Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deelgemeente Amsterdam - Centrum

Procedure planschadevergoeding stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieDeelgemeente Amsterdam - Centrum
Officiële naam regelingProcedure planschadevergoeding stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006
CiteertitelProcedureregeling planschadevergoeding van het stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006
Vastgesteld doorgedelegeerde functionaris
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpRuimtelijke ordening, grondbeleid en bouwen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is ingetrokken per 16 juni 2009, maar blijft in bepaalde gevallen gelden; zie hiervoor de toelichting bij de Procedureverordening voor advisering in planschade voor stadsdeel Centrum 2009.

Geconsolideerde versie (art. 1 sub f 'tenzij een andere commissie wordt aangewezen' toegevoegd)

Oorspronkelijke versie (06/2134, Boek der besluiten 4 april 2006) geldt miv 4 april 2006

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Boek der besluiten van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum, 23 oktober 2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de ruimtelijke ordening, artt 49 en 49a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-10-200716-06-2009nieuwe regeling

23-10-2007

Boek der besluiten van het dagelijks bestuur van het Stadsdeel Amsterdam-Centrum, 23 oktober 2007

07/9464

Tekst van de regeling

inhoud

Artikel 1: begripsbepalingen

De regeling verstaat onder:

  • a.

    planschade: schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);

  • b.

    planologische maatregel: de bepalingen van een bestemmingsplan, dan wel het besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 of 19 WRO, dan wel een van de andere in artikel 49 WRO genoemde schadeoorzaken;

  • c.

    aanvrager: degene die een aanvraag om vergoeding van planschade indient;

  • d.

    het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Amsterdam-Centrum;

  • e.

    derde-belanghebbende: degene als bedoeld in artikel 49a WRO, die heeft verzocht om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien of te wijzigen, dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld in artikel 31a of 31b WRO, en die met het stadsdeel een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of gedeeltelijk voor zijn rekening komt de schade die rechtsstreeks haar grondslag vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager vergoeding vraagt;

  • f.

    commissie: de bij besluit van 4 april 2006 door het Dagelijks Bestuur ingestelde schadebeoordelingscommissie, tenzij een andere commissie wordt aangewezen.

  • g.

    drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 49, derde lid WRO.

Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst

  • 1. Een aanvraag om vergoeding van planschade wordt bij het Dagelijks Bestuur ingediend met gebruikmaking van een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld formulier.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarmee de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk medegedeeld aan de aanvrager. Van de aanvraag wordt een afschrift toegezonden aan de derde-belanghebbende.

  • 3. In de mededeling van ontvangst wijst het Dagelijks Bestuur de aanvrager erop dat voor het behandelen van de aanvraag een drempelbedrag verschuldigd is en deelt hem mede dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling op de rekening van het stadsdeel moet zijn gestort.

Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager.

Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, derde lid, genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het Dagelijks Bestuur de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de aanvrager in verzuim is geweest.

Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.

  • 1. Het Dagelijks Bestuur wijst de aanvraag binnen acht weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst af, indien sprake is van kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid van de aanvraag.

  • 2. De termijn van acht weken kan een keer met ten hoogste vier weken worden verlengd.

Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking

  • 1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan artikel 3 of artikel 4 verstrekt het Dagelijks Bestuur uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 4 bedoelde termijn opdracht aan de commissie om ter zake van de aanvraag advies uit te brengen.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur zendt de aanvrager een afschrift van het besluit als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6: Werkwijze van de schadebeoordelingscommissie.

  • 1. De commissie stelt de aanvrager, de derde belanghebbende en het Dagelijks Bestuur in de gelegenheid om naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag om vergoeding van planschade.

  • 2. Van een mondelinge uiteenzetting door de aanvrager, de derde-belanghebbende en de vertegenwoordiger van het Dagelijks Bestuur wordt een samenvatting gemaakt. De samenvatting wordt opgenomen in het advies.

Artikel 7: Advisering

  • 1. De commissie onderzoekt of de aanvrager ten gevolge van de planologische maatregel planschade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd.

  • 2. De commissie brengt binnen zestien weken na ontvangst van de opdracht een schriftelijk en gemotiveerd concept-advies aan het Dagelijks Bestuur uit omtrent de gegrondheid van de aanvraag en de hoogte van de te vergoeden schade.

  • 3. Van een overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn stelt de commisssie het Dagelijks Bestuur schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen zij het concept-advies zal uitbrengen.

  • 4. De commissie zendt een afschrift van het concept-advies aan de aanvrager en de derde belanghebbende.

