Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maasbree

Verordening op het referendum Maasbree 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maasbree
Officiële naam regelingVerordening op het referendum Maasbree 2007
CiteertitelVerordening op het referendum Maasbree 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpalgemeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet , art. 147
  2. Gemeentewet , art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200710-05-2012nieuwe regeling

12-12-2006

Op den Baum, 20-12-2006

BWZ/2006/8316

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het referendum Maasbree 2007

DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASBREE,

Gelet op de artikelen 147 en 149 Gemeentewet,

Gelezen het voorstel van het college van 14 november 2006,

Gezien de behandeling van het voorstel in de voorbereidende raadsvergadering van 28 november 2006,

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het referendum Maasbree 2007

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een raadplegende volksstemming waarbij de kiesgerechtigden zich uitspreken over een door de raad te nemen of genomen besluit.

  • b.

    kiesgerechtigden: diegenen die op de drieënveertigste dag voorafgaande aan de dag waarop het referendum wordt gehouden overeenkomstig artikel B3 Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad van de gemeente Maasbree .

  • c.

    voorgenomen besluit: een raadsuitspraak waarin het voornemen tot het nemen van een besluit, kenbaar wordt gemaakt;

  • d.

    besluit: een schriftelijke beslissing van de raad, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Artikel 2 – Toepassingsgebied

Een referendum wordt gehouden onder de kiesgerechtigden van het hele grondgebied van de gemeente of een gedeelte daarvan.

Artikel 3 - Uitzonderingen

Een referendum kan niet worden gehouden over besluiten:

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen,;

  • b.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

  • c.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

  • d.

    in het kader van deze verordening;

  • e.

    waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden;

  • f.

    inhoudende een algemeen verbindend voorschrift dan wel de intrekking daarvan;

  • g.

    als bedoeld in artikel 158, eerste lid, van de Gemeentewet;

  • h.

    als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • i.

    als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van de wet Algemene regels herindeling .

  • j.

    van de gemeenteraad, als bedoeld in artikel 1, eerste en derde lid, 51, eerste en derde lid, 61, eerste en derde lid, 73, eerste en derde lid en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • k.

    van de gemeenteraad als bedoeld in artikel 283, derde lid, onder a., van de Gemeentewet;

  • l.

    waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving;

  • m.

    die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen beslissing waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

  • n.

    ter uitvoering van een besluit van het rijk of de provincie waarbij de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • o.

    waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de daarmee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen.

Artikel 4 - Initiatief van de Raad

De raad kan besluiten tot het houden van een referendum.

Het bepaalde in artikel 7 e.v. is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 - Initiatief van kiesgerechtigden

  • 1. Kiesgerechtigden kunnen schriftelijk aangeven dat zij een initiatief willen nemen tot een referendum over een voorgenomen besluit.

  • 2. Deze kennisgeving moet ten minste 2 dagen vóór de raadsvergadering, waarvoor het besluit is geagendeerd, bij het college worden ingediend. De kennisgeving moet worden ondersteund door een aantal kiesgerechtigden, dat ten minste gelijk is aan 2% van de kiesdeler van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. In de kennisgeving wordt aangegeven om welk (voorgenomen) raadsbesluit het gaat. De kennisgeving gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 4. De in het derde lid bedoelde persoonsgegevens worden geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 5. Indien een kennisgeving is gedaan volgens de hiervoor gestelde eisen, beslist de raad in dezelfde vergadering waarvoor het besluit van de raad is geagendeerd of over dit besluit, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, een referendum kan worden gehouden. De raad kan zijn beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.

Artikel 6 - Steunverwerving en besluit definitief verzoek

  • 1. Binnen 6 weken na de dag waarop de raad heeft bekend gemaakt dat op grond van de kennisgeving is besloten dat over een (voorgenomen)besluit een referendum kan worden gehouden, kan door kiesgerechtigden een verzoek tot het houden van een referendum worden ingediend.

  • 2. Dit verzoek moet worden ondersteund door een aantal kiesgerechtigden dat ten minste gelijk is aan 50% van de kiesdeler van de laatstgehouden verkiezing van de leden van de raad.

  • 3. Voor de vaststelling van het in het tweede lid bedoelde aantal, worden de kiesgerechtigden die de kennisgeving hebben ondersteund, meegerekend.

