Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stadsgewest Haaglanden

Verordening Fonds Groen Haaglanden 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieStadsgewest Haaglanden
Officiële naam regelingVerordening Fonds Groen Haaglanden 2013
CiteertitelVerordening Fonds Groen Haaglanden 2013
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpgeen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening vervangt de Verordening Groen Haaglanden 2010

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet gemeenschappelijke regelingen, artikel 33, Gemeentewet, artikel 149, Regeling stadsgewest Haaglanden 1995, artikel 28

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-12-201301-01-2015nieuwe regeling

27-11-2013

De Posthoorn d.d. 4 december 2013 e.a.

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Fonds Groen Haaglanden 2013

Het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 25 september 2013;

gelet op artikel 28 van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende:

VERORDENING FONDS GROEN HAAGLANDEN 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    BO Groen: Bestuurlijk Overleg Groen;

  • c.

    dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van het Stadsgewest Haaglanden;

  • d.

    groenbeleid: het beleid dat door het dagelijks bestuur is vastgesteld;

  • e.

    meerjaren investeringsprogramma: een programma, waarin de investeringen van het fonds in projecten voor een langere periode worden vastgelegd.

  • f.

    Stadsgewest Haaglanden: een regionaal openbaar lichaam als bedoeld in artikel 104 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • g.

    subsidieplafond: een subsidieplafond als bedoeld in afdeling 4.2.2 Awb;

Hoofdstuk 2 Fonds Groen Haaglanden

Artikel 2 Doelstellingen van het fonds

  • 1. Het Fonds Groen Haaglanden wordt door middel van deze verordening ingesteld.

  • 2. Het fonds heeft ten doel de uitvoering van groenprojecten binnen het gebied van het Stadsgewest Haaglanden te bekostigen en mee te financieren.

Artikel 3 Beheer van het fonds

  • 1. Het fonds wordt beheerd door het dagelijks bestuur.

  • 2. Het fonds maakt deel uit van de begroting van het Stadsgewest Haaglanden.

  • 3. De raming van de verplichtingen, de uitgaven en de ontvangsten van het fonds worden jaarlijks als onderdeel van de ontwerp-begroting door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur ter vaststelling aangeboden conform de procedure beschreven in artikel 52 van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995.

  • 4. Gelijktijdig met de in het derde lid bedoelde raming biedt het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur de ontwerpbesluiten, bedoeld in artikel 5, lid 1, ter vaststelling aan.

Artikel 4 Ontvangsten van het fonds

  • 1. De ontvangsten van het fonds bestaan uit bijdragen van:

    • a.

      de deelnemende gemeenten

    • b.

      andere publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      natuurlijke personen.

  • 2. Het eventuele jaarlijkse renteoverschot van het fonds wordt aan het fonds toegevoegd.

Artikel 5 Bijdragen deelnemende gemeenten

  • 1. De bijdragen van de deelnemende gemeenten aan het fonds worden jaarlijks, tezamen met de vaststelling van de begroting, bij een daartoe strekkend besluit door het algemeen bestuur vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.

  • 2. De bijdrage van iedere deelnemende gemeente bedraagt jaarlijks € 1,-- per inwoner gedurende de looptijd van het fonds;

  • 3. Voor de bepaling van de bijdrage per gemeente wordt uitgegaan van het inwoneraantal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan dat waarvoor de bijdrage is verschuldigd.

  • 4. Bij de vaststelling van het inwoneraantal per gemeente worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers aangehouden.

Artikel 6 Betalingsverplichting

  • 1. Terstond na de vaststelling van de begroting nemen de gemeenten de op grond van artikel 5 berekende bijdragen op in hun begroting.

  • 2. De gemeenten betalen jaarlijks voor 16 januari en voor 16 juli telkens de helft van de bijdrage.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan op verzoek van een gemeente een van het tweede lid afwijkende betaling vaststellen.

  • 4. Indien de bijdrage van een gemeente niet wordt betaald overeenkomstig de in het tweede lid genoemde termijnen of de in het derde lid vastgestelde afwijkende termijn, dan is die gemeente de wettelijke rente verschuldigd over de te laat betaalde termijn.

