Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Nederlek

Beleidsregel Hogere Waarden

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Nederlek
Officiële naam regelingBeleidsregel Hogere Waarden
CiteertitelBeleidsregel Hogere Waarden
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200723-12-2015Onbekend

07-08-2007

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Inleiding

Algemeen

De Wet geluidhinder (verder: Wgh) welke vanaf 1979 gefaseerd in werking is getreden, heeft tot doel het voorkomen en beperken van geluidhinder. Een van de kenmerken van de Wgh ten opzichte van andere wetten is dat de normen in de wet zijn opgenomen. Verder is het begrip zone in de Wgh geïntroduceerd om de kans op geluidsoverlast zoveel mogelijk te voorkomen. Een zone kan worden gezien als een aandachtsgebied voor geluid langs of rond een geluidsbron, waarbinnen gestreefd moet worden naar een akoestisch optimale situatie. Bij industrielawaai wordt de geluidszone bepaald door de 50 dB(A)-contour, bij verkeerslawaai schrijft de Wgh afstanden voor gebaseerd op een gemiddeld te verwachten geluidsbelasting van 50 dB(A) op de zonegrens. Met de zonering wordt een koppeling gelegd tussen de geluidhinderbestrijding en de ruimtelijke ordening. Met name bij het maken van bestemmingsplannen moet de aandacht dan worden gericht op geluidsgevoelige bestemmingen en dienen daarvoor geldende grenswaarden in acht te worden genomen.

Grenswaarden

Bijna overal in de Wgh wordt gebruik gemaakt van termen als de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting en grenswaarde. De geluidbelasting wordt gemeten of berekend op de gevel van een woning of een ander geluidsgevoelig object. Voor verschillende bronsoorten worden in de Wgh, voor verschillende situaties, de ten hoogste toelaatbare (waarde van de) geluidsbelasting aangegeven. Daarbij is steeds sprake van een ondergrens, de voorkeursgrenswaarde, en een bovengrens, de maximale grenswaarde. De voorkeursgrenswaarde en de maximale grenswaarden zijn grenswaarden die krachtens de Wgh gelden. Het bevoegd gezag ook krachtens de Wgh een zogenaamde hogere waarde vaststellen. Die vast te stellen hogere waarden mogen niet hoger zijn dan de maximale grenswaarden. In principe moet er echter altijd naar worden gestreefd de voorkeursgrenswaarde aan te houden.

Ontheffingscriteria

Tot 1 januari 2007 waren er in de Wgh en bijbehorende uitvoeringsbesluiten diverse criteria opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarden kon worden afgeweken. De laatste jaren is echter meer en meer het besef ontstaan dat geluidhinder in het merendeel der gevallen een lokaal probleem is dat het best door de lokale overheid kan worden aangepakt. In dat verband past het niet dat centraal in de ‘oude’ Wgh en de bijbehorende uitvoeringsbesluiten ontheffingscriteria zijn opgenomen welke door de lokale overheid in acht moeten worden genomen. Met de wijziging van de Wgh op 1 januari 2007 is aan deze gedachte tegemoet gekomen en is het merendeel van de eerder geldende ontheffingscriteria vervallen. Tegelijkertijd is er door het ministerie van VROM aanbevolen dat de lokale overheid hiervoor eigen beleid ontwikkelt en vaststelt.

In voorliggende beleidsregel is dan ook aangegeven welk beleid burgemeester en wethouders van gemeenten in de regio Midden-Holland in dat kader wenst aan te houden. Daarbij is zoveel als mogelijk aangesloten bij het op grond van de oude Wgh geldende beleid omdat dat in het merendeel der gevallen goed bleek te voldoen. De regio Midden-Holland is echter voornemens om, na deze consolidatie van het tot op heden gevoerde beleid, in de toekomst een meer gebiedsgericht beleid te gaan voeren. Hiervoor zal aansluiting worden gezocht op het thans in ontwikkeling zijnde MILO-beleid (MILO = Milieukwaliteit in de Leefomgeving) Dat wil zeggen dat per gebied (wijk of buurt) de milieukwaliteit wordt bepaald en wordt gekeken naar de ruimtelijke plannen voor dat gebied. Die gebiedsgerichte benadering houdt er rekening mee dat een woonwijk een andere milieukwaliteit vraagt dan bijvoorbeeld een industriegebied waar nauwelijks mensen wonen.

Bevoegd gezag

Met ingang van 1 januari 2007 is het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd tot het vaststellen van hogere waarden bij wijzigingen in de zone, i.c. voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen in de zone. Er zijn enkele uitzonderingen:

  • ·

    Gedeputeerde Staten stellen, bij wijziging van de bron, hogere waarden vast voor hoofdspoorwegen, alsmede rijks- en provinciale wegen;

  • ·

    Gedeputeerde Staten stellen, bij wijziging van de bron, hogere waarden vast voor industrieterreinen die in het streekplan als van regionaal belang zijn aangemerkt.

Gemeenten in de regio Midden - Holland kunnen deze bevoegdheid mandateren aan de directeur van de Milieudienst Midden-Holland.

De Milieudienst zal voor alle aangesloten gemeenten die werkzaamheden uitvoeren die nodig zijn ter voorbereiding van het te nemen hogere waarden besluit. Hieronder wordt in ieder geval begrepen het begeleiden, laten uitvoeren dan wel in eigen beheer uitvoeren van alle benodigde akoestische onderzoeken, alsmede het opstellen van het te nemen besluit.

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze beleidsregel is in hoofdlijnen het wettelijk kader aangegeven op grond waarvan de regio Midden-Holland deze beleidsregel vaststelt en welke grenswaarden als gevolg daarvan moeten worden gehanteerd. In bijlage 2 is het wettelijk kader meer in detail beschreven. In hoofdstuk 3 is beschreven welk beleid wordt voorgestaan. Bijlage 1 bevat een omschrijving van de gehanteerde begrippen, terwijl in bijlage 3 een toelichting is opgenomen op de ontheffingscriteria. In bijlage 4 tenslotte is een stroomschema van de hogere waarde procedure opgenomen.

Inspraak

De voorliggende beleidsregel is tot stand gekomen overeenkomstig de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. De beleidsregel is in ontwerp gepubliceerd op [datum] waarbij belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld op het ontwerp in te spreken. In de bijgevoegde inspraaknota is een overzicht gegeven van de inspraakreacties en is aangegeven hoe hiermee is omgegaan.

[pm behandeling inspraakreacties]

Wettelijk kader - grenswaarden

Algemeen

De wijziging van de Wet geluidhinder is, zoals hiervoor reeds kort aangegeven, veelomvattend. Niet alle wijzigingen zijn van toepassing voor de regio Midden-Holland. Onderstaand worden die wijzigingen (c.q. resterende relevante wetteksten) nader beschreven op grond waarvan de regio Midden-Holland een beleidsregel vaststelt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.

Wijziging dosismaat

Voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai wordt met de wetswijziging overgestapt op de Europese dosismaat LDEN. In de Wet wordt de nieuwe dosismaat LDEN aangeduid met “dB”, de oude dosismaat LETM wordt als voorheen aangeduid met “dB(A)”. Beide dosismaten zijn “A-gewogen”, dat wil zeggen overeenkomend met de gevoeligheid van het menselijk oor.

