Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Veghel

Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Veghel
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2014
CiteertitelVerordening scheepvaartrechten 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-12-201301-01-2015Nieuwe regeling

12-12-2013

Stadskrant Veghel, 18-12-2013

42355

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2014

De raad van de gemeente Veghel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2013;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

 

Verordening op de heffing en invordering van scheepvaartrechten 2014

(Verordening scheepvaartrechten 2014).

Artikel 1 Inleidende bepaling

  • Krachtens deze verordening worden geheven:

  • I havengelden;

  • II opslaggelden;

  • III staangelden;

  • IV vaste ligplaatsgelden;

  • V overslaggelden;

  • VI elektriciteitsgelden.

Hoofdstuk I. Havengeld

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam “havengeld” wordt ingevolge deze verordening een recht geheven, dat verschuldigd is voor vaartuigen, waarmee overeenkomstig de bestemming van de gemeentehavens, gebruik wordt gemaakt.

  • 2. Met gemeentehavens worden in deze verordening tevens bedoeld de gemeentelijke los- en laadplaatsen aan de Zuid-Willemsvaart.

  • 3. Geen havengeld wordt geheven van:

  • a. roeiboten, behorende bij vaartuigen,

  • b. vaartuigen die aan het Rijk toebehoren,

  • c. politieboten,

  • d. hospitaalboten,

  • e. vaartuigen, die op zondagen en algemeen erkende christelijke feestdagen in de haven ligplaats kiezen, uitsluitend in verband met kerkbezoek van de bemanning.

  • 4. Het recht wordt geheven van de gezagvoerder, de schipper, de reder, de eigenaar, de gebruikers, de bevrachter, de huurder van het vaartuig of de gemachtigde van een van dezen.

  • 5. De heffing van het recht vangt aan, zodra van de gemeentehaven gebruik wordt gemaakt.

  • 6. Bij langer verblijf dan zeven dagen ná de dag van aankomst in de gemeentehaven, is voor elk tijdvak van zeven dagen of gedeelte daarvan het recht opnieuw verschuldigd, tenzij dit langer verblijf wegens ijsgang, invriezing, abnormale waterstand ter plaatse of andere buitengewone omstandigheden noodzakelijk is. Binnen het in de vorige zinsnede bedoelde tijdsbestek van zeven dagen mag een vaartuig van de gemeentelijke havens en van de gemeentelijke los- en laadplaatsen aan de Zuid-Willemsvaart over en weer, onmiddellijk op elkaar aansluitend, gebruikmaken.

Artikel 3 Maatstaf van heffing

  • 1. Maatstaf van de heffing is de maximum waterverplaatsing ingevolge de geldige meetbrief van het vaartuig.

  • 2. Bij gemis van een meetbrief of bij weigering om de meetbrief te vertonen, wordt de maximum waterverplaatsing door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld en wordt het recht naar de uitkomst daarvan geheven.

Artikel 4 Tarieven

  • 1. Het havengeld wordt berekend naar de maximum waterverplaatsing van de vaartuigen en bedraagt per kubieke meter van die maximum waterverplaatsing € 0,15 voor elke keer, dat de vaartuigen gebruik maken van een van de gemeentehavens, met een minimum van € 36,20.

  • 2. Voor vaartuigen die de haven bezoeken zonder te laden of te lossen en die niet voor opslag bestemd zijn, bedraagt het recht € 0,15 per kubieke meter waterverplaatsing met een minimum van € 36,20.

  • 3. Voor recreatievaartuigen die de haven bezoeken en die geen ligplaats nemen in de passantenhaven: per overnachting € 23,10

Hoofdstuk II Opslaggeld

Artikel 5 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam “opslaggeld” wordt ingevolge deze verordening een recht geheven, dat verschuldigd is voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van opslagruimten aan de gemeentelijke aanlegplaatsen aan de Zuid-Willemsvaart en aan de havens.

  • 2. Onder “opslagruimte” wordt verstaan dat gedeelte van de kaden aan de gemeentelijke aanlegplaatsen aan de Zuid-Willemsvaart en de havens hetwelk onderverhuurd is en door het college van burgemeester en wethouders daartoe is bestemd.

  • 3. Het opslaggeld wordt geheven van degene, die gebruik maakt van de opslagruimte of op wiens last zulks gebeurt en dient te worden voldaan, zodra het gebruik een aanvang neemt.

Artikel 6 Maatstaf van heffing

De grondslag voor de berekening van het recht is het aantal in gebruik genomen m2 opslagruimten.

Artikel 7 Tarieven

  • 1. Voor het gebruik van opslagruimten wordt geheven per etmaal of korter € 0,15 per m2 met een minimum van € 3,47

  • 2. Bij de berekening van het opslaggeld wordt het etmaal gerekend te zijn ingegaan bij de aanvang van de dag, die voor de ingebruikneming is aangevraagd en te zijn geëindigd bij de aanvang van de dag, volgend op die, waarop de goederen zijn verwijderd.

