Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Maasbree

Subsidieverordening Welzijn Maasbree 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Maasbree
Officiële naam regelingSubsidieverordening Welzijn Maasbree 2007
CiteertitelSubsidieverordening Welzijn Maasbree 2007
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet , art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  • 1.

    Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200709-05-2012nieuwe regeling

20-12-2006

Op den Baum, 20-12-2006

BWZ/2006/7715

Tekst van de regeling

Intitulé

SUBSIDIEVERORDENING WELZIJN MAASBREE 2007

DE RAAD VAN DE GEMEENTE MAASBREE BWZ/2006/7704

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en op de Algemene wet bestuursrecht,

Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2006

Gezien de behandeling in de voorbereidende raadsbijeenkomst van 16 november 2006

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende

SUBSIDIEVERORDENING WELZIJN MAASBREE 2007

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

- de gemeentede gemeente Maasbree;
- de gemeenteraadde gemeenteraad van Maasbree;
- het collegehet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasbree;
- gemeentebestuurhet gemeentebestuur van Maasbree;
- welzijnhet welbevinden en de ontplooiing van de burger voorzover deze worden bevorderd door zorg, educatie, emancipatie, kunstzinnige en culturele vorming, sociaal-cultureel werk en sport en recreatie;
- organisatieeen stichting, vereniging of groepering die zich blijkens doelstelling, structuur en werkwijze tot taak stelt om zonder winstoogmerk werkzaam te zijn op het gebied van welzijn;
- werksoorteen groep van samenhangende activiteiten gericht op het realiseren van een specifiek aspect van gemeentelijk welzijnsbeleid;
- activiteitenplaneen overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen, waarbij per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen zijn vermeld;
- subsidieeen geldelijke of in geld waardeerbare bijdrage van de gemeente aan een organisatie ten behoeve van het uitvoeren van activiteiten op het gebied van welzijn.
 Subsidies worden naar hun doel en functie onderscheiden in:
- instandhoudingsubsidieeen jaarlijks te verlenen en in beginsel structureel subsidie, bedoeld voor organisaties en activiteiten welke van zodanig belang worden geacht voor het welzijn van de inwoners en/of de verwezenlijking van het gemeentelijke welzijnsbeleid dat de gemeente daarop een directe beleidsinvloed wil doen gelden en het functioneren en de continuïteit van de organisatie middels subsidie wil zekerstellen;
- budgetsubsidieeen instandhoudingssubsidie dat voor een meerjarige periode wordt verleend op basis van een door de gemeente met een organisatie gesloten overeenkomst;
- waarderingssubsidieeen in beginsel voor een vierjarige periode te verlenen subsidie, middels hetwelk de waardering tot uitdrukking wordt gebracht voor organisaties en activiteiten welke van belang worden geacht voor het welzijn van de inwoners, maar waarop de gemeente geen directe beleidsinvloed kan en/of wil doen gelden;
- incidenteel subsidieeen eenmalig subsidie, bedoeld ter bekostiging of medebekostiging van bijzondere, niet-structurele uitgaven op het gebied van welzijn zoals nader omschreven in artikel 26;
- investeringssubsidieeen door de gemeenteraad toe te kennen, eenmalig subsidie, bedoeld ter bekostiging of medebekostiging van duurzame voorzieningen welke van belang zijn voor het welzijn van de inwoners en/of voor het functioneren van een welzijnsorganisatie, waarbij de te verlenen bijdrage een bedrag van € 5.000 te boven gaat;
- subsidieplafondhet bedrag dat voor een bepaald doel of voor een bepaalde werksoort in een bepaalde periode ten hoogste beschikbaar is voor de subsidieverstrekking krachtens deze verordening.
Artikel 2. Reikwijdte van de verordening
  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidieverlening aan organisaties die activiteiten ontplooien op het gebied van welzijn welke gericht zijn op inwoners van de gemeente.

  • 2. De verordening geldt niet voor organisaties ten aanzien waarvan voor hun activiteiten op het gebied van welzijn een andere gemeentelijke bekostigingsregeling van kracht is.

  • 3. De verordening geldt niet voor verzoeken om giften en donaties.

Artikel 3. Uitsluitingen van subsidie
  • 1. Organisaties zijn uitgesloten van subsidiering indien hun activiteiten niet aanwijsbaar en direct of niet in substantiële mate ten goede komen aan inwoners van de gemeente.

  • 2. Organisaties zijn uitgesloten van subsidiëring indien zij zich op enigerlei wijze schuldig maken aan discriminatie naar ras, godsdienst, levensovertuiging, sekse of seksuele geaardheid.

  • 3. Organisaties zijn uitgesloten van subsidiëring indien hun werkgebied een zodanige omvang heeft dat de subsidieverantwoordelijkheid niet ligt op het niveau van de gemeente.

  • 4. Activiteiten met een partijpolitiek of met een levensbeschouwelijk karakter alsmede organisaties welke in hoofdzaak activiteiten ontplooien als vorenbedoeld zijn uitgesloten van subsidiëring.

  • 5. Organisaties die op enigerlei wijze commerciële belangen nastreven of die zijn opgezet vanuit commercieel oogmerk zijn uitgesloten van subsidiëring.

  • 6. Organisaties die bij het exploiteren van hun accommodatie resp. een daartoe behorende kantine, of die anderszins paracommerciële activiteiten uitvoeren of toestaan kunnen worden uitgesloten van subsidiëring.

