Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Het Bildt

Beheersverordening begraafplaatsen het Bildt 2000

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Het Bildt
Officiële naam regeling Beheersverordening begraafplaatsen het Bildt 2000
Citeertitel Beheersverordening begraafplaatsen het Bildt 2000
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingstredingbesluit 27-01-2000

Bron ondertekening inwerkingstredingbesluit Bildtse Post

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op lijkbezorging, art. 36, lid 2
  2. Gemeentewet, art. 147
  3. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2000nieuwe regeling

27-01-2000

Bildtse Post

20.01.06

Tekst van de regeling

De raad der gemeente het Bildt:

Overwegende, dat bij besluit van 24 november 1994, no. 941110, een beheersverordening begraafplaatsen het Bildt 1994 is vastgesteld;

Dat het op grond van technische aanpassingen, alsmede op grond van nieuwe voorzieningen op de algemene begraafplaats gewenst is deze beheersverordening aan te passen;

Dat derhalve een nieuwe verordening dient te worden vastgesteld;

Gelezen het voorstel van Burgemeester en wethouders d.d. 13 januari 2000;

Gezien het advies van de commissie voor Algemene Zaken en Financiën d.d. 12 januari 2000;

Gelet op artikel 36, tweede lid van de Wet op de Lijkbezorging en de artikelen 147 en 149 van de gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de navolgende

Beheersverordening begraafplaatsen het Bildt 2000

HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    Begraafplaatsen:

    • a.

      De begraafplaats aan de van Harenstraat te St. Annaparochie.

    • b.

      De begraafplaats aan de Zuiderweg te St. Jacobiparochie.

    • c.

      De begraafplaats aan de Attesweg te Vrouwenparochie.

  • 2.

    Grafruimte:

    Een graf, grafkelder daaronder inbegrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken.

  • 3.

    Urnruimte:

    Een op het urnenveldje van een algemene begraafplaats gelegen ruimte, waarvoor aan een natuurlijke persoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen.

  • 4.

    Urnkluis:

    Een in een columbarium op een algemene begraafplaats gelegen kluis, bestemd voor het bijzetten van asbussen.

  • 5.

    Verstrooiingsveld:

    Die delen op de begraafplaatsen St. Annaparochie, St. Jacobiparochie en Vrouwenparochie, welke bestemd zijn voor de verstrooiing van as.

  • 6.

    Columbarium:

    De op een algemene begraafplaats geplaatste voorziening, waarin zgn. urnkluisjes zijn aagebracht.

  • 7.

    Beheerder:

    Degene die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt.

  • 8.

    Rechthebbende

    De rechthebbende op een grafruimte, urnruimte of urnkluisje.

HOOFDSTUK 2: OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 2 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    de begraafplaatsen zijn voor bezoekers geopend:

    • a.

      van maandag tot en met zaterdag van 09.00 tot 12.00 uur en van 15.00 tot 18.00 uur;

    • b.

      op zondagen en op algemeen erkende christelijke feestdagen van 11.00 tot 13.00 uur en van 16.00 tot 19.00 uur.

  • 2.

    Kinderen benden de leeftijd van 14 jaren hebben op de begraafplaatsen geen toegang zonder geleide.

  • 3.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 4.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 3 Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan steenhouwerijen, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van Burgemeester en wethouders, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

  • 2.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden:

    • a.

      Elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen aders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen;

    • b.

      Sneller dan 10 km per uur.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4.

    Bezoekers, personeel van uitvaartorganisaties en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben verricht, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5.

    Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 4 Herdenkingen

  • 1.

    Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaatsen moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgaaf van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 5 Opgravingen en ruimen

  • 1.

    Het opgraven, overbrengen en herbegraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen ander personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

  • 2.

    Het tijdstip voor het opgraven van een reeds begraven lijk, het overbrengen en het herbegraven daarvan, wordt bepaald door de burgemeester.

  • 3.

    Op het in het tweede lid bedoelde tijdstip wordt de betreffende begraafplaats voor het publiek gesloten verklaard. Door de burgemeester wordt een lijst opgesteld, bevattende de namen en adressen van personen, als bedoeld in het eerst lid van dit artikel.

HOOFDSTUK 3: VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 6 Lengte grafruimte

  • 1.

    De lengte van een grafruimte, bestemd voor een begraving als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder a, is maximaal 2.30 meter en de breedte maximaal 1 meter.

  • 2.

    De afmetingen van een grafruimte, bestemd voor een begraving als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder b, worden naar omstandigheden door Burgemeester en wethouders vastgesteld.

  • 3.

