Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Littenseradiel

Bezoldigingsverordening gemeente Littenseradiel 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Littenseradiel
Officiële naam regelingBezoldigingsverordening gemeente Littenseradiel 2010
CiteertitelBezoldigingsverordening gemeente Littenseradiel 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerppersoneel en organisatie
Eigen onderwerpbetrekking, bezoldiging, conversie, gratificatie, overwerk, periodiek, salaris, schaal, toelage, uurloon, vergoeding

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 156
  2. Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Littenseradiel en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO), art. 3:1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-201001-01-201007-06-2013Nieuwe regeling

23-02-2010

Besluitenlijst college, 24-02-2010

Collegebesluit, 23-02-2010, nr. 24

Tekst van de regeling

Intitulé

Bezoldigingverordening gemeente Littenseradiel 2010

Het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel;

gelet op artikel 156 van de Gemeentewet en artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Littenseradiel en de Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO);

gehoord de Commissie voor Georganiseerd Overleg;

besluit:

de Bezoldigingverordening gemeente Littenseradiel 2010 vast te stellen.

Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ambtenaar:

    • 1.

      de ambtenaar in de zin van de CAR/UWO;

    • 2.

      de werknemer als bedoeld in artikel 2:5, eerste lid, van de CAR/UWO;

  • b.

    salaris: het salaris als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onder b, van de CAR/UWO;

  • c.

    uurloon: het uurloon als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder o, van de CAR/UWO;

  • d.

    schaal: de schaal als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onder a, van de CAR/UWO, opgenomen in bijlage IIa van die regeling;

  • e.

    maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal;

  • f.

    bezoldiging; de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid, onder c, van de CAR/UWO;

  • g.

    betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de CAR/UWO;

  • h.

    conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar salarisschalen;

  • i.

    volledige betrekking: de volledige betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder k, van de CAR/UWO;

  • j.

    overwerk: het overwerk als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder l, van de CAR/UWO;

  • k.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Littenseradiel.

Salaris

Artikel 2 Recht op salaris

  • 1. Het recht op salaris vangt aan met de dag waarop de aanstelling van de ambtenaar ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op salaris aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk in dienst is getreden.

  • 2. Het recht op salaris eindigt, in geval van ontslag, met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.

Artikel 3 Gebroken tijdvakken

Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

Artikel 4 Onvolledige betrekking

Het salaris van de ambtenaar met een onvolledige betrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van het salaris dat voor hem zou gelden bij een volledige betrekking.

Artikel 5 Salarisbedragen

De salarissen van de ambtenaren wier salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen 1 tot en met 14 zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR/UWO.

Artikel 6

  • 1. De toepassing van bijlage IIa van de CAR/UWO vindt plaats conform hetgeen is bepaald in artikel 3:1, derde tot en met vijfde lid, van de CAR/UWO.

  • 2. Het college bepaalt met inachtneming van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek en aan de hand van de vastgestelde conversie de voor de ambtenaar geldende salarisschaal, tenzij zijn wijze van functioneren zich nog daartegen verzet.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

  • 4. Anders dan bij het aanvaarden van passende of gangbare arbeid, dan wel bij wijze van disciplinaire straf, als bedoeld in de CAR/UWO, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan dat van de reeds voor hem geldende salarisschaal.

Artikel 7 Periodieke verhoging van het salaris

  • 1. Het salaris van de ambtenaar die voldoende functioneert, wordt binnen de voor hem geldende salarisschaal periodiek verhoogd tot het naasthogere bedrag.

  • 2. De periodieke verhogingen worden toegekend aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, voor de eerste maal met ingang van de eerste dag van de maand waarin zijn aanstelling een jaar is verstreken en nadien telkens na een jaar.

  • 3. Het tijdstip waarop ingevolge het vorige lid voor de eerste maal een periodieke verhoging wordt toegekend, kan worden vervroegd indien daartoe naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanleiding bestaat.