De geluidsbelasting in LDEN wordt bepaald als gemiddelde op jaarbasis over de dag-, avond- en nachtperiode, in plaats van de hoogste van de drie (bij wegverkeer voorheen twee) etmaalperioden.

Uit onderzoek is gebleken dat in Nederland de verdeling van de verkeersintensiteiten over het etmaal, binnen een zekere bandbreedte, constant is. Daarmee komt de geluidsbelasting in dB in getalswaarde gemiddeld 2 dB lager uit dan voorheen in dB(A). Om de nieuwe dosismaat zo beleidsneutraal mogelijk in te voeren, zijn daarom in de nieuwe Wgh ook alle normen met 2 dB verlaagd. Een voorkeursgrenswaarde die in de oude Wet 50 dB(A) was, is nu dus 48 dB geworden. Voor alle duidelijkheid: dit is geen inhoudelijke aanscherping van de norm.

Overigens is de dag-avond-nacht verhouding van de verkeersintensiteiten niet voor alle wegen en spoorwegen hetzelfde. Door deze afwijkende verhoudingen is het conversieverschil niet altijd 2 dB. Volgens artikel 110h van de nieuwe Wet geluidhinder wordt een geldende hogere waarde (uitgedrukt in dB(A)) omgerekend in een nieuwe waarde (uitgedrukt in dB) volgens een methode die wordt vastgelegd in een Ministeriële Regeling. Deze methode houdt in dat de conversie niet leidt tot een feitelijke versoepeling of aanscherping van die hogere waarde. Als bijvoorbeeld in een concreet geval de omrekening van LETM in LDEN leidt tot een 3 dB lagere getalswaarde, wordt de hogere waarde met 1 dB verlaagd. Deze omrekenmethode geldt niet voor woningen waarvoor de voorkeurswaarde van kracht is.

Voor industrielawaai is, met uitzondering van de bepaling betreffende de geluidskartering o.b.v. de Europese richtlijn Omgevingslawaai, LDEN niet ingevoerd, er wordt als voorheen gewerkt met de dosismaat LETM in dB(A).

Wegverkeerslawaai

Op grond van de wijziging van de Wet geluidhinder, kan voor de regio Midden-Holland worden gesteld dat bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) voor het aspect wegverkeerslawaai akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd waarbij voor woningen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB in acht moet worden genomen doch waarbij de maximale grenswaarde op woningen als volgt bedraagt:

nieuwe woning / bestaande weg

maximale grenswaarde

nieuw te bouwen woningen

stedelijk 63 dB

buitenstedelijk 53 dB

nieuw te bouwen agrarische bedrijfswoning

stedelijk n.v.t.

buitenstedelijk 58 dB

Vervangende nieuwbouw

stedelijk 68 dB

langs autosnelweg 63 dB

buiten bebouwde kom 58 dB

En

Bestaande woning / nieuwe wegaanleg

maximale grenswaarde

bestaande woningen

stedelijk 63 dB

buitenstedelijk 58 dB

gelijktijdig met wegaanleg te bouwen woning

stedelijk 58 dB

buitenstedelijk 53 dB

Ingeval van reconstructie van een weg gelden de volgende waarden:

situatie woning / weg

Voorkeurs-grenswaarde

maximale grenswaarde

heersende geluidsbelasting < 48 dB

48 dB

-

eerder is een hogere waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting > 48 dB

laagste van:

heersende waarde vóór reconstructie of hogere vastgestelde waarde

stedelijk: 63 dB

buitenstedelijk 58 dB

niet eerder is een hoger waarde vastgesteld en heersende geluidsbelasting > 48 dB

de heersende waarde vóór reconstructie

stedelijk: 63 dB

buitenstedelijk 58 dB

Ingevolge de Wgh en het Besluit geluidhinder kan voor andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen (niet woningen) het volgende stelsel aan grenswaarden worden afgeleid:

situatie

Voorkeurs-grenswaarde

maximale grenswaarde

Andere geluidsgevoelige gebouwen en woonwagenstandplaatsen

48 dB

onderwijsgebouwen, zieken- of verpleeghuizen:

buitenstedelijk gebied 58 dB

stedelijk gebied 63 dB,

andere gezondheidszorggebouwen en woonwagenstandplaatsen 53 dB

Andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen

53 dB

58 dB

In geval van reconstructies van wegen gelden de volgende waarden:

situatie

Voorkeurs-grenswaarde

maximale grenswaarde

Geluidsbelasting voor reconstructie is niet hoger dan 48 dB (andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen) en niet hoger dan 53 dB (andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen)

48 dB respectievelijk 53 dB

Verhoging maximaal 5 dB

Nog niet eerder was hogere waarde vastgesteld dan 48 dB (andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen) of 53 dB (andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen) maar heersende geluidsbelasting is wel hoger

De heersende waarde

Verhoging maximaal 5 dB en indien heersende waarde niet hoger dan 53 dB: 58 dB dan wel 63 dB voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in buitenstedelijk respectievelijk stedelijk gebied, 53 dB voor andere gezondheidszorggebouwen, indien heersende waarde wel hoger dan 53 dB: 68 dB voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen en 58 dB voor andere gezondheidszorggebouwen

Eerder was hogere waarde vastgesteld dan 48 dB (andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen) of 53 dB (andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen) en heersende geluidsbelasting is ook hoger

Laagste van de heersende waarde of de eerder vastgestelde waarde

Verhoging maximaal 5 dB en maximaal tot hierboven genoemde waarden dan wel, indien eerdere hogere waarden dan die waarden zijn vastgesteld, die eerder vastgestelde waarden

Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting aan de grens van geluidsgevoelige terreinen kunnen hogere waarden dan de hiervoor genoemde maximale grenswaarden worden vastgesteld, met dien verstande dat de verhoging als gevolg van de reconstructie niet meer mag bedragen dan 5 dB en de waarde niet hoger mag worden vastgesteld dan 53 dB voor woonwagenstandplaatsen en 68 dB voor andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.

Railverkeerslawaai

Voor het aspect railverkeerslawaai kan voor de regio Midden-Holland worden gesteld dat bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd waarbij de volgende systematiek van voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden in acht moet worden genomen:

Situatie

Voorkeurs-grenswaarde

maximale grenswaarde

Woningen

55 dB

68 dB

Andere geluidsgevoelige gebouwen

53 dB

68 dB

Geluidsgevoelige terreinen

55 dB

63 dB

Industrielawaai

Voor het aspect industrielawaai kan voor de regio Midden-Holland worden gesteld dat bij het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd waarbij de volgende systematiek van voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden in acht moet worden genomen:

Voor bestaande zones geldt het volgende overzicht:

Situatie

Voorkeurs-grenswaarde

Maximale grenswaarde

Nieuw te bouwen woningen

50 dB(A)

55 dB(A)

Andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen

50 dB(A)

55 dB(A) voor geluidsgevoelige terreinen en andere gezondheidszorggebouwen,

60 dB(A) voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen

Vervangende nieuwbouw woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen

50 dB(A)

60 dB(A) voorzover niet eerder een hogere waarde was vastgesteld, anders 65 dB(A)