    De afmetingen van een grafruimte, bestemd voor een bijzetting als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder c, worden vastgesteld door Burgemeester en wethouders.

  • 4.

    De afmetingen van een urnruimte, als bedoeld in artikel 1, sub c, is maximaal 1 meter breed en 1 meter lang.

Artikel 7 Uitgraven grafruimte

Een grafruimte moet minimaal 1.20 meter worden uitgegraven.

Artikel 8 Begraven lijken/ bijzetten asbus

  • 1.

    In een grafruimte mag niet meer dan één lijk worden begraven c.q. niet meer dan één asbus worden bijgezet.

  • 2.

    In een urnruimte of urnkluis mogen maximaal twee urnen worden bijgezet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen toestaan, dat van het bepaalde in het eerste lid, wordt afgeweken.

Artikel 9 Openen en sluiten grafruimten, grafkelders, urnkluizen of urnruimten

  • 1.

    Het openen en sluiten van een grafruimte, urnkluis of urnruimte op een begraafplaats geschiedt uitsluitend vanwege de beheerder.

  • 2.

    Het openen en sluiten van een grafkelder op een begraafplaats geschiedt uitsluitend vanwege de rechthebbende.

Artikel 10 Werktuigen

Op de begraafplaatsen St. Annaparochie, St. Jacobiparochie en Vrouwenparochie worden de werktuigen, die nodig zijn voor het vervoer en begraven van een lijk, beschikbaar gesteld door of vanwege het gemeentebestuur.

Artikel 11 Tijdstip begraven/ asbus bijzetting/ asverstrooiing

  • 1.

    De gewone tijd van begraven of asbus bijzetting is:

    • a.

      Gedurende de periode van 1 april tot 1 oktober op de maandagen tot en met de vrijdagen van 09.00 tot 15.00 uur.

    • b.

      Gedurende de periode van 1 oktober tot 1 april op de maandagen tot en met de vrijdagen van 09.00 tot 14.00 uur.

    • c.

      Op de zaterdagen van 09.00 tot 12.30uur.

  • 2.

    Op hetzelfde tijdstip mag op een zelfde begraafplaats niet meer dan één teraardebestelling of bijzetting plaatshebben.

  • 3.

    De volgorde der begravingen of bijzettingen wordt geregeld door Burgemeester en wethouders.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen in buitengewone omstandigheden afwijking van het bepaalde in de eerste zinsnede van het tweede lid toestaan.

  • 5.

    De gewone tijd van asverstrooiingen is:

    • a.

      Op de maandagen tot en met de vrijdagen van 09.00 tot 15.00 uur;

    • b.

      Op de zaterdagen van 09.00 tot 12.30 uur.

  • 6.

    Op hetzelfde tijdstip mag op een zelfde begraafplaats niet meer dan één asverstrooiing plaatshebben.

  • Burgemeester en wethouders kunnen in buitengewone omstandigheden afwijking van het bepaalde van het vijfde lid toestaan.

HOOFDSTUK 4: INDELING EN UITGIFTE DER GRAVEN EN KLUISRUIMTEN

Artikel 12 Uitgifte graven en kluizen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen het uitsluitend recht verlenen tot:

    • a.

      Het begraven van lijken van personen van 12 jaar en ouder in een grafruimte, voor de tijd van 30 jaren.

    • b.

      Het begraven van lijken van kinderen beneden de leeftijd van 12 jaren in een grafruimte, voor de tijd van 30 jaren.

    • c.

      Het bijzetten van asbussen in een urnruimte, voor de tijd 30 jaren.

    • d.

      Het bijzetten van asbussen in een urnkluis, voor de tijd van maximaal 30 jaar.

  • 2.

    De termijn van 30 jaren begint te lopen bij de eerste uitgifte van een grafruimte, urnkluis of urnruimte.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen op verzoek van rechthebbenden de termijn, waarvoor een recht als bedoeld in het eerste lid is verleend, telkenmale met 10 jaren verlengen.

  • 4.

    Een verzoek als bedoeld in het derde lid kan worden ingediend gedurende een jaar voor het einde van het tijdvak, waarvoor het recht is verleend.

  • 5.

    Op daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de rechthebbende van een grafruimte, urnkluis, of urnruimte kunnen Burgemeester en wethouders voor het in lid 4 bedoelde tijdstip tot verlenging van het in het 1e lid bedoelde recht overgaan. De termijn van verlenging kan meer bedragen dan 10 jaren, maar nooit langer zijn dan 30 jaar.