  • 3. De zondagen en de dagen waarop een algemeen erkende christelijke of rooms-katholieke feestdag valt, worden hierbij niet meegerekend.

  • 4. De tot gebruik aangevraagde oppervlakte wordt gemeten in vierkante meters, met dien verstande dat de niet belegde tussenruimte onder de gebruikte oppervlakte wordt begrepen.

Artikel 8 Abonnementen

  • 1. Degene die van de opslagruimten gedurende een kalendermaand of langer gebruik wenst te maken, kan het opslaggeld bij wijze van abonnement voldoen.

  • 2. Indien het eerste lid van toepassing is, is berekend naar een minimum oppervlakte van 25 m2 per kalendermaand dat van de opslagruimten gebruik wordt gemaakt, € 0,72 per m2 verschuldigd.

  • 3. Degene die van de in het eerste lid omschreven mogelijkheid gebruik wil maken, moet een schriftelijke aanvraag hiervoor indienen bij het college van burgemeester en wethouders vóór de aanvang van het gebruik, onder vermelding van de benodigde oppervlakte en de plaats waar, en de tijd, gedurende welke hij de voorwerpen of goederen wil plaatsen of storten.

  • 4. Bij overschrijding van de bij abonnement in te nemen opslagruimte wordt de meerdere oppervlakte berekend naar het tarief zoals opgenomen in artikel 7.

Artikel 9 Vrijstellingen

  • Geen opslaggeld wordt geheven:

  • a. voor het gebruik van de opslagruimten bij de lading en lossing van vaartuigen gedurende een kortere tijd dan zes uren;

  • b. voor het gebruik van opslagruimten bij de lading en lossing gedurende een langere tijd van hospitaalschepen en rijksvaartuigen.

Hoofdstuk III Staangeld

Artikel 10 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam “staangeld” wordt ingevolge deze verordening een recht geheven, dat verschuldigd is voor het gebruik overeenkomstig de bestemming van gedeelten van de kaden van de havens of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan de Zuid-Willemsvaart met toestellen, werken of inrichtingen, welke onmiddellijk dan wel middellijk met het lossen en laden van vaartuigen verband houden, zoals los- en laadbruggen, hijskranen, elevatoren of andere soortgelijke toestellen, werken of inrichtingen.

  • 2. Bij dit gebruik is het niet van belang, of de in het eerste lid bedoelde toestellen, werken of inrichtingen zich in, op of boven de daar aangeduide kaden bevinden.

  • 3. Onder staangeld wordt mede verstaan het recht dat verschuldigd is voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen zijn aangebracht.

  • 4. Het staangeld wordt geheven zodra het in dit artikel bedoeld gebruik een aanvang heeft genomen.

  • 5. Het staangeld wordt geheven van degene, aan wie gedeelten van de kaden in gebruik zijn gegeven.

  • 6. Voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen zijn aangebracht wordt het staangeld geheven van de gezagvoerder, de schipper, de reder, de eigenaar, de gebruiker, de bevrachter, de huurder van het vaartuig of de gemachtigde van één van dezen.

Artikel 11 Maatstaf van heffing

Bij de berekening van het recht voor los- en laadbruggen is het aantal strekkende meters in gebruik genomen kademuur en voor de overige toestellen, werken of inrichtingen de tijdsduur dat van de kaden van de havens of van de gemeentelijke aanlegplaatsen aan de Zuid-Willemsvaart gebruik wordt gemaakt bepalend.

Artikel 12 Tarieven

  • 1. Het recht bedoeld in artikel 11 bedraagt:

  • a. voor los- en laadbruggen € 17,00 per strekkende meter kademuur, met als minimum € 89,49 per jaar;

  • b. voor elke hijskraan met bijbehorende werken € 394,79 per jaar en € 13,53 per dag;

  • c. voor andere toestellen, werken of inrichtingen per jaar € 166,09 en € 2,92 per dag;

  • d. voor vaartuigen, waarop inrichtingen ten behoeve van het laden en lossen zijn aangebracht per vaartuig € 246,40 per jaar en € 6,93 per dag.

  • 2. Voor verplaatsbare toestellen is het in dit artikel bepaalde recht voor elk toestel slechts éénmaal per jaar c.q. per dag verschuldigd.

Hoofdstuk IV Vaste Ligplaatsgeld

Artikel 13 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam “vaste ligplaatsgeld” wordt ingevolge deze verordening een recht geheven, dat verschuldigd is voor het hebben van een vaste ligplaats.

  • 2. Voor zover zulks naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders mogelijk is, worden vaste ligplaatsen in gebruik gegeven aan de havens en aan de gemeentelijke aanlegplaatsen aan de Zuid-Willemsvaart.