  • 4. In het verzoek wordt aangegeven om welk (te nemen) raadsbesluit het gaat. Het verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met een opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 5. De in het vierde lid genoemde persoonsgegevens zijn geplaatst op daartoe van gemeentewege verstrekte lijsten.

  • 6. Het college onderzoekt na binnenkomst van het verzoek, of dit verzoek aan de hiervoor gestelde eisen voldoet. Het neemt hierover binnen 6 weken een besluit. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste 6 weken verdagen.

  • 7. Indien het verzoek voldoet aan de hiervoor gestelde eisen, neemt de raad uiterlijk binnen 8 weken na de dag van ontvangst van het verzoek een besluit over het houden van een referendum.

Artikel 7 - Aanhouden beslissing

  • 1. Wanneer de raad na een besluit als genoemd in artikel 5 van mening is, dat over het voorgenomen besluit een referendum kan worden gehouden, dan wordt het betreffende raadsvoorstel op de gangbare wijze behandeld.

  • 2. De stemming over het door de raad te nemen besluit zoals dat luidt na verwerking van de aanvaarde amendementen, wordt echter aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop het referendum wordt gehouden, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het (inleidende of het definitieve) verzoek wordt beslist.

Artikel 8 - Datum

  • 1. De raad stelt de dag vast waarop het referendum wordt gehouden, met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk 6 maanden na de dag waarop het definitieve verzoek is ingewilligd of nadat de raad besloten heeft tot het houden van een referendum op basis van artikel 4.

  • 2. Er kunnen meer referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 9 - Vraagstelling

  • 1. De raad stelt de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2. De vraagstelling wordt weergegeven op de oproepingskaart.

Artikel 10 - Advies en toezicht

  • 1. De raad kan zich bij het vaststellen van de vraagstelling laten adviseren door een commissie van advies en toezicht.

  • 2. De raad stelt deze commissie van advies en toezicht in en benoemt en ontslaat haar leden.

Artikel 11 - Uitvoering

Het college is belast met de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum. Het college regelt de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie.

Artikel 12 - Budget

De raad stelt, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting en organisatie.

Artikel 13 - De stemming

  • 1. Stemgerechtigd zijn degenen die op de drieënveertigste dag vóór de dag waarop het referendum wordt gehouden, kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 2. De bepalingen van de Kieswet zijn voor wat betreft de raadsverkiezingen voor zover nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 - Geldigheid van de uitslag

  • 1. Het referendum wordt als geldig beschouwd, indien meer dan 60% van de kiesgerechtigden een stem heeft uitgebracht.

  • 2. De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van de gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen.

Artikel 15 - De beslissing van de raad

In de eerstvolgende vergadering van de raad na de dag waarop het referendum wordt gehouden, vindt besluitvorming plaats over het aangehouden raadsbesluit dat aan het referendum is onderworpen.

Artikel 16 – Strafsanctie

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, danwel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 17 – Inwerkingtreding

  • 1. De “Verordening op het raadgevend correctief referendum 2002”, vastgesteld bij raadsbesluit van 18 december 2001, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007.

Artikel 18 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening op het referendum Maasbree 2007.”

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Maasbree op 12 december 2006

De griffiermr. M.P.N.M. Heijnens-Coenjaerts
De voorzitterG.C.G.M. Rabelink

TOELICHTING

Algemene toelichting

Eind 1996 is bij de Tweede Kamer het wetsvoorstel [1] ingediend dat voorziet in wijziging van de Grondwet, Provinciewet en Gemeentewet ten behoeve van een correctief referendum op zowel nationaal, provinciaal en lokaal niveau. De aanloop naar dit wetsvoorstel heeft jaren in beslag genomen [2]. Op 10 juni 1997 is gestart met de plenaire behandeling van het wetsvoorstel, die in de loop van 1997 wordt afgerond. Na de verkiezingen van 6 mei 1998 moet het gehele voorstel alsnog een tweederde meerderheid halen in zowel de Tweede als de Eerste Kamer. De daadwerkelijke invoering van een correctief referendum zal, met het oog op deze procedure, nog enkele jaren op zich laten wachten. Volgens het wetsvoorstel biedt het recht op referendum de mogelijkheid om binnen drie weken, met steun van 40.000 personen een referendum aan te vragen. Vervolgens is het noodzakelijk om binnen zes weken de steun van 60.000 kiesgerechtigden te verwerven. De uitslag is geldig als 30% van de kiesgerechtigden is verschenen.

