Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Bernisse

Archeologieverordening 2009 Bernisse

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Bernisse
Officiële naam regelingArcheologieverordening 2009 Bernisse
CiteertitelArcheologieverordening 2009 Gemeente Bernisse
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-06-2009Onbekend

16-06-2009

Weekblad De Bernisser

Onbekend

Tekst van de regeling

Archeologieverordening 2009 Gemeente Bernisse

De raad van de Gemeente Bernisse;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 mei 2009;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988;

B e s l u i t:

Archeologieverordening 2009 Bernisse

Artikel 1 Werkingsgebied

Deze verordening is van toepassing voor zover niet in een geldend bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening ter bescherming van het archeologisch erfgoed regels zijn gegeven met betrekking tot bouw- en andere werkzaamheden. Voor zover een nieuw van kracht geworden bestemmingsplan regels bevat, die op dezelfde wijze in bescherming van het archeologisch erfgoed voorzien, treedt deze verordening in zoverre terug.

Artikel 2 Vaststelling archeologische waardenkaart
  • 1. Het college stelt een archeologische waardenkaart vast, waarop op een topografische ondergrond archeologisch belangrijke plaatsen en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven. Tevens wordt op de kaart het voor deze plaatsen en gebieden te volgen beleid met betrekking tot grondroerende werkzaamheden vermeld. Het college herziet de kaart, indien nieuwe of gewijzigde inzichten en/of gegevens daartoe aanleiding geven.

  • 2. De archeologische waardenkaart ligt voor een ieder ten kantore van de gemeente ter inzage.

Artikel 3 Aanwijzing als archeologisch belangrijke plaats
  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een terrein - niet zijnde een beschermd rijksmonument – voorlopig aanwijzen als archeologisch belangrijke plaats.

  • 2. Met ingang van het tijdstip waarop een besluit tot voorlopige aanwijzing aan de eigenaar en anderszins rechthebbende is bekendgemaakt, geniet de plaats voorbescherming doordat het bepaalde in artikel 4 van overeenkomstige toepassing is.

  • 3. Op de voorbereiding van een aanwijzingsbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Het college neemt zo spoedig mogelijk na het doorlopen van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure een definitief besluit omtrent het al dan niet aanwijzen van het terrein.

  • 4. De aanwijzing vervalt indien en voor zover een archeologisch belangrijke plaats onherroepelijk wordt aangewezen als beschermd rijksmonument op grond van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4 Meldingsplicht werkzaamheden
  • 1. Het is verboden om in gebieden die zijn aangegeven op de archeologische waardenkaart op enigerlei wijze de bodem te verstoren of doen verstoren door werkzaamheden zoals bouwen, heien slopen, graven, ophogen, saneren, persen, bevriezen, grondwaterverlaging of –verhoging en dergelijke, zonder hiervan in de volgende gevallen vooraf melding te hebben gedaan aan het college:

    • a.

      op terreinen die zijn aangewezen als archeologisch belangrijke plaats, ongeacht de oppervlakte die de werkzaamheden beslaan, vanaf een diepte van meer dan 0,5 m onder het maaiveld, tenzij het college in zijn besluit tot aanwijzing als archeologisch belangrijke plaats een andere verstoringsdiepte heeft vastgesteld;

    • b.

      in gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting, ongeacht de verstoringsdiepte, voor zover de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 100 m² beslaan;

    • c.

      in gebieden met een redelijke tot hoge archeologische verwachting, ongeacht de verstoringsdiepte, voor zover de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 200 m² beslaan;

    • d.

      in gebieden met water, voor zover de werkzaamheden een oppervlakte van meer dan 200 m² beslaan en dieper dan de waterbodem reiken.

  • 2. Geen melding als bedoeld in het eerste lid is vereist in geval van normaal onderhoud en beheer, in bestaande weg- en leidingcunetten, of indien een dringende noodzaak aanwezig is om onmiddellijk dreigend of reeds ingetreden gevaar tegen te gaan of te beperken.

