Overheidsorganisatie | Gemeente Bernisse |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invoering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2014 |
Citeertitel | Verordening reinigingsrechten 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
1. Deze verordening volgt op de Verordening reinigingsheffingen Bernisse 2013
2. Deze verordening wordt ingetrokken door art. 11 van de Verordening afvalstoffenheffing 2015
3. Er is overgangsrecht van toepassing, volgens art. 12 van de Verordening afvalstoffenheffing 2015
Wet Milieubeheer, art. 15.33, lid 4
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 17-12-2013 Weekblad Bernisse | Onbekend |
1.1Inleidende bepaling
Krachtens deze verordening worden geheven:
afvalstoffenheffing;
reinigingsrechten.
2.1 Aard van de belasting en belastbaar feit
2.1.1 Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in
artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
2.1.2 De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende
tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van ` een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet
milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2.2. Belastingplicht
2.2.1 De belasting wordt geheven van degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een ver-plichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
2.2.2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt:
gebruikmaken van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik maken door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoel-de gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
gebruikmaken door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven aange-merkt als gebruikmaken door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, met dien verstan-de dat degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de heffing als zodanig te ver-halen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik-maken door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat degene die het perceel ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie het perceel ter beschikking is gesteld.
2.3 Maatstaf van heffing en belastingtarief
2.3.1 De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk I van de bij deze verordening behorende tarieventabel. 2.3.2 Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
2.4 Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
2.5 Wijze van heffing
De belasting bedoeld in hoofdstuk I van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven.
2.6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
2.6.1 De belasting bedoeld in hoofdstuk I van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van
het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2.6.2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting
verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting
als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden
overblijven.
2.6.3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op
ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als
er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Dit verzoek tot ontheffing moet schriftelijk worden gedaan aan de heffingsambtenaar.
2.6.4 Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
2.7 Termijnen van betaling
2.7.1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden
betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
2.7.2 In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 90,-- en minder dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de
volgende termijnen telkens een maand later.
2.7.3 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.
3.1 Belastbaar feit
Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.
3.2 Belastingplicht
De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.
3.3 Maatstaf van heffing en belastingtarief
3.3.1 De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk II van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
3.3.2 Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
3.4 Belastingjaar
Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
3.5 Wijze van heffing
De rechten bedoeld in hoofdstuk II van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.
3.6 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten
3. 3.6.1 De rechten bedoeld in hoofdstuk II van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
3. 3.6.2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. 3.6.3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Dit verzoek tot ontheffing moet schriftelijk worden gedaan aan de heffingsambtenaar.
3. 3.6.4 Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.
3.7 Termijnen van betaling
3.7.1 De aanslagen moeten worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het
aanslagbiljet.
3.7.2 In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 90,-- en minder dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
4.1 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.
4.2.1 De ‘Verordening reinigingsheffingen Bernisse 2013’ van 27 november 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
4.2.2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
4.2.3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
4.2.4 Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening reinigingsheffingen Bernisse 2014’.
Abbenbroek, 17 december 2013
De raad voornoemd
De griffier, De voorzitter,
J.A. Fröling - Kok P.J. Bouvy - Koene
HoofdstukI Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing
Algemeen
De bedragen genoemd in hoofdstuk II voor de reinigingsrechten zijn exclusief omzetbelasting.
1.1Het recht bedraagt per belastingjaar per perceel;
1.1.1voor het wekelijks alternerend ledigen van een grijze minicontainer en een groene minicontainer en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen;
bij gebruik door één persoon: € 204,50
bij gebruik door meer dan één persoon: € 245,47
1.1.2voor het naast de onder 1.1.1. genoemde minicontainers extra beschikbaar stellen van een grijze minicontainer, dan wel het om de twee weken ledigen van deze minicontainer en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen, per
extra grijze container: € 139,07
1.1.3voor het naast de onder 1.1.1. genoemde minicontainers extra beschikbaar stellen van een groene minicontainer, dan wel het om de twee weken ledigen van deze minicontainer en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen, per extra groene container: € 106,82
Het aantal personen dat gebruik maakt van een perceel wordt beoordeeld naar de situatie op het tijdstip van ontstaan van de belastingplicht.
2.1Het recht bedraagt per belastingjaar per perceel;
2.1.1voor het beschikbaar stellen, het gebruik dan wel het wekelijks
alternerend ledigen van een grijze minicontainer en een groene minicontainer en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen € 202,87
2.1.2 voor het naast de onder 1.1. genoemde minicontainers, dan wel afzonderlijk, beschikbaar stellen en gebruik van een grijze minicontainer, dan wel het om de twee weken ledigen van deze minicontainer en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen, per grijze container: € 114,93
2.1.3 voor het naast de onder 1.1. genoemde minicontainers, dan wel afzonderlijk, beschikbaar stellen en gebruik van een groene minicontainer, dan wel het om de twee weken ledigen van deze minicontainer en het verwijderen van de daarin verzamelde afvalstoffen, per groene container: € 88,28
Behoort bij raadsbesluit van de gemeente Bernisse van 17 december 2013.
De griffier,
J.A. Fröling - Kok