Bij wijziging zone, in geval van reeds eerder vastgestelde hogere waarde

De eerder vastgestelde hogere waarde

Verhoging met maximaal 5 dB(A) tot maximaal 55 dB(A) voor geprojecteerde woningen en 60 dB(A) voor bestaande woningen

Bij wijziging zone, in geval niet reeds eerder een hogere waarde was vastgesteld

50 dB(A)

55 dB(A) voor geprojecteerde woningen

60 dB(A) voor bestaande woningen

Bij eerste zonevaststelling (nieuwe situaties) geldt het volgende overzicht:

Situatie

Voorkeurs-grenswaarde

Maximale grenswaarde

Geprojecteerde woningen

50 dB(A)

55 dB(A)

Woningen aanwezig of in aanbouw

50 dB(A)

60 dB(A)

Andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen

50 dB(A)

55 dB(A) voor geluidsgevoelige terreinen en andere gezondheidszorggebouwen,

60 dB(A) voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen

Dove gevel

De Wgh kent reeds enkele jaren het begrip “dove gevel”, dat is een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en welke een zekere geluidswering dient te bezitten. Ingeval een geluidsgevoelige bestemming van een dergelijke gevel is voorzien, behoeft voor die gevel niet te worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh.

Met de wijziging van de Wgh op 1 januari 2007 is het begrip “dove gevel”verruimd, er mag nu ook sprake zijn van een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. De toelichting op de Wgh noemt een nooduitgang als voorbeeld. Een raam of een deur van een woning is geen bij uitzondering te openen deel.

Relevant in dit kader is ook dat met het uitkomen van de nieuwe Handreiking Industrielawaai (de opvolger van de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening) dat door het ministerie van VROM medio 2007 is voorzien, de toepassing van de “dove gevel” ook bij vergunningverlening krachtens de Wet milieubeheer mogelijk wordt gemaakt. De Raad van State oordeelde eerder dat dit niet mogelijk was omdat het begrip “dove gevel” uitsluitend in de Wet geluidhinder werd genoemd en niet in de Wet milieubeheer. Met de nieuwe Handreiking Industrielawaai gaat hieraan tegemoet worden gekomen.

Beleid van de regio Midden-Holland

Overwegingen

Met de wijziging van de Wgh hebben de gemeenten meer beleidsvrijheid gekregen om binnen het grenswaardenregime van de Wgh (tussen voorkeursgrenswaarde en maximale grenswaarde) te opereren. In de regio Midden-Holland is tot op heden echter gebleken dat de uitvoeringspraktijk van de oude Wgh en bijbehorende algemene maatregelen van bestuur niet tot problemen heeft geleid. Het is mogelijk gebleken zowel goede ruimtelijke ordening te bedrijven en tegelijkertijd aan de doelstellingen t.a.v. het voorkomen en beperken van geluidhinder te voldoen. Een beperkte verruiming van het aantal mogelijke situaties en ontheffingscriteria is niettemin wel gewenst.

Voorkeur voor bronmaatregelen

Bij het nemen van maatregelen ter beperking van geluidshinder legt de Wet geluidhinder van oudsher

Prioriteit bij maatregelen aan de bron, zoals bijvoorbeeld toepassing van stille wegdekken, een vrachtwagenverbod of verlaging van de maximum snelheid. Als daarmee onvoldoende effect wordt bereikt, komen maatregelen in de overdrachtssfeer, wallen of schermen in aanmerking. Als laatste worden maatregelen bij de ontvanger zoals bijvoorbeeld gevelisolatie overwogen. De achtergrondgedachte van deze volgorde is een zo klein mogelijk gebied aan een hoog geluidsniveau bloot te stellen. De aandacht voor dit leidende principe is een wezenlijk element van de Wet geluidhinder.

Beleidsregel

Burgemeester en wethouders van gemeenten in de regio Midden-Holland stellen de hieronder opgenomen beleidsregel vast, welke grotendeels overeenkomt met de grenswaarden en criteria voor het vaststellen van hogere waarden krachtens de oude Wet geluidhinder.

Bij een procedure in het kader van het vaststellen of herzien van een bestemmingsplan (dan wel bij toepassing van een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening) zullen burgemeester en wethouders akoestisch onderzoek laten uitvoeren, gericht op het treffen van maatregelen voor het realiseren van de in het vorige hoofdstuk 2 genoemde voorkeursgrenswaarden voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen.

Daar waar toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen tot de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeers- of vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, zal gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om hogere waarden vast te stellen voor woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen.

Burgemeester en wethouders zullen van de mogelijkheid om hogere waarden vast te stellen onder voorwaarden gebruik maken. De voorwaarden zijn, afhankelijk van de geluidsbron, hieronder weergegeven. Een toelichting van de voorwaarden is opgenomen in bijlage 3.

Voorwaarden voor wegverkeerslawaai

Burgemeester en wethouders zullen hogere waarden vaststellen als gevolg van een aanwezige weg:

a. voor nog niet geprojecteerde woningen buiten de bebouwde kom, die

1e. verspreid gesitueerd worden, of

2e. ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

3e. door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

4e. ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, of

5e. door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend -, of voor andere gebouwen of geluidsgevoelige objecten;

b. voor nog niet geprojecteerde woningen binnen de bebouwde kom, die

1e.in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen, of

2e.door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend -, of voor andere gebouwen of geluidsgevoelige objecten, of

3e.ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

4e.door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

5e. ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing of

6ein de omgeving van een station of halte gesitueerd worden;

Burgemeester en wethouders zullen hogere waarden vaststellen bij aanleg van een nieuwe weg of reconstructie van een bestaande weg:

c.voor geprojecteerde, in aanbouw zijnde of aanwezige woningen en een nog niet geprojecteerde weg, voor zover die weg

1e. een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie zal vervullen, of

2e. een zodanige verkeersverzamelfunctie zal vervullen, dat de aanleg of reconstructie van die weg zal leiden tot aanmerkelijk lagere geluidsbelastingen van woningen binnen de zone van een andere weg.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een waarde hoger dan 53 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen, indien naar hun oordeel voldoende verzekerd wordt dat de verblijfsruimten niet aan de uitwendige scheidingsconstructie worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een waarde hoger dan 53 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen als tenminste één van de tot de woning behorende buitenruimten gecumuleerde geluidsbelasting heeft, berekend overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, die niet hoger is dan 48 dB of, in het geval daar niet aan kan worden voldaan, is voorzien van een afsluitbare buitenruimte.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een waarde hoger dan 53 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen als tenminste één gevel van de woning een gecumuleerde geluidsbelasting heeft, berekend overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, die kleiner of gelijk is dan 48 dB. Als gevel met een geluidsbelasting van ten hoogste 48 dB geldt ook een binnen liggende gevel van een afsluitbare buitenruimte.

Voorwaarden voor spoorwegverkeerslawaai

Burgemeester en wethouders zullen hogere waarden vaststellen voor woningen, die

  • 1e.

    verspreid gesitueerd worden buiten de bebouwde kom,

  • 2e.

    ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid,

  • 3e.

    door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen.