Artikel 4. Uitvoering van de verordening

De uitvoering van deze verordening is een bevoegdheid van het college met in acht neming van de door de gemeenteraad gestelde kaders. Voor onderdelen waarvoor dat expliciet is aangegeven berust de bevoegdheid bij de gemeenteraad.

Artikel 5. Algemene criteria bij het toekennen van subsidie

Een subsidie wordt slechts verleend voor zover:

  • a.

    het door de organisatie beoogde doel en de in dat kader te ontplooien activiteiten van wezenlijk belang zijn voor de gemeenschap en dat hierin niet reeds anderszins in voldoende mate wordt voorzien;

  • b.

    door de organisatie een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs mag worden verwacht dat de gestelde doeleinden kunnen worden gerealiseerd -zulks ter beoordeling van het college;

  • c.

    de organisatie naar genoegen van het college aannemelijk maakt dat het gestelde doel en de te ontplooien activiteiten niet in voldoende mate kunnen worden gerealiseerd met eigen middelen -daaronder mede te verstaan een redelijke bijdrage van de deelnemers in geld, zelfwerkzaamheid en/of anderszins;

  • d.

    de organisatie naar genoegen van het college aannemelijk maakt dat met inbegrip van subsidie de nodige financiële middelen beschikbaar zijn om de gestelde doeleinden te verwezenlijken;

  • e.

    de organisatie c.q. de activiteiten waarvoor subsidie gevraagd wordt voldoende prioriteit genieten binnen het gemeentelijke welzijnsbeleid en passen in c.q. niet strijdig zijn met het gemeentelijk beleid in algemene zin;

  • f.

    de verstrekking van subsidie niet leidt tot overschrijding van een ter zake geldend subsidieplafond;

  • g.

    de organisatie voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze verordening, met dien verstande dat de hoofdstukken I en VI altijd van toepassing zijn en dat daarnaast van de hoofdstukken II t/m V enkel dat hoofdstuk van toepassing is hetwelk als zodanig in artikel 6 genoemd is;

  • h.

    géén der weigeringsgronden van toepassing is als vermeld in artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6. De verschillende vormen van subsidie
  • 1. Een organisatie komt in beginsel in aanmerking voor een instandhoudingssubsidie indien zij als zodanig is vermeld in de productenraming bij de gemeentebegroting van het betreffende jaar. Met betrekking tot het jaarlijks aanvragen en toekennen van het instandhoudingssubsidie gelden de bepalingen van hoofdstuk II.

  • 2. Een organisatie welke niet ingevolge het bepaalde in het eerste lid in aanmerking komt voor een instandhoudingssubsidie kan in beginsel in aanmerking komen voor een jaarlijks waarderingssubsidie. Voor het aanvragen en toekennen daarvan gelden de bepalingen van hoofdstuk III.

  • 3. Als alternatief voor het verlenen van een instandhoudingssubsidie kan het college besluiten tot het verlenen van een meerjarig budgetsubsidie c.q. tot het aangaan van een daartoe strekkende overeenkomst met een organisatie. Het aangaan van zo’n overeenkomst behoeft goedkeuring door de gemeenteraad. De alsdan van toepassing zijnde bepalingen voor het aanvragen en toekennen van subsidie worden in de overeenkomst zelf opgenomen.

  • 4. Een organisatie welke in aanmerking wenst te komen voor een incidenteel subsidie kan daartoe een aanvraag indienen overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk IV.

  • 5. Een organisatie welke in aanmerking wenst te komen voor een investeringssubsidie kan daartoe een aanvraag indienen overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk V.

Artikel 7. Relatie verleend subsidie en uitvoering activiteiten

De uitvoering van de activiteiten of realisering van de voorzieningen dient plaats te vinden op de wijze als door de organisatie is aangegeven bij het indienen van de subsidieaanvraag en rekening houdend met de aan het subsidie verbonden voorwaarden.

Artikel 8. Voorschriften betreffende de inhoud en uitvoering van het werk

Het college kan aan het subsidie voorschriften verbinden welke van belang worden geacht voor het waarborgen van een voldoende kwaliteit en/of effectiviteit van de activiteiten.

Artikel 9. Rechtspersoonlijkheid
  • 1. De organisatie dient rechtspersoonlijkheid te bezitten of een erkend onderdeel te zijn van een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie.

  • 2. In bijzondere gevallen kan subsidie worden verleend ten behoeve van door natuurlijke personen georganiseerde activiteiten. Het bepaalde in deze verordening vindt dan voorzover mogelijk overeenkomstige toepassing en de aanvragers zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming daarvan en voor al hetgeen met de activiteiten verband houdt.

Artikel 10. Voorschriften betreffende de administratie
  • 1. De administratie van de organisatie dient zodanig te zijn ingericht dat op eenvoudige wijze inzicht kan worden verkregen betreffende de bezittingen, vorderingen en schulden van de organisatie en de verkregen exploitatieresultaten. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

  • 2. Voor alle uitgaven die voor subsidie in aanmerking komen dienen bewijsstukken aanwezig te zijn ten name van de organisatie waaruit de aard van de geleverde goederen of de verrichte diensten duidelijk blijkt.

  • 3. Desgevraagd verleent de organisatie aan door of namens het college aangewezen personen inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen welke voor de beoordeling van de doel- en rechtmatigheid van de subsidieverlening van belang kunnen zijn.

