Overheidsorganisatie | Gemeente Bernisse |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing Bernisse 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
1. Deze verordening volgt op de Verordening rioolheffing 2013
2. Deze verordening wordt ingetrokken door art. 13 van de Verordening rioolheffing 2015
3. Er is overgangsrecht van toepassing, volgens art. 14 van de Verordening rioolheffing 2015
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 17-12-2013 Weekblad Bernisse | Onbekend |
De raad van de gemeente Bernisse;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 november 2013;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
b e s l u i t
vast te stellen de:
Deze verordening verstaat onder:
perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
onder voorziening of combinatie van voorzieningen wordt mede verstaan een open water;
onder gemeentelijke riolering wordt mede de in het kader van het Gemeentelijk Rioleringsplan door of vanwege de gemeente geplaatste individuele afvalwaterbehandeling (IBA) begrepen
water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater.
niet-woning: een niet-woning in de zin van artikel 220a, tweede lid, Gemeentewet en een garagebox, voor zover deze niet op de voet van artikel 16, aanhef en onderdeel d, van de Wet WOZ, een samenstel vormt met een woning.
recreatiewoning: niet permanent bewoonde woning die geheel of ten dele blijvend is bestemd of opgericht dan wel wordt gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
1 De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.
Met betrekking tot het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;
ingeval een gedeelte van een perceel – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 –voor gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan.
Artikel 4 Zelfstandige gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.
1. Het gebruikersdeel van woningen wordt geheven naar het aantal personen.
2. Het gebruikersdeel van recreatiewoningen wordt geheven naar een vast bedrag.
3. Het gebruikersdeel van niet-woningen wordt geheven naar een vast bedrag.
1. Het gebruikersdeel van woningen bedraagt per perceel per jaar
indien de woning wordt gebruikt door één persoon € 221,52;
indien de woning wordt gebruikt door meer dan één persoon € 309,40;
1. 3 Het aantal personen dat gebruik maakt van een perceel wordt beoordeeld op 1 januari van het belastingjaar, of zo dit later is, op het tijdstip van ontstaan van de belastingplicht.
2. Het gebruikersdeel van recreatiewoningen bedraagt per perceel per jaar € 309,40.
3. Het gebruikersdeel van niet-woningen bedraagt per perceel per jaar € 309,40.
onroerende zaken die niet zijn aangesloten op het buizenstelsel van de gemeentelijke riolering;
percelen met een netto vloeroppervlakte kleiner dan 20 m2.
De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.
Het gebruikersdeel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het gebruikersdeel in de loop van het jaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.
4.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.
5.Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.
6.Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en vijfde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan meer is dan € 90,-- en minder dan € 2.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.
De ‘Verordening rioolheffing 2013’ van 27 november 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing Bernisse 2014'.
Abbenbroek, 17 december 2013
De raad voornoemd,
De griffier, De voorzitter,
J.A. Fröling-Kok P.J. Bouvy-Koene