Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Zeevang

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Zeevang
Officiële naam regelingBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2014
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Zeevang 2013.

De datum inwerkingtreding wijkt af van artikel 16 van de regeling.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening voorzieningen Wmo gemeente Zeevang, artikel 17
  2. Verordening voorzieningen Wmo gemeente Zeevang, artikel 20
  3. Verordening voorzieningen Wmo gemeente Zeevang, artikel 31

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201401-01-2015nieuwe regeling

17-12-2013

Polder Express, 18-12-2013

BW-2013-1958

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2014

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang;

gelet op de artikelen 20 en 31 van de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Zeevang;

B E S L U I T:

vast te stellen het navolgende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2014.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit Besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Alfacheque: een vorm van hulp bij het huishouden die middels een alfahulp en bijbehorende alfacheque wordt vormgegeven;

  • b.

    de verordening: de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang;

  • c.

    de gemeente: gemeente Zeevang;

  • d.

    de minister: de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

  • e.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang;

  • f.

    het Besluit maatschappelijke ondersteuning: het Besluit maatschappelijke ondersteuning, vastgesteld door de minister;

  • g.

    budgethouder: een persoon aan wie in gevolge de verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is;

  • h.

    collectief vervoer: aanvullend openbaar vervoer waarbij men gezamenlijk met anderen wordt vervoerd van deur tot deur;

  • i.

    eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden;

  • j.

    financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, die kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager;

  • k.

    HBH: Hulp Bij het Huishouden;

  • l.

    persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven;

  • m.

    verhuisprimaat: hierbij wordt bij een aanvraag om een woningaanpassing eerst beoordeeld of het verhuizen naar een andere (aangepaste) woning een goedkopere oplossing is.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 2. Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door een door de minister aan te wijzen rechtspersoon. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, zoals jaarlijks aangepast door de minister. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk.

Artikel 3. Duur en bepalen van kostprijs bij eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1. De eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt opgelegd voor zolang iemand gebruik maakt van de individuele voorziening.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt, indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing aan een woning, een eigen bijdrage of eigen aandeel in rekening gebracht voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken.

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt het eigen aandeel behorende bij de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten in rekening gebracht voor de maximale duur van 26 perioden van 4 weken.

  • 4. In afwijking van het eerste lid wordt het eigen aandeel behorende bij de financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing in rekening gebracht voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken.

  • 5. In het geval van hulp bij het huishouden geldt de eigen bijdrage voor de periode dat de hulp is geïndiceerd en wordt afgenomen.

  • 6. De grondslag voor het berekenen van de eigen bijdrage en het eigen aandeel is de kostprijs van de voorziening:

      • a.

        In het geval van een eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden in natura bestaat de kostprijs uit het uurtarief dat de gemeente verschuldigd is aan de zorgaanbieder vermenigvuldigd met het aantal afgenomen uren;

      • b.

        In het geval van een eigen bijdrage bij hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget of de alfacheque, zoals bedoeld in artikel 6.5, bestaat de kostprijs uit de waarde van het verstrekt persoonsgebonden budget of de verstrekte alfacheques;

      • c.

        In het geval van een eigen bijdrage bij een individuele vervoersvoorziening of losse woonvoorziening bestaat de kostprijs uit de aanschafprijs van een nieuwe voorziening plus de kosten voor het onderhoud van de voorziening. De aanschafprijs van de voorziening wordt voor de maximale duur van 39 perioden van 4 weken in rekening gebracht. Het onderhoud van de voorziening wordt gedurende de gehele looptijd van de voorziening in rekening gebracht;

      • d.

        In het geval van een eigen bijdrage bij een bouwkundige of woontechnische aanpassing bestaat de kostprijs uit de aanschafprijs van de nieuwe voorziening plus de kosten voor het onderhoud van de voorziening;

      • e.

        In het geval van een eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten bestaat de kostprijs uit de hoogte van de financiële tegemoetkoming;

      • f.

        In het geval van een eigen aandeel bij een financiële tegemoetkoming voor een autoaanpassing bestaat de kostprijs uit de hoogte van de financiële tegemoetkoming.

  • 7. Het bedrag aan eigen bijdrage of het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de kostprijs van de voorziening.

Artikel 4. Klanttarief collectief vervoer

  • 1. In het collectief vervoer betaalt de klant een bedrag dat vergelijkbaar is met het zonetarief zoals dat in de tijd van de blauwe strippenkaart bestond.