Artikel 11. Intrekking subsidie

Het college kan besluiten tot tussentijdse wijziging of intrekking van het subsidie, tot opschorting van de uitbetaling of tot terugvordering van reeds uitbetaalde bedragen indien:

  • a.

    een organisatie onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en kennis van de juiste gegevens zou hebben geleid tot een ander subsidiebesluit;

  • b.

    een organisatie handelt in strijd met de bij of krachtens deze verordening geldende bepalingen welke voor haar van toepassing zijn;

  • c.

    een organisatie in gebreke is gebleven bij het nakomen van voorwaarden welke zijn verboden aan de subsidieverlening dan wel aan een eerdere subsidieverlening.

Artikel 12. Subsidierestitutie bij opheffing organisatie
  • 1. Het college dient onverwijld in kennis te worden gesteld van zowel een voorgenomen als van de feitelijke opheffing van de organisatie.

  • 2. Voorzover bij opheffing een batig liquidatiesaldo -met inbegrip van eventuele eigendommen- resteert hetwelk mede tot stand is gebracht uit door de gemeente verstrekte subsidies, dan is de organisatie voor dit subsidieaandeel een vergoeding verschuldigd aan de gemeente. De omvang van de vergoeding wordt vastgesteld door het college na overleg met de organisatie.

Artikel 13. Ingrijpende wijziging van de subsidieverlening
  • 1. Indien het gemeentebestuur voornemens is om de subsidieverlening aan een organisatie zodanig te wijzigen dat daardoor personele gevolgen voor de organisatie zijn te verwachten dan wel dat het functioneren van de organisatie als zodanig in gevaar komt, dan voert het college daarover tijdig overleg met het bestuur van de organisatie. De uitkomsten van dit overleg worden bij de besluitvorming betrokken.

  • 2. Een besluit tot wijziging van de subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid regelt tevens de gevolgen daarvan. Een en ander met in acht neming van het bepaalde in artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht. De organisatie wordt zoveel mogelijk in staat gesteld om haar op grond van de eerdere subsidieverlening in redelijkheid aangegane verplichtingen na te komen.

Artikel 14. Het horen van belanghebbenden bij de voorbereiding van besluiten

Bij de voorbereiding van een bij of krachtens deze verordening te geven beschikking is het bepaalde in de artikelen 4.7 en 4.8 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk II. Het aanvragen en toekennen van een instandhoudingssubsidie

Artikel 15. Het aanvragen van een instandhoudingssubsidie
  • 1. Om te komen tot vaststelling van het voor enig jaar te verlenen instandhoudingssubsidie dient door de betreffende organisatie een subsidieaanvraag te worden ingediend vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. De subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een werkplan, alsmede van een activiteitenplan en een begroting betreffende het subsidiejaar. Het college kan dienaangaande nadere regels stellen.

  • 3. Indien de organisatie voor de eerste maal subsidie aanvraagt dan moeten tevens worden overgelegd:

    • a.

      een exemplaar van de stichtingsakte, de statuten of het reglement;

    • b.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • c.

      een beschrijving van de organisatievorm en de werkwijze;

    • d.

      een overzicht van de financiële situatie.

  • 4. Wijzigingen van de in het derde lid onder a en b vermelde bescheiden dienen binnen vier weken na wijziging ter kennis te worden gebracht van het college.

  • 5. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 16. Beslissing aangaande het verlenen van een instandhoudingssubsidie; subsidieplafond.
  • 1. Een organisatie komt in aanmerking voor een instandhoudingssubsidie indien zij als zodanig is opgenomen in de productenraming bij de gemeentebegroting. Het collegebesluit tot vaststelling van de productenraming vormt tevens het besluit tot het verlenen van subsidie.

  • 2. Als subsidieplafond voor een werksoort geldt het bedrag dat als instandhoudingssubsidie is vermeld in de productenraming bij de gemeentebegroting van het betreffende jaar.

  • 3. Het college is bevoegd het subsidieplafond te wijzigen voorzover een dergelijke wijziging (a) past binnen het totaal van de middelen die beschikbaar zijn ter uitvoering van het programma van de gemeentebegroting waartoe de werksoort behoort, of (b) past binnen het totaal van de middelen die volgens de productenraming inzake welzijn beschikbaar zijn voor het verlenen van instandhoudingssubsidies. Een en ander met in acht neming van de ter zake door de gemeente-raad vastgestelde regels.

Artikel 17. Verleningsbeschikking instandhoudingssubsidie; betaling voorschotten
  • 1. Na de vaststelling van de gemeentebegroting en de productenraming geeft het college een beschikking tot subsidieverlening dan wel tot afwijzing van de aanvraag. De verleningsbeschikking vermeldt voor welke activiteiten subsidie verleend wordt alsmede het te subsidiëren bedrag - dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en het alsdan geldend maximum. Tevens vermeldt de beschikking welke nadere voorwaarden aan de subsidieverlening verbonden zijn.

  • 2. Indien het aan de organisatie verleende subsidie minder bedraagt dan € 10.000, dan wordt het gehele bedrag in één keer als voorschot uitbetaald in de eerste helft van het subsidiejaar.

  • 3. Indien het aan de organisatie verleende subsidie € 10.000 of meer bedraagt dan wordt in de eerste maand van elk kwartaal een voorschot uitbetaald gelijk aan 25% van het verleende subsidie.