Artikel 7 Uitgaven uit het fonds

Ten laste van het fonds komen de uitgaven en subsidies voor groenprojecten.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt het jaarlijks door het algemeen bestuur in de begroting van het Stadsgewest Haaglanden voor het fonds beschikbaar gestelde bedrag.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan deelplafonds vaststellen.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

In het geval een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt deze verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Artikel 10 Aanvrager

Een subsidie kan worden aangevraagd door de deelnemende gemeenten.

Artikel 11 Aanvraag om subsidieverlening

  • 1. Een aanvraag om subsidie kan jaarlijks van januari tot en met februari en van juli tot en met 15 september worden ingediend bij het dagelijks bestuur, met gebruikmaking van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de indieningstermijnen van het eerste lid wijzigen of aanvullen.

  • 3. De aanvraag bevat de volgende gegevens en stukken:

    • a.

      een plan van aanpak, bestaande uit:

      - een beschrijving van de doelstellingen;

      - de uitvoeringsmethode(n);

      - de te behalen resultaten, inclusief de realiseringstermijnen (de

      planning);

    • b.

      een begroting van de activiteit, waarin is opgenomen:

      - een kostenraming van de activiteit;

      - kostensoorten;

      - een beschrijving van de wijze waarop de activiteit wordt gefinancierd;

      - een opgave van de bijdragen van eventuele cofinanciers, alsmede voor zover reeds verleend een afschrift van de subsidiebeschikkingen;

    • c.

      gegevens omtrent het beheer;

    • d.

      het tijdschema van de uitvoering en het daarbij behorende uitgavenpatroon.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan aanvullende informatie vragen, indien dit noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 12 Beoordeling en eisen activiteit

  • 1. Het BO Groen dient positief te adviseren over de activiteit, waarbij het groenbeleid als toetsingskader geldt.

  • 2. De activiteit voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      de kosten van de activiteit staan in een redelijke verhouding tot het met de activiteit beoogde doel;

    • b.

      de activiteit wordt uiterlijk 1 jaar na het afgeven van de beschikking gestart;

    • c.

      de uitvoering van de acitiviteit is nog niet gestart.

Artikel 13 Nadere regels

Het dagelijks bestuur kan nadere regels vaststellen voor het verstrekken van subsidie.

Artikel 14 Subsidiabele kosten en subsidiepercentage

  • 1. De kosten van de activiteit komen voor subsidie in aanmerking voor zover deze kosten door het dagelijks bestuur noodzakelijk worden geacht.

  • 2. De kosten van voorbereiding, administratie en toezicht betreffen maximaal 15% van de in het eerste lid genoemde kosten.

  • 3. De beheerkosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 4. De in het eerste lid genoemde kosten worden getoetst aan de eisen van sober- en doelmatigheid.

  • 5. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de in het eerste lid genoemde kosten, met een maximum van € 200.000,--.

Artikel 15 Beslissing op de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1. Het dagelijks bestuur beslist op een aanvraag om subsidie binnen 20 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag het dagelijks bestuur niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan beslissen, dan kan het deze termijn eenmaal met ten hoogste 13 weken verlengen. Het dagelijks bestuur doet hiervan binnen de eerste termijn mededeling aan de aanvrager.

Artikel 16 Inhoud van de beschikking

  • 1. De beschikking waarbij subsidie wordt verleend, bevat in ieder geval:

    • a.

      een omschrijving van de activiteit waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • b.

      de wijze waarop het subsidiebedrag wordt bepaald;

    • c.

      het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

    • d.

      de aan de subsidie verbonden voorwaarden en verplichtingen.

  • 2. De volgende verplichtingen zijn in ieder geval aan de subsidie verbonden:

    • a.

      het tijdschema waarbinnen de activiteit tot uitvoering moet worden gebracht;

    • b.

      de wijze waarop en de termijn waarbinnen over de voortgang moet worden gerapporteerd;

    • c.

      de wijze waarop en welke informatie over de activiteit aan het Stadsgewest beschikbaar wordt gesteld;

    • d.

      de wijze waarop publicatie plaats vindt van de door het Stadsgewest verstrekte subsidie.

  • 3. Naast de doelgebonden verplichtingen die in het tweede lid zijn opgenomen, is het dagelijks bestuur bevoegd om bij de subsidieverlening aanvullende doelgebonden verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 Awb op te nemen.

Artikel 17 Staatssteun

  • 1. De Europese staatssteunregels dienen in acht te worden genomen bij het verstrekken van subsidie.