  • 2. De hoogte voor een normale rit is € 0,60 voor de (opstap)zone en € 0,60 voor elke ritzone.

  • 3. Voor een plusrit vraagt de vervoerder een extra bedrag per (opstap)zone van € 0,85. De prijs van een plusrit komt hiermee op € 1,45 per (opstap)zone.

Hoofdstuk 3. Regels over persoonsgebonden budget

Artikel 5. Regels rond verstrekking en verantwoording

  • 1. Een persoonsgebonden budget kan alleen worden toegekend indien een individuele voorziening is geïndiceerd. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget; of

    • b.

      eerder misbruik is gemaakt van deze vorm van verstrekking van een individuele voorziening;

    • c.

      er overwegingen op basis van doelmatigheid zijn.

  • 3. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats in alle gevallen na aanschaf van een hulpmiddel of voorziening, na afloop van de verstrekking of in het geval van hulp bij het huishouden na afloop van het kalenderjaar. Iedere budgethouder dient hiertoe de volgende stukken aan te leveren:

    • -

      de nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • -

      een betalingsbewijs van aanschaf van de voorziening;

    • -

      in het geval van Hulp Bij het Huishouden; een overeenkomst HBH tussen de budgethouder en de hulpverlener, een overzicht van de salarisadministratie met bewijsmiddelen (bankafschriften). De budgethouder zal hierbij het geld aan de hulpverlener per bank/giro moeten overmaken.

  • 4. Het deel van het toegekende persoonsgebonden budget dat niet wordt besteed aan de geïndiceerde dienst of voorziening, wordt niet uitgekeerd, of dient te worden terugbetaald aan de gemeente.

Artikel 6. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden, waar een eigen bijdrage voor is verschuldigd, bestaat uit twee varianten:

    • a.

      De eerste variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een particuliere hulp. De bij deze variant horende tarieven bedragen voor HbH 2 en HbH 3 ongeveer 75% van het natura-tarief. Voor HbH 1 wordt dit tarief gelijkgesteld aan de waarde van de alfacheque;

    • b.

      De tweede variant heeft betrekking op de levering van hulp bij het huishouden door een professionele zorgaanbieder. De bij deze variant horende tarieven bedragen ongeveer 90% van het natura-tarief.

  • 2.

    • a.

      Het uurtarief behorende bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt:

      HbH 1: € 13,72

      HbH 2: € 18,77

      HbH 3: € 19,79;

    • b.

      Het uurtarief behorende bij een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een professionele organisatie bedraagt:

      HbH 1: € 21

      HbH 2: € 23,75

      HbH 3: € 26

    • c.

      Het uurtarief behorende bij de alfacheque voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt:

      HbH 1: € 13,72

  • 3. De vastgestelde uurtarieven zijn zogenaamde 'all-inclusief'-tarieven. Dat wil zeggen dat alle aanverwante kosten zoals reiskosten en vakantiegeld zijn opgenomen in deze tarieven. Reiskosten, vakantiegeld en dergelijke kunnen niet afzonderlijk worden gedeclareerd.

  • 4. De bedragen tot en met € 6.000,- worden één keer per jaar bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt. De bedragen daarboven worden één keer per halfjaar bij voorschot op rekening van de budgethouder overgemaakt.

  • 5.

    • a.

      De alfacheques worden per periode van vier weken aan de rechthebbende verstrekt in een aantal dat gelijk is aan het aantal uren HbH waarvoor de rechthebbende in de betreffende periode is geïndiceerd.

    • b.

      Voor elk uur hulp dat de particuliere hulp daadwerkelijk huishoudelijke hulp verleent aan de rechthebbende, geeft de rechthebbende aan de particuliere hulp één alfacheque.

    • c.

      De particuliere hulp kan de ontvangen alfacheques eenmaal per periode van vier weken ter verzilvering aanbieden aan BaanStede.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 7. Verhuisprimaat

Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 10.000,-.

Artikel 8. Financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen

  • 1. De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, waar een eigen aandeel voor verschuldigd is, wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 2. De financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, waar een eigen aandeel voor is verschuldigd, als genoemd bedraagt:

    • a.

      € 2.633,- voor alleenstaanden of gehuwden zonder kinderen;

    • b.

      maximaal € 3.952,- voor alleenstaanden of gehuwden met kind of kinderen onder de 18 jaar die gedwongen zijn mee te verhuizen;

    • c.

      € 3.952,- voor personen die op verzoek van de gemeente een aangepaste woning vrijmaken.