Artikel 18. Definitieve vaststelling en afrekening instandhoudingssubsidie
  • 1. Om te komen tot de definitieve vaststelling en afrekening van het instandhoudingssubsidie dient de organisatie vóór 1 april volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft de volgende bescheiden over te leggen aan het college:

    • a.

      een verslag c.q. verantwoording van de uitgevoerde activiteiten,

    • b.

      de jaarrekening met balans, voorzien van een duidelijke, volledige en aan de begroting gerelateerde toelichting per post,

    • c.

      het verslag van een in opdracht van het bestuur van de organisatie verrichte controle van de administratie. Indien het toegekende subsidie meer bedraagt dan € 10.000 dan dient in de plaats van genoemd verslag een door een bevoegd accountant afgegeven goedkeurende verklaring betreffende de onder b vermelde jaarstukken te worden overgelegd.

  • 2. Na ontvangst van de vereiste bescheiden geeft het college een beschikking tot vaststelling van het subsidie. De vaststellingsbeschikking regelt tevens de uitbetaling van het bedrag dat resteert na aftrek van de verstrekte voorschotten, dan wel de terugvordering van het teveel uitgekeerde bedrag.

Artikel 19. Budgetsubsidiëring.
  • 1. Indien het college besluit tot het verlenen van een budgetsubsidie dan wordt in de daartoe te sluiten overeenkomst tenminste vastgelegd (a) voor welke periode deze geldt, (b) welke producten de organisatie zal leveren in zowel kwalitatief als in kwantitatief opzicht, (c) welke vaste prijs (=budgetsubsidie) de gemeente daarvoor betaalt c.q. op basis van welke gegevenheden deze prijs wordt vastgesteld, (d) welke nadere voorwaarden en rechten en verplichtingen er over en weer gelden, (e) op welke wijze het geleverde product wordt getoetst aan de overeengekomen taakstelling en (f) welke consequenties uit deze toetsing kunnen voortvloeien voor de hoogte van het subsidie.

  • 2. Bij tussentijdse wijziging in de aard en omvang van de te leveren producten en/of van het te verlenen subsidie is het bepaalde in artikel 16 lid 2 en lid 3 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk III. Het aanvragen en toekennen van een waarderingssubsidie

Artikel 20. Het aanvragen en vaststellen van een waarderingssubsidie
  • 1. Eenmaal per vier jaar stelt het college een lijst vast van de organisaties welke gedurende een nader aangeduide vierjarige periode in aanmerking komen voor een waarderingssubsidie, het jaarlijkse subsidiebedrag dat voor elke organisatie beschikbaar is en de grondslag waarop het betreffende bedrag gebaseerd is. De lijst vermeldt tevens voor welke organisaties een verzoek om een waarderingssubsidie is afgewezen en op welke gronden deze afwijzing is gebaseerd.

  • 2. De vaststelling van de vierjarige lijst als bedoeld in het eerste lid vindt plaats vóór 1 april van het eerste jaar van de vierjarige periode.

  • 3. Het college maakt het voornemen tot vaststelling van een vierjarige subsidielijst bekend op de voor de gemeente gebruikelijke wijze en geeft daarbij aan binnen welke termijn en op welke wijze een aanvraag kan worden ingediend.

  • 4. Bij de in het vorige lid bedoelde aanvraag dienen de volgende bescheiden te worden overgelegd:

    • a.

      een opgave van de bestuurssamenstelling op de datum van indiening;

    • b.

      de exploitatierekening over het jaar voorafgaande aan de datum van indiening, alsmede een overzicht van de vermogenspositie per 31 december van bedoeld jaar. Bedoelde stukken moeten zijn voorzien van een verklaring van getrouwheid, gebaseerd op een in opdracht van het bestuur verrichte controle van de financiële administratie;

    • c.

      een gewaarmerkt overzicht van de leden of deelnemers naar de toestand per 31 december van het jaar voorafgaande aan de datum van indiening, dan wel een ander overzicht waaruit het bereik van de activiteiten is af te lezen. Het college kan dienaangaande nadere regels stellen.

      Voorzover niet reeds eerder aan de gemeente verstrekt dienen tevens te worden overgelegd:

    • d.

      een beschrijving van de organisatievorm en de werkwijze,

    • e.

      het meest recente exemplaar van de stichtingsakte, de statuten of het reglement.

  • 5. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 6. Voor plaatselijke verenigingen en vrijwilligersorganisaties wordt het per organisatie te verlenen waarderingssubsidie bepaald door het voor subsidiëring beschikbare totaalbedrag te verdelen overeenkomstig de ter zake vastgestelde beleidsregels. De som van de in de productenraming voor de subsidieverlening aan plaatselijke organisaties opgenomen bedragen geldt hierbij als subsidieplafond.

Artikel 21. Beschikking en uitbetaling waarderingssubsidie
  • 1. Binnen vier weken na de vaststelling van de vierjarige lijst als bedoeld in artikel 20 lid 1 zendt het college aan de daarin vermelde organisaties de beschikking tot subsidieverlening of tot afwijzing van subsidie toe. Alsdan vindt tevens de uitbetaling plaats van het voor de organisatie beschikbare waarderingssubsidie voor het eerste subsidiejaar.