Artikel 8 Extra periodieke verhoging van het salaris

  • 1. Aan de ambtenaar die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra periodieke salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend op grond van zeer goede of uitstekende vervulling van de betrekking.

  • 2. Bij de toepassing van het vorige lid blijft het tijdstip waarop ingevolge artikel 7 een salarisverhoging wordt toegekend onverlet, tenzij anders wordt bepaald.

Artikel 9 Geen periodieke verhoging

  • 1. Indien een ambtenaar onvoldoende functioneert, kan worden bepaald dat voor hem de in artikel 7 bedoelde salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

  • 2. Nadien kan worden bepaald dat de salarisverhoging, welke met toepassing van het eerste lid achterwege is gelaten, al dan niet met terugwerkende kracht alsnog wordt toegekend.

  • 3. Van een beslissing tot toepassing van het eerste lid wordt de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch in elk geval voor de datum waarop anders de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk mededeling gedaan, onder vermelding van de redenen welke tot de beslissing hebben geleid.

Artikel 10 Salaris bij bevordering naar hogere schaal

Wanneer de ambtenaar wordt bevorderd naar een salarisschaal met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de ambtenaar tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de ambtenaar laatstelijk genoot en het naasthogere bedrag in die oude schaal, dan wel het naastlagere bedrag in die oude schaal, indien het salaris in de oude schaal reeds overeenkwam met het hoogste bedrag uit die schaal.

Instrumenten van flexibele beloning

Artikel 11 Gratificatie

  • 1. Indien een ambtenaar een uitstekende individuele prestatie heeft geleverd, kan aan hem een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR/UWO worden toegekend.

  • 2. De hoogte van de gratificatie bedraagt maximaal € 1.500,-- bruto.

Artikel 12 Groepsgratificatie

  • 1. Aan een groep ambtenaren die een uitstekende collectieve prestatie hebben geleverd, kan een groepsgratificatie worden toegekend.

  • 2. De hoogte van een groepsgratificatie bedraagt maximaal € 1.500,-- bruto per persoon.

Artikel 13 Tijdelijke persoonlijke toelage

  • 1. Aan een ambtenaar wiens functioneren als uitstekend wordt beoordeeld, kan een tijdelijke persoonlijke toelage worden toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage bedraagt 5% van het bruto jaarsalaris en kan voor maximaal drie jaren, jaarlijks worden toegekend.

Artikel 14 Persoonlijke toelage na bereiken maximum functionele schaal

  • 1. Aan een ambtenaar die het maximum van de voor hem geldende schaal heeft bereikt, kan een persoonlijke toelage als bedoeld in artikel 3:7:8 van de CAR/UWO worden toegekend, indien betrokkene gedurende meerdere jaren uitstekend heeft gefunctioneerd.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt ingetrokken, indien de gronden waarop de toelage werd toegekend niet meer aanwezig zijn, tenzij het college van oordeel is dat er omstandigheden zijn om de toelage geheel of gedeeltelijk te handhaven.

Artikel 15 Arbeidsmarkttoelage

  • 1. Aan de ambtenaar kan om redenen van werving of behoud een toelage worden toegekend.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde toelage wordt toegekend voor een tijdvak dat tevoren is vastgesteld.

  • 3. De toelage als bedoeld in het eerste lid eindigt op de ingevolge het tweede lid vastgestelde vervaldatum.

Artikel 16 Nadere regels instrumenten van flexibele beloning

Het college kan nadere regels stellen omtrent de toepassing en de hoogte van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 15.

Artikel 17 Geen afbouwregeling

Bij het beëindigen van instrumenten van flexibele beloning als bedoeld in de artikelen 11 tot en met 15 wordt geen afbouwregeling toegepast.

Overige toelagen en vergoedingen

Artikel 18 Waarnemingstoelage

Een waarnemingstoelage wordt toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:1:2 van de CAR/UWO.