  • 5. De commissie stelt het Dagelijks Bestuur, de aanvrager en de derde belanghebbende in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van het concept-advies schriftelijk een reactie daarop ter kennis van de commissie te brengen.

  • 6. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties brengt de commissie binnen vier weken na verloop van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het Dagelijks Bestuur. Zij kan de termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging zij mededeling doet aan het Dagelijks Bestuur.

  • 7. Indien niet binnen de in het vijfde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de commissie binnen twee weken na verloop van deze termijn een definitief advies uit aan het Dagelijks Bestuur.

  • 8. De commissie zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derde-belanghebbende.

Artikel 8: Besluit van het Dagelijks Bestuur.

  • 1. Binnen acht weken na ontvangst van het advies beslist het Dagelijks Bestuur op de aanvraag om vergoeding van planschade.

  • 2. Het Dagelijks Bestuur kan deze termijn een keer met ten hoogste vier weken verlengen.

Artikel 9: Uitbetaling.

Indien het Dagelijks Bestuur een vergoeding van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager aangegeven rekening direct na het onherroepelijk worden van dit besluit.

Artikel 10: Slotbepalingen.

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 4 april 2006.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als "Procedureregeling planschadevergoeding van het stadsdeel Amsterdam-Centrum 2006".

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: begripsbepalingen.

Commissie.

De Awb bevat in afdeling 3:3 regels inzake advisering. Artikel 3:7 Awb bevat bijvoorbeeld het voorschrift dat het bestuursorgaan aan de adviseur de gegevens ter beschikking stelt die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak. Bij onze opdrachten zullen wij de schadebeoordelingscommissie de nodige informatie verstrekken.

Derde-belanghebbende.

Het kan zijn dat de gemeente met de verzoeker van planherziening of planvrijstelling een overeenkomst heeft gesloten ter compensatie van de door de gemeente eventueel toe te kennen vergoeding van planschade als gevolg van de gevraagde planologische maatregel. Deze verzoeker wordt in artikel 49 a WRO aangemerkt als belanghebbende bij een besluit op een aanvraag om vergoeding van planschade ter zake van deze planologische maatregel. In aansluiting op deze bepaling krijgt de verzoeker in de procedureregeling gelegenheid tot inspraak bij de voorbereiding van het gemeentelijk besluit ter zake van de planschadeclaim.

Artikel 2: Indiening van de aanvraag en mededeling van ontvangst.

Lid 1.

Vast moet staan dat het binnengekomen schrijven een aanvraag bevat om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 WRO en dat daarbij tevens wordt voldaan aan de vereisten van artikel 4:2 Awb: de aanvraag moet worden ondertekend en ten minste bevatten: naam en adres van de aanvrager, de dagtekening en aan aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

Aanvrager moet gebruik maken van een door het Dagelijks Bestuur vastgesteld formulier volgens bijgevoegd model. Daarin moet aanvrager onder meer ook aangeven welke van de in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregelen volgens hem oorzaak zijn van schade.

Volgens artikel 4:2, tweede lid, en artikel 4:5 Awb heeft het bestuursorgaan de mogelijkheid om later aanvulling van de aanvraag te verlangen. De wet noemt daarvoor geen termijn. Dit betekent dat het Dagelijks Bestuur op elk moment tijdens de behandeling van de aanvraag alsnog kan besluiten tot het laten aanvullen van de aanvraag, indien blijkt dat bepaalde belangrijke gegevens ontbreken.

Lid 2.

Registratie van de datum van ontvangst van de aanvraag is van belang voor de bepaling van de wettelijke rente over de uit te keren schadevergoeding en voorts in verband met de verjaringsregeling in het nieuwe artikel 49 WRO: een aanvraag om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49, eerste lid, onder a, b, c, of f, moet worden ingediend binnen vijf jaar nadat de desbetreffende bepaling van het bestemmingsplan of het desbetreffende besluit onherroepelijk is geworden. Het is ons beleid de envelop met postzegel of poststempel te bewaren.

Lid 3.

Ter zake van een aanvraag om vergoeding van planschade is een drempelbedrag verschuldigd. De wet bepaalt dat teruggaaf wordt verleend indien op de aanvraag geheel of gedeeltelijk positief wordt beslist.

Artikel 3: Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager.