  • 2. a. Voor volgende jaren vindt de uitbetaling van het voor de organisatie beschikbare waarderingssubsidie plaats na het indienen van een daartoe strekkende aanvraag bij het college Bij deze aanvraag dienen de bescheiden te worden overgelegd als vermeld in artikel 20 lid 4 onder a en b.

    • b.

      De toezending van de subsidiebeschikking alsmede uitbetaling van het subsidie vindt plaats binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld onder a.

Artikel 22. Tussentijdse aanvragen voor een waarderingssubsidie
  • 1. Organisaties welke niet zijn opgenomen in de vierjarige subsidielijst als bedoeld in artikel 20 lid 1 kunnen lopende de subsidieperiode een aanvraag voor een waarderingssubsidie indienen. De aanvraag dient te zijn voorzien van de bescheiden genoemd in artikel 20 lid 4.

  • 2. Het college neemt een besluit aangaande de in het vorige lid bedoelde aanvraag met inachtneming van de ter zake vastgestelde beleidsregels. Het subsidiebesluit regelt de subsidieverlening voor het nog resterende deel van de lopende vierjarige subsidieperiode. Maatgevend voor de bepaling van het subsidiebedrag is de subsidieberekening zoals die ingevolge artikel 20 lid 6 plaatsvond aan het begin van de lopende vierjarige subsidieperiode.

  • 3. Ten aanzien van de subsidiebeschikking en de jaarlijkse subsidie-uitbetaling geldt het bepaalde in artikel 21.

Artikel 23. Tussentijdse herziening van het waarderingssubsidie
  • 1. Organisaties waaraan ingevolge artikel 20 dan wel artikel 22 lid 2 een meerjarig subsidie is verleend kunnen in geval van een aanzienlijke wijziging in hun leden- of deelnemersbestand verzoeken om een tussentijdse aanpassing van het verleende subsidie. Een dergelijke aanpassing is gedurende de subsidieperiode één keer mogelijk en vindt dan plaats overeenkomstig de ter zake vastgestelde beleidsregels7.

  • 2. Ten aanzien van de subsidiebeschikking en de jaarlijkse subsidie-uitbetaling geldt het bepaalde in artikel 21.

Artikel 24. Openbare voorbereidingsprocedure

Bij de voorbereiding van het besluit tot vaststelling van de vierjarige subsidielijst als bedoeld in artikel 20 lid 1 is het bepaalde in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Hoofdstuk IV. Het aanvragen en toekennen van een incidenteel subsidie

Artikel 25. Reserve Welzijnsvoorzieningen
  • 1. Het college is bevoegd tot het verlenen van kleinere, niet-structurele subsidies. Deze incidentele subsidies komen ten laste van de Reserve Welzijnsvoorzieningen.

  • 2. De reserve vervult tevens een functie voor het egaliseren van in enig jaar optredende subsidieonderschrijdingen of -overschrijdingen zoals aangegeven in het derde lid onder c.

  • 3. De reserve wordt gevoed met:

    • a.

      eventuele bijdragen van particulieren, bedrijven, welzijnsorganisaties en anderen;

    • b.

      een jaarlijkse rentetoevoeging op basis van het saldo per 1 januari;

    • c.

      een jaarlijkse bijdrage overeenkomstig het in de gemeentebegroting geraamde bedrag;

    • d.

      het verschil tussen het totaal der gelden welke in de gemeentebegroting zijn uitgetrokken voor de subsidieverlening op grond van deze verordening en het totaal van de werkelijk in het betreffende jaar op grond van deze verordening uitgekeerde subsidies.

    Indien voornoemd verschil in enig jaar negatief uitvalt, dan wordt tot het betreffende bedrag beschikt over de reserve.

  • 4. Per verstrekking geldt een subsidieplafond van € 5.000. Uitgaven welke dit bedrag te boven gaan behoeven vóóraf goedkeuring door de gemeenteraad.

  • 5. De verantwoording door het college inzake de verleende subsidies en het beheer van de reserve vindt plaats via de periodieke bestuursrapportages en de vaststelling van de gemeenterekening.

Artikel 26. Het doel waarvoor een incidenteel subsidie kan worden verstrekt

Een incidenteel subsidie kan worden verstrekt ten behoeve van:

  • a.

    organisaties die worden geconfronteerd met buitengewone uitgaven welke een te zware belasting vormen voor de normale exploitatie. Uitgaven die behoren tot en/of voorzienbaar zijn binnen de reguliere exploitatie worden niet als ‘buitengewoon’ aangemerkt en komen niet voor extra subsidiëring in aanmerking;

  • b.

    organisaties die in een moeilijke financiële positie verkeren. Hierbij geldt als voorwaarde dat naar genoegen van het college wordt aangetoond dat het subsidie bijdraagt aan een structurele oplossing van de financiële problematiek;

  • c.

    nieuwe activiteiten of organisaties welke niet of nog niet op grond van het bepaalde in de hoofdstukken II en III voor subsidie in aanmerking komen;

  • d.

    experimentele activiteiten met een tevoren vastgestelde duur;

  • e.

    andere incidentele activiteiten welke van belang worden geacht voor het welzijn van de inwoners;

  • f.

    het uitvoeren van activiteiten welke van belang zijn voor het functioneren van welzijnsorganisaties of van het welzijnswerk als zodanig, dan wel voor het verwezenlijken van het gemeentelijk welzijnsbeleid in ruime zin;

  • g.

    het realiseren van voorzieningen welke van belang zijn voor het welzijn van de inwoners en/of voor het functioneren van een welzijnsorganisatie.