Artikel 13 Stichten grafkelder

Burgemeester en wethouders kunnen aan een rechthebbende op een eigen graf toestaan, dat door deze op eigen rekening in een grafruimte of in grafruimten bestemd voor het begraven van meer dan één lijk, een grafkelder wordt geplaatst. Een dergelijke grafkelder mag ten hoogste 0.90 meter breed en ten hoogste 2.25 meter lang zijn.

Artikel 14 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht, als bedoeld in artikel 12 kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende dient het recht, als bedoeld in artikel 12 binnen zes maanden te worden overgeschreven.

  • 3.

    Bij het overschrijven van het recht als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel wordt het recht nog verleend voor de termijn, verkregen door van de oorspronkelijke 30 jaren het aantal jaren af te trekken, welk aantal jaren de (vorige) rechthebbende dit recht reeds heeft bezeten.

Artikel 15 Vervallen van verleende rechten

  • 1.

    Het recht, bedoeld in artikel 12 vervalt:

    • a.

      Wanneer de tijd, waarvoor het recht is verleend, is verstreken;

    • b.

      Wanneer de rechthebbende ten behoeve van de gemeente schriftelijk afstand doet van dat recht;

    • c.

      Wanneer de begraafplaats of gedeelten daarvan, waarin de grafruimte of urnruimte waarvoor het recht is verleend zich bevindt, zijn gesloten verklaard.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen het recht vervallen verklaren:

    • a.

      Wanneer binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende na oproeping in één of meer plaatselijke bladen geen rechtsopvolger het recht op zijn naam heeft laten overschrijven;

    • Wanneer de woon- of verblijfsplaats van de rechthebbende onbekend is, tenzij het recht voor het door de gemeente onderhouden van grafbedekkingen, als bedoeld in artikel 8 van de verordening begrafenisrechten gemeente het Bildt, is afgekocht.

Artikel 16 Afstand doen van graven of kluizen

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht, als bedoeld in artikel 12, eerste lid van deze verordening.

Artikel 17 Sluiting van graven

  • 1.

    Op schriftelijk verzoek van de rechthebbende kunnen Burgemeester en wethouders een grafruimte gesloten verklaren. Gedurende de tijd dat een grafruimte gesloten is, mag daarop geen andere grafbedekking worden geplaatst en mag daarin geen ander begraving plaatshebben, of asbus worden bijgezet, dan die van de stoffelijke overschotten van de personen die de rechthebbende in zijn aanvraag met name heeft genoemd.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bepalen in overleg met de rechthebbende de periode waarvoor de in het eerst lid bedoelde sluiting zal geschieden. Zij stellen de bijzondere voorwaarden vast, waaraan moet zijn voldaan alvorens de grafruimte gesloten wordt verklaard.

HOOFDSTUK 5: GRAFBEDEKKINGEN EN GRAFBEPLANTINGEN

Artikel 18 Grafbedekkingen

  • 1.

    Het is zonder voorafgaande mondelinge of schriftelijke toestemming van de beheerder niet toegestaan op de begraafplaats grafbedekkingen en andere voorwerpen van welke aard, vorm of afmetingen ook, aan te brengen, te hebben, te herstellen of te vernieuwen. Toestemming is niet vereist voor bloemen of kransen of takken, waarin bloemen zijn verwerkt.

  • 2.

    De kosten van plaatsing en het onderhoud van de in het eerst lid van dit artikel bedoelde grafbedekkingen komen ten laste van de rechthebbende.

  • 3.

    Ieder moet gedogen, dat de voorwerpen, op enige grafruimte geplaatsts, vanwege en op kosten der gemeente tijdelijk worden weggenomen of verplaatst indien dit om bijzondere redenen nodig of nuttig wordt geacht.

  • 4.

    Een gedenkteken op een grafruimte als bedoeld in artikel 1, sub b mag maximaal 2 meter lang en 0.80 meter breed zijn. Staande stenen (letterplaten) dienen minimaal 0.08 meter dik te zijn. Liggende zerken dienen minimaal 0.06 meter dik te zijn. Een gedenkteken op een grafruimte als bedoeld in artikel 1, sub c mag maximaal 0.50 meter lang en 0.50 meter breed zijn. Staande stenen (letterplaten) dienen minimaal 0.06 meter dik te zijn. Liggende zerken dienen minimaal 0.06 meter dik te zijn.

Artikel 19 grafbeplantingen

Niet blijvende beplantingen op een grafruimte die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer ze verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende, indien deze daartoe tevoren afspraken heeft gemaakt met de beheerder.

Artikel 20 Verwijdering grafbedekkingen

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn, als bedoeld in artikel 12, tweede lid, door Burgemeester en wethouders worden verwijderd.

  • Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt minstens zes maanden voor afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk kenbaar gemaakt aan de rechthebbende of diens rechtsopvolger.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende of diens rechtsopvolger bij Burgemeester en wethouders ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende of diens rechtsopvolger. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid bedoelde termijn.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      Geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken.

    • b.

      De grafbedekking niet binnen drie maanden nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

    • c.

      Binnen drie maanden nadat overeenkomstig heb bepaalde in artikel 16 afstand van een grafruimte is gedaan, de grafbedekking niet is verwijderd.

HOOFDSTUK 6: INSTANDHOUDEN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 21 Lijst historische graven

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden per begraafplaats een lijst bij van graven, die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoeken Burgemeester en wethouders of er graven zijn die in aanmerking gekomen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 7: INRICHTING REGISTER

Artikel 22 Voorschriften

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen voorschriften vast voor het register van de begraven lijken; de bijgezette asbussen en de op de verstrooiingsterreintjes verstrooide as.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen eveneens voorschriften vast voor de bijhouding van de begraafplaatsenadministratie.

  • 3.

    Het in het eerste lid bedoelde register wordt bijgehouden door de beheerder, terwijl de in het tweede lid bedoelde administratie wordt bijgehouden op het bureau burgerzaken.

HOOFDSTUK 8: KLACHTEN

Artikel 23 Indiening, behandeling en beslissing

  • 1.

    Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijke handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij Burgemeester en wethouders een schriftelijke klacht indienen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen vier weken na ontvangst van de klacht. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders maken de beslissing terstond bekend aan de commissie voor de begraafplaatsen en de gemeenteraad.

HOOFDSTUK 9: COMMISSIE VOOR DE BEGRAAFPLAATSEN

Artikel 24 Benoeming, leden, taak

  • 1.

    Er is een commissie voor de begraafplaatsen, waarvan de leden door de raad worden benoemd uit door plaatselijk werkzame uitvaartverenigingen voorgedragen kandidaten. Deze commissie telt ten minste 5 leden en ten hoogste 9 leden. De voorzitter wordt in functie benoemd.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders benoemen een ambtelijk secretaris en kunnen ambtelijke adviseurs aanwijzen.

  • 3.

    De zittingsduur van de leden en de voorzitter is gelijk aan de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 4.

    Een lidmaatschap vervalt bij het niet langer bekleden van de functie waarin de benoeming heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    De sector Wonen en Werk heeft via een vertegenwoordiger zitting in de commissie.

  • 6.

    De commissie adviseert Burgemeester en wethouders over de algemene aspecten van de begraafplaatsen.

  • 7.

    De commissie werkt volgens de bepalingen van een door haarzelf te maken reglement dat door Burgemeester en wethouders wordt goedgekeurd.

  • 8.

    De commissie vergadert minstens éénmaal per jaar.

  • 9.

    De commissie beraadslaagt in het openbaar.

HOOFDSTUK 10: OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 25

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerst dag van het kwartaal, volgende op de maand waarin deze verordening is vastgesteld. Zij kan worden aangehaald als “Beheersverordening begraafplaatsen het Bildt 2000”.

  • 2.

    Met ingang van het in het eerste lid genoemde tijdstip vervalt de “Beheersverordening begraafplaatsen het Bildt 1994”, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 november 1994, nummer 941110.

  • 3.

    De graven, die tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening zijn uitgegeven en waarvoor het uitsluitend recht is verleend tot het begraven van lijken en het plaatsen van asbussen voor onbepaalde tijd, worden bij overboeking uitsluitend uitgegeven overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van deze verordening.

  • 4.

    Voor zover op grond van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde verordening voorwerpen of beplantingen op de begraafplaatsen aanwezig zijn, worden voor het hebben van deze voorwerpen of beplantingen toestemmingen geacht te zijn gegeven c.q. vergunningen geacht te zijn verleend krachtens deze verordening. Het onderhoud van bedoelde voorwerpen en beplantingen wordt, behoudens bewijs van ht tegendeel, geacht aan de houder te zijn overgelaten.

  • 5.

    De verleende rechten ten aanzien van het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen in een grafruimte, als bedoeld in artikel 1, sub b van deze verordening blijven van kracht tot 1 januari 2029.

  • 6.

    Alle zaken waarin deze verordening niet voorziet, zijn ter beoordeling van het college van Burgemeester en wethouders. Hun beslissing terzake wordt ter kennisname voorgelegd aan de Commissie op de begraafplaatsen en aan de Raad.

    De Raad voornoemd,

    , voorzitter.

    , secretaris.