  • 4e.

    ter plaatse gesitueerd worden ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing,

  • 5e.

    in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen,

  • 6e.

    door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend - of voor andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen, of

  • 7e.

    in de omgeving van een station of halte gesitueerd worden,

  • 8e.

    het referentieniveau ter plaatse van de uitwendige scheidingsconstructie van de woningen waarvoor de hogere waarde benodigd is, hoger is dan of gelijk is aan het equivalente geluidsniveau vanwege het betrokken industrieterrein.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een hogere waarde dan 60 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen, indien naar hun oordeel voldoende verzekerd wordt dat de verblijfsruimten niet aan de uitwendige scheidingsconstructie worden gesitueerd waar de hoogste geluidsbelasting optreedt, tenzij overwegingen van stedenbouw of volkshuisvesting zich daartegen verzetten.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een waarde hoger dan 60 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen als tenminste één van de tot de woning behorende buitenverblijfsruimten een gecumuleerde geluidsbelasting heeft, berekend overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, die niet hoger is dan 55 dB of, in het geval daar niet aan kan worden voldaan, is voorzien van een afsluitbare buitenverblijfsruimte.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een waarde hoger dan 60 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen als tenminste één gevel van de woning een gecumuleerde geluidsbelasting heeft, berekend overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, die kleiner of gelijk is dan 55 dB. Als gevel met een geluidsbelasting van ten hoogste 55 dB geldt ook een binnen liggende gevel van een afsluitbare buitenruimte.

Voorwaarden voor industrielawaai

Burgemeester en wethouders zullen hogere waarden vaststellen ingeval:

  • 1e.

    de woningen buiten de bebouwde kom verspreid gesitueerd zijn of worden, of

  • 2e.

    de woningen ter plaatse noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of

  • 3e.

    dan wel door de gekozen situering een open plaats tussen aanwezige bebouwing opvullen, of

  • 4e.

    de woningen ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, of

  • 5e.

    de woningen in een stads- of dorpsvernieuwingsplan worden opgenomen, of

  • 6e.

    door de gekozen situering of bouwvorm een doelmatige akoestisch afschermende functie gaan vervullen voor andere woningen - in aantal ten minste de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend - of voor andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen, of

  • 7e.

    in de omgeving van een spoorwegstation of spoorweghalte gesitueerd worden, of

  • 8e.

    het referentieniveau ter plaatse van de uitwendige scheidingsconstructie van de woningen waarvoor de hogere waarde benodigd is, hoger is dan of gelijk is aan het equivalente geluidsniveau vanwege het betrokken industrieterrein.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een waarde hoger dan 50 dB(A) als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen als tenminste één van de tot de woning behorende buitenverblijfsruimten gecumuleerde geluidsbelasting heeft, berekend overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, die niet hoger is dan 50 dB(A) of, in het geval daar niet aan kan worden voldaan, is voorzien van een afsluitbare buitenverblijfsruimte.

Burgemeester en wethouders zullen alleen een waarde hoger dan 50 dB als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vaststellen als tenminste één gevel van de woning een gecumuleerde geluidsbelasting heeft, berekend overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, die kleiner of gelijk is dan 50 dB)A). Als gevel met een geluidsbelasting van ten hoogste 50 dB(A) geldt ook een binnen liggende gevel van een afsluitbare buitenruimte.

Interimwet stad-en-milieubenadering

De regio Midden-Holland heeft als uitgangspunt het gebruik van stap 3 van de systematiek van de Interimwet stad-en-milieubenadering zoveel mogelijk te vermijden. (Dit betekend het niet afwijken van de milieunormen.) Dit is conform de systematiek van de Wet geluidhinder. Daar waar dit niet anders kan zal de regio Midden-Holland bij het verlenen van hogere waarden zoveel mogelijk aansluiting zoeken bij de beleidsregel Hogere waarden. Wel zijn afwijkingen van deze beleidsregel mogelijk, voor situaties die uitzonderlijk zijn. Dit ter beoordeling van het College van burgemeester en wethouders.

Dove gevel

De regio Midden-Holland wenst het gebruik van de zogenaamde “dove gevel” zoveel als mogelijk te vermijden. Daar waar dit niet anders kan dient het aantal “dove gevels” per woning tot maximaal één te worden beperkt. Per woning dient tenminste één gevel dient geluidsluw te zijn.

Geluidsluwe buitenruimten

In de voorwaarden is aangegeven in welke gevallen een geluidsluwe buitenverblijfsruimte vereist is. Onder een geluidsluwe buitenverblijfsruimte wordt verstaan een buitenverblijfsruimte met een gecumuleerde geluidsbelasting, berekend overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, die kleiner of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder die geldt voor de bronsoort waarvoor de hogere waarde benodigd is.

Geluidsluwe gevel

In de voorwaarden is aangegeven in welke gevallen een woning dient te zijn voorzien van een geluidluwe gevel. Onder een geluidluwe gevel wordt verstaan een gevel met een gecumuleerde geluidsbelasting, berekend overeenkomstig de methode uit hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006, die kleiner of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder die geldt voor de bronsoort waarvoor de hogere waarde benodigd is.

Schematisch overzicht

Op de volgende pagina is een schematisch overzicht opgenomen van de mogelijke situaties, grenswaarden en ontheffingscriteria (zie ook de toelichting in bijlage 3) zoals die op grond van de beleidsregel voor woningen gelden. Voor andere geluidsgevoelige objecten en bestemmingen wordt verwezen naar de samenvattende overzichten in hoofdstuk 3.

BRONSOORT

GRENSWAARDEN IN DB

ONTHEFFINGSCRITERIA

 

Situatie

Voorkeur

Ten hoogste

Woningen zijn/worden verspreid gesitueerd buiten de bebouwde kom

Woningen zijn noodzakelijk vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid

Woningen vullen open plaats tussen aanwezige bebouwing op

Woningen worden gesitueerd als vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing

Woningen zijn in een stads- of dorpsvernieuwingsplan opgenomen

Woningen vervullen doelmatige akoestische afscherming

Woningen zijn/worden in omgeving station of halte gesitueerd

Betreffende gevel van de woning ondervindt hoog referentieniveau

Eén gevel van de woning is geluidsluw

Weg vervult noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie

Weg vervult verkeersverzamelfunctie zodat elders lagere geluidsbelastingen optreden

WEGVERKEERSLAWAAI

Weg aanwezig, woning nog niet geprojecteerd, buiten bebouwde kom

48

53 – 63 (afhankelijk van situatie, zie hoofdstuk 2)

X

X

X

X

 

X

   

Vanaf 53 dB

   

Weg aanwezig, woning nog niet geprojecteerd, binnen bebouwde kom

48

53-68 (afhankelijk van situatie, zie hoofdstuk 2)

 

X

X

X

X

X

X

 

Vanaf 53 dB

   

Aanleg of reconstructie nieuwe weg

48 dan wel heersende waarde vóór reconstruc-tie

58-63 (afhankelijk van situatie, zie hoofdstuk 2)

               

Vanaf 53 dB

X

X

SPOORWEG-LAWAAI

 

55

68

X

X

X

X

X

X

X

 

Vanaf 60 dB

   

INDUSTRIE-LAWAAI

 

50 dB(A)

55-60 dB(A) (afhankelijk van situatie, zie hoofdstuk 2)

X

X

X

X

X

X

X

X

X

   

Zie bijlage 3 voor een toelichting op de ontheffingscriteria.