  • 3. Bij de melding dienen te worden overgelegd:

    • a.

      een omschrijving van de te verrichten bodemverstorende werkzaamheden, met opgave van relevante oppervlakte- en dieptematen;

    • b.

      een situatietekening, schaal 1:1.000;

    • c.

      tekeningen van bestaande en nieuwe toestand in plattegrond, schaal 1:200 en zonodig 1:100;

    • d.

      tekeningen van bestaande en nieuwe toestand in doorsnede, schaal 1:100 en zonodig 1:50.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in het derde lid kan het college overlegging verlangen van een rapport waaruit de archeologische waarde van de te verstoren plaats naar zijn oordeel in voldoende mate blijkt.

Artikel 5 Voorschriften
  • 1. Indien de gemelde werkzaamheden leiden tot een onherstelbare verstoring van het archeologisch bodemarchief, die niet te rechtvaardigen is door het belang dat met de werkzaamheden is gemoeid en waaraan niet kan worden tegemoetgekomen door het opleggen van voorschriften, maakt het college uiterlijk twaalf weken nadat alle bij de melding behorende bescheiden compleet zijn overgelegd aan de indiener een schriftelijk besluit bekend om de werkzaamheden te verbieden.

  • 2. Het college kan uiterlijk twaalf weken nadat alle bij de melding behorende bescheiden compleet zijn overgelegd aan de indiener een schriftelijk besluit bekendmaken om met het oog op het belang van het archeologisch bodemarchief voorschriften aan de uitvoering van de werkzaamheden te verbinden, zoals:

    • a.

      het treffen van maatregelen om de aanwezige archeologische overblijfselen in de bodem te behouden;

    • b.

      het verrichten van archeologisch veldonderzoek volgens een door de gemeentearcheoloog vast te stellen programma van eisen en een door deze goed te keuren plan van aanpak;

    • c.

      begeleiding van de werkzaamheden door derden en toezicht op de naleving van het programma van eisen en plan van aanpak door de gemeentearcheoloog of een door deze aan te wijzen andere deskundige.

  • 3. Het college kan de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn eenmaal voor ten hoogste zes weken verdagen.

  • 4. Indien het college binnen de gestelde termijn geen besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid bekend heeft gemaakt wordt het geacht met de werkzaamheden in te stemmen.

Artikel 6 Herziening

Het college kan een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 5 herzien indien:

  • a.

    blijkt dat bij de melding een onjuiste opgave is gedaan;

  • b.

    blijkt dat de aan een besluit als bedoeld in het tweede lid van artikel 5 verbonden voorschriften niet worden nageleefd;

  • c.

    als gevolg van nieuwe archeologische inzichten het archeologisch belang alsnog zwaarder moet worden geacht dan het belang dat met de uitvoering der werkzaamheden is gemoeid.

Artikel 7 Kostenverhaal en schadevergoeding
  • 1. Voor zover de toepassing van het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 voor de gemeente kosten met zich meebrengt, kan het college deze kosten in rekening brengen bij de belanghebbende.

  • 2. Indien de belanghebbende als gevolg een herzieningsbesluit op grond van het bepaalde in artikel 6 schade lijdt die redelijkerwijze niet, of niet geheel te zijnen lasten behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, na hiertoe het advies van een onafhankelijk deskundige op het gebied van schadevergoedingsrecht te hebben ingewonnen.

Artikel 8 Toezicht

Het College van Burgemeester en Wethouders is belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 9 Overgangsbepaling

1.De bij besluit van 10 juni 2008 door het college vastgestelde Archeologische Waardenkaart Bernisse wordt voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld met een archeologische waardenkaart als bedoeld in artikel 2.

Artikel 10 Naamgeving en inwerkingtreding
  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Archeologieverordening 2009 Gemeente Bernisse”

  • 2.

    Zij treedt in werking op de dag na bekendmaking in “De Bernisser”.

Abbenbroek, 16 juni 2009

Burgemeester en wethouders van Bernisse,

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.H.J. van Kruijsbergen P.J. Bouvy-Koene

De raad van de gemeente Bernisse;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

gelet op artikel 38 van de Monumentenwet 1988 en artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de

Archeologieverordening 2009 Gemeente Bernisse

Abbenbroek, 16 juni 2009

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

J.A. Fröling-Kok P.J. Bouvy-Koene