  • 2. Een subsidie dient binnen één van de vrijstellingsverordeningen van de Europese Commissie te vallen.

Artikel 18 Afwijzing van de aanvraag

Een aanvraag voor subsidie kan naast de artikelen 4:25 en 4:35 Awb geheel of gedeeltelijk worden afgewezen indien:

  • a.

    de activiteit niet voldoet aan de voorwaarden van deze verordening en de nadere regels;

  • b.

    niet aannemelijk is gemaakt dat de doelstellingen van de activiteit worden bereikt;

  • c.

    het Stadsgewest reeds op andere wijze financiële ondersteuning aan de activiteit geeft of heeft gegeven.

Artikel 19 Voorschot

  • 1. Een aanvraag tot verlening van een voorschot kan worden ingediend wanneer opdracht is gegeven tot uitvoering van ten minste 50% van de activiteit.

  • 2. Het dagelijks bestuur verleent een voorschot van maximaal 50% van de verleende subsidie.

  • 3. Als het subsidiebedrag minder dan € 2.500,-- bedraagt, vindt geen voorschotverlening plaats.

Hoofdstuk 4 Subsidievaststelling

Artikel 20 Aanvraag om subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen 13 weken na de einddatum van de activiteit, zoals opgenomen in de subsidiebeschikking, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het dagelijks bestuur, met gebruikmaking van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier. Deze termijn kan op verzoek binnen de eerst gestelde termijn eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling dient voorzien te zijn van:

    • a.

      een financieel en inhoudelijk verslag;

    • b.

      een accountantsverklaring.

  • 3. De accountantsverklaring, als bedoeld in het tweede lid, onder b, dient te worden opgesteld overeenkomstig een door het dagelijks bestuur vastgesteld model. Indien de in het tweede lid bedoelde aanvraag betrekking heeft op een subsidie van ten hoogste € 50.000,--, is geen accountantsverklaring nodig.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht om medewerking te verlenen aan een door of vanwege het dagelijks bestuur te verrichten onderzoek naar de besteding van de subsidie.

Artikel 21 Beslissing op de aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1. Op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie beslist het dagelijks bestuur binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Indien als gevolg van de complexiteit van de aanvraag het dagelijks bestuur niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn kan beslissen, dan kan de termijn eenmaal met ten hoogste 6 weken worden verlengd. Het dagelijks bestuur doet hiervan binnen de eerste termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

Hoofdstuk 5 meerjaren investeringsprogramma

Artikel 22 Toepassingsbesluit

  • 1. Het dagelijks bestuur kan besluiten dat vanaf een bepaald jaar toepassing moet worden gegeven aan hoofdstuk 5.

  • 2. In dat geval zijn de hoofstukken 3 en 4 van overeenkomstige toepassing, tenzij in dit hoofdstuk een afwijkende bepaling is opgenomen.

Artikel 23 Meerjaren investeringsprogramma

  • 1. Tegelijkertijd met de raming, bedoeld in artikel 3, derde lid, biedt het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur het ontwerp van het meerjaren investeringsprogramma voor het komende jaar ter vaststelling aan.

  • 2. In het meerjaren investeringsprogramma wordt het budget voor investeringen in groenprojecten voor de komende twee jaar vastgelegd. Ook geeft het meerjaren investeringsprogramma een overzicht van de gemaakte reserveringen en verplichtingen voor de groenprojecten.

  • 3. Het meerjaren investeringsprogramma laat zien welke projecten voldoende zijn uitgewerkt voor realisatie, inclusief een indicatieve planning wanneer en in welke mate middelen uit het fonds beschikbaar zijn voor uitgave aan of een subsidie voor deze projecten van het Stadsgewest Haaglanden.

  • 4. Ten aanzien van de projecten, opgenomen in het meerjaren investeringsprogramma, dient uiterlijk 1 maart van het betreffende jaar aan het dagelijks bestuur een actualisatie te worden verstrekt van alle projectgegevens.

  • 5. Gedurende het hele jaar kunnen ten aanzien van groenprojecten bij besluit van het dagelijks bestuur wijzigingen worden aangebracht in de betreffende overzichtslijsten van het meerjaren investeringsprogramma, mits dit binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde financiële kaders blijft.