Deze bepaling is direct ontleend aan artikel 49, derde lid WRO. In uitzonderlijke gevallen kan worden geoordeeld dat aanvrager inderdaad niet in verzuim is geweest, bijvoorbeeld als het Dagelijks Bestuur de mededeling van ontvangst per abuis verkeerd heeft geadresseerd. Als dit blijkt, kan het Dagelijks Bestuur zijn besluit tot niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager herzien.

Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid.

Volgens vaste rechtspraak moet de gemeente bij de behandeling van aanvragen om planschadevergoeding objectief en deskundig advies inwinnen, behoudens uitzonderingsgevallen dat de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of ongegrondheid direct moet worden afgewezen. Overeenkomstig de rechtspraak geeft artikel 4 aan dat het Dagelijks Bestuur in dergelijke gevallen een aanvraag kan afwijzen zonder advies in te winnen. Zo'n afwijzing zal slechts in bijzonder duidelijk liggende gevallen verantwoord zijn; daardoor worden onnodig werk en onnodige kosten voorkomen. 

Tegen de achtergrond van de bestaande jurisprudentie en voorts de in artikel 49 WRO opgenomen nieuwe verjaringsregeling kunnen vermoedelijk de volgende voorbeelden worden genoemd van situatie waarbij directe afwijzing van de aanvraag voor de hand ligt:

- De aanvrager is geen belanghebbende in de zin van artikel 49 WRO;

- De gestelde schade, indien en voorzover al aanwezig, vloeit niet voort uit de door de aanvrager vermelde planologische maatregel en evenmin uit een andere in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, maar kan slechts het gevolg zijn van een andere oorzaak dan de in artikel 49 WRO genoemd, zoals een gemeentelijk structuurplan, een gemeentelijke structuurvisie, een gemeentelijk verkeersplan of een niet-gemeentelijke planologische maatregel.

- De gestelde schade kan weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde planologische maatregelen of een andere in artikel 49 WRO genoemde planologische maatregel, maar deze maatregel is nog niet van kracht geworden.

- De gestelde schade kan weliswaar het gevolg zijn van de door de aanvrager vermelde planologische maatregel of een andere in artikel 49 WRO, eerste lid onder a, b, c of f, genoemde planologische maatregel, maar deze oorzakelijke planologische maatregel is vijf jaar of langer geleden, gerekend vanaf de datum van indiening van de aanvraag, onherroepelijk geworden.

In deze voorbeelden wordt ervan uitgegaan dat het Dagelijks Bestuur een eventuele vermelding door de aanvrager van de verkeerde planologische oorzaak ambtshalve converteert in de vermelding van de juiste planologische oorzaak, vermeld in artikel 49 WRO, indien zodanige oorzaak tenminste aan de orde is.

Een eventueel verkeerde oorzaakvermelding kan in deze situatie derhalve niet direct leiden tot afwijzing van de claim. Stel bijvoorbeeld dat iemand een schadeclaim indient op grond van een bestemmingsplan, terwijl de gestelde schade in werkelijkheid slechts het gevolg kan zijn van een projectbesluit ex artikel 19 WRO, dan zal het Dagelijks Bestuur de claim als zodanig beschouwen en behandelen.

Artikel 5: Besluit tot opdrachtverstrekking.

Het Dagelijks Bestuur schakelt de onafhankelijke commissie in om een zo goed mogelijk en zo objectief mogelijk advies te krijgen over de vraag of er inderdaad sprake is van schade ex artikel 49 WRO en vervolgens over de omvang van de schadevergoeding.

Artikel 6: Werkwijze van de commissie.

Het horen van de aanvrager, de eventuele derde-belanghebbende en het Dagelijks Bestuur kan naar keuze gescheiden of gezamenlijk plaatsvinden. Voorts zal de commissie zo nodig de situatie ter plaatse opnemen.

Artikel 7: Advisering.

In dit artikel wordt met name geregeld dat de commissie aan de aanvrager, de derde-belanghebbende en het Dagelijks Bestuur inzage geeft in het concept-advies met mogelijkheid tot reageren. Opbouw en volgorde van het advies kunnen aan de commissie worden overgelaten.

Artikel 9: Besluit van het Dagelijks Bestuur.

Het Dagelijks Bestuur dat voornemens is een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, behoeft de aanvrager, naar mag worden aangenomen, niet te horen: zie artikel 4:12 Awb op grond waarvan geen hoorplicht geldt bij beschikkingen van financiële aard.

In het tweede lid is een verlengingsmogelijkheid opgenomen, indien de termijn in het eerste lid onverhoopt niet gehaald kan worden. Bij ingewikkelde aanvragen of verschillende zienswijzen kan verlenging noodzakelijk zijn.