Bijlage 1: Definities

In de Wet geluidhinder en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

andere geluidsgevoelige gebouwen:

  • 1°.

    onderwijsgebouwen;

  • 2°.

    ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • 3°.

    bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2º;

een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van deze wet geen deel uit van een onderwijsgebouw;

geluidsgevoelige terreinen:

  • 1°.

    terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, of

  • 2°.

    woonwagenstandplaatsen;

woonwagenstandplaats: standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van de Woningwet.

In het Besluit geluidhinder is hierop aanvullend aangegeven:

Als andere gezondheidszorggebouwen als hiervoor bedoeld onder 3o, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    verzorgingstehuizen;

  • b.

    psychiatrische inrichtingen;

  • c.

    medisch centra;

  • d.

    poliklinieken, en

  • e.

    medische kleuterdagverblijven.

In de Wgh zijn verder de volgende definities opgenomen:

industrieterrein:

terrein waaraan een bestemming is gegeven die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit.

inrichting:

inrichting als aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer.

In hoofdstuk 2 van bijlage I van het Reken en Meetvoorschrift is aangegeven dat de gecumuleerde geluidsbelasting als volgt wordt berekend.

Ten behoeve van deze rekenmethode dient de geluidsbelasting bekend te zijn van ieder van de bronnen, berekend volgens het voorschrift dat voor die bronsoort geldt. Deze worden hieronder aangeduid als LRL, LLL, LIL, LVL waarbij de indices respectievelijk staan voor spoorwegverkeer, luchtvaart, industrie en (weg)verkeer.

De ingevolge artikel 110g van de wet bij wegverkeerslawaai toe te passen aftrek wordt bij deze rekenmethode niet toegepast. Al deze grootheden moeten zijn uitgedrukt in Lden, met uitzondering van industrielawaai waarbij de geluidsbelasting volgens de geldende wettelijke definitie wordt bepaald.

L*RL is de geluidsbelasting vanwege wegverkeer die evenveel hinder veroorzaakt als een

geluidsbelasting LRL vanwege spoorwegverkeer. L*RL wordt als volgt berekend:

L*RL = 0,95 LRL – 1,40

Bovenstaande geldt mutatis mutandis voor de bronnen luchtvaart (index LL), industrie (index

IL) en wegverkeer (index VL). De rekenregels hiervoor zijn:

L*LL = 0,98 LLL + 7,03

L*IL = 1,00 LIL + 1,00

L*VL = 1,00 LVL + 0,00

Als alle betrokken bronnen op deze wijze zijn omgerekend in L*-waarden, dan kan de

gecumuleerde waarde worden berekend door middel van de zogenoemde energetische

sommatie. De rekenregel hiervoor is:

LCUM = 10 log [ Sn=1 N 10 ? (L*n / 10) ]

waarbij gesommeerd wordt over alle N betrokken bronnen en de index n kan staan voor RL,

LL, IL en VL.

LCUM kan als volgt worden omgerekend naar de bronsoort waarvoor een wettelijke

beoordeling plaatsvindt:

LRL,CUM = 1,05 LCUM + 1,47

LLL,CUM = 1,02 LCUM - 7,17

LIL,CUM = 1,00 LCUM – 1,00

LVL,CUM = 1,00 LCUM + 0,00

Bijlage 2: Wettelijk kader

ALGEMEEN

De wijziging van de Wet geluidhinder is, zoals in hoofdstuk 1 van deze beleidsregel reeds kort aangegeven, veelomvattend. Niet alle wijzigingen zijn van toepassing voor de regio Midden-Holland. Onderstaand worden die wijzigingen (c.q. resterende relevante wetteksten) nader beschreven op grond waarvan de regio Midden-Holland een beleidsregel vaststelt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai.

WEGVERKEERSLAWAAI

Algemeen

De omvang van de zones langs wegen is beschreven in artikel 74 van de (gewijzigde) Wgh. Artikel 76 geeft vervolgens aan dat:

  • a.

    bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht worden genomen, die ingevolge artikel 82 en 100 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, dan wel

  • b.

    in afwijking hiervan bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht worden genomen, voor zover met toepassing van artikel 83, 85 of 100a voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld.

Artikel 76a stelt daarnaast dat ook bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de weg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht worden genomen, die ingevolge de artikelen 82, 83, 85, 100 en 100a als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

Artikel 77 schrijft vervolgens voor dat bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 74, of bij het voorbereiden van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 76a, vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek wordt ingesteld naar:

  • a.

    de geluidsbelasting die door woningen binnen de zone, alsmede door andere geluidsgevoelige gebouwen of door geluidsgevoelige terreinen, vanwege de weg zou worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken;

  • b.

    de doeltreffendheid van de in aanmerking komende verkeersmaatregelen en andere maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de weg optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de waarden die ingevolge artikel 82 of artikel 100 als ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan.

Grenswaarden

In artikel 82 van de Wgh is dan geregeld dat, behoudens het in de artikelen 83, 100 en 100a bepaalde, voor woningen binnen een zone de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB is. Bij algemene maatregel van bestuur worden waarden vastgesteld voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen een zone.

Artikel 83 stelt vervolgens dat voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde kan worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.

Bij toepassing hiervan met betrekking tot in stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd, kan voor de aanwezige of te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan.

Ook kan bij toepassing hiervan met betrekking tot woningen die reeds aanwezig of in aanbouw zijn, voor de toekomstige geluidsbelasting vanwege een weg die nog niet geprojecteerd is:

  • a.

    voor zover het woningen in stedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan;

  • b.

    voor zover het woningen in buitenstedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 58 dB niet te boven mag gaan.

Verder kan bij toepassing hiervan met betrekking tot in buitenstedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd en die ter plaatse noodzakelijk zijn vanwege de uitoefening van een agrarisch bedrijf, een hogere waarde worden vastgesteld die de waarde van 58 dB niet te boven mag gaan.

Ook kan bij toepassing hiervan met betrekking tot in het stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd en die dienen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 68 dB worden vastgesteld, met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

Daarnaast kan bij toepassing hiervan met betrekking tot binnen de bebouwde kom nog te bouwen woningen binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, die nog niet zijn geprojecteerd en die dienen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 63 dB worden vastgesteld, met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

Tenslotte kan bij toepassing hiervan met betrekking tot buiten de bebouwde kom nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd en die dienen ter vervanging van bestaande woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 58 dB worden vastgesteld, met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedebouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In artikel 85 is geregeld dat voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, tweede lid, hogere dan de krachtens dat lid bepaalde waarden kunnen worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarden bij algemene maatregel van bestuur te stellen grenzen niet te boven mogen gaan. Bij deze maatregel kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

In het Besluit geluidhinder (de algemene maatregel van bestuur zoals in de hiervoor genoemde wetteksten is bedoeld) dat tegelijkertijd met de wijziging van de Wgh in werking zal treden, is in artikel 3.1 ten aanzien van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een weg, in geval van aanleg van deze weg of nog niet geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen of nog niet geprojecteerde geluidsgevoelige terreinen, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van woonwagenstandplaatsen binnen de zone van die weg, 48 dB en aan de grens van andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen geldt een waarde van 53 dB.