Op grond van de huidige bepalingen in de Grondwet en de Gemeentewet hebben gemeenten al wel de mogelijkheid tot het houden van een raadplegend referendum over een te nemen of genomen besluit [3]. Bij de presentatie van het voorontwerp van bovengenoemd wetsvoorstel heeft het kabinet nog eens aangegeven geen uniforme regels voor het raadplegend referendum te willen opstellen. Het kabinet is van mening dat de vraag of en zo ja, hoe op lokaal niveau raadplegende referenda worden gehouden, een zaak is die door gemeenten zelf moet worden beslist binnen de randvoorwaarden die de Grondwet en Gemeentewet stellen. Bij de vernietiging van de referendumverordening van de gemeente Amsterdam [4] zijn deze randvoorwaarden nog eens onderstreept:

  • ·

    het is de gemeenteraad die per geval beslist of een raadplegend referendum wordt gehouden;

  • ·

    ieder raadslid beslist individueel in hoeverre hij zich aan de uitslag van het referendum gebonden zal achten;

  • ·

    de gemeenteraad neemt een definitief besluit over het onderwerp van het referendum, nadat het referendum is gehouden [5].

Bevoegdheid

De bevoegdheid van de raad om een referendumverordening vast te stellen vloeit voort uit de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet. Deze bepalingen geven de raad een algemene verordenende bevoegdheid.

Samenloop met inspraak

De onderwerpen waarover in de afgelopen jaren referenda zijn gehouden, zijn vaak reeds via wettelijke bepaalde inspraakmogelijkheden aan de bevolking voorgelegd. De vraag rijst of een referendum in de plaats kan treden van voorgeschreven inspraakmogelijk heden. Het antwoord hierop luidt ontkennend. Het wel of niet houden van een referendum heeft geen invloed op de voorgeschreven inspraakprocedures. Het is echter raadzaam om een referendum in een vroegtijdig stadium van een procedure te houden. Voorlichting over het referendumonderwerp kan dan bijvoorbeeld in praktische zin gekoppeld worden aan voorlichting over hetzelfde onderwerp in het kader van de voorgeschreven inspraak.

Alternatieven

De voorbeeldverordening bevat naast een aantal basisbepalingen verschillende keuzeblokken. De alternatieven zijn cursief weergegeven bij het betreffende artikel. De verschillende mogelijkheden en te nemen beslissingen zijn in onderstaand schema samengevat.

Stap 1 - Besluit en uitzonderingen (artikelen 1 en 3) Wanneer wordt een referendum gehouden: - voordat de Raad een besluit neemt: 'voorgenomen besluit' of - nadat de Raad een besluit neemt, waarvan de uitvoering is opgeschort: 'besluit' Wat is de reikwijdte van het (voorgenomen) besluit: - '(voorgenomen) besluit ex artikel 1:3 ABW'; - '(voorgenomen) besluit inclusief privaatrechtelijke handelingen' Bepalen welke onderwerpen van een referendum worden uitgezonderd.

Stap 2 - Initiatiefnemer (artikel 4 en 5 e.v.) Wie neemt het initiatief: - Raad (aantal ondersteunende leden bepalen); - Raad en kiesgerechtigden; - kiesgerechtigden.

Stap 3 - Procedure tot besluit van de Raad tot houden referendum (art. 5-8)

Optie I: kennisgeving - inleidend verzoek - definitief verzoek [6] a Kennisgeving en steunverwerving - uiterlijk (twee) dagen voor de raadsvergadering - ondersteuning door (2% kiesdeler) kiesgerechtigden

b Inleidend verzoek en steunverwerving - uiterlijk .. weken na beslissing op kennisgeving - ondersteuning door .. kiesgerechtigden

c Definitief verzoek en steunverwerving - uiterlijk .. weken na beslissing op inleidend verzoek - odersteuning door .. kiesgerechtigden

Optie II: kennisgeving - verzoek

a Kennisgeving en steunverwerving - uiterlijk .. dagen voor de raadsvergadering - ondersteuning door .. kiesgerechtigden

b Verzoek en steunverwerving - uiterlijk .. weken na beslissing op kennisgeving - ondersteuning door .. kiesgerechtigden

Stap 4 - Uitvoering en uitslag - Wordt een commissie van toezicht en advies ingesteld? - Welk budget wordt gereserveerd en wie kan hierover beschikken? - Wanneer is de uitslag geldig, aantal uitgebrachte stemmen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze verordening gaat het om het raadplegend referendum. Dat wil zeggen een referendum dat niet bij voorbaat bindend is voor de raad en plaatsvindt voordat door de raad een definitief besluit over het onderhavige onderwerp wordt genomen of nadat een besluit is genomen, maar waarvan de uitvoering is opgeschort. Een correctief referendum, waarbij de bevolking een besluit dat de raad al heeft genomen achteraf bindend kan verwerpen, is op dit moment wettelijk nog niet mogelijk.