Artikel 27. Het aanvragen van een incidenteel subsidie
  • 1. Een aanvraag voor een incidenteel subsidie moet worden ingediend bij het college, en wel tenminste twaalf weken vóór het tijdstip waarop een begin wordt gemaakt met het uitvoeren van de betreffende activiteiten of het realiseren van de betreffende voorzieningen. De indieningsdatum wordt vier weken vervroegd indien het gevraagde subsidie een bedrag van € 5.000 te boven gaat.

  • 2. Als indieningsdatum geldt de dag waarop de volgens het derde lid over te leggen bescheiden zodanig volledig en inzichtelijk zijn dat deze voldoende zijn voor het beoordelen van de aanvraag en de voorbereiding van de beschikking.

  • 3. Bij de subsidieaanvraag dienen te worden overgelegd:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van de aard en inhoud en van de noodzaak van de uit te voeren activiteiten of te treffen voorzieningen,

    • b.

      een begroting van inkomsten en uitgaven. De begroting dient uit te gaan van de maximaal haalbare eigen inbreng van de organisatie, en zij dient met inbegrip van het gewenste gemeentelijke subsidie sluitend te zijn,

    • c.

      een overzicht van de financiële situatie van de organisatie.

      Voorzover niet reeds eerder aan de gemeente verstrekt dienen tevens te worden overgelegd:

    • d.

      een exemplaar van de stichtingsakte, de statuten of het reglement;

    • e.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • f.

      een beschrijving van de organisatievorm en de werkwijze.

  • 4. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 28. Beslissing aangaande het verlenen van subsidie
  • 1. Binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag neemt het college een besluit aangaande het al dan niet verlenen van subsidie, het toe te kennen bedrag of de wijze waarop dit wordt vastgesteld, de nadere voorwaarden welke aan de subsidieverlening zijn verbonden en het eventueel te verstrekken voorschot. De beslistermijn wordt met vier weken verlengd indien het gevraagde subsidie een bedrag van € 5.000 te boven gaat.

  • 2. Binnen vier weken na het nemen van het besluit als bedoeld in het eerste lid zendt het college aan de betreffende organisatie een beschikking betreffende het genomen besluit.

  • 3. De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd.

Artikel 29. Definitieve vaststelling en afrekening incidenteel subsidie
  • 1. Binnen acht weken nadat de uitgaven waarvoor het subsidie werd toegekend zijn gedaan legt de organisatie bij het college een verslag, rekeningen en andere bewijsstukken over. De financiële verantwoording dient te zijn voorzien van een verklaring van getrouwheid, gebaseerd op een in opdracht van het bestuur van de organisatie verrichte controle van de financiële administratie. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

  • 2. Na ontvangst van de vereiste bescheiden geeft het college een beschikking tot vaststelling van het subsidie. De vaststellingsbeschikking regelt tevens de uitbetaling van het bedrag dat resteert na aftrek van de verstrekte voorschotten, dan wel de terugvordering van het teveel uitgekeerde bedrag.

Hoofdstuk V. Het aanvragen en toekennen van een investeringssubsidie

Artikel 30. Het indienen van een voorlopige aanvraag
  • 1. Een organisatie welke in aanmerking wil komen voor een investeringssubsidie dient op een zo vroeg mogelijk tijdstip een voorlopige aanvraag in te dienen bij het college. Bedoelde aanvraag dient te zijn voorzien van de volgende bescheiden:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van de aard en van de noodzaak van de te treffen voorziening en van het gemeenschapsbelang dat ermee gediend is,

    • b.

      een indicatieve begroting van de te maken kosten en de wijze waarop de dekking zal plaatsvinden. Deze begroting dient uit te gaan van de maximaal haalbare eigen inbreng van de organisatie, en zij dient met inbegrip van het gewenste gemeentelijke subsidie sluitend te zijn,

    • c.

      een overzicht van de financiële situatie van de organisatie, alsmede een meerjarige exploitatieprognose uit welke blijkt dat de te realiseren eigen inbreng in de investering alsmede eventuele andere kosten die voortvloeien uit de beoogde voorziening op zowel de korte als op langere termijn kunnen worden opgebracht.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 31. Besluit inzake de voorlopige aanvraag
  • 1. Bij de eerste vaststelling van de voorjaarsnota of van de gemeentebegroting volgend op het indienen van de voorlopige subsidieaanvraag, neemt de gemeenteraad het besluit tot het al dan niet opnemen van de voor een subsidieverlening benodigde dekkingsmiddelen in de gemeentebegroting of de Investeringenlijst. Dit besluit omvat zowel het bedrag dat gereserveerd wordt als het jaar waarin de gereserveerde middelen beschikbaar kunnen worden gesteld.

  • 2. Indien bij toepassing van het eerste lid de periode tussen de datum van indiening en het nemen van het besluit korter zou zijn dan zestien weken, dan wordt het besluit opgeschort tot bij de volgende vaststelling van de gemeentebegroting of voorjaarsnota.

  • 3. Als indieningsdatum geldt de dag waarop de volgens artikel 30 over te leggen bescheiden zodanig volledig en inzichtelijk zijn dat deze voldoende zijn voor het beoordelen van de aanvraag en de voorbereiding van de beschikking.