Verder stelt artikel 3.2 dat een krachtens artikel 85 van de wet vast te stellen hogere waarde dan de in artikel 3.1 genoemde waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een weg, niet hoger mag worden vastgesteld dan:

  • a.

    58 dB, indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in buitenstedelijk gebied;

  • b.

    63 dB, indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in stedelijk gebied;

  • c.

    53 dB, indien het betreft andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2;

  • d.

    53 dB, indien het betreft woonwagenstandplaatsen;

  • e.

    58 dB, indien het betreft andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.

Reconstructies

In artikel 99 van de Wgh is ten aanzien van de reconstructie van wegen gesteld dat tot reconstructie van een weg, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone van die weg woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet wordt overgegaan dan in overeenstemming met een bestemmingsplan of een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de reconstructie voorziet dan wel met een besluit van burgemeester en wethouders, met overeenkomstige toepassing van artikel 81 genomen naar aanleiding van een door de wegbeheerder aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een met overeenkomstige toepassing van artikel 80 ingesteld onderzoek. Daarbij worden de waarden die ingevolge de artikelen 100, 100a en 100b als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, in acht genomen.

In artikel 100 van de Wgh is vervolgens aangegeven welke grenswaarden bij de reconstructie in acht moeten worden genomen: De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone is 48 dB, tenzij eerder bij of krachtens deze wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering, of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, dan geldt de laagste van de volgende twee waarden als de ten hoogste toelaatbare:

  • a.

    de heersende waarde;

  • b.

    de eerder vastgestelde waarde.

Verder geldt dat ingeval de weg op (…) aanwezig, in aanleg of geprojecteerd was en niet eerder een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de te reconstrueren weg is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone die op (…) aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd waren de heersende waarde.

In het Besluit geluidhinder is ten aanzien van de reconstructie van een weg in artikel 3.3 het volgende geregeld:

Behoudens het tweede en derde lid en artikel 3.4 is de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege een te reconstrueren weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van die weg 48 dB.

Ingeval eerder bij of krachtens de wet, de Experimentenwet Stad en Milieu, de Interimwet stad-en-milieubenadering, of de Spoedwet wegverbreding een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van die weg, is vastgesteld dan 48 dB en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, geldt de laagste van de volgende twee waarden als de ten hoogste toelaatbare:

  • a.

    de heersende waarde;

  • b.

    de eerder vastgestelde waarde.

Ingeval de te reconstrueren weg op 1 januari 2007 aanwezig, in aanleg of geprojecteerd was en niet eerder een hogere waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege die weg is vastgesteld dan 48 dB, en de heersende geluidsbelasting hoger is dan 48 dB, geldt als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de te reconstrueren weg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen die op 1 januari 2007 aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd waren binnen de zone van die weg, de heersende waarde.

Het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, met dien verstande dat voor andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen in die leden in plaats van “48 dB” telkens wordt gelezen: 53 dB.

Artikel 3.4 van het Besluit stelt verder:

    • 1.

      Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen, kan een hogere waarde dan de ingevolge artikel 3.3, eerste tot en met derde lid, geldende worden vastgesteld, met dien verstande dat:

    • a.

      de verhoging 5 dB niet te boven mag gaan en

    • b.

      ingeval voor het betrokken gebouw eerder bij of krachtens de wet een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting is vastgesteld of, indien geen hogere waarde is vastgesteld en de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat, de waarde niet hoger mag worden gesteld dan:

    • 1°.

      58 dB, indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in buitenstedelijk gebied;

    • 2°.

      63 dB, indien het onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen in stedelijk gebied;

    • 3°.

      53 dB, indien het betreft andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2.

      2.De krachtens het eerste lid, onder a, te stellen hogere waarde mag niet hoger worden gesteld dan:

      • a.

        68 dB indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen, en

      • b.

        58 dB indien het betreft andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2.

        • 3.

          In geval eerder bij of krachtens de wet, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering een hogere waarde dan de in het eerste en tweede lid genoemde waarden is vastgesteld, mag de krachtens het eerste lid vast te stellen hogere waarde niet hoger worden vastgesteld dan de eerder vastgestelde waarde.

        • 4.

          Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de grens van geluidsgevoelige terreinen, kan een hogere waarde dan de ingevolge artikel 3.3, vierde lid, juncto eerste tot en met derde lid, geldende worden vastgesteld, met dien verstande dat:

      • a.

        de verhoging 5dB niet te boven mag gaan, en

      • b.

        de waarde niet hoger mag worden gesteld dan:

    • 1°.

      53 dB, indien het betreft woonwagenstandplaatsen;

    • 2°.

      68 dB, indien het betreft andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.

RAILVERKEERSLAWAAI

Algemeen

De (gewijzigde) Wgh kent een groot aantal artikelen met betrekking tot de aanleg of wijziging van een landelijke spoorweg en de daarbij door de rijksoverheid aan te houden grenswaarden. Daarnaast is in artikel 107 gesteld dat in het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder vanwege spoorwegen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, voor gevallen waarin geen toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk VI, afdeling 2a, of hoofdstuk VII, afdeling 2, omtrent de onderwerpen die ter beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen geregeld zijn in hoofdstuk VI, regels kunnen worden gesteld. Daarbij kunnen bepalingen van dat hoofdstuk van overeenkomstige toepassing worden verklaard. Deze regels zijn opgenomen in het Besluit geluidhinder.

Zo is in artikel 4.1 van dit Besluit aangegeven dat bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, behorende tot een zone als bedoeld in artikel 1.4, ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg waarlangs de zone ligt, van de gevel van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone, de waarden in acht worden genomen die ingevolge de artikelen 4.9 tot en met 4.14 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

In afwijking hiervan worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan hogere waarden in acht genomen, voor zover:

  • a.

    met toepassing van de artikelen 4.9 tot en met 4.14, voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld, dan wel

  • b.

    zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden redelijkerwijs met toepassing van de artikelen 4.9 tot en met 4.14 zullen worden vastgesteld.

Verder is aangegeven dat, tenzij bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid wordt voorzien in de wijziging van een spoorweg, het voorgaande niet geldt, indien op het tijdstip van die vaststelling of herziening de spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan opgenomen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn.

In artikel 4.2 is daarnaast gesteld dat bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 1.4 ter zake van de geluidsbelasting, vanwege de spoorweg waarlangs die zone ligt, van de gevel van woningen en van andere geluidsgevoelige gebouwen, alsmede aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen die zone de waarden in acht worden genomen, die ingevolge de artikelen 4.9 tot en met 4.14 als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

Artikel 4.3 schrijft voor dat bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden behorende tot een zone als bedoeld in artikel 1.4 of bij de voorbereiding van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 4.2, vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek wordt ingesteld naar:

  • a.

    de geluidsbelasting die door woningen, door andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen binnen de toekomstige zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken;

  • b.

    de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de onder abedoelde objecten de waarden die ingevolge de artikelen 4.8 en 4.12 als de ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt, te boven zou gaan.

Verder is aangegeven dat Indien wordt overwogen toepassing te geven aan de artikelen 4.9 tot en met 4.11 en 4.13 en 4.14 het akoestisch onderzoek tevens betrekking heeft op de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting. Indien de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan of het besluit tot vrijstelling, daarbij betrekking heeft op een wijziging van een spoorweg, wordt tevens akoestisch onderzoek ingesteld naar de heersende waarde.