  • 1.

    Degenen die kiesgerechtigd zijn voor de raadsverkiezingen zijn ook gerechtigd om deel te nemen aan een referendum. Daarom is aangesloten bij artikel B3 van de Kieswet. Ook voor de genoemde termijn is aangesloten bij de Kieswet, artikel J1.

  • 2.

    Hier zijn verschillende mogelijkheden aan de orde. Allereerst kan worden gekozen voor een 'voorgenomen besluit'. Hierbij kondigt de Raad het voornemen tot een besluit aan. Vervolgens wordt het referendum gehouden en de Raad neemt pas een eindbesluit nadat het referendum is gehouden. De tweede mogelijkheid gaat uit van een 'besluit'. In dat geval heeft de raad een besluit genomen, maar is de uitvoering opgeschort. De uitslag van het referendum kan leiden tot heroverweging van het eerdergenomen besluit, zie verder artikel 8. Tevens moet worden bepaald welke (voorgenomen) besluiten referendabel zijn. Dit kan worden beperkt tot besluiten in de zin van artikel 1:3 van de Abw. In dat geval gaat het om besluiten met een publiekrechtelijk oogmerk. Het is echter ook mogelijk om privaatrechtelijke besluiten aan de kiesgerechtigden voor te leggen. In dat geval kan de laatste definitie worden gekozen.

Artikel 2 - Toepassingsgebied

Een referendum kan zich niet uitstrekken tot buiten het grondgebied van de gemeente waarin een referendum wordt gehouden. Het is echter wel mogelijk het referendum te beperken tot een deel van de gemeente, wanneer een aangelegenheid slechts een deel van de gemeente (wijk, binnenstad etc.) treft.

Artikel 3 – Uitzonderingen

Alleen besluiten van de raad kunnen onderwerp van een referendum zijn. De besluiten genomen door burgemeester en wethouders of door de burgemeester zijn niet referendabel. Een aantal onderwerpen waarover de raad een besluit neemt, leent zich echter minder goed voor een referendum. In deze verordening wordt de lijst met uitzonderingen zo beperkt mogelijk gehouden. Door het uitsluiten van veel onderwerpen bestaat immers het gevaar dat de referendumverordening een 'leeg instrument' wordt, waarbij het in de praktijk onmogelijk blijkt een referendum te organiseren. Het opnemen van een algemene uitzonderingsgrond voorkomt dat het voor de raad onmogelijk wordt een verzoek om een referendum af te wijzen.

De lijst met uitzonderingen is niet limitatief. Omdat het de raad is die de uiteindelijke beslissing over het al dan niet houden van een referendum neemt, vormt een beperkte lijst met uitzonderingen geen probleem. Bij het nemen van de beslissing kan de raad immers ook andere relevante zaken, die niet expliciet in de lijst met uitzonderingen staan, in zijn overwegingen meenemen. Een zorgvuldige afweging is daarbij een voorwaarde. De meeste onderwerpen die in dit artikel zijn opgenomen, zijn door de in 1982 ingestelde Staatscommissie Biesheuvel genoemd, als niet geschikt als onderwerp voor een (correctief) referendum.

Andere gangbare uitzonderingen luiden als volgt.

  • ·

    Beslissingen in het kader van deze verordening. Dit om te voorkomen dat de besluitvorming in een vicieuze cirkel terecht kan komen, zeker wanneer de raad negatief op een verzoek beslist. Tegen een dergelijke beslissing kan wel bezwaar en beroep worden aangetekend in de zin van de Awb. Dit vergt dus een zorgvuldige afweging en goede motivering door de raad.

  • ·

    Beslissingen waarvan de raad van mening is dat er andere dan bovengenoemde dringende redenen zijn om geen referendum te houden. Deze algemene uitzonderingsgrond benadrukt en garandeert de beoordelingsvrijheid van de raad.