Artikel 19 Overwerkvergoeding

Aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 10A, wordt ingeval van overwerk een overwerkvergoeding toegekend conform hetgeen is geregeld in artikel 3:2 en artikel 3:2:1 van de CAR/UWO.

Artikel 20 Toelage onregelmatige dienst

  • 1. Aan de ambtenaar voor wie de werktijden zijn vastgesteld conform in artikel 3:3 van de CAR/UWO, wordt een toelage toegekend op grond van artikel 3:3 van de CAR/UWO.

  • 2. De toelage als bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • a.

      20% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 6.00 en 8.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur, indien de arbeid is aangevangen vóór 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 20.00 uur;

    • b.

      40% voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 uur en 6.00 uur en tussen 22.00 uur en 24.00 uur;

    • c.

      45% voor de uren op zaterdag;

    • d.

      70% voor de uren op zondag;

    • e.

      100% voor de uren op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, lid 3, van de CAR/UWO.

Artikel 21 Toelage bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdienst

  • 1. Aan de ambtenaar die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR/UWO ingevolge een schriftelijke aanwijzing van het college zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te gaan verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • 2. De toelage bedraagt per dag:

    • a.

      één maal het uurloon van het maximum van salarisschaal 7 bij bereikbaarheid en beschikbaarheid op maandag tot en met vrijdag;

    • b.

      twee maal het uurloon van het maximum van salarisschaal 7 bij bereikbaarheid en beschikbaarheid op zaterdag, zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:2:1, lid 3, van de CAR/UWO.

  • 3. In bijzondere gevallen kan een regeling worden getroffen die het bepaalde in dit artikel aanvult of daarvan afwijkt.

Artikel 22 Inconveniëntentoelage

  • 1. Aan de ambtenaar aan wie het verrichten van zware, onaangename of gevaarlijke arbeid wordt opgedragen, wordt een toelage toegekend.

  • 2. Het college kan nader bepalen welke arbeidsomstandigheden als zwaar, onaangenaam of gevaarlijk aangemerkt moeten worden, in welke mate en de duur.

  • 3. De in het eerste lid genoemde toelage is afgeleid van het verschil tussen de salarisnummers 11 en 12 in de salaristabel gemeente ambtenaren, oude structuur.

Artikel 23 Afbouwtoelage

  • 1. Aan de ambtenaar wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage, als bedoeld in de artikelen 20, 21 en 22 een blijvende verlaging ondergaat, wordt door het college een aflopende toelage toegekend, indien:

    • a.

      die blijvende verlaging ten minste 3% bedraagt van de som van het salaris en de toelage, als bedoeld in artikel 15, en;

    • b.

      de ambtenaar de toelage - als bedoeld in de artikelen 20, 21 en 22 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan, gedurende ten minste twee jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt aan de ambtenaar van 60 jaar of ouder wiens bezoldiging als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage - als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22 - een blijvende verlaging ondergaat, een blijvende toelage toegekend, indien de ambtenaar de toelage - als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22 - direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering ervan gedurende ten minste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde aflopende toelage gaat, wanneer de ambtenaar de leeftijd van 60 jaar bereikt en hij onmiddellijk voor de aanvang van die toelage gedurende tenminste 10 jaren zonder wezenlijke onderbreking een toelage - als bedoeld in artikelen 20, 21 en 22 - heeft genoten, over in een blijvende toelage als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt onder wezenlijke onderbreking verstaan een onderbreking van langer dan twee maanden.

  • 5. De afbouw kent het volgende verloop: het eerste jaar na het vervallen van de toelage 75% van de toelage; het tweede jaar na het vervallen van de toelage 50% van de toelage; het derde jaar na het vervallen van de toelage 25% van de toelage en het vierde jaar na het vervallen van de toelage 0% van de toelage.

Overige bepalingen

Artikel 24 Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treft het college een bijzondere regeling.

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als Bezoldigingverordening gemeente Littenseradiel 2010.

Ondertekening

Wommels, 23 februari 2010.

Het college,

, burgemeester.

, secretaris.