voor de in artikel 5 genoemde bedragen, met uitzondering van de kosten van een extra container.
Onder de 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
1. | Het recht bedraagt per belastingjaar voor het beschikbaar stellen, het gebruik en/of ledigen van containers en het verwijderen van de daarin verzamelde bedrijfsafvalstoffen indien het betreft: | |
1.1 | één container voor restafval | € 213,00 |
1.2 | één container voor restafval en een gft-emmer | € 225,00 |
1.3 | één container voor restafval en één container voor gft-afval | € 258,00 |
1.4 | vermeerderd met voor elke volgende beschikbaar gestelde container van 140 liter voor restafval of gft afval. | € 102,00 |
2. | Het recht bedraagt per belastingjaar voor het beschikbaar stellen, het gebruik en/of ledigen van containers en het verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen indien daarvoor geen belasting wordt geheven bedoeld in artikel 3 van de verordening, per container | € 257,00 |
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
De rechten bedoeld in artikel 14 worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
1. De rechten bedoeld in artikel 14 zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing van de belastingplicht, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede termijn twee maanden na de eerste termijn..
2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die, welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de overige zeven termijnen telkens een maand later.
3. Indien het totale bedrag van de op één aanslagbiljet vermelde aanslagen kleiner is dan vijfentwintig euro of groter dan vijfentwintigduizend euro dan dient de aanslag binnen de termijnen genoemd in het eerste lid te worden voldaan.
4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.
Bij de invordering van het reinigingsrecht wordt geen kwijtschelding verleend.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de onroerende zaakbelastingen.
1. De "Verordening reinigingsheffingen 2006" vastgesteld in de raadsvergadering van 8 november 2005 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2. Deze verordening treed in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007.
4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen 2007".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van
de raad der gemeente Maasbree van 12 december 2006.