  • ·

    Beslissingen waarbij het belang van het referendum niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de raad voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving. Hoewel het de raad uiteraard vrij staat deze afweging bij zijn besluit te maken ook zonder dit expliciet in de verordening op te nemen, heeft dit criterium toch een zodanig belang dat het vermelding kan verdienen. Enerzijds dwingt dit de raad rekening te houden met het belang van deze groepen, anderzijds geeft een expliciete vermelding deze groepen ook betere rechtsbescherming omdat het een aanwijsbare grond voor bezwaar en beroep vormt.

Artikel 4 - Raadsinitiatief

De raad kan zelf het initiatief nemen tot het houden van een referendum. Uiteraard dient bij de beslissing rekening gehouden te worden met het bepaalde in artikel 3 ten aanzien van de onderwerpskeuze. In sommige gemeenten is in het Reglement van Orde een procedure voor een referenduminitiatief vanuit de Raad opgenomen. Indien niets anders is bepaald, beslist de raad over het houden van een referendum bij gewone meerderheid. Artikel 30 Gemeentewet luidt immers: 'voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem uitbrengen'.

Artikel 5 - Kennisgeving

Kiesgerechtigden kunnen een verzoek indienen tot het houden van een referendum. Een referendum biedt de burgers de mogelijkheid aan de noodrem te trekken als hun politieke vertegenwoordigers een besluit dreigen te nemen dat in hun ogen verkeerd is. Het is logisch dat burgers dan ook zelf kunnen beslissen wanneer dit noodzakelijk is. Het zou onjuist zijn wanneer alleen de raad kan bepalen bij welk besluit het moment is aangebroken waarop burgers hun gekozen vertegenwoordigers kunnen 'corrigeren'.

Het doen van een verzoek aan de raad tot het houden van een referendum kan volgens een uitgebreide en een minder uitgebreide procedure, hiervoor samengevat onder optie I en optie II. De eerste optie gaat uit van drie stappen: een kennisgeving, een inleidend verzoek en een definitief verzoek. De tweede optie bestaat uit een kennisgeving en een (inleidend) verzoek. Het doel van de kennisgeving is dat de Raad direct beslist of een onderwerp referendabel is. Op deze wijze is het voor burgers heel snel duidelijk of het zin heeft om handtekeningen te verzamelen ter ondersteuning van het initiatief. Het voordeel van een kennisgeving is dat dit vlak voor de raadsvergadering (bijv. uiterlijk twee dagen) kan worden gedaan en er maar beperkte steun nodig is (bijv. 2% van de kiesdeler).

Artikel 6 - definitief verzoek en steunverwerving

Als de Raad van mening is dat het onderwerp referendabel is, zijn de initiatiefnemers weer aan bod. Zij moeten een verzoek doen tot het houden van een referendum en voldoende ondersteunende handtekeningen verzamelen.

De fase van verzoek en steunverwerving kan op twee manieren worden ingericht: een inleidend en een definitief verzoek of één verzoek. De eerste mogelijkheid wordt gehanteerd in bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam. De tweede optie wordt toegepast in Rotterdam.

Indien wordt gekozen voor een inleidend en een definitief verzoek, moet allereerst door een beperkte groep burgers een inleidend verzoek worden ingediend bij de burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouder beoordelen vervolgens of het voor de burgers zin heeft om een definitief verzoek in te dienen bij de raad. Beoordeeld wordt of het aantal handtekeningen voldoende is. De handtekeningen moeten worden geplaatst op van gemeentewege verstrekte lijsten. Op basis van artikel 4:4 Awb (aanvraagformulier beschikkingen) heeft de gemeente de bevoegdheid om een formulier voor het aanvragen en het verstrekken van gegevens vast te stellen. Het inleidend verzoek is te beschouwen als een aanvraag in de zin van de Awb. Bij de controle of er niet is gefraudeerd met de handtekeningen op de lijsten, volstaat een steekproefsgewijze controle.

Bij het verzamelen van de handtekening kan worden gekozen voor een 'haal' of een 'brengsysteem'. In het eerste geval wordt het ophalen van de vereiste handtekeningen aan aan de initiatiefnemers overgelaten. In het tweede geval dienen kiesgerechtigden hun handtekening te plaatsen in de daarvoor aangewezen plaatsen, zoals bijvoorbeeld het gemeentehuis, dorpshuizen etc.