Artikel 24 Projectvoorstel meerjaren investeringsprogramma

  • 1. Een projectvoorstel voor het meerjaren investeringsprogramma wordt voor 1 februari ingediend bij het dagelijks bestuur voor plaatsing op het meerjaren investeringsprogramma, met gebruikmaking van een door het dagelijks bestuur vastgesteld formulier.

  • 2. Een activiteit kan alleen op het meerjaren investeringsprogramma worden geplaatst indien de uitvoering binnen de twee volgende kalenderjaren start.

  • 3. De aanvraag bevat de volgende gegevens en stukken:

    • a.

      Regionale meerwaarde: de aanvrager toont aan binnen welk regionaal of bovenregionaal groene beleidskader het projectvoorstel meerwaarde heeft.

    • b.

      Een plan van aanpak bestaande uit:

      • ·

        Een beschrijving van de doelstellingen;

      • ·

        De uitvoeringsmethode(n);

      • ·

        De te behalen resultaten, inclusief realiseringtermijnen;

    • c.

      Een begroting van de activiteit, waarin is opgenomen:

      • ·

        Een kostenraming van de activiteit;

      • ·

        Kostensoorten;

      • ·

        Een beschrijving van de wijze waarop de activiteit wordt gefinancierd;

      • ·

        Een opgave van de bijdragen van eventuele cofinanciers, alsmede voor zover reeds verleend een afschrift van de subsidiebeschikkingen

    • d.

      Het dagelijks bestuur kan aanvullende informatie vragen, indien dit noodzakelijk is voor de beoordeling van het projectvoorstel.

  • 4. Het dagelijks bestuur kan criteria vaststellen voor het tot stand komen van het meerjaren investeringsprogramma.

Artikel 25 Overige bepalingen

  • 1. In afwijking van artikel 11, lid 1 kan een aanvraag om subsidie jaarlijks worden ingediend tot 1 april.

  • 2. In aanvulling op artikel 18 wordt een aanvraag om subsidie afgewezen indien deze niet is opgenomen in het meerjaren investeringsprogramma.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 26 Rekening en verantwoording

Het dagelijks bestuur legt jaarlijks aan het algemeen bestuur verantwoording af over de rechtmatigheid en doelmatigheid van de inkomsten en uitgaven van het fonds conform de procedure ten aanzien van de jaarrekening beschreven in artikel 54, eerste lid, van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995.

Artikel 27 Opheffing van het fonds

  • 1. Het fonds kan worden opgeheven bij een daartoe strekkend besluit van het algemeen bestuur.

  • 2. In geval van opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige maatregelen.

Artikel 28 Evaluatie van het fonds

Om de 4 jaar brengt het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur verslag uit over de doeltreffendheid en effecten van deze verordening in de praktijk.

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan het bepaalde in deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 30 Overige bepalingen

  • 1.

    De verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van het besluit en is niet van toepassing op subsidies die voor het inwerkingtreden van deze verordening zijn verleend.

  • 2.

    De Subsidieverordening Groen Haaglanden 2010, vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur van 17 februari 2010, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Fonds Groen Haaglanden 2013.

Aldus vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden in de openbare vergadering d.d. 27-11-2013

de voorzitter, J.J. VAN AARTSEN

de secretaris, Marion F. Stein

TOELICHTING OP DE VERORDENING FONDS GROEN HAAGLANDEN 2013

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel geeft weer wat in de verordening bedoeld wordt met een aantal terugkerende begrippen.

Hoofdstuk 2 Fonds Groen Haaglanden

Artikel 2 Doelstellingen van het fonds

Omdat de regio niet over voldoende middelen beschikt om het groenbeleid te realiseren, heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden besloten om een Fonds Groen Haaglanden (hierna: fonds) in te stellen. Het fonds wordt in eerste instantie gevuld door bijdragen per inwoner per gemeente. Daarnaast kunnen ook anderen een bijdrage in het fonds doen.

Artikel 6 Betalingsverplichting

De leden 1 en 2 van dit artikel zien op artikel 52, lid 3 en 5 van de Regeling stadsgewest Haaglanden 1995.

Artikel 8 Subsidieplafond

Op grond van artikel 4:25 Awb kan worden bepaald dat voor het verstrekken van subsidies een bepaald bedrag gedurende een aangegeven tijdvak beschikbaar is. Het subsidieplafond voor het totaal van de op grond van deze verordening te verstrekken subsidies bedraagt jaarlijks niet meer dan het door het algemeen bestuur in de begroting van het Stadsgewest Haaglanden voor het fonds beschikbaar gestelde bedrag. Daarnaast kan het dagelijks bestuur deelplafonds vaststellen. Een (deel)subsidieplafond moet op grond van de Awb bekendgemaakt worden om in werking te treden. Hierbij moet ook de wijze van verdeling vermeld worden (bijvoorbeeld “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”).