  • 3. Het recht wordt geheven zodra het gebruik of genot van een vaste ligplaats een aanvang heeft genomen.

  • 4. Het vaste ligplaatsgeld wordt geheven van degene, aan wie een vaste ligplaats in gebruik is gegeven.

Artikel 14 Maatstaf van heffing

Het recht wordt geheven naar het aantal in gebruik gegeven strekkende meters kademuur.

Artikel 15 Tarief

  • 1. Het vaste ligplaatsgeld bedraagt € 16,34 per strekkende meter kademuur per maand.

  • 2. Betaling van dit recht ontslaat niet van de verplichting tot het betalen van havengeld en van opslaggeld.

Hoofdstuk V Overslaggeld

Artikel 16 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “overslaggeld” wordt ingevolge deze verordening een recht geheven wegens het gebruik maken van gedeelten van de havens welke onmiddellijk dan wel middellijk met het laden en lossen van vaartuigen verband houden.

  • 2. Indien er overslaggeld wordt betaald is geen havengeld verschuldigd.

Artikel 17 Belastingplicht

  • 1. Het overslaggeld wordt geheven van degene aan wie gedeelten van de haven in gebruik zijn gegeven ten behoeve van overslag.

  • 2. Degene van wie overslaggeld wordt geheven, is verplicht op het einde van iedere maand een opgave van het gewicht van de overgeslagen goederen en het aantal containers aan de havenmeester te verstrekken. Tevens dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: datum, naam van het schip met Europanummer en het aantal uitgeloste/geladen tonnen of containers.

Artikel 18 Maatstaf van heffing

Het overslaggeld bedraagt per ton overgeslagen goederen € 0,19 en per overgeslagen met materialen c.q. producten gevulde container € 1,25.

Artikel 19 Wijze van heffing

  • 1. Het overslaggeld wordt geheven bij wege van gedagtekende nota of andere schriftuur.

  • 2. Schepen die gebruik maken van dit recht en elders ligplaats binnen de gemeentehavens innemen vallen onder artikel 2 (havengelden) van deze verordening.

Hoofdstuk VI Elektriciteitsgeld

Artikel 20 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. Onder de naam “elektriciteitsgeld” wordt ingevolge deze verordening een recht geheven, dat is verschuldigd voor vaartuigen die gebruik maken van de bij de gemeentelijke havens beschikbare elektriciteitafnamepunten en niet vallen onder artikel 4, lid 1 van deze verordening.

  • 2. Het recht wordt geheven van degene aan wie een afnamepunt in gebruik is gegeven.

Artikel 21 Maatstaf van heffing

Het recht wordt geheven op basis van het geleverde voltage.

Artikel 22 Tarieven

Het recht bedraagt na 3 dagen vanaf de dag van aankomst in de haven € 6,50 per dag per schip voor 220 V en € 8,50 per dag per schip voor 380 V.

Hoofdstuk VII Overige bepalingen

Artikel 23 Belastingjaar

  • 1. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Indien zulks in deze verordening niet anders is bepaald, wordt bij de toepassing van deze verordening voor een gedeelte van een jaar, van een kalendermaand, van een dag, van een kubieke meter, van een vierkante meter en van een strekkende meter respectievelijk een vol jaar, een volle kalendermaand, een volle dag, een hele kubieke meter, een hele vierkante meter en een hele strekkende meter gerekend.

Artikel 24 Wijze van heffing

  • 1. De rechten worden geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, nota of andere schriftuur.

  • 2. Het verschuldigde bedrag wordt in de kennisgeving, de nota of andere schriftuur vermeld.

  • 3. Voor degenen die niet tijdig de informatie verstrekken die nodig is voor de berekening van de verschuldigde havengelden, worden de verschuldigde rechten per kwartaal door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

Artikel 25 Tijdstip van betaling

  • 1. De rechten zijn verschuldigd en moeten worden betaald op het tijdstip waarop het gebruik aanvangt.

  • 2. Indien de rechten niet op het in het eerste lid genoemde tijdstip kunnen worden voldaan, moeten deze, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, worden betaald binnen 1 maand na dagtekening van de schriftelijke kennisgeving, de nota of de andere schriftuur.

Artikel 26 Omzetbelasting

Alle in deze verordening genoemde tarieven zijn inclusief de verschuldigde omzetbelasting.

Artikel 27 Kwijtschelding

De rechten genoemd in artikel 1 komen niet voor kwijtschelding in aanmerking.

Artikel 28 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de scheepvaartrechten.

Artikel 29 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening scheepvaartrechten 2013”, vastgesteld bij raadsbesluit van 13 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening scheepvaartrechten 2014”.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 12 december 2013.

De raad voornoemd.

De griffier,

Dr. W.J. Oosten.

De voorzitter,

mr. I.R. Adema.