Wanneer burgemeesters en wethouders tot het oordeel komen dat het gaat om een geldig inleidend verzoek, worden de burgers in de gelegenheid gesteld om het vereiste aantal handtekeningen te verzamelen voor het indienen van het definitieve verzoek aan de raad. Een redelijke termijn hiervoor is zes weken. Een andere periode is ook mogelijk.

Wanneer het definitieve verzoek wordt gedaan door het vereiste aantal burgers, beslist de raad of een referendum zal worden gehouden. Zowel het besluit van burgemeester en wethouders op het inleidende verzoek, als het besluit van de raad op het definitieve verzoek zijn besluiten in de zin van de Awb. Hiertegen staat bezwaar en beroep open.

Indien wordt gekozen voor één verzoek, is de procedure als volgt. Binnen bijvoorbeeld zes weken (een andere periode is ook mogelijk) na de dag waarop de Raad een besluit heeft genomen op de kennisgeving, wordt een verzoek tot het houden van een referendum bij de raad ingediend. Burgemeester en wethouders controleren de vormvereisten en de geldigheid van de handtekeningen en de Raad beslist vervolgens of een referendum wordt gehouden.

Bij de hoogte van de drempel die wordt gesteld ten aanzien van het verzoek om een referendum, kan worden aangesloten bij de voorstellen van de commissie Biesheuvel over een correctief referendum op decentraal niveau. De commissie ging uit van 50% van de kiesdeler van de laatstgehouden verkiezing van de raad. De commissie achtte de hoogte van deze drempel niet te hoog om een verzoek tot referendum onmogelijk te maken, maar wel hoog genoeg om te voorkomen dat een referendum wordt aangevraagd dat te weinig draagvlak vindt onder de bevolking.

Artikel 7 - Aanhouden beslissing

Indien een referendum wordt gehouden over een voorgenomen besluit is het ongewenst dat als er een inleidend of definitief verzoek tot het houden van een referendum wordt ingediend tevens het besluitvormingsproces stil ligt. Het verdient daarom aanbeveling de besluitvorming zo veel mogelijk af te ronden. Alle argumenten zijn dan uitgewisseld, zodat ook het onderwerp en de vraagstelling op een zinnige wijze kunnen worden gepresenteerd. De eindbeslissing wordt na het referendum genomen. Als een referendum wordt gehouden over een reeds genomen besluit, dan wordt de uitvoering opgeschort. Na het referendum kan de raad het besluit heroverwegen (referendum is een nieuw feit) c.q. de uitvoering hervatten.

Artikel 8 – Datum

Het vaststellen van de datum waarop het referendum zal worden gehouden is voorbehouden aan de raad. Deze datum kan vallen op een dag waarop tevens andere verkiezingen worden gehouden, maar dat hoeft niet het geval te zijn. Het combineren van verkiezingen kan in sommige gevallen praktisch zijn, omdat de kiesgerechtigden niet twee maal naar de stembus hoeven te komen. Ook kan een combinatie zorgen voor een reductie in de kosten van een referendum. Ook kunnen er meerdere referenda op dezelfde dag plaatsvinden. Er zal dan wel een afzonderlijk kiesregister voor ieder referendum moeten worden bijgehouden en tevens dienen de kiesgerechtigden voor ieder onderwerp een aparte oproepingskaart te krijgen.

Artikel 9 – Vraagstelling

De raad beslist of, hoe en wanneer een referendum wordt gehouden en stelt ook de vraagstelling, inclusief de antwoordmogelijkheden vast. Daarbij kan hij zich laten adviseren door een commissie. De eindverantwoordelijkheid blijft echter bij de raad berusten. Bij de antwoordmogelijkheden kan het gaan om:

  • ·

    'ja' of 'nee';

  • ·

    een keuze uit alternatieven;

  • ·

    een combinatie van deze twee mogelijkheden.

Artikel 10 - Advies en toezicht

In dit artikel wordt de mogelijkheid dat raadsleden zelf in de commissie zitting nemen opengelaten. Om de onafhankelijkheid van de commissie te benadrukken, verdient het echter de voorkeur dat er geen raadsleden in deze commissie worden benoemd. De raad kan zich ook laten adviseren door één persoon in plaats van een commissie.