Voor zover door de verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de subsidie ingevolge artikel 4:25, lid 2 Awb geweigerd.

Artikel 9 Begrotingsvoorbehoud

Dit artikel is ontleend aan artikel 4:34 Awb. Het begrotingsvoorbehoud houdt in dat het recht wordt voorbehouden om een reeds verleende subsidie in te trekken of te wijzigen, indien de definitieve begroting onvoldoende ruimte biedt om de subsidieverlening in stand te houden. Dit is alleen mogelijk in het geval van een nog niet vastgesteld of goedgekeurde begroting. Het verleningsbesluit moet melding maken van het begrotingsvoorbehoud. Binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting dient een beroep op het voorbehoud te worden gedaan, vanwege de onzekerheid van de subsidieontvanger. Een beroep op het voorbehoud geschiedt door intrekking overeenkomstig artikel 4:48, lid 1 dan wel artikel 4:50 Awb.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening

Het besluit tot subsidieverlening wordt genomen voorafgaand aan de realisering van de te subsidiëren activiteit en geeft de subsidieontvanger een voorwaardelijke aanspraak op subsidie. Dit betekent dat de subsidieontvanger het subsidiebedrag zal krijgen indien hij de activiteiten op de juiste wijze verricht en zijn verplichtingen nakomt. Na afloop van de activiteit wordt de subsidie vastgesteld, waarmee een definitieve aanspraak op subsidie bestaat.

Artikel 10 Aanvrager

Alleen een deelnemende gemeente kan subsidie aanvragen. Het is mogelijk dat een gemeente samenwerkt met een privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijk persoon, mits met het project een regionaal maatschappelijk belang is gemoeid.

Artikel 12 Beoordeling en eisen activiteit

De activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, wordt getoetst door het Bestuurlijk Overleg Groen. Het Bestuurlijk Overleg Groen wordt gevormd door de portefeuillehouders groen van de deelnemende gemeenten. De voorzitter van het BO Groen is de portefeuillehouder groen van het Stadsgewest Haaglanden. Het BO Groen gebruikt het groenbeleid als toetsingskader.

Artikel 13 Nadere regels

Het dagelijks bestuur kan indien gewenst in nadere regels nadere eisen vastleggen voor het verstrekken van subsidie.

Artikel 14 Subsidiabele kosten en subsidiepercentage

Alleen de noodzakelijke kosten van de activiteit komen voor subsidie in aanmerking, zo bepaalt ook artikel 4:46, lid 3 Awb. De beheerkosten komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 16 Inhoud van de beschikking

In dit artikel is bepaald welke elementen het besluit tot subsidieverlening moet bevatten, welke zijn ontleend aan de artikelen 4:30 en 4:31 Awb.

Artikel 17 Staatssteun

Voorbeelden van vrijstellingsverordeningen zijn de de minimis-verordening en de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 18 Afwijzing van de aanvraag

Dit artikel bevat de weigeringsgronden waarop een aanvraag tot subsidieverlening kan worden geweigerd. Artikel 4:25 Awb betreft de overschrijding van het subsidieplafond. In artikel 4:35 Awb is een aantal weigeringsgronden opgenomen: de activiteiten zullen niet (geheel) plaatsvinden, onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt die tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, de aanvrager failliet is verklaard.

Artikel 19 Voorschot

De subsidieverlening geeft nog geen recht op uitbetaling van het subsidiegeld, maar een voorschot is onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt in het artikel omschreven.

Hoofdstuk 5 meerjaren investeringsprogramma

Dit hoofdstuk biedt het dagelijks bestuur de mogelijkheid om op enig moment met een meerjaren investeringsprogramma te werken. Hiervoor moet het dagelijks bestuur dan tijdig een toepassingsbesluit nemen. Het voordeel van een meerjaren investeringsprogramma is dat initiatiefnemers meer zekerheid hebben op de financiering van een (boven) regionaal groenproject. Hierdoor wordt het mogelijk om grote groene ambities tot uitvoering te brengen.