  • 3. De financiële tegemoetkoming voor woningsanering, waar een eigen aandeel voor is verschuldigd, zoals genoemd in artikel 23 van de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Zeevang, bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, inclusief eventueel ondertapijt, egaliseren, legkosten, maximaal € 12,80 per vierkante meter, of maximaal € 50 per strekkende meter.

    Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    • -

      is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding;

    • -

      is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding;

    • -

      is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding;

    • -

      is een artikel 6-8 jaar oud; 25% vergoeding;

    • -

      is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.

  • 4. Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening kan rekening worden gehouden met de afschrijvingstermijn van de huidige voorziening, hierbij wordt uitgegaan van landelijk geaccepteerde afschrijvingstermijnen. De vergoeding wordt alleen verstrekt voor dat deel van de voorziening dat niet afgeschreven is. Het gaat hier om voorzieningen zoals een keuken of badkamer. De noodzakelijke meerkosten die verband houden met de aandoening van de aanvrager ten opzichte van een standaard voorziening worden volledig vergoed.

  • 5. De noodzakelijke kosten voor onderhoud en reparatie van trapliften, plafondliften, elektrische deuropeners, was-föhninstallaties en elektrische verstellingen van keukens of wastafels worden volledig vergoed aan de eigenaar van de woning.

Artikel 9. Anti-speculatiebeding

  • 1. De eigenaar-bewoner, die krachtens de verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaren na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden binnen een week na het passeren van de akte, het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het door de gemeente gesubsidieerde bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen.

  • 2. De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • a.

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;

    • b.

      voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;

    • c.

      voor het derde jaar 60% van de meerwaarde;

    • d.

      voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde;

    • e.

      voor het vijfde jaar 20% van de meerwaarde’,

    in alle gevallen minus het percentage van de kosten van getroffen voorzieningen, dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 10. Bedragen persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, waar een eigen bijdrage voor verschuldigd is, wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 2. Jaarlijks kan op declaratiebasis een bedrag voor onderhoud en reparatie worden vergoed, gebaseerd op maximaal het bedrag dat de gemeente in dat jaar betaalt voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

Artikel 12. Bedragen financiële tegemoetkoming

De hoogte van de financiële tegemoetkoming:

  • a.

    het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt maximaal € 1.362. Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

  • b.

    het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt maximaal € 813. Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

  • c.

    het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een taxi bedraagt maximaal € 1.581. Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

  • d.

    het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt maximaal € 2.328. Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen aandeel verschuldigd.

  • e.

    indien de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt wordt ten hoogste de maximale financiële tegemoetkoming van één persoon per (echt)paar toegekend;

  • f.

    voor zover de vervoersbehoefte van (echt)paren niet samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal de maximale financiële tegemoetkoming van één persoon toegekend.

Artikel 13. Bedragen autoaanpassingen

  • 1. De vergoeding van de aanpassing aan de eigen auto,waar een eigen aandeel voor verschuldigd is, bedraagt de volledige kostprijs van de noodzakelijke voorzieningen, op basis van de goedgekeurde offerte.

  • 2. De vergoeding van de aanpassing van de eigen auto bedraagt maximaal € 10.000,- indien de aanvrager geïndiceerd is voor het collectief systeem van aanvullend vervoer maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het collectief vervoer als deze voor een periode van minimaal vijf jaar adequaat geacht wordt.

  • 3. Indien op grond van het tweede lid, een autoaanpassing wordt toegekend, kan in aanvulling daarop geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoel)taxi worden verstrekt.

  • 4. Het bedrag, genoemd in het tweede lid is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 14. Bedragen rolstoelen

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel, waar geen eigen bijdrage voor is verschuldigd, wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 2. Jaarlijks kan op declaratiebasis een bedrag voor onderhoud en reparatie worden vergoed, gebaseerd op maximaal het bedrag dat de gemeente in dat jaar betaald voor een dergelijke voorziening die in natura wordt verstrekt.

  • 3. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze tegemoetkoming bedraagt € 2.744,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 15. Indexering

  • 1. De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door het college aangepast worden conform de ontwikkelingen van de prijsindex voor de gezinsconsumptie volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke normen.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt het tarief van de collectieve ritten aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de openbaarvervoertarieven.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na die waarop het is bekendgemaakt.

Artikel 17. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zeevang 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeevang, gehouden op 17 december 2013,

het college van burgemeester en wethouders van Zeevang,

H.C.P. van Duivenvoorde, secretaris.

H.C. Heerschop, burgemeester.