  • ·

    formulering van vraagstelling en antwoordcategorieën;

  • ·

    toezicht op de organisatie van het referendum;

  • ·

    toezicht op de objectiviteit van de voorlichting, bijvoorbeeld een folder of t.v.-spotje waarin de argumenten pro en contra worden genoemd.

Artikel 11 - Uitvoering

Het feit dat burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering, volgt uit de Gemeentewet (artikel 162). Het is burgemeester en wethouders toegestaan om een advies- en begeleidingscommissie in te stellen ter coördinatie van de bestuurlijke en ambtelijke werkzaamheden. Burgemeester en wethouders wijzen, zoals ook in de Kieswet wordt bepaald ten aanzien van (raads-)verkiezingen, de stemlokalen aan. In afwijking van de Kieswet mogen zij wel besluiten dat dit er minder kunnen zijn dan bij reguliere verkiezingen.

Artikel 12 – Budget

De besteding van het budget kan worden overgelaten aan burgemeester en wethouders aan wie de uitvoering van het raadsbesluit tot het houden van een referendum is opgedragen (artikel 12). Ook kan de raad besluiten dat aan de groep burgers die om het referendum heeft verzocht, een bedrag voor promotie-doeleinden wordt verstrekt.

Artikel 13 - De stemming

Voor de procedures rond de stemming kan zoveel mogelijk worden aangesloten bij de gang van zaken rond de raadsverkiezingen.

Artikel 14 - Geldigheid van de uitslag

Wanneer 60% procent van de kiesgerechtigden zijn stem heeft uitgebracht, wordt de uitslag van het referendum geacht geldig te zijn. Het percentage kan lager zijn dan het gemiddelde opkomstpercentage bij de raadsverkiezingen, maar moet hoog genoeg zijn om een drempel op te werpen. Op deze wijze komen alleen onderwerpen aan bod die door een redelijk deel van de bevolking als van belang worden beschouwd, zonder dat het praktisch onmogelijk zal worden een geldige uitslag te krijgen. In het wetsvoorstel dat voorziet in de invoering van een correctief referendum wordt uitgegaan van een opkomstpercentage van 60%.

Artikel 15 - De beslissing van de raad

De eerste vergadering nadat de uitslag van het referendum bekend is, moet de raad een besluit nemen over het aangehouden onderwerp, om zo snel mogelijk duidelijkheid te kunnen bieden aan de burgers. Geldigheid van de uitslag wil niet zeggen dat de uitslag ook bindend is voor de raad. Het geeft enkel aan dat aangenomen mag worden dat de uitslag een voldoende draagvlak heeft onder de bevolking. De raad kan zich niet vooraf binden aan de uitslag van het referendum. Wel is het mogelijk dat individuele raadsleden, wanneer zij dat zelf wenselijk achten, vooraf te kennen geven welke consequenties zij aan een uitslag verbinden. Een dergelijke uitspraak is juridisch gezien niet bindend, maar kan wel politieke gevolgen hebben.

NOTEN

[1]TK 1996-1997, 25 153, nrs. 1-3.

[2]Zie bijvoorbeeld: - het eindrapport van de staatscommissie van advies inzake de relatie kiezers-beleidsvorming 'Referendum en volksinitiatief' (commissie Biesheuvel), Den Haag 1985; - Rapport Tweede Kamer externe commissie vraagpunten staatkundige, bestuurlijk en staatsrechtelijke vernieuwing 'Het herstel bijgesteld', (commissie De Koning) TK 1992-1993, 21 427, nrs. 36-37 en het vervolgrapport nrs. 64-65; - Referendumplan, D66, april 1994.

[3]De gemeente Amsterdam heeft bijvoorbeeld ervaring opgedaan met een correctief raadplegend referendum over genomen besluiten waarvan de uitvoering wordt opgeschort.

[4]KB van 17 oktober 1996, Stb. 535, wij hebben u hierover geïnformeerd in de ledenbrief van 28 januari 1997, kenmerk AJZ/608140.

[5]Hoewel Amsterdam nog in beroep gaat tegen deze vernietiging, kan een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State nog een tijd op zich laten wachten. Bij het opstellen van een referendumverordening zal dus vooralsnog met deze randvoorwaarden rekening moeten worden gehouden.

[6]De getallen tussen haakjes zijn ter oriëntatie ingevuld. Andere getallen zijn evengoed mogelijk.