Overheidsorganisatie | Gemeente Bussum |
---|---|
Officiële naam regeling | De verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2014 |
Citeertitel | Verordening parkeerbelastingen 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-12-2013 | nieuwe regeling | 12-11-2013 BussumsNieuws: De ingangsdatum van de heffing is 1 januari 2014. Deze verordening is goedgekeurd door het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland op 25 november 2013 | RV2013-073 |
VERORDENING PARKEERBELASTINGEN 2014
De raad van de gemeente Bussum;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Bussum van
8 oktober 2013, nummer RV2013.073;
gelet op de artikel 225 van de Gemeentewet;
b e s l u i t :
Vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2014.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;
centrumgebied: het gebied van de gemeente Bussum, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart;
dag: een periode van vierentwintig uren, beginnend om 0.00 uur en eindigend om 24.00 uur;
vaste dag: een vooraf door de belastingplichtige te bepalen vaste dag in de week (bijvoorbeeld: de maandag of de dinsdag etc.).
week: een kalenderweek dan wel een periode van 7 aaneengesloten dagen;
maand: een kalendermaand dan wel een periode van 30 aaneengesloten dagen;
jaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december;
algemene of gereserveerde invalidenparkeerplaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990.
Belastbaar feit
Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:
een belasting voor het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
een belasting voor een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.
Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.
Vrijstellingen
1) De parkeerbelastingen worden niet geheven voor houders van een:
geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart of een geldige landelijke invalidenparkeerkaart (zowel voor bestuurders als passagiers);
bijzondere parkeervergunning als bedoeld in artikel C, vierde lid, van de Parkeerverordening 2012, die gebruikt wordt door een (gemeente)ambtenaar tijdens de uitoefening van zijn of haar functie.
2) Deze vrijstelling geldt uitsluitend, indien de parkeerkaart of de parkeervergunning, zoals bedoeld in het eerste lid, met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de parkeerkaart of parkeervergunning op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht.
Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak
Artikel 5
De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.
Wijze van heffing
Artikel 6
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven door middel van voldoening op aangifte.
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven door middel van een aanslag.
Ontstaan van de belastingschuld
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.
De belasting voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of zo dit later is bij de aanvang van de belastingplicht.
Indien de belastingplicht van de belasting voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar nog maanden overblijven. De maand waarin de belastingplicht ontstaat wordt voor de berekening van het aantal maanden geheel meegerekend.
Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9. eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a worden betaald bij de aanvang van het parkeren.
2. In afwijking van artikel 9. eerste lid van de Invorderingswet 1990 moet de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.
3. In afwijking van artikel 234, negende lid van de Gemeentewet moet de naheffingsaanslag worden betaald binnen 2 weken na de dagtekening van het duplicaat van de naheffingsaanslag.
1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid bestaat geen recht op teruggaaf van parkeerbelastingen.
2. Indien een vergunning in de loop van het belastingtijdvak wordt ingetrokken, wordt op aanvraag teruggaaf van de parkeerbelasting verleend over de nog niet ingetreden maanden van het belastingtijdvak, gerekend van de datum van inlevering van de parkeervergunning.
Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
Artikel 10
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling
Artikel 11
Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden.
Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast.
Als na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld.
1. De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 58,--.
2. De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem bedragen € 48,--.
3. De kosten bedragen:
1. € 190,-- per keer, voor het uitrijden en overbrengen van een voertuig en
2. € 17,85 per dag, voor het bewaren van een voertuig.
4. Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld.
Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Artikel 13
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.
Overgangsrecht
Artikel 14
De ‘Verordening parkeerbelastingen 2014’ van 12 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 15, tweede lid, opgenomen datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de parkeerbelastingen hiervoor in die periode plaatsvindt.
Inwerkingtreding
Artikel 15
Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014.
Citeertitel
Artikel 16
Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen 2014’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bussum, gehouden op 12 november 2013.
de griffier, de voorzitter,
TARIEVENTABEL 2014, BEHORENDE BIJ DE VERORDENING
PARKEERBELASTINGEN 2014
I. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in
artikel 2, onderdeel a, bedraagt zowel binnen als buiten het
centrumgebied: € 0,10 per 6 minuten.
d.voor de eigenaar of houder van een motorvoertuig, die op de Bussumse weekmarkt een standplaats heeft:
Eenheid | Bedrag per jaar | Gebied |
Voor de vaste dag in de week, waarop de Bussumse weekmarkt wordt gehouden | € 68 | voor het parkeren op de met borden aangegeven parkeerstrook langs de Vlietlaan. |
III. Een gedeelte van een in de vorige leden genoemde eenheid van tijd wordt voor een gehele eenheid gerekend.
Behoort bij raadsbesluit van 12 november 2013
De griffier,
(mr. L.A. Wieringa)
KAART CENTRUMGEBIED PARKEERBELASTINGEN
Behoort bij het raadsbesluit van 12 november 2013
De griffier,
(mr. L.A. Wieringa)