Grenswaarden

In artikel 4.8 van het Besluit geluidhinder is met betrekking tot de voorkeursgrenswaarden voor spoorweglawaai het volgende gesteld:

  • 1.

    Behoudens de artikelen 4.9, 4.12 en 4.13 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van woningen binnen de zone van die spoorweg 55 dB.

  • 2.

    Behoudens de artikelen 4.10, 4.12 en 4.14 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, van de gevel van de andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van die spoorweg 53dB.

  • 3.

    Behoudens de artikelen 4.11, 4.12 en 4.14 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, aan de grens van binnen de zone van die spoorweg gelegen geluidsgevoelige terreinen 55 dB.

In de artikelen 4.9 tot en met 4.11 is aangegeven welke grenswaarden er gelden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een spoorweg: voor woningen 68 dB, voor andere geluidsgevoelige gebouwen 68 dB en voor geluidsgevoelige terreinen 63 dB.

INDUSTRIELAWAAI

Algemeen

In artikel 40 e.v. is de regelgeving ten aanzien van nieuwe industrieterreinen opgenomen. Zo stelt artikel 40 dat, indien bij de vaststelling of een herziening van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone wordt vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

In artikel 42 is geregeld dat bij het voorbereiden van de vaststelling of wijziging van een zone, vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek wordt ingesteld naar:

  • a.

    de geluidsbelasting die door woningen binnen de ontworpen zone, alsmede door andere geluidsgevoelige gebouwen of door geluidsgevoelige terreinen, vanwege het industrieterrein ten hoogste zou kunnen worden ondervonden zonder de invloed van maatregelen die de geluidsbelasting beperken;

  • b.

    de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege het industrieterrein optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de waarden die ingevolge de artikelen 44 en 47, eerste lid, als ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, te boven zou gaan.

Indien daarnaast wordt overwogen toepassing te geven aan artikel 45, 46 of 47, tweede lid, heeft het akoestisch onderzoek tevens betrekking op de doeltreffendheid van de maatregelen om te voldoen aan de vast te stellen hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

Grenswaarden

In artikel 44 is de voorkeursgrenswaarde bij de eerste zonevaststelling opgenomen: De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van woningen binnen een krachtens artikel 40 vast te stellen zone is, behoudens artikel 45, 50 dB(A).

In artikel 45 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) en voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen 60 dB(A) niet te boven mag gaan. Verder is aangegen dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

In artikel 46 is geregeld dat bij wijziging van een zone de ingevolge artikel 44 of 45 geldende waarde voor woningen in dat gebied kan worden gewijzigd. Daarbij is aangegeven dat een verhoging van deze waarde ten hoogste 5 dB(A) mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a.

    degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen om de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, van de gevels van woningen die door de wijziging van de zone dan wel herziening van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden te beperken en te voldoen aan artikel 111, eerste lid, onder b, en

  • b.

    de waarde van wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde woningen betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

Verder is gesteld dat bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid als hiervoor bedoeld, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

Artikel 47 ziet op andere geluidsgevoelige bestemmingen dan woningen, waarbij is aangegeven dat daarvoor bij algemene maatregel van bestuur nadere regelgeving kan worden vastgesteld.

In artikel 48 is aangegeven wanneer grenswaarden in acht moeten worden genomen:

    • 1.

      Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die krachtens die vaststelling of herziening gaan of blijven behoren tot een zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 44, onderscheidenlijk 47, eerste lid, als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

  • a.

    eerder bij of krachtens artikel 45, 46, 47, tweede lid, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering voor de vaststelling of herziening van het bestemmingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld;

  • b.

    zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden door gedeputeerde staten redelijkerwijs met toepassing van de artikelen 45, 46 of 47, tweede lid, zullen worden vastgesteld.

    3.De artikelen 42 en 43 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, reeds behorende tot een krachtens artikel 40 vastgestelde zone.

In artikel 49 is aangegeven dat dit ook geldt bij de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening:

  • 1.

    Bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen, die bij of krachtens de artikelen 44 tot en met 47, de Experimentenwet Stad en Milieu alsmede de Interimwet stad-en-milieubenadering als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

  • 2.

    Gedeputeerde staten nemen bij hun beslissing over het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat lid in acht.

Artikel 51 handelt specifiek over vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing:

Met betrekking tot nieuw te bouwen woningen, die dienen ter vervanging van bestaande woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor toepassing is gegeven aan artikel 47, eerste lid, kan in afwijking van artikel 48 een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 60 dB(A), met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In Artikel 53 wordt nader ingegaan op reeds bestaande geluidszones rond industrieterreinen:

  • 1.

    Buiten een bestaande zone mag de geluidbelasting vanwege het industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven gaan.

  • 2.

    De op (…) geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelastingen voor woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen blijven gelden.

In artikel 51 worden de artikelen 41 tot en met 43 en 47 van overeenkomstige toepassing op het wijzigen of opheffen van een bestaande zone verklaard.

Artikel 55 ziet dan op de grenswaarden bij de wijziging van bestaande zones:

    • 1.

      Bij wijziging van een bestaande zone of bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor gronden die krachtens die vaststelling of herziening deel blijven uitmaken van de bestaande zone kan met betrekking tot de woningen in dat gebied, de waarde van de op grond van artikel 53, tweede lid, geldende ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting worden gewijzigd.

    • 2.

      Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.

    • 3.

      Een verhoging van de in het eerste lid bedoelde waarde mag ten hoogste 5 dB(A) bedragen, met dien verstande dat:

  • a.

    degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen om de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, van de gevels van woningen die door de wijziging van de bestaande zone dan wel herziening of vaststelling van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden te beperken en te voldoen aan artikel 111, eerste lid, onder a of b, en

  • b.

    de waarde wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde woningen betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

    4.Bij wijziging van een bestaande zone, bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan voor gronden die krachtens die vaststelling of herziening deel gaan uitmaken van de bestaande zone, kan in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven gevallen met betrekking tot geprojecteerde, aanwezige of in aanbouw zijnde woningen in dat gebied, een hogere waarde dan 50 dB(A) worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen de waarde 55 dB(A) en voor wat aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

In artikel 56 ziet op de grenswaarden bij andere geluidsgevoelige bestemmingen dan woningen, waarbij is aangegeven dat er bij algemene maatregel van bestuur nadere regelgeving kan worden gegeven.

Verder is hierin geregeld dat een verhoging van een eerder vastgestelde waarde ten hoogste 5 dB(A) mag bedragen, met dien verstande dat:

  • a.

    degene ten behoeve van wie de waarde wordt verhoogd heeft verklaard dat hij uiterlijk gelijktijdig met de verhoging financiële middelen ter beschikking stelt ten behoeve van de uitvoering van maatregelen als bedoeld in artikel 113, met betrekking tot de andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die door de wijziging van de bestaande zone of herziening van het bestemmingsplan een hogere geluidsbelasting ondervinden, en

  • b.

    de waarde wat ten tijde van de eerste zonevaststelling geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terrein betreft 55 dB(A) en wat ten tijde van de eerste zonevaststelling aanwezig of in aanbouw zijnde andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen betreft 60 dB(A) niet te boven mag gaan.