  • 4. Indien zich in de periode tussen het raadsbesluit als bedoeld in het eerste lid en de indiening van de definitieve aanvraag wijzigingen voordoen in de omstandigheden en/of in wezenlijke aspecten welke bij het nemen van het besluit hebben meegewogen, dan kan de gemeenteraad besluiten tot herziening van het besluit.

  • 5. Binnen vier weken na het nemen van het raadsbesluit als bedoeld in het eerste lid resp. de herziening daarvan als bedoeld in het vierde lid zendt het college de beschikking ter zake aan de betreffende organisatie.

Artikel 32. Het indienen van de definitieve aanvraag
  • 1. Een organisatie welke ingevolge een besluit als bedoeld in artikel 31 in principe in aanmerking komt voor een investeringssubsidie kan vanaf twaalf weken vóór het tijdstip waarop het gereserveerde bedrag vrijkomt een definitieve subsidieaanvraag indienen bij het college. De definitieve aanvraag dient te zijn voorzien van de volgende bescheiden:

    • a.

      eventuele aanvullingen, wijzigingen of nadere toelichtingen op de eerder overgelegde stukken als bedoeld in artikel 30 onder a,

    • b.

      een definitieve -sluitende- begroting van de te maken kosten en de wijze waarop deze gedekt worden, daarbij uitgaande van een maximaal haalbare eigen inbreng van de organisatie en een gemeentelijke subsidie tot ten hoogste het gereserveerde bedrag,

    • c.

      een overzicht van de financiële situatie van de organisatie, alsmede een meerjarige exploitatieprognose uit welke blijkt dat de te realiseren eigen inbreng in de investering alsmede eventuele andere kosten die voortvloeien uit de beoogde voorziening op zowel de korte als op langere termijn kunnen worden opgebracht.

      Voorzover niet reeds eerder aan de gemeente verstrekt dienen tevens te worden overgelegd:

    • d.

      een exemplaar van de stichtingsakte, de statuten of het reglement;

    • e.

      een opgave van de bestuurssamenstelling;

    • f.

      een beschrijving van de organisatievorm en de werkwijze.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag.

  • 3. De op het moment van indiening van de definitieve aanvraag ten behoeve van de subsidieverlening in de gemeentebegroting opgenomen middelen gelden als subsidieplafond.

Artikel 33. Beslissing aangaande het verlenen van subsidie
  • 1. Binnen zestien weken na ontvangst van de definitieve aanvraag neemt de gemeenteraad een besluit aangaande het al dan niet verlenen van subsidie, het toe te kennen bedrag of de wijze waarop dit wordt vastgesteld en de nadere voorwaarden welke aan de subsidieverlening zijn verbonden.

  • 2. Als indieningsdatum geldt de dag waarop de volgens artikel 32 over te leggen bescheiden zodanig volledig en inzichtelijk zijn dat deze voldoende zijn voor het beoordelen van de aanvraag en de voorbereiding van de beschikking.

  • 3. Binnen vier weken na het nemen van het besluit als bedoeld in het eerste lid zendt het college aan de betreffende organisatie de beschikking tot subsidieverlening of tot afwijzing van subsidie.

  • 4. De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd.

  • 5. Op het verleende subsidie worden voorschotten uitbetaald op zodanige wijze dat de omvang van de uitgekeerde bedragen gelijke tred houdt met het realisering van de gesubsidieerde voorzieningen. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Artikel 34. Definitieve vaststelling en afrekening investeringssubsidie
  • 1. Binnen acht weken nadat de uitgaven waarvoor het subsidie werd toegekend zijn gedaan legt de organisatie bij het college een verslag, rekeningen en andere bewijsstukken over. De financiële verantwoording dient te zijn voorzien van een verklaring van getrouwheid, gebaseerd op een in opdracht van het bestuur van de organisatie verrichte controle van de financiële administratie. Het college kan ter zake nadere regels stellen.

  • 2. Na ontvangst van de vereiste bescheiden geeft het college een beschikking tot vaststelling van het subsidie. De vaststellingsbeschikking regelt tevens de uitbetaling van het bedrag dat resteert na aftrek van de verstrekte voorschotten, dan wel de terugvordering van het teveel uitgekeerde bedrag.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 35. Hardheidsclausule
  • 1. Het college is bevoegd om bij uitzondering en met vermelding van de onderliggende motieven een of meer bepalingen van deze verordening niet van toepassing te verklaren, mits daarbij geen inbreuk wordt gedaan op de belangen welke de verordening beoogt te dienen.

  • 2. In alle gevallen waarin de verordening niet of niet voldoende voorziet treft het college de nodige voorzieningen en/of neemt de nodige beslissingen. Deze mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen welke de verordening beoogt te dienen.

Artikel 36. Overgangsbepalingen
  • 1. De Subsidieverordening Welzijn 1994 zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 1994 wordt ingetrokken.

  • 2. De bij of krachtens voornoemde verordening voor 2006 en 2007 vastgestelde grondslagen voor de berekening van het subsidie aan plaatselijke verenigingen en vrijwilligersorganisaties blijven van kracht tot het moment van vaststelling voor een volgende subsidieperiode van de lijst van waarderingssubsidies als bedoeld in artikel 20 lid 1.

