Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Schijndel

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Schijndel 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Schijndel
Officiële naam regelingReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Schijndel 2002
CiteertitelReglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad Schijndel 2002
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Met de vaststelling van het regelement van orde 2002 vervalt het reglement van orde vergaderingen gemeenteraad Schijndel vastgesteld bij raadsbesluit van 20 februari 1997.

Geconsolideerde versie na tweede wijziging

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

14-03-200213-03-2014Nieuwe regeling

14-03-2002

Schijndels Weekblad, 21 maart 2002

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENTERAAD SCHIJNDEL 2002

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Paragraaf

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing,naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naarde vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarophet betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor eenoordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2 De voorzitter
  • 1. De voorzitter is belast met:

    a. het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van het reglement van orde;

    • d.

      hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

  • 2. De waarnemend voorzitter wordt op voorstel van het raadspresidium, door de raad uit zijn midden benoemd.

Artikel 3 De griffier
  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 3a De secretaris

Het raadspresidium kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 3b Het raadspresidium
  • 1. De raad heeft een raadspresidium.

  • 2. Het raadspresidium bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het raadspresidium aanwezig.

  • 3. De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het raadspresidium.

  • 4. Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het raadspresidium vervangt.

  • 5. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het raadspresidium.

  • 6. De vergaderingen van het raadspresidium zijn niet openbaar.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven,de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en deprocessen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5 Fractie

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijstverkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting alséén fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen,dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractiein de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven dekandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van deraad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervangeroptreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. a Indien:

    1° één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    2° twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    3° één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    b Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 6 Vergaderfrequentie
  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op de tweede donderdag van de maand, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalenof een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprakeis van een spoedeisende situatie, overleg in het raadspresidium.

Artikel 7 Oproep
  • 1. De voorzitter zendt ten minste 14 dagen voor een vergadering de leden van deraad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats vande vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 8, tweedelid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

Artikel 8 Agenda
  • 1. 1 Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het raadspresidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijkeoproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullendeagenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel vaneen lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslagingvoorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissieof aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgordevan behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 8a De wethouder
  • 1. Het raadspresidium kan een of meer wethouders uitnodigen om in de vergaderingaanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2. Indien een wethouder bij een raadsvergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemenaan de beraadslagingen, doet hij hiertoe tenminste één week voorafgaande aan de vergadering een verzoek aan het raadspresidium.

  • 3. Het raadspresidium beslist op het verzoek en deelt haar besluit mee aan de betreffende wethouder en de leden van de raad.

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken
  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuisgebracht.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 10 Openbare kennisgeving
  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in het Schijndels Weekblad, het publicatiebord en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    a de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    b de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    c de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 14.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 11 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de

presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitteren de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 12 Zitplaatsen
  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats,door de voorzitter na overleg in het raadspresidium bij aanvang van iederenieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het raadspresidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris enoverige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

  • 4. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen de openbare vergaderingen bijwonen.

Artikel 13 Opening vergadering; quorum
  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoordoor de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijstaanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 14 Spreekrecht burgers
  • 1. Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezige burgers gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    a over een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep op de rechter openstaat of heeft opengestaan;

    b over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    c over de ingekomen stukken;

    d indien een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    e over een besluit waarbij toepassing is gegeven aan het bepaalde in de afdelingen 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht of waarbij toepassing is gegeven aan het bepaalde in de Algemene inspraakverordening of waarbij bij of krachtens bijzondere wetten of regelingen de inspraak voor burgers in het besluitvormingstraject voldoende is gewaarborgd tenzij de voorzitter, zo nodig in overleg met het raadspresidium, van mening is dat er sprak is van een zodanige zwaarwegende redenen of een novum dat alsnog spreekrecht moet worden vergund;

    f over het vaststellen en wijzigen van de gemeentelijke programmabegroting.

  • 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien hij dit in het belang van de orde van de vergadering acht.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de burger.

Artikel 15 Geluid en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel

beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en

gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 15a Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergaderinghet gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of anderecommunicatiemiddelen, voor zover die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzittermede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen.

Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij

het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 17 Besluitenlijst
  • 1. De ontwerpbesluitenlijst van de voorgaande vergadering wordt, zo mogelijk, aan de leden van de raad toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerpbesluitenlijst wordt gelijktijdig aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. Bij het begin van de vergadering wordt, zoveel mogelijk, de besluitenlijst van devorige vergadering vastgesteld.

  • 3. De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de besluitenlijst bij de griffier te worden ingediend.

  • 4. De besluitenlijst moet inhouden:

    a de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    b een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    c een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    d de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    e bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 5. De besluitenlijst wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 6. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 7. Van het tijdens de vergadering besprokene wordt onder de verantwoordelijkheid van de griffier, een geluidsregistratie gemaakt. Deze geluidsregistratie wordt op een, door het raadspresidium nog nader te bepalen wijze, aan eenieder ter raadpleging ter beschikking gesteld.

Artikel 18 Ingekomen stukken
  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Na de vaststelling van de besluitenlijst stelt de raad op voorstel van de voorzitter dewijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 19 Spreekregels
  • 1. De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van despreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raaden de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 20 Volgorde sprekers
  • 1. Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en vanhem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad hetwoord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen
  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste tweetermijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfdeonderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    a de rapporteur van een commissie;

    b het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel hetwoord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel vanorde.

Artikel 22 Spreektijd

Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overigeaanwezigen. Dit artikel is niet van toepassing op de spreektijd voor burgers als bedoeld in artikel 14.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing
  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    a de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    b een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert en daarmee de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstorenvan de orde door toehoorders en pers is verboden.

  • 4. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24 Beraadslaging
  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Het raadspresidium kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemenaan de beraadslaging.

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat,heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 27 Beslissing
  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming
  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen,dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemmingte hebben onthouden.

  • 3. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. De voorzitter roept de leden van de raad bij naam op hunstem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstigartikel 16 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar devolgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken,zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermeldingvan het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbijtevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties
  • 1. 1 Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerstover het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 30 Stemming over personen
  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van deGemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefjein te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    a een blanco ingevuld stembriefje;

    b een ondertekend stembriefje;

    c een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    d een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    e een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststellingvan de uitslag vernietigd.

Artikel 31 Herstemming over personen
  • 1. 1 Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheidis verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen,die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personenverdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welketwee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot
  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen

  • 1. 1 Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementenindienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendementdat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen tekunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij devoorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde oordeelt,dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdatde besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 35 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondelingeen voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatstegeval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomendevoorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstelmet het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerdvoorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerstdient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar hetcollege dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad inwelke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van eenvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 36a Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aande raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan nietworden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lidvoor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welkevergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 36b Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennisvan de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandelingvan de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indieningvan het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaaltop welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige ledenvan de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 37 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt erzorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige ledenvan de raad en het college worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder gevalbinnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelingebeantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 18 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6. De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 37a Vragenuur

  • 1. Aan het begin van elke raadsvergadering is er een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het raadspresidium bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden.De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenuur eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt ditonder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang vanhet vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het raadspresidiumweigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdenshet vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenenom hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college vragen te stellenover hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 38 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering,waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 39 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding,

het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een

procedure die de raad vaststelt.

Artikel 40 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en

het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling

van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een proceduredie de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 41 Verslag; verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, diedoor de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan het raadspresidium verwijzen naar de vaste commissie van advies.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid,schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen,vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties,waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 42 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstigetoepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het beslotenkarakter van de vergadering.

Artikel 43 Besluitenlijst

  • 1. De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligtuitsluitend voor de leden bij de griffier ter inzage.

  • 2. Deze besluitenlijst worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering tervaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluitover het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst. De vastgesteldebesluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 3. De geluidsregistratie van een besloten vergadering kan slechts door de leden geraadpleegd worden, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 44 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukkenen het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten degeheimhouding op te heffen.

Artikel 45 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede

en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemensis de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzochtdoor het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergaderingmet het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 46 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassingvan het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 47 In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking op 14 maart 2002.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde vergaderingen gemeenteraad Schijndel vastgesteld bij raadsbesluit van 20 februari 1997.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schijndel in zijn openbare vergadering van 14 maart 2002,

de griffier, de voorzitter,

mr. J.H.Th. Ewalds. H.Th.H. Opsteegh.