In artikel 57 is vervolgens geregeld wanneer de grenswaarde in acht moeten worden genomen:

Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die krachtens die vaststelling of herziening gaan of blijven behoren tot een bestaande zone worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein

  • a.

    van de gevel van woningen, binnen de bestaande zone de waarden in acht genomen die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone golden. Voor ten tijde van de vaststelling van de bestaande zone binnen de zone aanwezige, in aanbouw of geprojecteerde woningen is dit de waarde 55 dB(A), tenzij op dat tijdstip de geluidsbelasting van bedoelde woningen lager of gelijk was aan 50 dB(A), in welke geval de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting 50 dB(A) is. De vorige volzin geldt niet met betrekking tot ten tijde van de vaststelling van de bestaande zone binnen de zone aanwezige of in aanbouw zijnde woningen die op het bedoelde tijdstip reeds een hogere geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, ondervinden dan 55 dB(A).

  • b.

    van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone bij algemene maatregel van bestuur als de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting werden aangemerkt.

In afwijking van het bovenstaande worden bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

  • a.

    deze gelden of zijn vastgesteld;

  • b.

    zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling of herziening van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden door gedeputeerde staten redelijkerwijs met toepassing van artikel 55, eerste en tweede lid, zullen worden vastgesteld.

Verder is aangegeven dat de artikelen 42 en 43 van overeenkomstige toepassing zijn in geval van vaststelling of herziening van het bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden, reeds behorende tot een bestaande zone.

Artikel 58 ziet op een procedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening:

  • 1.

    Bij het nemen van een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die behoren tot een bestaande zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone, de waarden in acht genomen, die op het tijdstip van de vaststelling van de bestaande zone als de ten hoogste toelaatbare werden aangemerkt.

  • 2.

    Gedeputeerde staten nemen bij hun beslissing over het verlenen van een verklaring van geen bezwaar ten behoeve van het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid, dat lid in acht.

Artikel 59 regelt specifiek de in acht te nemen grenswaarden voor nieuwbouw van geluidsgevoelige bestemmingen in zones:

  • 1.

    Met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een industrieterrein, van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen en nog niet geprojecteerde woningen, zijn de artikelen 44 en 45 van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de vast te stellen waarde 55 dB(A) niet te boven mag gaan.

  • 2.

    Met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een industrieterrein, van de gevel van binnen de zone nieuw te bouwen andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van binnen de zone nieuw aan te leggen geluidsgevoelige terreinen, is artikel 47 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 61 handelt specifiek over vervangende nieuwbouw:

Bij toepassing van artikel 59 met betrekking tot nieuw te bouwen woningen, die dienen ter vervanging van bestaande woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen waarvoor een hogere waarde dan de ten hoogste toelaatbare waarde is vastgesteld, kan een waarde worden vastgesteld van ten hoogste 65 dB(A), met dien verstande dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • a.

    een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige functie of structuur;

  • b.

    een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

In aanvulling op bovenstaande wetsartikelen is in het Besluit geluidhinder ten aanzien van industrielawaai het volgende opgenomen:

artikel 2.1

Behoudens artikel 2.2 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van dat industrieterrein en aan de grens van binnen de zone van dat industrieterrein gelegen geluidsgevoelige terreinen 50 dB(A).

artikel 2.2

Een krachtens de artikelen 47, tweede lid, 54 of 59 van de wet vast te stellen hogere waarde dan de in artikel 2.1 genoemde waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, mag niet hoger worden vastgesteld dan:

  • a.

    60 dB(A), indien het betreft onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen;

  • b.

    55 dB(A), indien het betreft andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2;

  • c.

    55 dB(A) indien het geluidsgevoelige terreinen betreft.

DOVE GEVEL

In artikel 1 van de Wet geluidhinder is het begrip gevel als volgt gedefinieerd:

gevel: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

Artikel 1b onder 5 van de Wet geluidhinder luidt als volgt:

In afwijking van artikel 1 wordt onder een gevel in de zin van deze wet en de daarop berustende bepalingen niet verstaan:

  • a.

    een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede

  • b.

    een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

De in dit artikellid genoemde uitzondering op het begrip gevel, wordt ook wel “dove gevel” genoemd. In paragraaf 3.6 is reeds uiteengezet dat de toepassing hiervan met het uitkomen van de nieuwe Handreiking Industrielawaai van het ministerie van VROM ook voor industrielawaai (d.w.z. vergunningverlening krachtens de Wet milieubeheer) mogelijk wordt gemaakt.

Bijlage 3: Toelichting ontheffingscriteria

Woningen zijn/worden verspreid gesitueerd buiten de bebouwde kom

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen buiten de bebouwde kom gelegen langs invalsroutes van de stad of kernen, waarbij de afstand tot de weg minimaal die van bestaande woningen in de directe omgeving is.

Woningen zijn noodzakelijk vanwege grond- of bedrijfsgebondenheid

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan (agrarische) bedrijfswoningen of aanleunwoningen.

Woningen vullen open plaats tussen aanwezige bebouwing op

Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, die een gevelrij sluitend maken of een planmatige verdichting met enige woningen van een bestaande stedelijke structuur; aan meerdere zijden begrensd door bestaande bebouwing en ter verbetering van die stedenbouwkundige structuur.

Woningen worden gesitueerd als vervanging van bestaande bebouwing

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen die gebouwd worden op de plaats van reeds bestaande geluidsgevoelige bebouwing.

Woningen zijn in een stads-of dorpsvernieuwingsplan opgenomen

Hierbij zijn woningen bedoeld die deel uitmaken van plannen volgens de "Interim-saldo-regeling" of de "Wet op de stads- en dorpsvernieuwing".

Woningen vervullen doelmatige akoestische afscherming

Het gaat hierbij bijvoorbeeld om woningen als gevolg waarvan het afschermend effect minimaal 3 dB bedraagt voor andere bestaande of nieuw te bouwen woningen, waarbij het aantal af te schermen woningen minimaal 50% bedraagt van het aantal betrokken woningen.

Woningen zijn/worden in omgeving station of halte gesitueerd

Hierbij wordt gedacht aan woningen gelegen in de directe omgeving van stations of –haltes van het openbaar vervoer.

Betreffende gevel van de woning ondervindt hoog referentieniveau

Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan woningen waarbij het referentieniveau (het achtergrondgeluidsniveau) ter plaatse van de gevel in kwestie gelijk of hoger is dan de vast te stellen hogere waarde.

Weg vervult noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie

Een cijfermatige onderbouwing aan de hand van ruimtelijke of verkeerskundige plannen of nota’s kan hierover duidelijkheid verschaffen.

Weg vervult verkeersverzamelfunctie zodat elders lagere geluidsbelastingen optreden

Ook hier kan een cijfermatige onderbouwing met aantallen woningen en/of veranderingen in geluidsbelastingen duidelijkheid verschaffen.

Aldus besloten in de openbare vergadering het college van B&W van gemeente Nederlek, gehouden op 7 augustus 2007,

de secretaris

de burgemeester

   

Drs. P. Schouten

B.F.A. van der Kluit – de Groot