Artikel 37. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Subsidieverordening welzijn Maasbree 2007". Zij treedt in werking op 1 januari 2007.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2006.

de raadsgriffiermr. M.P.N.M. Heijnens-Coenjaerts
de voorzitter G.C.G.M. Rabelink

TOELICHTING BIJ DE SUBSIDIEVERORDENING WELZIJN MAASBREE 2007

De subsidieverordening omvat de regelgeving voor alle vormen van gemeentelijke subsidiëring op het terrein van welzijn. Ze accentueert de primaire verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur voor het al dan niet verlenen van subsidie en voor de hoogte van het toe te kennen bedrag.

Voor plaatselijke verenigingen en vrijwilligersorganisaties geeft ze een eenvoudige subsidiesystematiek, met een minimum van aan het subsidie verbonden regels en voorschriften en een maximum aan beleidsvrijheid voor de te subsidiëren organisaties. Dit impliceert tevens dat die organisaties primair zelf verantwoordelijkheid zijn voor een gezonde financiële huishouding.

Tegelijk biedt de verordening een redelijke mate van bestaanszekerheid voor organisaties welke van subsidie afhankelijk zijn.

De wijze waarop de subsidies als zodanig (de te verstrekken bedragen) worden vastgesteld en de daarbij te stellen inhoudelijke voorwaarden zijn niet in de verordening opgenomen maar is geregeld in diverse ter zake vastgestelde beleidsregels en besluiten.

De opzet van de verordening

De verordening valt in feite uiteen in drie delen:

  • -

    hoofdstuk I omvat de algemene bepalingen en criteria welke voor elke subsidieverlening van toepassing zijn;

  • -

    de hoofdstukken II en III regelen de toekenning van de jaarlijkse subsidies.

  • -

    de hoofdstukken IV en V regelen de toekenning van incidentele subsidies en van investeringssubsidies.

Gekozen is voor een zodanige opzet dat de gebruiker van de verordening behalve met de algemene voorschriften uit de hoofdstukken I en VI steeds slechts te maken heeft met de bepalingen van óf hoofdstuk II, óf hoofdstuk III, óf hoofdstuk IV, óf hoofdstuk V. Tussen deze hoofdstukken zijn bewust zo min mogelijk dwarsverbanden gelegd, waardoor het herhalen van sommige artikelen onvermijdelijk was.

Jaarlijks instandhoudingssubsidie, meerjarige waarderingssubsidie

Bij het verlenen van jaarlijkse subsidies wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • -

    instandhoudingssubsidies welke gelden voor een beperkt aantal organisaties die een elementaire functie vervullen op welzijnsterrein, en

  • -

    waarderingssubsidies, voor m.n. de plaatselijke verenigingen en andere vrijwilligersorganisaties.

De systematiek hierbij is dat een organisatie al op voorhand weet of zij al dan niet in aanmerking komt voor een instandhoudingssubsidie: dit blijkt zowel uit de definitie van deze subsidievorm (art. 1) als uit het feit of ze al dan niet als zodanig is opgenomen in de gemeentebegroting (art. 16.1).

Elke organisatie die niet in aanmerking komt voor een instandhoudingssubsidie kan een aanvraag doen voor een waarderingssubsidie (art. 6.2) en weet op grond daarvan dat voor haar het eenvoudiger en "minder bemoeizuchtig" regiem geldt bij het aanvragen, het afrekenen en het verantwoorden van het subsidie.

Het waarderingssubsidie wordt in beginsel ééns per vier jaar vastgesteld en het alsdan genomen besluit geldt in principe voor de hele vierjarige periode (art. 20 lid 1). Wel kan gedurende de looptijd één keer verzocht worden om een herziening van het vastgestelde bedrag. Zo’n herziening vindt plaats indien er sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal leden of deelnemers. De subsidie-uitbetaling vindt plaats na het indienen van een eenvoudig verzoek waarbij alleen de jaarcijfers over het voorgaande jaar moeten worden overgelegd.

Inspraak vóóraf in de te verlenen waarderingssubsidies

Alvorens het college een besluit neemt over de voor een meerjarige periode te verlenen waarderingssubsidies vindt een zgn. "openbare voorbereidingsprocedure" plaats. Kort samengevat houdt dit in dat een ontwerp van het te nemen besluit gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd en dat belanghebbenden gedurende die periode in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze ter zake kenbaar te maken. Die zienswijzen worden dan meegewogen bij het nemen van het vierjarige subsidiebesluit. Tegen dit besluit kan vervolgens niet ook nog eens bezwaar worden ingediend. Wel kan tegen het besluit beroep worden aangetekend bij de bestuursrechter.

Het indienen van bezwaar tegen genomen besluiten

Wanneer een organisatie het niet eens is met een op grond van de subsidieverordening genomen besluit dan kan zij daartegen bezwaar aantekenen (dit geldt niet voor de vaststelling van het vierjarig waarderingssubsidie waarvoor de openbare voorbereidingsprocedure is gevolgd –zie hierboven). Daarbij gelden de bepalingen van de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze houden onder meer in dat bezwaren altijd schriftelijk moeten worden ingediend, binnen zes weken na de bekendmaking van de aangevochten beschikking.

Het zou te ver zou voeren om hier alle van toepassing zijnde bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht uiteen te zetten. Daarom wordt belanghebbenden met nadruk geadviseerd om in voorkomend geval tijdig nadere informatie op te vragen bij de gemeente.

Maasbree, 12 december 2006