Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schoonhoven

Verordening Precariobelasting 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schoonhoven
Officiële naam regelingVerordening Precariobelasting 2014
CiteertitelOnbekend
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpVerordening Precariobelasting 2014

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2016Indexering

12-12-2013

Onbekend

Verordening Precariobelasting 2014

Tekst van de regeling

Verordening precariobelasting 2014

De raad van de gemeente Schoonhoven;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2014

Artikel 1 Voorwerp van belasting; belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven, voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond.

Artikel 2 Definities

Bij de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    jaar : een kalenderjaar;

  • b.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • e.

    dag: een periode van vierentwintig uur, aanvangende om 0.00 uur, of een gedeelte

    daarvan;

  • f.

    rijwielstalling: een van gemeentewege ingerichte rijwielbewaarplaats.

    Artikel 3 Belastingplicht

    De belasting wordt geheven van degene die één of meer voorwerpen heeft onder, op of boven, voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, dan wel van degene ten behoeve van wie die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

    Artikel 4 Vrijstellingen

    • a.

      voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

    • b.

      voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, danwel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

    • c.

      voorwerpen , waarvan de gemeente genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is, met uitzondering van voorwerpen die aanwezig zijn ten behoeve van een derde;

    • d.

      het gebruik of genot van openbare gemeentegrond of openbaar gemeentewater, ten algemene nutte;

    • e.

      het hebben van, door Post NL aangebrachte, brievenbussen, postzegelautomaten of telefooncellen;

    • f.

      het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandsche Toeristenbond A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instellingen;

    • g.

      het hebben van vlaggen, vlaggenstokken en vlaggenhouders zonder reclame of handelsnaam;

    • h.

      voor het hebben van borden, masten, palen, e.d., die in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;

    • i.

      het hebben van afvoerbuizen van hemelwater, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,10 meter buiten de gevel uitsteken;

    • j.

      het hebben van borden, waarvan de grootste afmeting niet meer bedraagt dan 0,30 meter en welke de naam en of onderneming, welke in het perceel, waartegen die borden zijn aangebracht, woont, is gevestigd of waar het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend;

    • k.

      het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd voor een sociaal, cultureel of godsdienstig doel;

    Artikel 5 Heffingsmaatstaf en tarief

    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

    Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

    • 1.

      Onverminderd het bepaalde in artikel 9 wordt voor de berekening van de belasting een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

    • 2.

      Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

    • 3.

      De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen worden gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

    • 4.

      Indien in de tarieventabel voor het hebben van voorwerpen zowel een jaar-, maand-, week- als

    dagtarief is opgenomen, is voor de berekening van de belasting het tarief van toepassing dat het meest aansluit bij een ter zake door de gemeente verleende vergunning. In de gevallen waarin geen vergunning is verleend, geldt het tarief voor de kleinste tijdseenheid.

    Artikel 7 Belastingtijdvak

    • 1.

      Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

    • 2.

      In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de

    week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat heffing ook voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1. De naar jaartarieven geheven belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2. Andere dan de in het eerste lid bedoelde belasting wordt geheven door middel van een

    gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de naar jaartarieven

geheven belasting

  • 1.

    De in artikel 8, eerste lid, bedoelde belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt is de naar jaartarieven geheven belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven belasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 9,--.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 9,-- worden niet geheven.

  • 5.

    Voor de toepassing van de bepalingen in het derde en het vierde lid, wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld voor de niet in artikel 9 genoemde gevallen

De in artikel 8, tweede lid, bedoelde belasting is verschuldigd bij de aanvang van het belastbaar feit, tenzij deze over een belastingtijdvak wordt geheven. Artikel 9, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Termijnen van betalen

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald uiterlijk drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Indien de belasting wordt geheven middels een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, moet de belasting worden betaald uiterlijk één maand na de dagtekening van de gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

1.De ‘Verordening Precariobelasting 2013’, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2012,

wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van

inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de precariobelasting in die periode plaatsvindt.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 5.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Precariobelasting 2014’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Schoonhoven d.d. 12 december 2013

De griffier, de voorzitter,

P.A.M. Goedvolk A.F. Bonthuis