Overheidsorganisatie | Gemeente Het Bildt |
---|---|
Officiële naam regeling | Monumentenverordening Gemeente het Bildt 2010 |
Citeertitel | Monumentenverordening Gemeente het Bildt 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 september 2010
Onbekend
Onbekend
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | nieuwe regeling | 16-09-2010 Bildtse Post 29-09-2010 | No. 100909c | ||
01-01-2007 | nieuwe regeling | 21-12-2006 Onbekend | Onbekend. |
No. 100909c St.-Annaparochie, 16 September 2010
De raad van de gemeente het Bildt;
Overwegende; dat in verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) de monumentenverordening 2006 dient te worden herzien;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 augustus 2010;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
B E S L U I T:
vast te stellen de volgende
Monumentenverordening Gemeente het Bildt 2010
Deze verordening verstaat onder:
a. monument:
1. zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;
2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;
b. gemeentelijk archeologisch monument: monument, bedoeld in onderdeel a, onder 2;
c. gemeentelijk monument: onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;
d. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken;
e. beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;
f. kerkelijk monument: onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;
g. monumentencommissie: de op basis van art. 15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de verordening en het monumentenbeleid;
h. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de
bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het
monument.
1. Het bevoegd gezag kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.
2. Voordat het bevoegd gezag over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.
3. Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.
4. Het bevoegd gezag brengt de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.
5. Voordat het bevoegd gezag een kerkelijk monument als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.
6. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.
7. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Fryslân.
1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het bevoegd gezag.
2. Het bevoegd gezag beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.
De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.
1. Het bevoegd gezag registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.
2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
1. Het bevoegd gezag kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.
2. Artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.
3. Indien de wijziging naar het oordeel van het bevoegd gezag van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, tweede tot en met vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.
4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
1. Indien het bevoegd gezag de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede, vierde en vijfde lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.
2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening van de provincie Fryslân.
3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
a. een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
b. een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
1. op de voorbereiding van een besluit om de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 10 is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
2. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.
3. Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag.
4. Indien het bevoegd gezag niet besluit binnen de (in artikel 3:18 Algemene wet bestuursrecht) gestelde termijn, wordt de vergunning geacht te zijn verleend.
Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een kerkelijk monument geen vergunning ingevolge de bepalingen van artikel 10 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
1. De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:
a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;
b. blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10 niet naleeft;
c. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;
d. niet binnen één jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.
e. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.
1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.
2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.
3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.
1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:
a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;
b. voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10; schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2. Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.
Hij, die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.
2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het bevoegd gezag dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.
1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op 1 oktober 2010.
2. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad van 21 december 2006, voor zover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt op de datum waarop het eerste lid toepassing vindt.
3. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.
4. De monumentenverordening, vastgesteld bij besluit van de raad 21 december 2006, voor zover het betreft bepalingen over beschermde rijksmonumenten, vervalt op de datum waarop het derde lid toepassing vindt.
5. De op grond van de ingevolge het tweede lid vervallen verordening geregistreerde gemeentelijke monumenten worden geacht aangewezen te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
6. De gemeentelijke monumenten, geregistreerd op de monumentenlijst van de ingevolge het tweede lid genoemde vervallen verordening, worden geacht geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
7. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening Gemeente het Bildt 2010'.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 september 2010.
voorzitter,
griffier,